Uit de Pers.
Erna von Harneck.
het debietrecht op tabakde sigaren
fabrikanten' zouden.' hun personeel bij
secties moeten afdanken', de sigaren
winkeliers bij honderden' hun zaak kun
nen: sluiten'. Dat alles om den cent, dieri
het dubbeltje sigaren voortaan oneer zou
kosten.
We zien het thau's weer bij het tarief.
Men roept allerlei schrikbeelden op,
waarvan de ergste zijn'schromelijke duur
te en werkloosheid op groote schaal.
In een' der liberale bladen vinden wij
dit op treffende wijze geïllustreerd.
De Nederlandsche fabrikanten zijn uit
op het maken van' kolossale winsten.
Gelukkig zijn de winkeliers van' oor
deel dat dit niet mag, en' kijken in het
buitenland ron'd of ze daar niet goefd-
kooper kunnen klaar komen.
Zoo breidelen ze de toomelooze win
zucht der Nederlandsche fabrikanten'.
Wordt nu het inkomend recht van Vijf
op tien percent gebracht, dan' kunnen de
fabrikanten de prijzen „naar willekeur"
verhoogen. Dat is één.
De winkeliers zullen dan „geen recht
van bestaan" ineer hebben. Met hen
gaat ook het kantoor- en magazijbpérso-
neel schuiven'. En' een aantal andere men-
schen, die aan' de winkeliers een stuik!
brood verdienen', als kruiers, buurtschip-
pers, 'boden, „en'z. en!z.", kunnen' dam
ook hun keel aan' den' kapstok hangeul
Dergelijke dingen worden' in het jaar
1911 i-.i vollen ernst gedrukt.
Waarlijk, het js te gek.
Zeker, iict nieuwe tarief kan' hier en
daar wel wat ongerief en ongemak ge
ven, maar men moest er toch «niet zulke
schrikbaar!i;ke gevolgen van afschilde
ren, waarvan men' met handen en voeten
voeler, kan dat de meest ongebreidelde
fantasie aan het woord is.
Het is dan geen ernstige bestrijding
meer, ze wordt een caricatuur.
En men verbeelde ziel: vooral niet*
dat men zulke bestrijding het ontwerp
kwaad doet.
Als we 't zeggen tnogen'men speelt
zoodoende in1 de kaart van den minister.
De eerste stap.
Bij de beraadslaging over de Arbeids
wet is <jr door Mr. Loeff aanmerking
op gemaakt, dat in dit ontwerp niet uit
sluitend het doen verrichten van ar
beid, maar ook, in enke'e artikelen, het
zelf verrichten van arbeid onder het
verbod viel.
De „Standaard" komt hier nader
op terug en betoogt, dat de Overheid
de rol van beschermster, niet die
van reguleerende macht moet ver
vuilen.
Bescherming te verleenen aan wat zich
zelf niet helpen kan, is Staatsplichtmaar
als de .Overheid aan de vervulling van
dien plicht toe is, behoort ze zich altoos
af te vragen: wien heb ik te bescher
men tegen wien? Er moet altoos een
persoon zijn, die bescherming behoeft
en op bescherming aanspraak heeft Maar
er meet ook altoos zijn een ander per
soon, tegenover .wien de eerstbedoelde
moet verdedigd .worden. Tegen zichzelf
kan iemand door geen arbeidswet be
schermd worden.
Op het doen verrichten van arbeid,
zet het blad verder uiteen, bestaat ver
haal; op het verrichten van arbeid
niet. Het eerste ioch alleen is bescher
ming, het tweede wordt regeling,
en al wat ten deze regeling van Over
heidswege bedoelt, tast rechtstreeks de
vrijheid aan, brengt den arbeid onder
Staatsvoogdij, en doet ons een eersten
stap zetten op den weg, die met logische
consequentie bij het Staatssocialisme uit
komt.
Dit euvel nu schuilt in de Bakkerswet.
