Uit de Pers. Erna von Harneck. het debietrecht op tabakde sigaren fabrikanten' zouden.' hun personeel bij secties moeten afdanken', de sigaren winkeliers bij honderden' hun zaak kun nen: sluiten'. Dat alles om den cent, dieri het dubbeltje sigaren voortaan oneer zou kosten. We zien het thau's weer bij het tarief. Men roept allerlei schrikbeelden op, waarvan de ergste zijn'schromelijke duur te en werkloosheid op groote schaal. In een' der liberale bladen vinden wij dit op treffende wijze geïllustreerd. De Nederlandsche fabrikanten zijn uit op het maken van' kolossale winsten. Gelukkig zijn de winkeliers van' oor deel dat dit niet mag, en' kijken in het buitenland ron'd of ze daar niet goefd- kooper kunnen klaar komen. Zoo breidelen ze de toomelooze win zucht der Nederlandsche fabrikanten'. Wordt nu het inkomend recht van Vijf op tien percent gebracht, dan' kunnen de fabrikanten de prijzen „naar willekeur" verhoogen. Dat is één. De winkeliers zullen dan „geen recht van bestaan" ineer hebben. Met hen gaat ook het kantoor- en magazijbpérso- neel schuiven'. En' een aantal andere men- schen, die aan' de winkeliers een stuik! brood verdienen', als kruiers, buurtschip- pers, 'boden, „en'z. en!z.", kunnen' dam ook hun keel aan' den' kapstok hangeul Dergelijke dingen worden' in het jaar 1911 i-.i vollen ernst gedrukt. Waarlijk, het js te gek. Zeker, iict nieuwe tarief kan' hier en daar wel wat ongerief en ongemak ge ven, maar men moest er toch «niet zulke schrikbaar!i;ke gevolgen van afschilde ren, waarvan men' met handen en voeten voeler, kan dat de meest ongebreidelde fantasie aan het woord is. Het is dan geen ernstige bestrijding meer, ze wordt een caricatuur. En men verbeelde ziel: vooral niet* dat men zulke bestrijding het ontwerp kwaad doet. Als we 't zeggen tnogen'men speelt zoodoende in1 de kaart van den minister. De eerste stap. Bij de beraadslaging over de Arbeids wet is <jr door Mr. Loeff aanmerking op gemaakt, dat in dit ontwerp niet uit sluitend het doen verrichten van ar beid, maar ook, in enke'e artikelen, het zelf verrichten van arbeid onder het verbod viel. De „Standaard" komt hier nader op terug en betoogt, dat de Overheid de rol van beschermster, niet die van reguleerende macht moet ver vuilen. Bescherming te verleenen aan wat zich zelf niet helpen kan, is Staatsplichtmaar als de .Overheid aan de vervulling van dien plicht toe is, behoort ze zich altoos af te vragen: wien heb ik te bescher men tegen wien? Er moet altoos een persoon zijn, die bescherming behoeft en op bescherming aanspraak heeft Maar er meet ook altoos zijn een ander per soon, tegenover .wien de eerstbedoelde moet verdedigd .worden. Tegen zichzelf kan iemand door geen arbeidswet be schermd worden. Op het doen verrichten van arbeid, zet het blad verder uiteen, bestaat ver haal; op het verrichten van arbeid niet. Het eerste ioch alleen is bescher ming, het tweede wordt regeling, en al wat ten deze regeling van Over heidswege bedoelt, tast rechtstreeks de vrijheid aan, brengt den arbeid onder Staatsvoogdij, en doet ons een eersten stap zetten op den weg, die met logische consequentie bij het Staatssocialisme uit komt. Dit euvel nu schuilt in de Bakkerswet. In <de bakkerij is 't evenals ov'eral el ders 'de gezel, die om bescherming reppt en 'die bescherming moet hem de Over heid 'verleenem. Degene tegenover wien d;e (gezel moet beschermd worden, is zijn' patroon. Daartoe eischt de wet van' den' patroon, dat hij zekere