Eind goed, al goed. gingen -Als 16)] ij wees hun een troep mannen en vrouwen, die uit een naburige straat kwamen en onder de tralievensters der gevangenis bleven staan onder het brullen van een lied tegen den koning en de koningin, waarin de beleedi- met de liederlijkheden om den boventoon streden, deze furiëi u hadden gehoord,'1 voegde hij er bij, ,,zou het slecht met ons afgeloopen zijn Gaston zweeg, maar toen hij het afschuwelijk refrein van het lied hoorde, dat uitgebracht werd door deze bende, samengesteld uit sansculotten en tricoteuses, voelde hij zijn toorn aangroeien. Misschien zou hij zich niet hebben kunnen bedwingen, als zijn metgezel hem niet had medegetrokken. Uit dit voorval begreep Hervas, dat als zoo'ets zich weer in hun bijzijn zou voordoen, Gaston gevaat liep zich zelf geen mees ter te blijven, wat voor hen de noodlottigste gevolgen kon hebben Dat was een reden ook voor hem om Parijs te willen verlaten en naar een verblijf uit te zien, veiliger dan op dit oogenblik de hoofdstad was. Toen hij zich evenwel zijn afsp aak met Bonnard herinnerde, nam hij zich voor niet te vertrekken voor hij dezen had ontmoet of de zekerheid had verkregen, dat de burgemees ter niet komen zou. Gaston verheugde zich over het besluit van zijn vriend en langzamer hand begon hij te kaJmeeren. Wijl de avond begon te vallen dachten zij er aan naar hun loge ment terug te keeren. Plotseling werden op het plein der Bistille hun blikken getrokken door een heel ander schouwspel. Een troep vrijwilligers marcheerde op het geluid van een trommel. De troep was samengesteld uit een honderdtal jonge mannen, die in de kledingmagazijnen van den Staat met de militaire uniform waren be kleed en zich op weg begaven om met eenige dagmarschen zich bij het leger van het Noorden te vcegen. Met het geweer op den schouder en de driekleurige kokarde op de chacot marcheerden zij in goede orde voort onder het zingen van „le chant du départ". Het lied klonk ferm en welluidend; op de gelaats trekken der vrijwilligers las men vroolijkheid en geestdrift. Gaston stond stil en greep Hervas bij den arm. Ze bleven staan om den troep te zien voorbijgaan, hevig ontroerd door de geestdrift, die hun tegenstraalde. Zij volgden het dap pere troepje nog met de oogen tot het aan het einde van het plein uit hun oogen verdween. Toen sprak Gaston tot Hervas: „Gij zijt in verlegenheid, oude vriend, om te beslissen waar wij zullen heengaan, als wij Parijs ver laten, en zooeven dacht ik nog zoo als gij. Maar nu weet ik het. Deze vrijwilligers wijzen mij op mijn plicht. De veilige plaats die ge voor u en mij zocht, heb ik gevonden. Ik ga in in dienst." „Bravo, mijn jongen," riep Hervas vroolijk. „Ik heb niet op dit besluit willen aandringen, omdat ik begreep, dat ge uit u zeiven er toe komen zoudt. Het bloed der Beau-Casque's heeft gesproken en ik houd te veel van u om daar niet gelukkig en trotsch over te zijn. Morgen zult ge dus soldaat worden, maar niet alleen." „Wilt ge dan ook dienst nemen? Op uw leeltijd?" „Wat komt mijn leeftijd er op aan, als ik de kracht eer jeugd maar behouden heb? Maar ik ga niet om te strijden, maar om aan de zieken en gekwetsten mijn zorgen te wijden. Ik zal niet vergeten dat ik officier van gezondheid geweest ben en dat ik in deze hoedanigheid den oorlog in Amerika heb medegemaakt in de rangen der Fransche soldaten. Ik trek mijn uniform weer aan en neem mijn instrumenten weer op ik zal aanvragen bij dezelfde brigade te mogen dienen als gij en zoodoende zullen wij niet van elkander gescheiden worden." Eenige minuten waren voldoende geweest om dit besluit te vormen en hun geheele stemming te veranderen. Te voren be droefd en ter neer geslagen, waren ze nu vol vroolijken moed. Zij vergaten Parijs n zijne gruwelen, de ellende der burgertwis ten, al de verschrikkingen die sedert twee dagen hun oog en oor hadden bedreigd. Eenmaal in het leger, zouden zij niets anders zoeken dan roem en glorie voor het vaderland. „Weet ge wie hiermede een streep door de rekening krijgt," vroeg Hervas lachende. „Kunt ge dit raden?8 Mgr. J. TACCI. aartsbis°chop-tit. van Nicca, Nuntius Apostolicus bij het Bel gische Hof, door Z. H. den Paus tevens benoemd tot Aposto lisch Internuntius bij het Nederlandsche Hof. Foto C. J. L. Vermeulen, den Haag—Utrecht. het leger. Morgen ga ik Gaston behoefde zich niet lang op het antwoord