In <de bakkerij is 't evenals ov'eral el
ders 'de gezel, die om bescherming reppt
en 'die bescherming moet hem de Over
heid 'verleenem. Degene tegenover wien
d;e (gezel moet beschermd worden, is zijn'
patroon. Daartoe eischt de wet van' den'
patroon, dat hij zekere dingen ten opzich
te 'van zijn gezel late en andere die hij:
doen 'zal. Dit is logisch en niemand komt
er tegen in verzet. Wel wat de uitvoe
ring, 'niet wat het beginsel betreft. Van
biescherming Van den' patroon daarente
gen 'kan geen: sprake zijn, anders dan
tegenover'het broodetend publiek en'zijn
medepatroons, en juist dit is voor de
Overheid verboden terrein. De patroon
is vrij man en staat onder niemands con
trole. En toch wordt in de Bakkerswet
ook 'de patroon onder het verbod gesteldi
dat hij 's nachts niet zal mogen1 arbei
den. Heersc'nte er onder onze bakkers
een flinke, moedige ,principieele geest,
zoo zouden ze dan! ook als één' man te
gen 'dit verbod zijn1 opgekomen1. Wensch-
ten 'ze meer nachtrust, dan hadden ze die
door gildenverband moeten bedingen.
Maar nu vonden ze het veel gemakke
lijker om eenvoudig de Overheid een ver
bod 'te laten uitvaardigen;. Dan waren
zij 'van de moeite afl. En in. plaats van,
voor'hun recht te strijden, kusien ze laf
hartig de hand die hun vrijheid en hun
onafhankelijkheid aanrandde. Het is die
lafheid ,die de Regeering heeft verleid,
en heeft teweeggebracht dat ze in' die
verleiding 'bezweek. Eens dien' weg van
regeling in plaats van bescherming
ingeslagen, is toen de Regeering steeds
verder 'gegaan en heeft evenzoo gemaks
halve de vrijheid van den arbeid bij den'
gezel aangetast, en ook op hem het ver
bod van arbeid toegepast.
Ook door het steenhouwers- en het
Stuwadoorsontwerp loopt dezelfde lijn.
Te ernstiger nu, besluit de „Steil."
moet hiertegen ook de pers waarschu
wen, daar hetgeen waartegen Mr. Loeff
opkwam, bijna altoos op andere wijze
te ondervangen is. Acht an en dat een
zwakborstige geen steenhouwer moet
worden, 'dan mag men' wel aan de pa
troons de.i eisch stellen, dat geen steen
houwer 'iemand in dienst neme, dan na
hem vooraf op het stuk van zijn gezond
heid te hebben laten keuren, en zoo hij
te zwak aan de Jonjgen blijkt te zijn»
hem niet in zijn' drenst mag nemen. En
zoo is schier op elk punt het verbod al
toos toepasselijk te maken op den pa
troon, 'onderwijl de te beschermen per
soon ongemoeid blijft. Van noodzöak
om den verkeerden weg te bewandelen,
is alzoo geen sprake. Wat de Minister
op het oog heeft, willen bok wij, en:
we verliezen allerminst uit het oog, dat
al zulke ontwerpen uiterst moeilijk in
een zijn te zetten'. Alleen maar, den
weg van Reguleering mag de over
heid niet opgaan. Ze moet een' B e-
sch er-men de macht blijven, en de
persoonlijke vrijheid mag aan t?ie Be
scherming niet ten offer worden ge
bracht.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Bakkerswet.
Verschenen is het nader afdeeiings-
verslag der .Tweede Kamer betrekkelijk
het wetsontwerp lot beperking van Z011-
dagsarbeid en nachtarbeid in broodbak-
kerijen en van den arbeidsduur van bak
kersgezellen.
Hieruit blijkt jn de eerste plaats, dat
verscheidenen leden er de aandacht op
vestigden, dat door het nader gewijzigd
wetsontwerp de verschillende gewichtige
bezwaren, die tegen het aanvankelijk ont
werp te berde zijn gebracht, niet zijn
weggenomen. Alleen voor wat betreft de
bepalingen betreffende de bakkersraden
heeft de Minister getracht aan die be
zwaren tegemoet te komen.