dingen ten opzich te 'van zijn gezel late en andere die hij: doen 'zal. Dit is logisch en niemand komt er tegen in verzet. Wel wat de uitvoe ring, 'niet wat het beginsel betreft. Van biescherming Van den' patroon daarente gen 'kan geen: sprake zijn, anders dan tegenover'het broodetend publiek en'zijn medepatroons, en juist dit is voor de Overheid verboden terrein. De patroon is vrij man en staat onder niemands con trole. En toch wordt in de Bakkerswet ook 'de patroon onder het verbod gesteldi dat hij 's nachts niet zal mogen1 arbei den. Heersc'nte er onder onze bakkers een flinke, moedige ,principieele geest, zoo zouden ze dan! ook als één' man te gen 'dit verbod zijn1 opgekomen1. Wensch- ten 'ze meer nachtrust, dan hadden ze die door gildenverband moeten bedingen. Maar nu vonden ze het veel gemakke lijker om eenvoudig de Overheid een ver bod 'te laten uitvaardigen;. Dan waren zij 'van de moeite afl. En in. plaats van, voor'hun recht te strijden, kusien ze laf hartig de hand die hun vrijheid en hun onafhankelijkheid aanrandde. Het is die lafheid ,die de Regeering heeft verleid, en heeft teweeggebracht dat ze in' die verleiding 'bezweek. Eens dien' weg van regeling in plaats van bescherming ingeslagen, is toen de Regeering steeds verder 'gegaan en heeft evenzoo gemaks halve de vrijheid van den arbeid bij den' gezel aangetast, en ook op hem het ver bod van arbeid toegepast. Ook door het steenhouwers- en het Stuwadoorsontwerp loopt dezelfde lijn. Te ernstiger nu, besluit de „Steil." moet hiertegen ook de pers waarschu wen, daar hetgeen waartegen Mr. Loeff opkwam, bijna altoos op andere wijze te ondervangen is. Acht an en dat een zwakborstige geen steenhouwer moet worden, 'dan mag men' wel aan de pa troons de.i eisch stellen, dat geen steen houwer 'iemand in dienst neme, dan na hem vooraf op het stuk van zijn gezond heid te hebben laten keuren, en zoo hij te zwak aan de Jonjgen blijkt te zijn» hem niet in zijn' drenst mag nemen. En zoo is schier op elk punt het verbod al toos toepasselijk te maken op den pa troon, 'onderwijl de te beschermen per soon ongemoeid blijft. Van noodzöak om den verkeerden weg te bewandelen, is alzoo geen sprake. Wat de Minister op het oog heeft, willen bok wij, en: we verliezen allerminst uit het oog, dat al zulke ontwerpen uiterst moeilijk in een zijn te zetten'. Alleen maar, den weg van Reguleering mag de over heid niet opgaan. Ze moet een' B e- sch er-men de macht blijven, en de persoonlijke vrijheid mag aan t?ie Be scherming niet ten offer worden ge bracht. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Bakkerswet. Verschenen is het nader afdeeiings- verslag der .Tweede Kamer betrekkelijk het wetsontwerp lot beperking van Z011- dagsarbeid en nachtarbeid in broodbak- kerijen en van den arbeidsduur van bak kersgezellen. Hieruit blijkt jn de eerste plaats, dat verscheidenen leden er de aandacht op vestigden, dat door het nader gewijzigd wetsontwerp de verschillende gewichtige bezwaren, die tegen het aanvankelijk ont werp te berde zijn gebracht, niet zijn weggenomen. Alleen voor wat betreft de bepalingen betreffende de bakkersraden heeft de Minister getracht aan die be zwaren tegemoet te komen. Slechts aan diegenen onder de leden, die bij de behandelnig in October jl. op nog verdei gaande inmenging van den Staat in de arbeidsverhoudingen aandron gen, kan het nader gewijzigde wetsont werp voldoening schenken; aan de stem men, welke toen pleitten het bedrijf meer