Eind goed, al goed.
gingen
-Als
16)]
ij wees hun een troep mannen en vrouwen, die uit een
naburige straat kwamen en onder de tralievensters der
gevangenis bleven staan onder het brullen van een lied
tegen den koning en de koningin, waarin de beleedi-
met de liederlijkheden om den boventoon streden,
deze furiëi u hadden gehoord,'1 voegde hij er bij, ,,zou
het slecht met ons afgeloopen zijn
Gaston zweeg, maar toen hij het afschuwelijk refrein van het
lied hoorde, dat uitgebracht werd door deze bende, samengesteld
uit sansculotten en tricoteuses, voelde hij zijn toorn aangroeien.
Misschien zou hij zich niet hebben kunnen bedwingen, als zijn
metgezel hem niet had medegetrokken.
Uit dit voorval begreep Hervas, dat als zoo'ets zich weer in
hun bijzijn zou voordoen, Gaston gevaat liep zich zelf geen mees
ter te blijven, wat voor hen de noodlottigste gevolgen kon hebben
Dat was een reden ook voor hem om Parijs te willen verlaten
en naar een verblijf uit te zien, veiliger dan op dit oogenblik de
hoofdstad was. Toen hij zich evenwel zijn afsp aak met Bonnard
herinnerde, nam hij zich voor niet te vertrekken voor hij dezen
had ontmoet of de zekerheid had verkregen, dat de burgemees
ter niet komen zou.
Gaston verheugde zich over het
besluit van zijn vriend en langzamer
hand begon hij te kaJmeeren.
Wijl de avond begon te vallen
dachten zij er aan naar hun loge
ment terug te keeren.
Plotseling werden op het plein
der Bistille hun blikken getrokken
door een heel ander schouwspel.
Een troep vrijwilligers marcheerde
op het geluid van een trommel. De
troep was samengesteld uit een
honderdtal jonge mannen, die in de
kledingmagazijnen van den Staat
met de militaire uniform waren be
kleed en zich op weg begaven om
met eenige dagmarschen zich bij het
leger van het Noorden te vcegen.
Met het geweer op den schouder
en de driekleurige kokarde op de
chacot marcheerden zij in goede
orde voort onder het zingen van „le
chant du départ". Het lied klonk
ferm en welluidend; op de gelaats
trekken der vrijwilligers las men
vroolijkheid en geestdrift.
Gaston stond stil en greep Hervas
bij den arm. Ze bleven staan om
den troep te zien voorbijgaan, hevig
ontroerd door de geestdrift, die hun
tegenstraalde. Zij volgden het dap
pere troepje nog met de oogen tot
het aan het einde van het plein uit
hun oogen verdween.
Toen sprak Gaston tot Hervas:
„Gij zijt in verlegenheid, oude
vriend, om te beslissen waar wij
zullen heengaan, als wij Parijs ver
laten, en zooeven dacht ik nog zoo
als gij. Maar nu weet ik het. Deze
vrijwilligers wijzen mij op mijn plicht.
De veilige plaats die ge voor u en mij
zocht, heb ik gevonden. Ik ga in
in dienst."
„Bravo, mijn jongen," riep Hervas vroolijk. „Ik heb niet op dit
besluit willen aandringen, omdat ik begreep, dat ge uit u zeiven
er toe komen zoudt. Het bloed der Beau-Casque's heeft gesproken
en ik houd te veel van u om daar niet gelukkig en trotsch over
te zijn. Morgen zult ge dus soldaat worden, maar niet alleen."
„Wilt ge dan ook dienst nemen? Op uw leeltijd?"
„Wat komt mijn leeftijd er op aan, als ik de kracht eer jeugd
maar behouden heb? Maar ik ga niet om te strijden, maar om
aan de zieken en gekwetsten mijn zorgen te wijden. Ik zal niet
vergeten dat ik officier van gezondheid geweest ben en dat ik in
deze hoedanigheid den oorlog in Amerika heb medegemaakt in
de rangen der Fransche soldaten. Ik trek mijn uniform weer aan
en neem mijn instrumenten weer op ik zal aanvragen bij dezelfde
brigade te mogen dienen als gij en zoodoende zullen wij niet van
elkander gescheiden worden."
Eenige minuten waren voldoende geweest om dit besluit te
vormen en hun geheele stemming te veranderen. Te voren be
droefd en ter neer geslagen, waren ze nu vol vroolijken moed.
Zij vergaten Parijs n zijne gruwelen, de ellende der burgertwis
ten, al de verschrikkingen die sedert twee dagen hun oog en oor
hadden bedreigd. Eenmaal in het leger, zouden zij niets anders
zoeken dan roem en glorie voor het vaderland.
„Weet ge wie hiermede een streep door de rekening krijgt,"
vroeg Hervas lachende. „Kunt ge dit raden?8
Mgr. J. TACCI.
aartsbis°chop-tit. van Nicca, Nuntius Apostolicus bij het Bel
gische Hof, door Z. H. den Paus tevens benoemd tot Aposto
lisch Internuntius bij het Nederlandsche Hof.
Foto C. J. L. Vermeulen, den Haag—Utrecht.
het leger. Morgen ga ik
Gaston behoefde zich niet lang op het antwoord te bedenken.