Slechts aan diegenen onder de leden,
die bij de behandelnig in October jl.
op nog verdei gaande inmenging van den
Staat in de arbeidsverhoudingen aandron
gen, kan het nader gewijzigde wetsont
werp voldoening schenken; aan de stem
men, welke toen pleitten het bedrijf meer
vrijheid te laten, schijnt geen aandacht
te zijn geschonken. Van een compromis
tusschen de verschillende zienswijzen is
in dat nieuwe wetsvoorstel geen sprake.
Betwijfeld werd (door sommigen) of de
mode, den 28en October jl. door de
Kamer aangenomen, en waarbij de Mi
nister uitgenoodigd wordt, in ver
band met de desbetreffende amen
dementen (betreffende .een regeling van
arbeidsduur) nader wijziging van het
wetsontwerp te overwegen, door den Mi
nister wel juist is opgevat. Onder die
am endeninenten waren er die een rege
ling van den nachtarbeid zoowel als van
den arbeid des daags betoogden, in te
genstelling met het wetsontwerp dat op
algehcele afschaffing van den nachtar
beid was gericht. Allerminst nu blijkt
dat de Minister bij nadere overweging
der zaak ook aan de bedoelde amende
menten zijn aandacht heeft gewijd.
Tegen deze voorstelling kwamen ech
ter verscheidene Jeden met nadruk op.
Uit de debatten bleek ten duidelijkste
dat de Minister ongeneigd was zijn
standpunt, ten aanzien van den Zon
dags- en nachtarbeid ingenomen, prijs fe
geven en dat het geenszins in de een
stemmige bedoeling der Kamer heeft ge
legen hem uit te noodigen zich op dit
punt nader te beraden. De motie, zooals
de Minister die verklaarde te verstaan,
en te aanvaarden, beoogde een aanvul
ling van het wetsontwerp in dien zin,
dat diarin zou worden opgenomen eene
regeling van den arbeidsduur, maar
sprak zich ove. wijziging der voorstellen
betreffende Zondags- en nachtarbeid niet
uti. Blijkens intrekkingen van de bepa
lingen betreffende de bakkersraden, heeft
de Minister niet geschroomd het wets
ontwerp tevens op andere punten te her
zien, onder welke echter niet een wij
ziging van de bepalingen betreffende Zon
dags- en nachtarbeid viel'.
Betreffende de vraag of opneming van
een regeling betreffende den arbeids
duur in het wetsontwerp wenschelijk is
en of jn het bijzonder de voorgestelde
regeling aanbeveling verdient, openbaar
de zich groot verschil van gevoelen. Ver
schillende leden waren van oordeel, dat
door deze uitbreiding van het wetsont
werp niet heeft gewonnen, en nog in
gewikkelder is geworden, daar in stede
van twee, thans drie onderwerpen naar
voren treden: afschaffing van den Zon-
dagsarbeid, afschaffing van den nacht
arbeid en beperking van den arbeids
duur.
Gewezen werd er op, dat de bezwaren
thans van alle zijden komen opdagen.
Het platteland blijft niet langer achter
en de kleine patroons voelen zich even
zeer bedreigd als tot dusverre de fa
brikanten.
In het bijzonder achtte men het onge
raden ten deze voor het platteland de
zelfde regelen te stellen als voor de
steden.
Dat zoo gewichtige bezwaren tegen
de voorgestelde regeling van den arbeids
duur zijn gerezen, verklaarden verschil
lende leden te meer te betreuren, wijl
zij vreesden, dat het tot stand komen
van de afschaffing van Zondags- en
nachtarbeid daardoor ernstig in gevaar
zou worden gebracht. Sommigen aarzel
den daarom niet, den Minister te ver
zoeken om de regeling van den arbeids
duur weder uit het wetsontwerp te lich
ten, om met afzonderlijke voorstellen, dat
punt betreffende, later terug te komsn.
Van andere zijde verklaarde inen, niet
voldoening te hebben gezien, dat de Mi
nister aan het in die motie vervatte ver
zoek heeft voldaan en een regeling van
den arbeidsduur in het wetsontwerp heeft
ingevoegd. Redelijkerwijze mag men ver
wachten, dat de kansen van aanneming
der voorstellen door deze tegemoetko
mende houding zijn verhoogd. Dat te
meer omdat, jn het algemeen gesproken,
de voorgestelde regeling van den arbeids
duur niet ongelukkig is geslaagd.
