ENCYCLIEK Z. H. PIUS X, BUITENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 3 Juni. VAN door de Goddelijke Voorzienigheid Paus. Aan, de patriarchen, primaten, aarts bisschoppen, bisschoppen en or- dinarissen, die in vrede en ge meenschap leven met den Apps- tolischen Stoel. Eerwaardige Broeders. i Heil en, Apostolischen Zegen. 'Reeds geruim en tijd is het U allehj, 'Eerwaardige Broeders, naar Wij meenen jwel voldoende bekend, dat in Portugal ,een zekere ongeloof elijike strooming heerscht met een ontzettenden nasleep ,Van, ongerechtigheden, ten doel hebben de de Kerk te onderdrukken. Want wie weet niet, dat van het loogeln! Wik af aan,, waarop de vorm van dien Jstaat veranderd werd, in een republiek, men aanstonds achtereenvolgens begon nen is zoodanige wetten uit te vaardigenl {waaruit een ingekankerde haat spreekt tegen dein Katholieken godsdienst? Wij hebben gezien, hoe met geweld de kloosterlijke orden werden uitgedre ven en voor het grootste gedeelte op jwreede en onmensehei ijlke wijze over de Portugeesche grenzen werden gezel. Wij hebben gezien, hoe, met de kwaadaar dige bedoeling om het geheele burger lijke leven te ontkerstenen en in de be- {weging van dat gemeenschappelijke le ven geen enkel spoor van godsdienst te laten voortbestaan, de feestdagen der Kerk uit de rij der feestdagen werden geschrapt, hoe het godsdienstig karakter aan den eed werd ontnomenhoe met snelheid de wet op de echtscheiding Werd ingevoerdhoe het onderwijs in ide christelijke leer van.de openbard scho len werd uitgesloten. Ten slotte om over an.de; e dingen niet uit te wijden hebben wij aanschouwd met welk een 'hevigheid de bisschoppen vervolgd en twee hunner zeer voortreffelijke man- hen die van Porto en vani Beja, man nen, eerbiedwaardig om hun ongerep- «ten, levenswandel en hun groote verdien sten jegens het vaderland en de Kerk van. den zeiel hunner eere werden ver- dreven,. Gij weet, hoe, terwijl de nieuwe bestuurders van Portugal zoovele en zoo booze voorbeelden gaven van hartstoch telijke willekeur, de Apostolische Stoei zich tegenover hen geduldig en gematigd gedragen heeft. Met de grootste omzich tigheid hebben Wij gemeend, ervoor zorg 'te moeien dragen, dat Wij niets deden, hetwelk een. vijandig karakter kon dra gen, tegenover de republiek. Wij koesterden immers een zeke.e hc-op, dat deze mannen éénmaal tot be tere 'gedachten zouden komen en tön slot te aan, de Kerk voldoening zoudenl schenken voor het haar aangedaan on recht. Doch Onze verwachting werd ten eenenmale bedrogenwant zie, als be kroning van hun noodlottig werk vaar digen. zij de allerslechtste en allerver- werpelijkste wet uit betreffende de Scheiding van Kerk en Staat. Het toe brengen van deze wonde aan den katho lieken godsdienst, een wonde, zoo diep en, zoo sche.ineird wat haar rechten en waardigheid betreft, mogen, Wij krach tens 'Ons Apostolisch ambt niet lijdzaam dulden, en stilzwijgend laten geschie den. Daarom richten wij Ons in dezen brief 'tot U, eerwaardige Broeders, en, •Vestigen Wij op het onwaardige van deze daad de aandacht van heel de Christenwereld. Allereerst blijkt, dat de wet, waarover wij spreken, iets ongerijmds en monster achtigs 'is daaruit, dat zij de gemeenschap Onze Wetgeving, Het Eedsvraagstuk. Het wetsontwerp, waarover de Twee de Kamer 'thans bezig is te beraadslagen1, is volgens zijn strekking een noodwet en beslaat slechts enkele artikelen. De indiening ervan was noodzakelijk ge worden door een beslissing van den Hoo- gen Raad van 23 Mei 1910. Tot dan toe had de regel gegolden, dat de getuigen