Uoor onze Jongens en meisjes. Beste vriendjes en vriendinnetjes 120 KIEKJES VAN DE GROOTE ROTTERDAMSCHE VEETENTOONSTELLING, DOOR DE HOLL. MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW GEORGANISEERD: links de burgemeester van Rotterdam, die een langdurig bezoek aan de tentoonstelling bracht; rechts een der prachtexemplaren van de afdeeling „Gemest vee," met den eersten prijs bekroond. bonsde en terwijl ik wankelend mijn kamer wilde verlaten stortte ik op den grond neer. Toen ik weer bijkwam, lag ik te bed en mijn moeder zat schreiend naast mij. Zij had mijn val gehoord en dadelijk begrepen wat er gebeurd was. „Ongelukkig kind," riep zij jammerend uit, toen ik de oogen opsloeg. „Wat hebt gij gedaan Waarom wildet ge weten, wat beter uw leven lang voor u verborgen ware gebleven?" Ik riep eindelijk „Ja ik weet nu alles, o, was ik maar dood." Daarop verloor ik het bewustzijn weer en lag zeven weken lang tusschen leven en dood in zware koortsen. Wordt vervolgd.) Bij het Paasch feest hoort een Paaschver telling nietwaar Hebt ge al eens van Nico demus gehoord Nicodemus was een rijke Israëliet van de sekte der Pharizeën, die tot de geleerdste mannen van Israël werd ge rekend. Hij was eens in den nacht tot Jezus gekomen, uit vrees voor de Joden, was zich echter nog niet klaar bewust geworden van de zending van den Messias, en bleef in zijn hart nog jood. Hij koesterde echter een onbegrensden eerbied voor Jezus en toen deze op den Calvarieberg aan 't kruis was gestorven, bracht Nicodemus honderd pond myrrhe en aloë, balsemde daarmee het heilig lichaam, wond het in doeken en begroef het met behulp van Jozef van Arimathea in een grot Een vreemd angstig gevoel had zich echter van Nicodemus meester gemaakt, de vreemde gebeurtenissen, voorgevallen bij den dood van den grooten profeet hadden hem, den wijzen man, van streek gebracht. De plotse linge duisternis op den vollen middag, het scheuren van het voorhangsel van den Tempel, de opstanding van zoovele dooden die nu in de stad alom luide de Godheid van Christus verkondigden, hadden hem, die evenals alle joden, bijgeloovig was, in de war gebracht. In den nacht steeg hij, daar hij den slaap niet vatten kon, op het platte dak van zijne woning en liet zich de voornaamste gedeelten der profetiën, die betrekking hadden op den beloofden Messias, voorlezen. Hij overdacht daarbij de woorden, die Jezus tot hem gesproken had, in den nacht, toen Hij tot hem gekomen was, en bijzonder trof hem op dat oogenblik de uit spraak Evenals Mozes de slang ophief in de woestijn, zoo moet ook de Zoon des menschen opgeheven worden, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren ga, maar het eeuwig leven hebbe." Hij had toen op die woorden niet veel acht geslagen, maar nu, na al hetgeen hij had bijgewoond op den Calvarieberg, werd hem de samenhang-duide- lijk, en hij gaf zich al half gewonnen voor het geloof in Christus. Maar het volle licht was voor deze ziel nog niet opgegaan. Twee dagen volhardde hij in het gebed en in de studie van de H. Schrift, maar één bezwaar bleef nog te overwinnen Hoe kon deze de Verlosser zijn van Israël, de beloofde Messias? Hij was aan het schandhout des kruises gestorven en niets had zijne Goddelijke macht geopenbaard, ja zelfs, hij zelf had Hem gebalsemd en begraven, en geen macht ter wereld zou Hem doen opstaan. In deze zwaarmoedige gedachten brak voor Nico demus de middag van den derden dag aan. Vreemdsoortige geruchten hadden hem be reiktvrouwen zouden zijn gaan bidden aan Zijn graf, en zij hadden niets gevonden. Ja, Hij zou zelfs verschenen zijn aan zijne leer lingen Dit bracht Nicodemus in de hevigste spanning. Zou dan nu werkelijk na zooveel tegenspoed, het rijk van den Messias ge grondvest worden In zijne gepeinzen ver zonken, hoorde hij plotseling eene stem naast zich, die tothemzeide: Vrede zijt u." En zijne oogen opslaande, zag hij Jezus naast zich staan. Nicodemus viel op zijn aangezicht terneder en Jezus sprak tot hem: Gij kleingeloovige, wildet. gij dan niet be grijpen, hetgeen de profeten gesproken heb ben Moest de Christus dit alles niet lijden om zóó in te gaan in Zijne heerlijkheid Een bovenaardsch licht verhelderde nu zijn geest en in de hoogste verrukking riep hij uit„Ja Heer, ik geloof," En van dien stond af was Nicodemus Christen. 1. Paaschraadsel. 2. Wie kan dit lezen Wie vindt leert veel mate 3. 't Heeft geen hoofd, en toch een hoed 't Heeft geen schoen en toch een voet Vanwaar het komt, dat weet geen man I Een knappe, die 't nu raden kan 1 (Ingezonden door M. Gerritsma, Den Haag x-u nog eens een gemakkelijk reken kundig raadsel In de zestien hok jes van nevenstaan de figuur moeten de cijfers van 1 tot 16 zóó worden inge vuld, dat de som van elk der vier rijtjes 34 is. houdt de S X kamers. (Ingezonden door J. ten Berge, Leens.) 5 Mijn geheel is een provincie van ons land: naar 1, 2, 3, 4 verzuchten alle menschen. 2, 3 is een lengtemaat 7, 5, 4, 2, 6 draagt men aan de voeten. Op een 3, 2, 5, 6 klimt men op en neer. 6. Al heb ik jaren zee gebouwd. Toch word ik nog als klein beschouwd Zelfs aan de hand van Goliath Word ik toch nog als klein geschat! Maar keer mij om; wat ben ik dan? Dan ben ik iets, dat sluiten kan. (Ingezonden door C. v. d. Ende, Loosduinen.) Denkt er om, jongelui, dat de 22ste April de laatste datum is voor het inzenden der oplossingen van de schaakbord-puzzle! M. G. den Haag. Wel gefeliciteerd met het driedubbel eerste H. Communiefeest. Een gedachtenisplaatje zal ik gaarne ont vangen en ik zie met belangstelling uw stukje tegemoet. Ziehier nu de oplossingen der raadsels van de vorige week 1 Daar de raadselredacteur alle kinde ren zoo aangenaam mogelijk wil bezig houden, verzocht hij allen hem daarbij te helpen door ook iets toe te zenden. Ieder kind vindt gaarne iets van zijne gading in de raadselrubriek en daarom moet ieder trachten iets in te zenden, wat in zijn smaak valt, dan is iedereen tevreden. 2 Padua, Japan, Grave, Bazel, Andes. .3. Rotterdam. 4. Schildersezel. Soep-poes. No. 5 wordt de volgende week geplaatst. 6. Er waren maar drie personenvader zoon en kleinzoon. 7. Monnikendam. 8. Kan-eel. DE RAADSELREDACTEUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 22