Het aantal bezwaarschriften kan niet
als maatstaf worden beshcouwd van het
gewicht der bedenkingen en men ver
trouwde, dat het den Minister niet moei
lijk zal vallen de aangevoerde bedenkin
gen te .weerleggen.
Een groep van leden verklaarde zich
eveneens ingenomen met de verruiming
van de strekking van het wetsontwerp,
doch waren in zooverre teleurgesteld als
daarin nog te veel ruimte overblijft voor
een regeling van den arbeidstijd, die niet
toelaatbaar behoorde te zijn. In dat ver
band werd er o.a. op gewezen, dat de
regeling een arbeidsdag zal toelaten, dis,
wat aantal uren betreft gematigd, uit
een oogpunt van dagindeeling veel on
gunstiger is voor den bakkersgezel dan
een arbeidsdag van meer uren of met
eenige nachturen, maar zich overigens
meer aansluitende aan de behoeften van
het normale leven. Men wenschte daar
om een bepaling, verbiedende, dat het
tijdstip van begin en dat van einde van
den arbeidstijd langer dan 12 uur van
elkaar verwijderd zijn. Een arbeidsdag
van 5 uur 's morgens tot 5 uur 's avonds
met een rustperiode van 2 uur oordeelde
men het meest verkieslijk. Ook voor de
kleine bedrijven van 2 of 1 knecht is
zulk een regeling zeer wel aannemelijk.
Voor die bedrijven, waarin de patroon
alleen werkzaam js, ware de arbeid van
5—9 uur geoorloofd tc verklaren.
Tegenover deze beschouwingen werd
aangevoerd, dat men, de inmenging Ider
overheid zoover .uitstrekkende als hier
wordt verlangd, tot onhoudbare toestan*
den zou komen.
Vooral met het oog op de toestanden
in het kleinbedrijf en ten plattenlande;
verklaarden voorts verschillende leden
zich ten sterkste tegen de verplichting
het einde van den arbeidstijd niet later
te stellen dan 12 uur na het begin.
Sommige leden oordeelden, dat eene
bevredigende regeling voor den arbeids
duur alleen kan. worden verkregen door,
in plaats van het aantal werkuren per
dag, dat per week aan zekere grenzen
te binden, .waardoor het bedrijf de noo-
dige vrijheid van beweging behoudt
Tegen de onderscheiding van de be
drijven in twee categoriën (artt. 12 en
13) werden verschillende bedenkingen
geopperd. Verschillende leden ontkenden
daarbij, dat bij de fabriekmatige brood
bereiding in het algemeen zwaarder ar
beid van den gezel wordt gevorderd dan
in het kleinbedrijf.
Wat de invoering dezer onderscheiding
echter bovenal bedenkelijk maakt, is, dat
de vraag, pf een zeker bedrijf tot do
eerste dan wel tot de tweede behoort,
zal worden beslist door het persoonlijk
inzicht van het districtshoofd der arbeids
inspectie. Verscheidene Jeden oordeelden
dit onduldbaar.
Enkele leden meenden, dat voor de
regeling van den arbeidsduur in elk geval
een verdeeling der bakkersbedrijven in
meer dan twee soorten noodig was.
Het terugnemen van de bepalingen be
treffende de bakkersraden werd door
sommige loden betreurd, omdat de aan
gevoerde bezwaren schromelijk overdri
ven zijn geweest en zij de kiem bevatten
van een waardevol beginsel.
Vele andere leden juichten daarentegen
de intrekking der bovengenoemde bepa
lingen ten zeerste toe.
Met de instelling van de commissie
van advies, .welke Ged. Staten en den
Minister bij de toepassing der arlt. 0, 7.
en 8 zullen hebben voor te lichten, kon
den verscheidene Jeden zich vereenigen.
Echter waren ook verscheidene leden
van oordeel, dat deze commissiën feite
lijk weinig zullen verschillen van de zoo
zeer afgekeurde bakkersraden.
Vrij algemeen wenschte men nadere
inlichtingen met betrekking tot bedoelde
commissiën.