in civiele en strafproces sen zworen op de gebruikelijke wijze en er werd geen onderscheid gemaakt of zij al dan niet tot een kerkgenootschap behoorden. De Hooge Raad nu stelde in zijn bo venbedoeld arrest vast, dat getuigen den eed' moeten afleggen naar den vorm, in hun kerkgenootschap door leer of ge bruik voorgeschreven. Deze beslissing gaf een ieder vrijheid om zich aan het afleggen van den eed te ontti :kken door'een eenvoudig beroep op het feit ,dat men niet tot eenig kerkge nootschap behoort of dat het kerkgenoot schap geen vonn van eedsaflegging kent. Minister Regout moest dientengevolge in deze leemte door een voorloopige wets^ aanvulling voorzien en hij deed zulks door op 7 October 1910 bij de Tweede Kamer een wetje in te dienen, beoogende: lo. een eedsformulier vast te stellen; 2o. aan hen, die niet tot een kerkge nootschap behooren toe te staan, in proclameert als los van, den godsdienst, alsof niet van Dengen e, Die de Schepper en, de Instandhouder is van alle dingen, zoowel de menschen afzonderlijk als elke vereeniging 'en gemeenschap van mein- schen, afhankelijk iseveneens daaruit, dat 'zij Portugal losmaakt van, het belij den, van dien katholieken godsdienist; van, dien godsdienst, zeggen wij, die van' dit volk steeds de grootste kracht en, heft grootste sieraad heeft uitgemaakt en, die beleden, 'wordt door bijna alle inwoners. Doch dit daargelaten,: men heeft nu een maal 'een, zoo hechte vereeniging tus schen 'Staat en Kerk, en die bevestigd was door een, plechtig verdrag, willen ontbinden. Eenmaal deze ontbind'ng aangenomen, ware het zeker passend ge weest de Kerk vrijheid van beweging te laten, en toe te staan, dat zij gebruik maakte van, de algemeene vrijheid en het algemeen recht, waarvan ieder bur ger en elke achtbare vereeniging van' burgers gebruik maakt. Doch het tegen overgestelde is geschied. Want ofschoon deze wet den naam draagt van Schei- dinjgswet, beteekent zij in waarheid dit, dat zij de Kerk, wat de stoffelijke goe deren, betreft, berooft van alles, en haar in de uitoefening van haar heilige macht op het gebied der geestelijke dingert onderrdukt en overlevert aan de repu bliek als slavin. Op de eerste plaats, wat aanbelangt de uiterlijke dingen, scheidt de Portu geesche republiek zich in die mate van de Kerk, dat zij haar niets overlaat om voor de versiering van Gods Huis te zor gen,, de bedienaars van het heilige te on derhouden, en de veelvuldige plichten van naastenliefde en vroomheid te vervullen. Immers worden door deze wet aan de Kerk n«d alleen alle roerende en onroe rende goederen, welke zij op de meest wettige wijze verkreeg, ontroofd, maar haar wordt ook alle bevoegdheid ont zegd, om in de toekomst iets hoegenaamd in eigendom te erlangen. Er wordt wel bepaald, dat sommige leeken,corporaties het uitoefenen van dei eeredienst beheeren, maar men staat ver baasd over de bekrompenheid, waarmede de bevoegdheid wordt beperkt om dat geen in ontvangst te nemen wat voor dat doe! geschonken wordt. Bovendien wor den door de wet, welke bepaalt dat In haar naam niets van iemand mag geëischt wordenv kwijtgescholden en nietig ver klaard alle verplichtingen, welke op de katholieke burgers rustten en waaraan zij gewoon waren te voldoen, door bij wijze van subsidie of giften in de ker kelijke behoeften te voorzien. Het is waar, de wet laat toe, dat de Katholieken, door vrijwillige bijdragen den, goddei ijk en eeredienst bekostigen, maar zij gebiedt teven,s, dat het derde deel van, hetgeen aldus wordt samenge bracht, van, het geheel wordt afgenomen en, aan de