zuster felicitas en de fi. Philippus nerius.
182
HET HAAGSCHE MANNENZANG-KWARTET „CECILIA":
«lit kwartet dat in zijn tweejarig bestaan zich in Katholieke kringen
-toote bekendheid en sympathie wist te verwerven, voornamelijk door
/.ieh ten dienste te stellen van de Charitas, werd opgericht door vier
leden van het zangkoor der kerk van het H. Hart, en behaalde bij zijn
veelvuldig optreden steeds veel succes.
(Foto C. J. L. VERMEULEN, Den Haag—Utrecht.)
3.)
„Goede, heilige Philippus," bad zij dien avond, „ge hebt in uw leven
zeker van een grap gehouden en als ge mij, oud mensch, nu eens voor
het lapje hebt willen houden, is dat een groote eer voor mij, maar
laat het klooster er nu geen schade van hebben. Ge weet wel hoe lang
zaam het geld inkomt en hoe snel het weer wegvliegt, vooral bij het
bouwen. Zorg er nu voor, dat wij een goeden koop sluiten met den man,
hij moge zijn wie hij wil. We koopen den man niet, maar zijn grond,
eu ge zult zelf het beste weten, waarom ge juist hem op uw feestdag
hebt gezonden."
Toen bad zij nog lang en in het bijzonder daarvoor, dat de priorin
genegen zou zijn den koop te sluiten.
En zoo gebeurde het, dat tot veler verwondering het terrein ge
kocht werd. Dit alleen had de priorin gedaan, dat zij door bemidde
ling van den biechtvader een advocaat opdroeg een koopcontract te
maken, waaruit duidelijk bleek, dat het terrein met alles wat er op en er
in mocht zijn, aan de zusters zou behooren.
Toch bleek het geen voordeelige koop te zijn geweest, want toen het
opruimings- en graafwerk begon, bleek het, dat men den grond diep
moest uitgraven. Wie hierbij een nieuw arbeidsveld voor zijn bemoeiin
gen vond, dat was de kleine Camillo, die dag aan dag op het terrein
was en zich verdienstelijk maakte voor arbeiders en opzichters, wat
hem nog al eens een soldo in den zak bracht, maar ook vooral daardoor,
dat hij zijn oud-tante in het klooster eiken avond verslag uitbracht over
de vordering van het werk, de vlijt der arbeiders en over alles wat hij
zag en hoorde.
Op zekeren dag het was in Februari verscheen Camillo 's mid
dags onverwachts in het klooster en bracht de tijding, dat men heel
diep in den grond een steenen Madonna had gevonden en opgegraven.
'De opwinding was algemeen; de biechtvader ging 's avonds de
vondst in oogenschouw nemen en constateerde, dat het wel geen Ma
donna, maar toch een antiek marmeren beeld was, dat men gevondeu
had en dat het zich nog in goeden staat bevond. Wat het voorstelde,
wist men niet; in elk. geval was het afkomstig uit den tijd van Chris
tus' geboorte. Op zijn raad werd het oude beeldhouwwerk in den
kleinen kloostertuin gebracht om wille der veiligheid, en spoedig
rees de vraag, wat het beeld wel voor een waarde zou hebben; allerlei
gissingen werden gewaagd, doch men verwachtte er niet veel van,
wijl het er zeer ruw en verweerd uitzag en bovendien met een harde
laag vuil overdekt was.
„Nu zal het ten slotte nog kunnen blijken, dat de H. Philippus ons
aan dezen koop geholpen heeft," zei de priorin. „Als wij zoo een4£aar
duizend lire voor het beeld konden krijgen, had zuster Felicitas toch
geiijk gehad."
De biechtvader lachte en zei„Als het eens een paar honderd lire
was, zouden we al blij mogen zijn. Er worden zooveel opgravingen ge
daan en op de duizend zijn er geen tien, die eenige waarde hebben. En
dan waar zal men een kooper vinden?* Opkoopeis zijn er genoeg,
maar die betalen zeer weinig."