Tegen het nieuwe beginsel, dat in het
nader gewijzigd wetsoutwerp is ingevoerd
in art. 11 in verband met art. 29, krach
tens welks bepalingen de bakkersgezel,
die langer ,of op andere tijden dan in
de artt. 12 e. v. omschreven, in de onder
neming werkzaam js, strafbaar zijn, werd
door enkele leden bezwaren gemaakt.
Het Staatsgezag zal, zoo merkten zij o.a.
op, voortaan door zijne strafbepalingen
de vrijheid van dc bakkersgezellen tot
het uitoefenen van hun beroep aan ban
den leggen. Dat, meende men, ging veel
te ver en zou, naar men vreesde, verzet
uitlokken.
Verscheidene leden hadden ook ern
stige bezwaren tegen een ander nieuw
beginsel in het nader gewijzigd ontwerp
gebracht, en dat neergelegd is in art. 27,
welk artikel beoogt het mogelijk te maken
den invoer hier te lande van brood te
verbieden, wanneer en waar dat in ver
band met de werking dezer wet noodig
mocht voorkomen. Sommige leden zagen
in de bepaling een uiting van de protec
tionistische beginselen dezer Regeering.
Ook oordeelde men represaillemaatrege
len van het buitenland niet uitgesloten.
Teneinde omtrent hunne gezindheid ten
opzichte van het wetsontwerp geen plaats
van twijfel over te laten, stelden sommige
leden nogmaals op beknopte wijze hunne
bezwaren tegen het oorspronkelijke wets
ontwerp in het licht.
Andere leden merkten naar aanleiding
van deze opsomming op, dat in het sta
dium van behandeling van het wetsont
werp een .uitvoerige bespreking van be
zwaren, die ook reeds tegen het eerste
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Donderdag 4 Mei.
Een uitspraak der wetenschap,
die niet opgaat.
De „Gelderlander" schrijft onder
dit opschrift:
Herhaaldelijk is door de mannenj der
wetenschap in de laatste jaren! gevor-
deid dat van ovrheidswege huwelijken
yan personen met ziekelijken aanleg zou
den worden erboden1. Dat was noodza
kelijk in het belang der maatschappij;,
wijl uit zulke huwelijken onmogelijk ge
zonde kinderen konden voortkomen, en
het welzijn der samenleving vordert dat
er alleen gezonde kinderen ter wleireld
komen. On'gezon'de kinderen kunnen im
mers nooit gezonde menschen worden'
en zijn zich zelf en anderen! «maar tot
last. Dus geen huwelijken meer geoor
loofd, dan tusschen personen, die, na
behoorlijke keuring voor den huwelijken'
staat geschikt zijn verklaard.
Men hoeft niet tegen te werpen dat
het toch niet aangaat, de menschelijke
natuur op de brutaalste wijze geweld aan
te doen of dat een dergelijk draconisch
verbod noodzakelijk tot grove onzede
lijkheid zou moeten leiden. Noch minder
hoeft men tegenover de bot materialisti
sche opvatting der manuien van de we
tenschap het christelijk beginsel te stel
len, dat liet leven ook voor den' onge
lukkige, die met ongeneeslijke kwalen1
behept is, een onwaardeerbaar goed is,
jyvijl het hem het uitzicht biedt op een
eeuwig gelukzalig leven hiernamaals,
waarbij al het op aarde gedragen leed in'
het niet zinkt.
Dat alles wordt als onwetenschappe
lijk minachtend ter ziirfe gesteld.
De wetenschap heeft besproken', en;
zij, de onfeilbare moet gehoorzaamd wor
den.
Aan die onfeilbaarheid ontbreekt intus-
sc. en nogal wat.
Geregeld wordt door het eene ge
slecht als vooroordeel en dwalihg, ver
worpen, wat door een vroeger op gezag
de<- wetenschap als hooge wijsheid werd
geloofd. Zelfs hoeft men menigmaal niet
pp Je verwisseling van geslachten! te
wachten, en heet morgerf al dwaasheid
.wat gisteren wijsheid was.