vrijheid te laten, schijnt geen aandacht te zijn geschonken. Van een compromis tusschen de verschillende zienswijzen is in dat nieuwe wetsvoorstel geen sprake. Betwijfeld werd (door sommigen) of de mode, den 28en October jl. door de Kamer aangenomen, en waarbij de Mi nister uitgenoodigd wordt, in ver band met de desbetreffende amen dementen (betreffende .een regeling van arbeidsduur) nader wijziging van het wetsontwerp te overwegen, door den Mi nister wel juist is opgevat. Onder die am endeninenten waren er die een rege ling van den nachtarbeid zoowel als van den arbeid des daags betoogden, in te genstelling met het wetsontwerp dat op algehcele afschaffing van den nachtar beid was gericht. Allerminst nu blijkt dat de Minister bij nadere overweging der zaak ook aan de bedoelde amende menten zijn aandacht heeft gewijd. Tegen deze voorstelling kwamen ech ter verscheidene Jeden met nadruk op. Uit de debatten bleek ten duidelijkste dat de Minister ongeneigd was zijn standpunt, ten aanzien van den Zon dags- en nachtarbeid ingenomen, prijs fe geven en dat het geenszins in de een stemmige bedoeling der Kamer heeft ge legen hem uit te noodigen zich op dit punt nader te beraden. De motie, zooals de Minister die verklaarde te verstaan, en te aanvaarden, beoogde een aanvul ling van het wetsontwerp in dien zin, dat diarin zou worden opgenomen eene regeling van den arbeidsduur, maar sprak zich ove. wijziging der voorstellen betreffende Zondags- en nachtarbeid niet uti. Blijkens intrekkingen van de bepa lingen betreffende de bakkersraden, heeft de Minister niet geschroomd het wets ontwerp tevens op andere punten te her zien, onder welke echter niet een wij ziging van de bepalingen betreffende Zon dags- en nachtarbeid viel'. Betreffende de vraag of opneming van een regeling betreffende den arbeids duur in het wetsontwerp wenschelijk is en of jn het bijzonder de voorgestelde regeling aanbeveling verdient, openbaar de zich groot verschil van gevoelen. Ver schillende leden waren van oordeel, dat door deze uitbreiding van het wetsont werp niet heeft gewonnen, en nog in gewikkelder is geworden, daar in stede van twee, thans drie onderwerpen naar voren treden: afschaffing van den Zon- dagsarbeid, afschaffing van den nacht arbeid en beperking van den arbeids duur. Gewezen werd er op, dat de bezwaren thans van alle zijden komen opdagen. Het platteland blijft niet langer achter en de kleine patroons voelen zich even zeer bedreigd als tot dusverre de fa brikanten. In het bijzonder achtte men het onge raden ten deze voor het platteland de zelfde regelen te stellen als voor de steden. Dat zoo gewichtige bezwaren tegen de voorgestelde regeling van den arbeids duur zijn gerezen, verklaarden verschil lende leden te meer te betreuren, wijl zij vreesden, dat het tot stand komen van de afschaffing van Zondags- en nachtarbeid daardoor ernstig in gevaar zou worden gebracht. Sommigen aarzel den daarom niet, den Minister te ver zoeken om de regeling van den arbeids duur weder uit het wetsontwerp te lich ten, om met afzonderlijke voorstellen, dat punt betreffende, later terug te komsn. Van andere zijde verklaarde inen, niet voldoening te hebben gezien, dat de Mi nister aan het in die motie vervatte ver zoek heeft voldaan en een regeling van den arbeidsduur in het wetsontwerp heeft ingevoegd. Redelijkerwijze mag men ver wachten, dat de kansen van aanneming der voorstellen door deze tegemoetko mende houding zijn verhoogd. Dat te