burgerlijke instellingen van liefdadigheid wordt geschonken. Om de maat vol te maken,, wordt vastgesteld, dat krachtens deze wet de gebouwen, welke in, het vervolg verkregen of ge bouwd worden, met voorbijgaan van de wettige erfgenamen, aan den Staat over gaan. Nog veel ernstiger en veel verderfelij ker echter is deze caricatuur van eert S c h e i d i n, g s w e t. waar het zaken geldt, welke onmiddellijk onder de hei lige macht der Kerk vervallen en waar door, gelijk wij reeds zeiden, de Kerk tot een onwaardige slavernij gebracht wordt Op de allereerste plaats wordt de hiërarchie viol strekt niet erkend, als bestond ze niet. Wanneer nog melding gemaakt wordt van, de geestelijken, dan is het om hun, te verbieden, dat zij zich op een.igerlei wijze in de regeling van den heiligen eeredienst möngei. Ge heel die zorg ïs overgedragen aan ver- eenigingen van 1 e e ke n, welke inge steld zijn, of ingesteld zullen wordenl met een liefdadig doel en die geschoeid moeten worden op de leest van de bur gerlijke instellingen volgens bevel van' de Republikeinsche regeering, zoodat zij in geen enkel opzicht van de Kerk af hankelijk zijn. Wanneer er geschil oint- plaats van den eed een belofte af te leg gen, mits zij daarvoor redelijke gronden opgeven. Toen dit ontwerp verscheen, kwam hoofdzakelijk over het 2e punt de critiek los, waaruit maar al te duidelijk bleek, welk een netelig en ingewikkeld vraag stuk de eedsquaestie is. En 't behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de op volgende regeeringen gehuiverd hebben gevolg te geven aan den wensch der Ka mer, die in Dec. 1881 nu bijna 30 ja ren geleden een motie-Schaepman aan nam, waarin op de herziening der eeds wetgeving werd aangedrongen. ^Ironie van het lot": schreef de Ka tholieke Amsterdamsche hoogleeraar Struycken over het wetje-Regout „een Katholiek minister wordt geroepen het vrijzinnig beginsel tot zege te brengen." „En gegeven den feitelijken toestand, als die heden ten dage hier te lande is" aldus oordeelde een niet minder ge zaghebbend Katholiek jurist als mr. Le- deboer „zou ik meenen dat juist wat de Minister voorstelt, van Katholiek stand punt zeer aannemelijk is. Dezelfde tegenstrijdige opinies kwamen in het afdeelingsverslag van de Kamer aan den dag en met recht kon |de Mi- I nister in zijn Memorie van Antwoord neerschrijven tVIndien het de bedoeling der Kamer is geweest de Regeering te overtuigen van de moeilijkheid een bevredigende op lossing te vinden en van hfit ofltbrek,eo staat omtren,t de vereeniging, welke met deze instellingen alleen alles te zeggen geestelijken, en leek en, heizij tusschen de leek'en, onderling, dan moet de zaak' ter beslissing overgelaten niet aan de Kerk, maar aan, de Republiek, welke in deze instellingen alleen alles te zeggen heeft. Ja tot bij het regelen, van den goddelijken eeredienst toe duldt het be stuur der Portugeesche Republiek geen, inmenging1 van de geestelijkheid, zoodat duidelijk is voorgeschreven, en vastge steld, dat zij, die aan de bediening ver bonden zijn, niet bij de parochiale ziel zorg worden, ingedeeld of deel hebben in de administratie en het beheer der vereen,igingen, waarvan wij boven ge wag maakten een voorschrift, zóó onrechtvaardig e.i zóó onverdraaglijk, als er maar een kan uitgedacht worden, wijl het de geestelijkheid juist in die zaken,, waarin zij de eenige gezagheb bende is, ondergeschikt maakt g^n de le eken Het is nauwelijks gelooflijk, met wel ke banden de Portugeesche Scheidings- wet de vrijheid der Kerk aan, banden legt 0.i, omstrikt zóó strijdt zij, vol