Zoo is nu al weer de onhoudbaarheid
ge leken van de wetenschappelijike uit
spraak dat met kwalen behepte ouders
pok noodzakelijk daarmee erfelijk belaste
kinderen moeten' voortbrengen'.
In het .eerste nummer der „Psychiati-
'schc en 'Neurologische bladen" van! dit
iaar wijdt prof. Bouwman belangrijks
beschouwingen aan het vraagstuk der
erfelijkheid. En na een .Streng weten
schappelijk vertoog lcomt hij' tot deze
slotsom
Uit hetgeen vooraf gaat blijkt vol
doende, dat men al bijzonder voorzich
tig moet zijn met raadgevin'gen' om
trent de zoogenaamde rassenhygiène
en dat de pogingen, die aangewanfd
worden, om wettelijke voorschriften te
verkrijgen omtrent het verbieden van
huwelijken.... niet op gronden aan de
wetenschap ontleend kunnen geëischt
worden.
Daar staat de wetenschap nu alweer!
Trotscii en onverbiddelijk stelde zij
leen eisch, die duizenden menschep. lev ens
moest verwoesten, die de schromelijkstè
'gevolgen zou na zich sleepen. En pfu
blijkt dat die eisch niet eenmaal op we
tenschappelijke gronden is te rechtvaar
digen.
Alweer een b'ewijs hoe weinig, men op
de wetenschap kan staat maken. Als haar
uitspraken tegen het christelijk begin
sel of de christelijke leer indruischem
kan men1 veilig zeggen dat zij het mis
heeft.
Overdrijving-
Het „Huisgezin" schrijft:
De bestrijding der belastingpolitiek
Va'a deze regeering staat in het teekterf
der overdrijving.
We hefcebïi dit het eerst gezien! bij
FEUILLETON.
Naar het Duitsch.
13)
Wie anders zou ik op 't oog heb
ben dari freule Orben, die gij weldra
'hier verwacht, antwoordde hij langzaann
- Ik? Lij: Orben? Gij vergist u, oom.
Ik ken haar slechts zeer oppervlakkig;.
Ik heb 'niet 't minste plan gehad, haar
hier uit te noodigen.
Paron Harneck vulde juist deii heer
.von Steinfeis' glas. Rustig plaatste hij
de ilesch \veder op tafel, ging bedaard
-zitten, sloeg kalm het eene been over het
andere, draaide opmerkzaam zijn snor om
zijn vinger en zcide toen achteloos, zon
der zijn dochter aan te zien
O ja, dat vergat ik nog je te zeg
gen, Erna. Toen graaf Orben en ik elkaar
jaatst in Wiesbaden aantroffen, spraken
.wij af, dat die kleine schoonheid op
Hartenstein zou komen logeeren. Zij
komt den twinstigste. 't Is een bemin
nenswaardig dametje, vol luim en dolle
invallenPas maar op je hart, mijn
beer von Steinfeis, als die heks hjer is.
De slotheer had dit alles op onge
dwongen manier gezegd en hij scheen
er geen acht op te slaan, dat op zijn
woorden een algemeen stilzwijgen volgde.
De heer von Glockner wierp Erna een
medelijd enden blik toe. De hand van het
meisje, die juist een schaal1 met gebak
vasthield, beefde zoo, dat zij die op de
tafel moest zetten. Tante Marie keek ver
baasd van den een naar den ander; in
den kamp met een diep gevallen strik
van haar kleed had zij het gesprokene
niet verstaan.
Hans Otto .onderbrak hel eerst de stilte.
Bij welk regiment heeft u gestaan,
baron
Zijn vraag- had slechts ten doel, de
dochter des huizes door een pijnlijk
oogenbldk heen te helpen. Hij hield haar
klaarblijkelijke ontstemming slechts voor
een opwelling van gele ren kt eergevoel.
Hoe verbaasd zou hij geweest zijn, als
hij een uur tater, toen hij met zijn gast
vrienden naar Amalienhof terugreed, een
blik in Erna's kamer had kunnen wer
pen.
De bewoonster van het vertrek lag op
het rustbed met het hoofd in het kussen
en snikte hevig. Lang, zeer lang duurde
het, voor cjezq §niartujting enigszins ver
minderde en het hoofd zich verhief. Treu
rig- staarde zij voor zich uit, terwijl nog
eenige dikke tranen langs haar wangen
rolden.
