127
fuffrouw
HAAK OPVATTING:
Vader van een mu z iekschoo11 e er 1 ing
speelt mijn zoon ook thuis nogal vlijtig?"
Kostjuffrouw: „Dat zou ik meenen, zij spelen dikwijls
den geheelen dag, gisteren heeft hij nog twee gulden
gewonnen
mij stond. Het denkbeeld kon maar niet klaar in mij
komen: „Wij twist." Ed en ik l- En 't was mijn schuld,
waarom moest ik ook zoo bits zijn. Langzaam liep ik
de gang door en opende zacht de deur van de studeer
kamer." Eduard zat te schrijven. „Ed," zei ik zacht ter
wijl ik mijne hand op zijn schouder lei. PJa, wat is er
nu weer," vroeg hij onvriendelijk. „Toe wees nu niet boos,
ik meende het zoo n et."
„'t Is goed, ik ben niet kwaad, maar ik heb geen tijd,"
en haastig zijn hoed opzettend, loopt hij me voorbij, de
voordeur uit
Zonder kus naar zijn kantpor. Dat was nog niet ge
beurd. En ik, die nog wel zoo'n overwinning op me zelt
had behaald en de minste was geweest. Snikkend liep ik
naar boven en ging op de logeerkamer zitten.
En ik voelde me diep ongelukkig.
Daar hoorde ik voetstappen en de stem van de meid.
„Mevrouw is naar boven gegaan."
„Ga maar Dient e," zei een andere stem, „ik zal me
vrouw wel vinden."
Ach hemelMijn schoon
mama 1 Ik moet hier gauw
even opmerken dat het woord
„schoonmoeder" niet dat voor
mij beteekent, wat het voor
veel jonge vrouwen is. Ik houd
innig veel van Ed's moeder,
die een lieve, verstandige vrouw
is. Nu echter komt ze me al
heel ongelegen. Ik opende de
deur, ik kon toch niet onbe
leefd zijn, en zei vriendelijk
Dag moeder".
„Hoe vreeselijk jammer, he
Mies?"
Ed heeft het je zeker nog
niet verteld, wat er gebeurd is,
maar ik vind het beter, daf
gij 'took weet."
„Wat is er dan toch, moedertje,
toch niets ergs?"
„Ja wel erg, er is op het kantoor gestolen!"
„Gestolen op Ed's kantoor 1 Daarom was hij van mid
dag zoo vreemd," riep ik uit. Mama deed wijselijk of
ze dien laatsten uitroep niet hoorde en ging haastig voort:
„Ja, geen groote som, tweehonderd gulden, maar 't is uit
gekomen, dat Jennings het gedaan heeft.
„Jennings de boekhoeder, die zoo veel jaren
op 't kantoor is! Eduards vertrouwde, dat
moet een vergissing zijn."
„Neen, lieve, 't is zoo, de bewijzen zijn er.
Hij moest wel bekenneo, O, kindje, Eduard is
er zoo treurig onder. Ze hebben als kinderen
al samen gespeeldhij vertrouwde hem ten
volle. Er waren al meer kleine bedragen ge
mist en nu vandaag kwam het uit't Is niet,
h-t verlies van het geld, dat Eduard zich aan
trekt."
„Neen, Mamp, ik begrijp het." We zwegen
beiden stil. Och, wat had ik een spijt I Was
ik dezen middag maar naar Eduard toegegaan,
toen hij zoo bedrukt-ernstig thuis kwam en
had ik hem maar verzocht, mij deelgenoote van
zijn leed te maken. In plaats daarvan had ik
alleen gedacht aan mijn tafel, mijn bloemen,
mijn feestje, ik was gepikeerd geweest, omdat
Ed daar niéts van zei. Foei, hoe kleingeestig 1
En berouwvolle tranen liepen langs mijn
wangen.
„Je moet er niet om schreien, lieve
Mies," zei mama „troost Eduard maar
wat, als hij thuis komt," en met een
hartelijken kus ging het lieve mensch weg.