gens aller getuigenis, met de hedöndaag- sche instellingen en de erkende openba re vrijheden. ,in die mate is zij het men- schelijk en, burgerlijk recht onwaardig. Zóó is verboden, onder zware straffen, dat de bisschoppen, iets publiceeren of ook maar binnen de muren van den tem pel aan hei: volk bekend maken, zonder verlof van de Republiek. Bovendien is verboden, dat buiten de kerken, zonder voorafgaande aanvrage bij de Republi keinsche Regeering, welke plechtigheid ook gevierd worde, dat processies wor den. gehouden, of dat iemand het ge wijde kieed of den toog drage. Verder wordt verboden,, om niet alleen aan de openbare gebouwen maar ook aan de private huizen iets aan te brengen, wat aan, den godsdienst herinnert, terwijl al lerminst datgene verboden wordt wat de Katholieken kan 'beleedigen. Even min is het geoorloofd, een vereeniging op te richten, -.net een godsdienstig of liefdadig doeleinde, terwijl er volle vrij heid wordt gegeven, om op dezelfde plaatsen zulke genootschappen tot stand te brengen, welke met misdadige oog merken worden samengesmeed. Daarenboven, terwijl het ieder burger vrij staat, naar goedvinden over zijne zaken te beschikken', worden den Katho lieken, allerlei hinderlijke belemmerin gen,, tegen alle recht en billijkheid, in' den, weg gelegd om iets weg te schen ken tot de lafenis der afgestorvenen' en tot bekostiging van den eeredienst. Datgene, wat vroeger reeds vromelijk tot dit doeleinde gegeven was, wordt met verkracthin.g van testamenten en den laatsten Wil der schenkers, op schande lijke 0ii, heiligschennende wijze tot een ander gebruik bestemd. Vervolgens en dit is zeer wreed en ernstig aarzelt de Republiek niet, het terrein van het kerkelijk gezag te betreden en allerlei dingen voor te schrijven, welke, wijl zij op de heiiige hiërarchische orde betrek king hebben onder de voornaamste zor gen van de Kerk behooren: wij bedoelen het onderwijs en de opleiding der pries ters. Niel alleen, toch dwingt zij de toe komstige priesters, de studies, welke het theologische onderricht voorafgaan, af te maken, in staatsinrichtingen, waar de ongereptheid van het geloof, wegens den van God en Kerk vervreemden gees die er heerscht, aan de dreigendste ge varen is blootgesteldmaar de Repu bliek' mengt zich ook in het huiselijk le ven, en de lucht van de Seminaries en matigt zich het recht aan,, de leeraren aan, te wijzen, de boeken te keuren en de studies der clerici te regelen. Zoo wor den de verouderde bepalingen der Re- gul isten weer in eere hersteld. Wa ren deze vroeger reeds onduldbare be lemmeringen, toen Kerk en Staat nog vereen,igd waren, zijn zij thans, |iu de Staat met de Kerk niets wil te maken1 hebbenB niet bovendien tegenstrijdig en onzinnig? Wat te zeggen, van de onbeschaamd heid, welke deze wet er allereerst op inrichtte, om de zeden van de geestelijk heid te bederven en hen tot ontrouw aan hare geloften te bewegen? Want zij kent bepaalde pensioenen toe uit de schatkist aan degenen, die op bevel van den bisschop zich moeten onthouden van de heilige hediening en --zij begiftigd met bijzondere voorrechten die pries ters, welke, op de allerellendigste wij ze ontrouw worden aan hunne verplich tingen, her wagen een huwelijk aan te gaan en, het walgt Ons dit te vennel- den, zij strekt dezelfde voorrechten op heiligschennende wijze tot de vrouw en de kinderen, indien zij hen overleven. Ten, slotte zou het nog weinig be teeken,en, dat de republiek aan de Kerk van Portugalberoofd van hare goederen, een bijna slafelijk juk oplegt, indien zij ook niet ernaar streefde