Eindelijk stotnd zij op, zette zich neder
bij het venster en staarde, het hoofd
«op de hand geleund, naar buiten, waar
de avond alles in schemering hulde. In
grooten kleurenpracht .was de zon reeds
lang onder gegaan, maar nog vlamde
in het westen diep rood en! goud, zoa
dat net blauw des hemels bij deze helle)
tinten mat en' groenachtig scheen. Lang
zamerhand verbleekten de lichtende kleu
ren, violette ert geelachtige streepen!
schenen als een1 zachte sluier eroverheen
en daarna was opeens alle schoonheid
door een licht zacht grijs omweven'. EenJ
donkere wolkenmassa schoof naderbij;
het laatste schijnsel van) licht was ver
glommen.
Moedeloos liet Erna den blik over de
aarde glijden. Ook daar daalde de avond
immer sneller in de tegenoverliggende
berg was nog slechts een donkere, on
herkenbare massa.
Met zulk een groot vroolijk verlan'gen'
had zij de komst haars broeders tegemoet
gezien, hoe menigmaal was zij al miet
zichzelf te rade gegaan, hoe zij 't aan]
39.U UggSft 9«i de o^de xertrQUwéjlijkheid
tusschen hen beiden' weder te herstel
len. En nu kwam dat bezoek er tusschen.
Toen Herman' in 't voorjaar een paar
dagen gekomen was, had zijn zuster met
smart ei-varen, dat hij vermeed, eert dier
vertrouwelijke bab'beluurtjes met haar te
hebben, die hij tot dusverre steeds als
zijn onbetwistbaar recht gevorderd had.
Hij placht toch in die uren zijn1 slechts
drie jaren oudere zuster gelijk aan een
moeder, een zoo diepen blik te gunnen
in zijn' doen en laten, dat geen neiginig
geen wensch, ja ook geen dwaasheid voor
Erna een geheim bleef. Bij deze terug
houdendheid baars broeders had Erna tot
haar ve rassing bemerkt, dat de aanra-
kingspu ten tusschen vader en zoon zeer
vermeerderd waren. Een geheel veran'r
derde toon was tusschen hen aangesla
gen. Was Herman zijn vader onderdani
ger tegemoet gekomen, of had deze het
tijdperk geschikt geacht, om in den zoon
den volwassen man te erkennen. Zij had
dit niet kunuien doorgronden. Iniusschei
had zij vrij wat minder dan vroeger haar
broeder te beschermen gehad voor de
toornige uitvallen of spottende uitlatin
gen des vaders. Maar ook deze omstan
digheid strekte slechts, om bij haar een
onbekend angstgevoel te verwekken.
Wekenlang zou zij den dierbare#, brpep
der nu weder bij zich hebben en zij had
zich vast voorgenomen spoedig tot klaar
heid te brengen, of zij zich ai dan niet
ten onrechte over haar broeder bezorgd
had gemaakt. In haar hart koesterde zij
zulk een groote schat van liefde voor
hem, dat het haar onmogelijk voorkwam,
de oude vertrouwelijkheid tusschen haar
en Herman weer spoedig te zien terug
keeren.
Nu veranderde het aangekondigde be
zoek van Lili Orben met een slag den
toestand. Er zou nauwelijks meer een
tête a tête met Herman mogelijk zijn',
want 'dat zuinig burgerlijk schepseltje
zou voor ernst en genoeglijk samenzijn!
geen tijd laten. Zou die coquette wer
kelijk Herman....
De adem stokte haar van schrik. Daar
aan had zij nog niet eens gedacht.
Erna stond op en liep onrustig heen
en Weer. Inderhaast rangschikte zij de
boeken en de muziek, welke, nauwelijks
uit den koffer, reeds weder dooreen la
gen en stond daarna weder gedachteloos
voor het venster.
Eindelijk scheen zij een uitkomst ge
vonden *te hebben. Een schalksch lachje
speelde bin haar mond.
(Wordt Y.ecvolgdJi