meer omdat, jn het algemeen gesproken, de voorgestelde regeling van den arbeids duur niet ongelukkig is geslaagd. Het aantal bezwaarschriften kan niet als maatstaf worden beshcouwd van het gewicht der bedenkingen en men ver trouwde, dat het den Minister niet moei lijk zal vallen de aangevoerde bedenkin gen te .weerleggen. Een groep van leden verklaarde zich eveneens ingenomen met de verruiming van de strekking van het wetsontwerp, doch waren in zooverre teleurgesteld als daarin nog te veel ruimte overblijft voor een regeling van den arbeidstijd, die niet toelaatbaar behoorde te zijn. In dat ver band werd er o.a. op gewezen, dat de regeling een arbeidsdag zal toelaten, dis, wat aantal uren betreft gematigd, uit een oogpunt van dagindeeling veel on gunstiger is voor den bakkersgezel dan een arbeidsdag van meer uren of met eenige nachturen, maar zich overigens meer aansluitende aan de behoeften van het normale leven. Men wenschte daar om een bepaling, verbiedende, dat het tijdstip van begin en dat van einde van den arbeidstijd langer dan 12 uur van elkaar verwijderd zijn. Een arbeidsdag van 5 uur 's morgens tot 5 uur 's avonds met een rustperiode van 2 uur oordeelde men het meest verkieslijk. Ook voor de kleine bedrijven van 2 of 1 knecht is zulk een regeling zeer wel aannemelijk. Voor die bedrijven, waarin de patroon alleen werkzaam js, ware de arbeid van 5—9 uur geoorloofd tc verklaren. Tegenover deze beschouwingen werd aangevoerd, dat men, de inmenging Ider overheid zoover .uitstrekkende als hier wordt verlangd, tot onhoudbare toestan* den zou komen. Vooral met het oog op de toestanden in het kleinbedrijf en ten plattenlande; verklaarden voorts verschillende leden zich ten sterkste tegen de verplichting het einde van den arbeidstijd niet later te stellen dan 12 uur na het begin. Sommige leden oordeelden, dat eene bevredigende regeling voor den arbeids duur alleen kan. worden verkregen door, in plaats van het aantal werkuren per dag, dat per week aan zekere grenzen te binden, .waardoor het bedrijf de noo- dige vrijheid van beweging behoudt Tegen de onderscheiding van de be drijven in twee categoriën (artt. 12 en 13) werden verschillende bedenkingen geopperd. Verschillende leden ontkenden daarbij, dat bij de fabriekmatige brood bereiding in het algemeen zwaarder ar beid van den gezel wordt gevorderd dan in het kleinbedrijf. Wat de invoering dezer onderscheiding echter bovenal bedenkelijk maakt, is, dat de vraag, pf een zeker bedrijf tot do eerste dan wel tot de tweede behoort, zal worden beslist door het persoonlijk inzicht van het districtshoofd der arbeids inspectie. Verscheidene Jeden oordeelden dit onduldbaar. Enkele leden meenden, dat voor de regeling van den arbeidsduur in elk geval een verdeeling der bakkersbedrijven in meer dan twee soorten noodig was. Het terugnemen van de bepalingen be treffende de bakkersraden werd door sommige loden betreurd, omdat de aan gevoerde bezwaren schromelijk overdri ven zijn geweest en zij de kiem bevatten van een waardevol beginsel. Vele andere leden juichten daarentegen de intrekking der bovengenoemde bepa lingen ten zeerste toe. Met de instelling van de commissie van advies, .welke Ged. Staten en den Minister bij de toepassing der arlt. 0, 7. en 8 zullen hebben voor te lichten, kon den verscheidene Jeden zich vereenigen. Echter waren ook verscheidene leden van oordeel, dat deze commissiën feite lijk weinig zullen verschillen van de zoo zeer afgekeurde