haar zooveel mogelijk uit den schoot der katholie ke eenheid en uit de omhelzing der Kerk van Rome te ontrukken en daar door te verhinderen, dat de H. Stoet zijn gezag doet gelden over en zijn zor gen, aanwende ten bate van Portugals geestelijke belangen. Krachtens deize wet mogen zelfs de voorschriften van den' Paus van Rome niet worden openbaar gemaakt, tenzij daartoe vain overheids wege verlof is verleend. Eveneens is het aan ee.i priester, die aan eenige hooge- school, gesticht vanwege den H. Stoel, academische graden heeft behaald in de. gewijde wetenschappen, al heeft hij ook zijn theologische studie tehuis verricht, niet geoorloofd de heilige bediening uit te oefenen. Wat de republiek daarmede bedoelt, is duidelijk: n.l. bewerken dat jeugdige geestelijken, die verlangen zich te'bekwamen en te volmaken in de meest verheven studievakken, met dit'doel niet heenkomen naar deze stad, den zetel der Katholiciteit; waar zeker, meer dan el ders, de geesten bevestigd worden in de ongerepte waarheid der christelijke leer en in de oprechte liefde en trouw je gens den Apostolischen Stoel. Deze din gen andere die zeker niet minder ongerechtigheid in zich bergen, buiten' bespreking gelaten zijn de voornaam ste punten van deze goddelooze wet. Vandaar dat het besef van Ons Apos tolisch ambt Ons aanspoort, tegenover zooveel ongerechtigheid en vermetelheid van, Gods vijanden, de eer van den gods dienst ten krachtigste te verdedigen, en de heilige rechten der Katholieke Kerk te beschermen,; vandaar dat Wij de Portu geesche wet betreffende de Scheiding van Kerk en Staat, een wet, die God veracht en de katholieke geloofsbelij denis verwerpt; een wet, die plechtig aangegane verdragen tusschen Portugal en den Apostolischen Stoel, verbreekt met verkrachting van het natuurrecht en het volkenrechteen wet, die de Kerk hindert in het aller in het allerrechtviaar- gist bezit van hare eigendommen; die de vrijheid zelve der Kerk onderdrukt en de Goddelijke instellingen omverwerpt; die ten slotte de majesteit van het Ro- meinsche pontificaat, de bisschoppelijke waardigheid, de geestelijkheid en het volk van Portugal en dienvolgens al de Katholieken, van de geheele we;e!d be- leedigt en, smaadt, dat Wij deze wet krachtens Ons apostolisch gezagbrand- merken, veroordeelen en verwerpen1. Terwijl Wij ons luide beklagen over een dusdanig uitgevaardigde, bekrachtigde en openbaar gemaakte wet, en tegen al len., die van deze zaak de aanstichters of daaraan, medeplichtig zijn geweest, een, krachtig protest doen hooren, ver klaren Wij tevens, dat al wat daarin te gen de onschendbare rechten der Kerk is bepaald, nietig en zonder recht is en als zoodanig moet worden beschouwd. Voorzeker deze allermoeilijkste tijden, waardoor Portugal, n,a de openlijke oor logsverklaring aan den godsdienst, be zocht wordt, baren, Ons groote zorg en droefheid. Wij betreuren bij het zien van al de kwalen, welke een Ons zoo dier baar volk drukkenwij zijn beangstigd in ahvachtn.ig van de nog verschrikkelij ker dingen, die hetzelfde volk bedreigen, tenzij degenen, 'die het bestuur voeren, tot hun plicht terugkeeren. Maar Eet> waardilge Broeders, die de Kerk vai* Portugal bestuurt, uwe uitstekende deugd is Ons bekend; bekend is Ons ook de Vurigheid en den ijver van Uwe/ geestelijkheid, welke daaraan beant woordt zij 'troosten ons zeer en geven/ ons goede hoop, dat, met Oods hulp, itj dat land de zaken nog eens eeni beteren/ keer nemen. Want, toen gij onlangs mefj verontwaardiging openlijk en vrijmoedig die goddeloze 'scheidingswet ver worpen