Ik keek op de klok, bij vijven, 't thee
uurtje. Zoodra ik Eduard hoorde, ging ik hem vrcolijk tegemoet en zei
hoeveel leed ik van mijn gedrag van hedenmiddag had, nu ik van mama
had vernomen, hoeveel droevigs hij had ondervonden met die geschiedenis
van den boekhouder. Hij trok mij hartelijk naar zich toe, hoorde met
geduld al mijne decepties aan en verzocht mij hetzelfde feestje nu aan
staanden Zondag te herhalen en er dan zijn lieve moeder als getuige van
ons geluk bij te vragen 1
Alles was weer licht en zonnig in mijn hart, en ik nam mij vast voor,
een verstandiger vrouwtje te worden, dat zich niet meer door tegenheden
van welkea aard ook laat terneerslaan, maar dat zich zal oefenen, met
Gods hulp, om de schoonste deugd eener vrouw steeds in praktijk te
brengen „De Zachtheid."
'T KOMT NIET UIT1
Heldentenor: „Nu heb ik
waarachtig zes kransen betaald en
nu worden er maar vijf op hettoo-
neel geworpen. Js me dat hier een
behandeling.
Twee gebreken. Een heer kocht een paard van een boer en zeide, toen
de koop gesloten en het geld betaald was:
„Zoo vriend, nu ik het paard gekocht
en betaald heb, moogt gij mij zijne ge
breken wel zeggen."
„Gebreken? vroeg de boer.' Ik weet
niet anders, of het paard heeft er maar twee.
„En die zijn
„Het eene is, dat het moeielijk te vangen
is, als het in de wei loopt."
„Dat is een klein gebrek, zeide de heer".
„En het andere?"
„Het andere is, dat het dier tot niets
deugt, als men het gevangen heeft."
Nog te klein. Een man van zes voet
wordt op straat door een jongen van 8
jaar om vuur aangesproken. Hij blijft
staan met de sigaar in den mond, maar
toont zijne bereidwilligheid om van zijn
vuur af te staan door niets anders.
„Maar zoo kan ik er niet bij," zegt
EEN OPSNIJDER.
„Geloof mij, ik heb zoo'n scherpen blik, dat ik aan iemands
oogen zien kan, wat hij van mij denkt."
„Dan geloof ik, dat het altij i geen aangïoame gewaar
wording zal wezen."
het mannetje
„Wacht dan tot je er bij kunt," is het bescheid.
Uit kindermond. „Waarom bidt men in 't Onze Vader om zijn dage-
lijksch brood, niet om het brood voor geheel zijn leven?" vroeg eens 'n
priester in de Catechismusles.
Algemeene stilte.
De kleine toehoorders verdiepen zich in gissingen.
Eensklaps staat een blonde jongen op.
,,Zoo, weet je het," vraagt de priester.
,,Ja, Eerwaarde. De goede God geeft ons geen brood voor geheel
ons leven, omdat 't te hard zou worden."
Dit naïeve antwoord sluit 'n diepen zin in zich.
Wij moeten n.lzonder de voorzorgsmaatregelen der voorzichtig
heid uit 't oog verliezen, niet in de toekomst, ook niet in 't ver
leden, maar in het tegenwoordige leven.
Vermoeiende arbeid. „Zeg mij eens," vroeg een jonge dame, die
eeno tentoonstelling bezocht had, aan den politieagent, die bij de
C. deur stond, „waarom hebben de politieagenten eigenlijk een riem
onder de kin
„Wel, ziet u, juffrouw," was het antwoord, „dat moeten we wel:
anders worden onze kaken te vermoeid van het antwoorden op al
de vragen, die ons gedaan worden."
GETROEFD:
Schrijver: Mijn vriend schrijft me, dat hij zoo verdiept
nieuwsteD roman wa«, dat hij twee stations te ver reed.
Reiziger: Ja, 'tis niet voorzichtig, in den trein te slapen.
in mijn
Ze wistwat er in zou staan. Huishoudster. Meneer, hier is een
brief van uw neef, den schilder. Ik heb maar tegelijk een postwis
selformulier klaargelegd 1