bakkersraden. Vrij algemeen wenschte men nadere inlichtingen met betrekking tot bedoelde commissiën. Tegen het nieuwe beginsel, dat in het nader gewijzigd wetsoutwerp is ingevoerd in art. 11 in verband met art. 29, krach tens welks bepalingen de bakkersgezel, die langer ,of op andere tijden dan in de artt. 12 e. v. omschreven, in de onder neming werkzaam js, strafbaar zijn, werd door enkele leden bezwaren gemaakt. Het Staatsgezag zal, zoo merkten zij o.a. op, voortaan door zijne strafbepalingen de vrijheid van dc bakkersgezellen tot het uitoefenen van hun beroep aan ban den leggen. Dat, meende men, ging veel te ver en zou, naar men vreesde, verzet uitlokken. Verscheidene leden hadden ook ern stige bezwaren tegen een ander nieuw beginsel in het nader gewijzigd ontwerp gebracht, en dat neergelegd is in art. 27, welk artikel beoogt het mogelijk te maken den invoer hier te lande van brood te verbieden, wanneer en waar dat in ver band met de werking dezer wet noodig mocht voorkomen. Sommige leden zagen in de bepaling een uiting van de protec tionistische beginselen dezer Regeering. Ook oordeelde men represaillemaatrege len van het buitenland niet uitgesloten. Teneinde omtrent hunne gezindheid ten opzichte van het wetsontwerp geen plaats van twijfel over te laten, stelden sommige leden nogmaals op beknopte wijze hunne bezwaren tegen het oorspronkelijke wets ontwerp in het licht. Andere leden merkten naar aanleiding van deze opsomming op, dat in het sta dium van behandeling van het wetsont werp een .uitvoerige bespreking van be zwaren, die ook reeds tegen het eerste Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 4 Mei. Een uitspraak der wetenschap, die niet opgaat. De „Gelderlander" schrijft onder dit opschrift: Herhaaldelijk is door de mannenj der wetenschap in de laatste jaren! gevor- deid dat van ovrheidswege huwelijken yan personen met ziekelijken aanleg zou den worden erboden1. Dat was noodza kelijk in het belang der maatschappij;, wijl uit zulke huwelijken onmogelijk ge zonde kinderen konden voortkomen, en het welzijn der samenleving vordert dat er alleen gezonde kinderen ter wleireld komen. On'gezon'de kinderen kunnen im mers nooit gezonde menschen worden' en zijn zich zelf en anderen! «maar tot last. Dus geen huwelijken meer geoor loofd, dan tusschen personen, die, na behoorlijke keuring voor den huwelijken' staat geschikt zijn verklaard. Men hoeft niet tegen te werpen dat het toch niet aangaat, de menschelijke natuur op de brutaalste wijze geweld aan te doen of dat een dergelijk draconisch verbod noodzakelijk tot grove onzede lijkheid zou moeten leiden. Noch minder hoeft men tegenover de bot materialisti sche opvatting der manuien van de we tenschap het christelijk beginsel te stel len, dat liet leven ook voor den' onge lukkige, die met ongeneeslijke kwalen1 behept is, een onwaardeerbaar goed is, jyvijl het hem het uitzicht biedt op een eeuwig gelukzalig leven hiernamaals, waarbij al het op aarde gedragen leed in' het niet zinkt. Dat alles wordt als onwetenschappe lijk minachtend ter ziirfe gesteld. De wetenschap heeft besproken', en; zij, de onfeilbare moet gehoorzaamd wor den. Aan die onfeilbaarheid ontbreekt intus- sc. en nogal wat. Geregeld wordt door het eene ge slecht als vooroordeel en dwalihg, ver worpen, wat door een vroeger op gezag de<- wetenschap als hooge wijsheid werd geloofd. Zelfs hoeft men menigmaal niet pp Je verwisseling van geslachten! te wachten, en heet morgerf