115
r Ktiften tot gevangenneming bij zich had. Een duivelsche
f 'm veriiadeide zijn gelaat Maar te vergeefs doorzocht hij
de zakken van den doode: ze waren ledig. Hij wist niet, dat
rvas ze voor hem doorzocht had en het kwam niet bij hem
op de lieden, die het hem hadden kunnen zeggen, te onder
vragen. levergeefs brak hij zich het hoofd met de vraag, wat er
met de papieren gebeurd was, zonder welke hij onmachtig was
zijn haat te voldoen.
„Ze hebben mij bedrogen," zei hij bij zich zelf, „maar ik zal
wraak nemen en verlies niets met te wachten."
Misschien zou hij hiervan minder zeker geweest zijn als hij in
plaats van te droomen van zijn aanstaande overwinning Hervas
gevolgd was. Deze had bij het verlaten van het strand tot Gaston
gezegd:
„Laten wij naar huis gaan, mijn jongen. Er moet snel gehandeld
worden."
Toen ze in de kleine zaal kwamen, waar zij gewoon waren zich
op te houden, haalde Hervas de portefeuille voor den dag en
nam er de bevelschriften tot gevangenneming uit. Hij las ze
het een na het andere over. Zij waren geschreven op papier, dat
het zinnebeeld droeg van het Comité der Algemeene Veilig
heid: een bundel bijlen, gekroond dooreen Phrygische muts en daar-
onder de woorden „De eene en ondeelbare republiek of de dood"
en nog iets lager. „Dooa aan de aanhangers van het koning
schap. Onder deze revolutionnaire attributen was het bevel tot
gevangenneming geschreven, onderteekeud door de leden van
het Comité.
Zooals wij reeds zagen waren op vier dezer stukken de namen
der aangeklaagden ingevuld. Voor elk was er een stuk - een
voor de gravin, een voor Hervas, een voor Gaston en een voor
burgemeester Bonnard. Bovendien was er bijgevoegd, dat burger
Boisblanc, agent van het Comité, met de uitvoering belast was.
„Ziedaar gewichtige stukken," zei Hervas, „ze ontsluieren ons
«1 de schurkenstreken van Luyster, want ge begrijpt wel dat hij
ons aangeklaagd heeft. Gelukkig zal hij er geen gebruik van
kunnen maken, want wij zullen ze vernietigen." Met triomfante
lijk gebaar verscheurde hij achtereenvolgens de bevelschriften
tegen de gravin, tegen hem en tegen Gaston.
„Moet ge het andere ook niet verscheuren," vroeg Gaston op
dat tegen den burgemeester wijzende.
„Neen, mijn jongen. Dit bewaar ik voorloopig, want dit moet
mij nog dienen. En hier zijn nog twee andere, waarop geen naam
is ingevuld, zooals ge ziet. Het comité heeft aan Boisblanc de
vrijheid gelaten die in te vullen, een vreeselijk wapen, waarvan
hij naar zijn believen gebruik kan maken. Gelukkig heeft hij den
tijd daartoe niet gehad en het zal aan ons zijn er gebruik van te
maken."
„Er gebruik van maken? Hoe dan?"
Hervas nam een pen. Met zijn fraai handschrift vulde hij op
die plaats den naam van Luyster in.
„Hebt ge mij begrepen, mijn zoon?"
En hij barstte in een geweldigen lach uit. Lachen is aanstekelijk
en ondanks het ernstige van den toestand deelde Gaston in de
vroolijkheid van zijn vriend.
„Deze schelm wilde ons laten arresteeren," vervolgde Hervas;
„hij vleide zich ons naar Parijs te doen zenden als slachtoffers
voor de guillotine. Maar nu zal hij zelf het genoegen hebben van
deze reis en de eer om voor het comité te verschijnen."
„Maar dan zal hij de zaak ophelderen," wierp Gaston tegen,
„uw list zal ontdekt worden, men zal hem terstond in vrijheid
stellen en hij zal zich haasten om wraak te nemen."
„Zeker, mair gedurende dit uitstapje zal hij onschadelijk zijn
en zullen wij ons uit de voeten kunnen maken. Wanneer hij
tetugkeert zal hij ons hier niet meer vinden. Kom, laten wij den
burgemeester opzoeken," zei Hervas opstaande, „want zijn hulp
is ons onontbeerlijk om onze onderneming tot een goed einde
te brengen."