„Dan zullen wij weer moeten bidden," zei zuster Felicitas. En dit
deed zij dan ook. Nu zei ze tot den H. Philippus:
„Het is een groote gunst geweest, die ge ons bewezen hebt, H. Phi
lippus, door ons aan een bouwterrein te helpen en nu nog dit opgegra-
\en beeld 1 Maar wij arme zusters hebben geen verstand van zulke
dingen. Dus, beste, heilige Philippus, voleindig nu wat ge begonnen
hebt en zorg, dat wij dat steenen heidensche vrouwenbeeld, wellicht is
het wel een afgodsbeeld geweest, voor een behoorlijken prijs kwijt
OUDHEIDKUNDIG MOOI IN DE STREEK:
het bekende trapgeveltje te Westerblokker, dat een der meest karak
teristieke geveltjes van de „Streek" siert, met den barmhartigen Sa
maritaan in het deurkozijn gesneden. Het is te hopen dat men er in
slaagt dit mooie stuk voor sloopershanden te bewaren als het ten
minste nog niet te laat is!
WELDADIGHEIDSBLOEMENDAG IN DUITSCHLAND
evenals in ons land op Juliana-dag, hebben de tuberculose-
bestrijders in Duitschland óók op verschillende plaatsen een
„bloemendag" gehouden ter verzameling van gelden voor de
tuberculosebestrijding. Onze foto is een aardige kiek uit Frie-
denauzelfs de voortijlende spoorwegman ontkwam er niet aau
de activiteit der bloemenverkoopsters.
raken." Een nadere afspraak wilde zij nu met den Heilige niet maken
wijl haar de vorige maal zoo wat aan het verstand gebracht was, dat
het nu juist niet bescheiden was den Heilige zoo ongeveer voor te
schrijven, dat hij op zijn naamfeest een verkooper zenden moest.
„Niet te haastig, niet overijlen, maar bedaard afwachten en kalm
overleggen; als dit oude marmer meer dan duizend jaren onder den
grond heeft gelegen, dan presseert het ook in het geheel niet om het
te verkoopen," had de biechtvader gezegd. Daar lag dus het marmeren
beeld rustig in den tuin van het klooster, en het kon daar rustig
blijven liggen, wijl het, ofschoon een vrouwenbeeld van heidenschen
oorsprong, niets aanstootelijks voorstelde.
Ook Camillo had „de Madonna" aandachtig beschouwd. Toen waren
in eens zijn oogen begonnen te schitteren. Hij voelde zich nu als .zaken
man" en wist, wat hij wilde.
„Als ik een kooper breng, wat verdien ik dan," vroeg hij met trotsch
zelfbewustzijn aan zijn tante Felicitas. De priorin, die er bij stond,
lachte en zei: „Natuurlijk, zonder u gaat het niet. Nu, ik beloof u één
procent van de opbrengst. Als ge ons een Engelschman of Amerikaan
brengt, die er vijfhonderd lire voor betaalt, krijgt gij er vijf."
„Ik zal er een brengen," riep Camillo met geestdrift.
Een kwartier later was hij reeds op weg naar het Ghetto. 1) Daar
kende hij een Joodsch koopman, een oud man met een langen, wit
ten baard, die den naam had van groote handelskennis te bezitten.
Ephraim had wel vijftig Romeinsche knapen in zijn dienst, die met
waslucifers, kleine snuisterijen, met „echte antiquiteiten" zooals aar
den lampjes, beeldjes, enz. te koop liepen en de vreemdelingen tracht
ten te bedriegen. Camillo had veel vrienden onder deze straatnegocian-
ten en was het liefst zelf ook bij Ephraim in dienst getreden, maar
dit hadden zijn moeder, zijn tante en de biechtvader weten te beletten,
wijl die zoogenaamde antiquiteiten alle valsch waren; de wasluci
fersdoosjes waren bovendien dikwijls met afbeeldingen versierd, die
„direct uit de hel_.kwamen", zooals zijn moeder zeide.
Spoedig vond hij een dezer bekenden en die bracht hem, nadat Ca
millo daarvoor een halven soldo geofferd had meer dan een kwar
tier hadden zij er over onderhandeld bij den ouden Ephraim.
Camillo verhaalde, dat er kort geleden een opgraving gedaan was,
1) De Jodenwijk in Rome.