te bedenken. „Dat zal Luyster wel zijn,*' zei hij. „Ja, Luyster. Ik zou het gezicht van dien schelm wel eens wil len zien, als hij hoort dat degenen die hij beschuldigt naar de grenzen zijn vertrokken en tot de verdedigers der republiek behooren. Onder deze gesprekken hadden zij hun logement bereikt. Hier wachtte hun een verrassing. In hun afwezigheid was Bon nard aangekomen en wachtte op hun terugkomst. Na de eerste begroeting verhaalde hij hun dat een dag na hun vertrek uit Hacquetot hij een oproeping had ontvangen zich zonder verwijl naar Parijs te begeven om zich te rechtvaardigen omtrent de be schuldigingen, die door Luyster tegen hem waren ingebracht. „Ik ben onmiddellijk vertrokken en zooeven aangekomen," ze Bonnard. „Morgen zal ik mij aanmelden en den ellendeling, die het op mijn ondergang aanlegt, logenstraffen." „Ge speelt gewaagd spel, buigemeester," zei Hervas, „ik heb u reeds gewaarschuwd. De vriendschap waarmede ge mij vereerd hebt, de belangstelling, die ge altijd getoond hebt voor mijn jon gen vriend Gaston, zijn even zooveel redenen die Luyster zal aanvoeren om u verdacht te maken.*' Bonnard hoorde hem aan, ernstig en nadenkend. Maar de listige uitdrukking, die zijn gelaat gewoonlijk vertoonde, werd duidelijker en bewees, dat hij zich in staat achtte de aanklacht van Luyster te ontzenuwen. „Wat gij zegt is waar," antwoordde hij. „Ik heb u altijd als vriend behandeld en sedert de jonge Beau-Casque wees werd, heb ik als burgemeester van zijn geboorteplaats het mijn plicht ge acht bijzonder belang in hem te stellen." „Waarvoor ik u altijd dankbaar zal zijn," viel Gaston op vasten toon in. „Zoolang ik u ken," vervolgde Bonnard, „zijt ge de gevoelens waard, die ik u toedraag. En wat u betreft, Hervas, ben ik niet de eenige die zoo dacht. Ook de regee ring deelde mijn meening, toen wij na den brand der abdij u tot be waker aanstelden. Ik weet niet, dat ge sedert veranderd zijt, en als het Luyster zou gelukken te bewijzen dat ge der republiek vijandig ge worden zijt en dat ge schuldig zijt aan hetgeen hij u ten laste legt, het zal hem niet gelukken te bewijzen dat ik daaraan medeplichtig zou zijn Tusschen het woord van een schelm als hij en dat van een goed patriot zooals ik zal het comité niet aar zelen, te meer wijl ik mij te Rouaan voorzien heb van papieren die mijn naam als goed burger bevestigen." Bonnard haalde een pak papie ren uit den zak, dat hij hun toon- de, zeggende: „Ziehier mijn verdediging. En dan, ge weet," ging hij lachend voort, „dat ik in staat ben u geheel te verloochenen. Wij Normandiërs ver staan de kunst om een beetje co- medie te spelen." „Nu," antwoordde Hervas, „als ge besloten zijt, ons beiden aan ons lot over te laten, ben ik gerust. Zoek ons niet te verdedigen, burge- gemeester, dring aan op onze gevan genneming als uw belang dit mee brengt, onze maatregelen zijn getroffen om elk gevaar te vermij den. Men kent ons verblijf te Parijs niet en zal ons dus te Hac quetot gaan zoeken. Dit zal tijd kosten en wij zullen al onze maatregelen genomen hebben eigenlijk is dit reeds gebeurd." „Hoe is dit dan gebeurd," vroeg Bonnard. iZal ik het zeggen," vroeg Hervas aan Gaston. „Neen," antwoordde de jonge man op levendigen toon. „Laat het een verrassing blijven voor morgen." Bonnard trachtte te vergeefs het te weten te komen. De beide vrienden bleven ondoorgrondelijk, zoodat hij zich tevreden moest stellen met te wachten tot den volgenden dag om het raadsel achtige in hun woorden te begrijpen. In den nacht die nu volgde kon Gaston den slaap niet vatten. Zijn hoofd was te vol van de nieuwe loopbaan, die hij zou be ginnen. Kort te voren had hij in de courant het verhaal gelezen van den slag bij Valmy en zonder toen nog het verlangen te koesteren het voetspoor der helden te volgen, die den Franschen wapenen de overwinning hadden bezorgd, had hij toch hun hel dendaden in zijn geheugen bewaard. Deze kwamen nu weer in zijD herinnering en spoorden hem aan hun voorbeeld te volgen en zich hunner waardig te toonen, waardig ook zijn voorvaderen, wier stem hij meende te vernemen om zijn besluit goed te keuren. „Welnu,8 vroeg Hervas hem, „is uw besluit nog hetzelfde als gisteren ?8 „Volkomen hetzelfde, beste Hervas. De nacht heeft er geen verandering in gebracht. Meer dan ooit verlang ik soldaat te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 18