DE BLOEMENTENTOONSTELLING TE BOSKOOP:
Z. K H. de Prins op de Tentoonstelling voor de plechtige opening. Z.lx.
Mioister Talma was hierbij ook tegenwoordig en is op onze foto goed te
kennen.
In dien tijd werden de burgemeesters gekozen door de burgerij,
en burger Bonnard, het hoofd der gemeente Hacquetot, had dep
post, dien hij bekleedde, te danken aan de algemeene achting
zijner medeburgers. Zij hadden hem als den meest waardige
gekozen. Hij leefde van de opbrengst zijner boerderij, had een
betrekkelijk uitstekende opvoeding genoten, was een man van
gematigde beginselen, die hij met gezond verstand en een krach-
tigen wil in praktijk bracht. Toen de revolutie uitbrak, had hij
haar met geestdrilt begroet, overtuigd, dat zij aan Frankrijk
onder het gezag van den koning een regeering verzekeren zou van
rechtvaardigheid en vrijheid. De gewelddadigheden der omwen
telingsmannen hadden hem echter zijn goede meening ontnomen
en sedert had h;j getracht in zijn gemeente de gevolgen daarvan
te voorkomen.
Tot op dezen dag was hem dit gelukt en zelfs toen van alle
zijden de vervolgingen uitbraken, had het gebied, waarvan het
lot in zijn hand lag, er niet van te lijden gehad. In Hacquetot
bleef de partij der orde in de meerderheid, ondanks de aan
houdende pogingen van Luyster om haar te vernietigen. Het
gevolg hiervan was dat hij bij de Jacobijnen der streek verdacht
was en dat was hem niet onbekend. Hij was echter sterk door
de zuiverheid zijner bedoelingen, en door een groote mate van
geestkracht gevoelde hij zich in staat zijn vijanden het hoofd te
bieden. De betuigingen van sympathie, die hij voortdurend van
de bloemententoonstelling te boskoop:
de inderdaad in alle opzichten buitengewone tentoonstelling van bloeiende
planten, die de Boskoopsche kweekers hebben georganiseerd, trekt terecht
in binnen- en bu tenland de algemeene bewondering. h. m. de Koningin
ging in die bewondering voor, door reeds op den dag der opening, welke
plechtigheid door Z. K. H. Prins Hendrik was verricht, naar Boskoop
te komen, om de schitterende exprsitie te bezichtigen; or ze fotograaf
heeft van het bezoek van het konin klijk echtpaar een aardig kiekje genomen.
ijn gemeentenaren mocht ontvangen, rechtvaardigden en ver
sterkten zijn vertrouwen.
Hij was bijzonder bevriend geworden met Hervas. In de kritieke
tijdsomstandigheden waren de beide mannen elkaar nader ge
komen en menigmaal hadden de handelingen van den burge
meester den invloed ondergaan van den voormaligen religieus,
dien hij gaarne raadpleegde.
Dezen morgen was hij gelijk alle dagen op het raadhuis geko
men en toen Hervas en Gaston daar verschenen vonden zij hem
in de grootste ontsteltenis. Hij had juist van het vreeselijkonge-
luk op het strand vernomen waar twee personen omgekomen
waren, die niemand kende. Juist wilde hij zich naar de plaats
van het ongeluk begeven om persoonlijk onderzoek te doen, toen
de beide bezoekers aangediend werden.
„Ik kan u daarover inlichten, waarde burgemeester, het is
onnoodig u te verontrusten. Een van de beide ongelukkigen
was een agent van het comité van algemeene veiligheid, ge
zonden om op aanklacht van burger Luyster eenige arrestaties
te bewerkstelligen. De ander was slechts een figurant. Hun
ongelukkig uiteinde heeft de onschuldigen gered."
„Hoe zijt gij daarover zoo goed ingelicht?"
„Door de papieren die ik op hem gevonden heb en door
de woorden van Luyster, wiens plannen door dit ongeluk ver
ijdeld zijn. Ziehier de papieren, burgemeester, ge zult er uit
lezen, dat de catastrophe van dezen nacht ook u gered heeft."
Bonnard wierp een blik op het blad, dat Hervas hem over
reikte en zag zijn naam staan onder het bevelschrift tot ge
vangenneming.
„Wat heb ik dien schavuit gedaan, dat hij mij met zijn
haat vervolgt," vroeg hij.
„Ge zijt een hinderpaal voor zijn eerzucht. Hij wil hier
meester worden en daar hij uw tegenstand niet kan overwin
nen, wilde hij trachten u ten val te brengen."
Wordt vervolgd.)