„Dat zal Luyster wel zijn,*' zei hij.
„Ja, Luyster. Ik zou het gezicht van dien schelm wel eens wil
len zien, als hij hoort dat degenen die hij beschuldigt naar de
grenzen zijn vertrokken en tot de verdedigers der republiek behooren.
Onder deze gesprekken hadden zij hun logement bereikt.
Hier wachtte hun een verrassing. In hun afwezigheid was Bon
nard aangekomen en wachtte op hun terugkomst. Na de eerste
begroeting verhaalde hij hun dat een dag na hun vertrek uit
Hacquetot hij een oproeping had ontvangen zich zonder verwijl
naar Parijs te begeven om zich te rechtvaardigen omtrent de be
schuldigingen, die door Luyster tegen hem waren ingebracht.
„Ik ben onmiddellijk vertrokken en zooeven aangekomen," ze
Bonnard. „Morgen zal ik mij aanmelden en den ellendeling, die
het op mijn ondergang aanlegt, logenstraffen."
„Ge speelt gewaagd spel, buigemeester," zei Hervas, „ik heb
u reeds gewaarschuwd. De vriendschap waarmede ge mij vereerd
hebt, de belangstelling, die ge altijd getoond hebt voor mijn jon
gen vriend Gaston, zijn even zooveel redenen die Luyster zal
aanvoeren om u verdacht te maken.*'
Bonnard hoorde hem aan, ernstig en nadenkend. Maar de listige
uitdrukking, die zijn gelaat gewoonlijk vertoonde, werd duidelijker
en bewees, dat hij zich in staat achtte de aanklacht van Luyster
te ontzenuwen.
„Wat gij zegt is waar," antwoordde hij. „Ik heb u altijd als
vriend behandeld en sedert de jonge Beau-Casque wees werd,
heb ik als burgemeester van zijn
geboorteplaats het mijn plicht ge
acht bijzonder belang in hem te
stellen."
„Waarvoor ik u altijd dankbaar zal
zijn," viel Gaston op vasten toon in.
„Zoolang ik u ken," vervolgde
Bonnard, „zijt ge de gevoelens
waard, die ik u toedraag. En wat
u betreft, Hervas, ben ik niet de
eenige die zoo dacht. Ook de regee
ring deelde mijn meening, toen wij
na den brand der abdij u tot be
waker aanstelden. Ik weet niet, dat
ge sedert veranderd zijt, en als het
Luyster zou gelukken te bewijzen
dat ge der republiek vijandig ge
worden zijt en dat ge schuldig zijt
aan hetgeen hij u ten laste legt, het
zal hem niet gelukken te bewijzen
dat ik daaraan medeplichtig zou zijn
Tusschen het woord van een schelm
als hij en dat van een goed patriot
zooals ik zal het comité niet aar
zelen, te meer wijl ik mij te Rouaan
voorzien heb van papieren die mijn
naam als goed burger bevestigen."
Bonnard haalde een pak papie
ren uit den zak, dat hij hun toon-
de, zeggende:
„Ziehier mijn verdediging. En
dan, ge weet," ging hij lachend voort,
„dat ik in staat ben u geheel te
verloochenen. Wij Normandiërs ver
staan de kunst om een beetje co-
medie te spelen."
„Nu," antwoordde Hervas, „als
ge besloten zijt, ons beiden aan ons
lot over te laten, ben ik gerust.
Zoek ons niet te verdedigen, burge-
gemeester, dring aan op onze gevan
genneming als uw belang dit mee
brengt, onze maatregelen zijn getroffen om elk gevaar te vermij
den. Men kent ons verblijf te Parijs niet en zal ons dus te Hac
quetot gaan zoeken. Dit zal tijd kosten en wij zullen al onze
maatregelen genomen hebben eigenlijk is dit reeds gebeurd."
„Hoe is dit dan gebeurd," vroeg Bonnard.
iZal ik het zeggen," vroeg Hervas aan Gaston.
„Neen," antwoordde de jonge man op levendigen toon.
„Laat het een verrassing blijven voor morgen."
Bonnard trachtte te vergeefs het te weten te komen. De beide
vrienden bleven ondoorgrondelijk, zoodat hij zich tevreden moest
stellen met te wachten tot den volgenden dag om het raadsel
achtige in hun woorden te begrijpen.
In den nacht die nu volgde kon Gaston den slaap niet vatten.
Zijn hoofd was te vol van de nieuwe loopbaan, die hij zou be
ginnen. Kort te voren had hij in de courant het verhaal gelezen
van den slag bij Valmy en zonder toen nog het verlangen te
koesteren het voetspoor der helden te volgen, die den Franschen
wapenen de overwinning hadden bezorgd, had hij toch hun hel
dendaden in zijn geheugen bewaard. Deze kwamen nu weer in
zijD herinnering en spoorden hem aan hun voorbeeld te volgen
en zich hunner waardig te toonen, waardig ook zijn voorvaderen,
wier stem hij meende te vernemen om zijn besluit goed te keuren.
„Welnu,8 vroeg Hervas hem, „is uw besluit nog hetzelfde als
gisteren ?8
„Volkomen hetzelfde, beste Hervas. De nacht heeft er geen
verandering in gebracht. Meer dan ooit verlang ik soldaat te