hebt, Was het stellig niet met het oog fop tijdelijk voordeel of eigert veiligheid maar 'ter wille van uw gewe ten en -uwe waardigheid. Dit dreef U, ook, toen gij eenstemmig getuigd hebt;- liever door bet verlies van uwe goede ren de vrijheid van uw ambt te willen' koopen, dan in schandelijke slavernij uw| brood te eten; toen gij geweigerd hebt om voor Welk' geweld en bedreiginjgenl uwer vijanden ook de gemeenschap met den. Roomschen Opperpriester te ver breken. Weet en het zij u allen tot troost, dat al die schitterende voorbed* den„ van geloof, standvastigheid ear grootmoedigheid, welke gij bij het aan schouwen der Kerk gegeven hebt, zoo wel U tot eer als het geteisterde Por tugal tot voordeel strekken. Daarom gaat voort te 'ijveren,, naar UW1 krachten, opdat 'gij de zaak van den' Godsdienst, waarmede bet ware heil vart het gemeenschappelijk Vaderland nauw! samenhangt, bevestigd 'maar zorgt in al les, dat <èn gij-zelve èn het christelijk/ volk met u en. ook alle overigen, de hoog ste overeenstemming en eendracht be waart en 'ijverig versterkt met den Stoel' van den 'Heiligen Petrus. Want de samenstellers van de heilloo- ze wet stellen zich voor, wat wij het hunl gezegd hebben: "zij willen de Kerk van' Portugal, die 2ij willen berooven en plunderen, niet'scheiden van de Re publiek, zooals zij het willen beschouwd zien, maar van den Plaatsbekleeder vart Jesus Christus. Wanneer gij ïi met aller hulp erop! toelegt, zulke misdadige plannen der menschen te bestrijden en u er tege.i te verzetten, zult 'gij de moeilijkheden, waar in het 'Katholieke Portugal verkeert, overwinnen. Wij intusschen .zullen, met de bijzon dere liefde, waarmede Wij U beminnen, den Almachtigen God bidden, opdat hij uw ijver en. toewijding gunstig zij. U, Katholieken, bisschoppen Van de overi ge geheele Wereld, vragen Wij, dat gij dezen, zelfden 'plicht zult vervullen voor uwe broeders 'in, Portugal, die in zoo" benarde omstandigheden Verkeereïi. Als onderpand der goddelijke welda den, en als getuigenis van Onze welwil lendheid, geven Wij U allen, Eenvaar- digen Broeders, en de geestelijkheid en' het vol'k on.zen Apostolischen zegen. Gegeven, te Rome, bij Sint Pieter, deti 24en Mei, op het feest van Maria, onze Heilige Meesteres, de beschermster der Christenen, in het jaar 1911, het achtste van ons Pausschap. PIUS X. De Week, Uit den aard der zaak, waar Z. H. Ide Paus er met zijn jongste encycliek als met een dreigenden vinger heen wijst, richten wij het eerst onze blikken of liever houden wij ze nog steeds gevestigd op het ongelukkige Portugal. En waar we de oogen heenslaan zien we slechts on heil en bederf. Na reeds eenige maanden bestaan heeft de nieuwe republiek nog in niets getoond vast op eigen been én te kunnen staan en slechts door een tlic- tatorisch optreden is het der voorloopige regeering gelukt zich door de verkiezin gen een absolute overmacht te verschaf fen, welke schijn van macht de mogend heden er niet toe kal verlokken de repu bliek als zoodanig te erkennen. Behalve Engeland dat natuurlijk er een slaatje beid. Aan, de godsdienstige overtuiging alléén, is te danken, dat ten aainizien/ van, bepaalde geloovigen een verklaring on,der eede méér waarborgen biedt voor de waarheid dan, eene verklaring, door belofte versterict. Ook al is tegen, het spreken, van onwaarheid in beide geval len, door den Satat dezelfde straf be dreigd, de godsdienstige overtuiging zal' oorzaak zijn dat bij eene verklaring on der eede grooter kans op waarheid be staat. Een tweetal amendementen zijn naar aanleiding van dit wetsontwerp