al dwaasheid .wat gisteren wijsheid was. Zoo is nu al weer de onhoudbaarheid ge leken van de wetenschappelijike uit spraak dat met kwalen behepte ouders pok noodzakelijk daarmee erfelijk belaste kinderen moeten' voortbrengen'. In het .eerste nummer der „Psychiati- 'schc en 'Neurologische bladen" van! dit iaar wijdt prof. Bouwman belangrijks beschouwingen aan het vraagstuk der erfelijkheid. En na een .Streng weten schappelijk vertoog lcomt hij' tot deze slotsom Uit hetgeen vooraf gaat blijkt vol doende, dat men al bijzonder voorzich tig moet zijn met raadgevin'gen' om trent de zoogenaamde rassenhygiène en dat de pogingen, die aangewanfd worden, om wettelijke voorschriften te verkrijgen omtrent het verbieden van huwelijken.... niet op gronden aan de wetenschap ontleend kunnen geëischt worden. Daar staat de wetenschap nu alweer! Trotscii en onverbiddelijk stelde zij leen eisch, die duizenden menschep. lev ens moest verwoesten, die de schromelijkstè 'gevolgen zou na zich sleepen. En pfu blijkt dat die eisch niet eenmaal op we tenschappelijke gronden is te rechtvaar digen. Alweer een b'ewijs hoe weinig, men op de wetenschap kan staat maken. Als haar uitspraken tegen het christelijk begin sel of de christelijke leer indruischem kan men1 veilig zeggen dat zij het mis heeft. Overdrijving- Het „Huisgezin" schrijft: De bestrijding der belastingpolitiek Va'a deze regeering staat in het teekterf der overdrijving. We hefcebïi dit het eerst gezien! bij FEUILLETON. Naar het Duitsch. 13) Wie anders zou ik op 't oog heb ben dari freule Orben, die gij weldra 'hier verwacht, antwoordde hij langzaann - Ik? Lij: Orben? Gij vergist u, oom. Ik ken haar slechts zeer oppervlakkig;. Ik heb 'niet 't minste plan gehad, haar hier uit te noodigen. Paron Harneck vulde juist deii heer .von Steinfeis' glas. Rustig plaatste hij de ilesch \veder op tafel, ging bedaard -zitten, sloeg kalm het eene been over het andere, draaide opmerkzaam zijn snor om zijn vinger en zcide toen achteloos, zon der zijn dochter aan te zien O ja, dat vergat ik nog je te zeg gen, Erna. Toen graaf Orben en ik elkaar jaatst in Wiesbaden aantroffen, spraken .wij af, dat die kleine schoonheid op Hartenstein zou komen logeeren. Zij komt den twinstigste. 't Is een bemin nenswaardig dametje, vol luim en dolle invallenPas maar op je hart, mijn beer von Steinfeis, als die heks hjer is. De slotheer had dit alles op onge dwongen manier gezegd en hij scheen er geen acht op te slaan, dat op zijn woorden een algemeen stilzwijgen volgde. De heer von Glockner wierp Erna een medelijd enden blik toe. De hand van het meisje, die juist een schaal1 met gebak vasthield, beefde zoo, dat zij die op de tafel moest zetten. Tante Marie keek ver baasd van den een naar den ander; in den kamp met een diep gevallen strik van haar kleed had zij het gesprokene niet verstaan. Hans Otto .onderbrak hel eerst de stilte. Bij welk regiment heeft u gestaan, baron Zijn vraag- had slechts ten doel, de dochter des huizes door een pijnlijk oogenbldk heen te helpen. Hij hield haar klaarblijkelijke ontstemming slechts voor een opwelling van gele ren kt eergevoel. Hoe verbaasd zou hij geweest zijn, als hij een uur tater, toen hij met zijn gast vrienden naar Amalienhof terugreed, een blik in Erna's kamer had kunnen wer pen. De bewoonster van het vertrek lag op het rustbed met het hoofd in het kussen en snikte hevig. Lang, zeer lang duurde het, voor cjezq §niartujting enigszins ver minderde en het hoofd zich verhief. Treu rig- staarde zij voor zich uit, terwijl nog eenige dikke tranen langs haar wangen rolden. Eindelijk stotnd zij op, zette zich neder bij het venster en staarde, het hoofd «op de hand geleund, naar buiten, waar de avond alles in schemering hulde. In grooten kleurenpracht .was de zon reeds lang onder gegaan, maar nog vlamde in het westen diep rood en! goud, zoa dat net blauw des hemels bij deze helle) tinten mat en' groenachtig scheen. Lang zamerhand verbleekten de lichtende kleu ren, violette ert geelachtige streepen! schenen als een1 zachte sluier eroverheen en daarna was opeens alle schoonheid door een licht zacht grijs omweven'. EenJ donkere wolkenmassa schoof naderbij; het laatste schijnsel van) licht was ver glommen. Moedeloos liet Erna den blik over de aarde glijden. Ook daar daalde de avond immer sneller in de tegenoverliggende berg was nog slechts een donkere, on herkenbare massa. Met zulk een groot vroolijk verlan'gen' had zij de komst haars broeders tegemoet gezien, hoe menigmaal was zij al miet zichzelf te rade gegaan, hoe zij 't aan] 39.U UggSft 9«i de o^de xertrQUwéjlijkheid tusschen hen beiden' weder te herstel len. En nu kwam dat bezoek er tusschen. Toen Herman' in 't voorjaar een paar dagen gekomen was, had zijn zuster met smart ei-varen, dat hij vermeed, eert dier vertrouwelijke bab'beluurtjes met haar te hebben, die hij tot dusverre steeds als zijn onbetwistbaar recht gevorderd had. Hij placht toch in die uren zijn1 slechts drie jaren oudere zuster gelijk aan een moeder, een zoo diepen blik te gunnen in zijn' doen en laten, dat geen neiginig geen wensch, ja ook geen dwaasheid voor Erna een geheim bleef. Bij deze terug houdendheid baars broeders had Erna tot haar ve rassing bemerkt, dat de aanra- kingspu ten tusschen vader en zoon zeer vermeerderd waren. Een geheel veran'r derde toon was tusschen hen aangesla gen. Was Herman zijn vader onderdani ger tegemoet gekomen, of had deze het tijdperk geschikt geacht, om in den zoon den volwassen man te erkennen. Zij had dit niet kunuien doorgronden. Iniusschei had zij vrij wat minder dan vroeger haar broeder te beschermen gehad voor de toornige uitvallen of spottende uitlatin gen des vaders. Maar ook deze omstan digheid strekte slechts, om bij haar een onbekend angstgevoel te verwekken. Wekenlang zou zij den dierbare#, brpep der nu weder bij zich hebben en zij had zich vast voorgenomen spoedig tot klaar heid te brengen, of zij zich ai dan niet ten onrechte over haar broeder bezorgd had gemaakt. In haar hart koesterde zij zulk een groote schat van liefde voor hem, dat het haar onmogelijk voorkwam, de oude vertrouwelijkheid tusschen haar en Herman weer spoedig te zien terug keeren. Nu veranderde het aangekondigde be zoek van Lili Orben met een slag den toestand. Er zou nauwelijks meer een tête a tête met Herman mogelijk zijn', want 'dat zuinig burgerlijk schepseltje zou voor ernst en genoeglijk samenzijn! geen tijd laten. Zou die coquette wer kelijk Herman.... De adem stokte haar van schrik. Daar aan had zij nog niet eens gedacht. Erna stond op en liep onrustig heen en Weer. Inderhaast rangschikte zij de boeken en de muziek, welke, nauwelijks uit den koffer, reeds weder dooreen la gen en stond daarna weder gedachteloos voor het venster. Eindelijk scheen zij een uitkomst ge vonden *te hebben. Een schalksch lachje speelde bin haar mond. (Wordt Y.ecvolgdJi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5