inge diend. Het eerste is van den liberalen; afgevaardigdemr. van Hamel, die aan de wet een, artikel wil toevoegen dat zij uiterlijk tot 1 Januari 1913 zal duren, om daardoor des te /neer het tijdelijk/ karakter van, den noodmaatregel te doen/ uitkomen. O.i. is dit een vrij overbodig amendement dat practisch niets betee- sing van het eedsvraagstuk kunnen bren gen en de fatale termijn zal van jaar tot jaar verschoven worden. „Beminnelijke parlemenaire naïveteit", zegt de „N. Ct" van mr. v. Hamei's voorstel. Mr. Troelstra wil de belofte voor» de ongeloovigen om het kort uit te drukken, en voor hen die gemoeds bezwaren hebben, weer in de wet bren gen. Ook dit amendement voorspellen wij weinig succes, omdat de Minister het niet kan aanvaarden, zonder zich aan de grootste inconsequentie schuldu^ te mak ca eener bepaalde overtuiging bij de Kamer zelve nog op dit oogenblik, dan moet de Mnister erkennen, dat dit doel met het voorloopig verslag is bereikt." De oppositie in de afdeelingen voerde vooral aan, dan het wetsontwerp verder ging dan met het karakter van een nood wet vereenigbaar is, en, terwijl inet de gemoedsbezwaren van de geloovigen te gen het afleggen van een eed geen reke ning werd gehouden, konden de ongeloo- vgien bij 't opgeven van redelijke gronden gedispenseerd worden. Dit onderscheid werd voor de geloovigen .krenkend ge acht en men zag voorts in dit voorstel een eerste stap naar geheele afschaffing van <ien eed. Ten slofte werden nog be zwaren geopperd tegen het artikel, dat den rechter bevoegd maakt over de re delijkheid der bezwaren tegen eedsafleg ging te beslissen. Ofschoon de Minister de critiek niet deelde en ze in zijn memorie uitvoerig weerlegde, meende hij toch, dat ongewij zigde handhaving van het ontwerp niet bevorderlijk kon zijn aan de spoedige totstandkoming van de meest noodige voorziening en in een gewijzigd ont werp bepaalde de Minister zich tot v a s t- stelling van het eedsformu lier. Maar teve»ns deelde hij mede bezig te zijn, het eedsvraagstuk in zijn geheelen ibmvang te onderzoeken en stelde hij zich een, regeling in de toekomst voor den geest, ypjgeri£ &eike de bglpite zal mp- gen, worden afgelegd door ieder, die verklaart gemoedsbezwaren, te hebben; tegen, de eedsaflegging, tenzij de rech ter de waarachtigheid van, deze verkla ring in twijfel trekt. Het gewijzigd ontwerp, dat 3 artike len, groot is, schrijft voor, dat hij, die ingevolge wettelijk voorschrift een eed aflegt, on,der het opsteken van de twee voorste vingers van zijn rechterhand zal zeggen,: „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig", i n, d i e n h ij niet aan zijn godsdie n stige gezindheid den plicht ontleent den eed op andere wijze te doen. Wij hebben, de slotwoorden gespa tieerd, omdat wij de beteekenjs ervan; nader willen toelichten. De Minister heeft door dezen slotzin duidelijk doen uitkomen, dat bij den vorm van deinl eed in, de eerste plaats rekening moet .worden, gehouden >?et df leer van het kerkgenootschap, waartoe de getuige be hoort. Slechts waryieer het kerkgenoot schap den vorm van den eed geheel in' het midden, laat gelijk b.v. bij de Ka tholieken het geval is zal het staats- formulier bindend zijn. Op principieel e gronden heeft de Mi nister in de Memorie van Anlhvoord» verdedigd, dat de vaststelling van de eedsformule allereerst taak der Kerk is. }De kracht van den eed ligt toch juist "hierin, dat hei afleggen van den eed een godsdienstige handeling is, die waar borg geeft voor het spreken van ,waar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5