ran vader op zoon.
99
Boisblaoc naar de abdij gebracht hebben,"
Waarom ben je niet gekomen?"
ger Bbisblanc niet gezien," verzekerde Lordat.
t," schreeuwde Luyster. „Dan moet hem een onge-
zijn."
iet wat er gebeurd is. Wat ik weet is dat hij niet
U
ongelooflijk," nep de oud-matroos,
waarheid, burger Luyster," stotterde de herbergier,
aarheid." Zijn mond verklaarde dit, maar de angst,
ïkken sprak, zijn verlegenheid en verwarring bewezen,
eloof ik je niet," riep Luyster.
r u, burger
ar op met liegen Ik vermoed dat je mij iets ver-
e weigert te bekennen, zult ge u te Fécamp
twoorden."
iging werkte. De herbergier zag zith reeds tusschen
nen op weg naar Fécamp. Zijn bloed stolde in zijn
an nacht ziek geweest," zeide hij eindelijk met kla-
„ik was verplicht naar bed te gaan en weet niet
rd is."
beweert ge dan dat burger Boisblanc niet gekomen
is geen misdaad, liegen wel. Wanneer men liegt,
r belang bij te liegen. Wees op uw hoede, burger
gedrag is verdacht en de weigering om u te ver-
nog verder kunnen schaden."
kkige was nu nog meer in het nauw gebracht. Nog
ikt door de woorden van Luyster dan door die van
ïog slechts in zijn herinnering bestonden, besloot hij
Hij vertelde, dat hij had moeten bukken voor zijn
aan den dood te ontsnappen. De jonge man had
gen zich te bed te leggen, had hem in zijn kamer
zich belast met de ontvangst van Boisblanc.
e niet, wat zij gezegd hebben?"
;t niet hoorenze waren te ver van mij af."
kinkeldat was zoowat het mooiste, wat de
itroos hem toebeet.
de zijn woede zich nu minder tegen Lordat dan
Gaston en zijn medeplichtige Hervas, die zijn plan
misschien den ongelukkigen Boisblanc vermoord
er voor boeten, al moest ik ook naar Parijs gaan,"
„Wat jou betreft," voegde hij er bij, terwijl zijn
en dreigende blik op Lordat viel. „je zult moeten
trent het geweld dat men je heeft aangedaan."
ik spreek zullen ze mij dooden," kermde de onge-
au-Casque heeft het gezegd."
in de gevangenis zitten eer zij je kunnen bereiken."
.uyster's laatste woord. Hij vertrok razend van woede
ïerbergier van het Café de la Fidélité in de grootste
achter.
Wordt vervolgd
ïzelfden dag werd Gotz aangehouden en ik liet hem op
e plaats brengen waar het lijk lag. Ik lichtte zelf het
iken, dat daarover was uitgestrekt, op en toonde hem
en vermoorde, terwijl ik hem scherp in het oog hield,
oogen in het rond gaan zonder den blik op het lijk
estigen.
loot van kleur en sidderde en men kon zien, welke
hem kostte om zich een houdiDg te geven. Op de
j den doode kende, bromde hij, nauwelijks verstaan-
et Markus leek, die naar men zeide verongelukt was.
ïem de wonde en zei scherp: „Daaraan is hij gestor-
ïaalde de schouders op, maar trachtte te vergeefs zijn
bergen.
andere zijde der herberg was de danszaal, die ik als
geschikter voor het verhoor uitkoos en waarheen ik
ngen. Aarzelend volgde hij zijn geleiders en toen ik
danszaal volgde, vond ik hem in een toestand van
ingst, die ik in tegenwoordigheid van den vermoorde
>ij hem bespeurd had. Hij hijgde en doorvorschte de
gstigsn blik. Toen verzonk hij in een dof stilzwijgen,
eenige oogenblikken om te kahneeren, maar zijn onrust
erden eer sterker dan minder. Blijkbaar streed hij er
ht tegen, maar kon ze niet meester worden en ik had
aarbaar medelijden met den zich zijn schuld bewusten
toch beschouwde ik hem, ofschoon hij bij het daarop
hoor alle schuld loochende.
iste hij zich in zijn antwoorden, maar hij bleef bij zijn
ontkenning, of ik hem ook al trachtte te over-
üem tot een rouwmoedige bekentenis zocht over te
slotte moest ik hem naar de gevangenis laten over-
aarbij hij wankelend de zaal verliet en nogmaals met
em zijn onschuld staande hield.
rzoek werd nu van mijn kant met rusteloozen ijver
Het bleek dat Gotz met den vermoorde reeds lang
in haat en vijandschap had geleefd, waaruit allerlei plagerijen van
den kant van Gotz volgden. Hun landerijen grensden aan elkaar.
Gotz had ook meermalen bedreigingen tegen Markus geuit en
eenige dagen voor den moord hadden ze nog een hevigen twist
met elkaar gehad en alleen de tusschenkomst van een buurman
had voorkomen, dat Gotz zich toen reeds aan Markus vergrepen
had. Op den morgen van den bewusten dag hadden zij elkaar in
de kleine herberg aangetroffen, die mij reeds vroeger was aan
geduid. Volgens het zeggen van den waard was Markus er het
eerst geweest en had zich bij de komst van den andere willen
verwijderen. Toen had Gotz onder allerlei schoonschijnende woor
den vrede willen sluiten; hiertoe kwam het ook schijnbaar en zij
dronken daarop een glas en toen nog éen. Markus was beschon
ken toen zij samen weggingen, maar Gotz niet zoo erg. Een
schaapherder had hen samen den weg naar het Hooge hout zien
inslaan en de vrouw van Gotz had het gevonden houweel als het
zijne herkend. Ook de plaats waar hij het in het gras had trach
ten te zuiveren van het bloed werd ontdekt.
Ik zond de akten aan mijn superieuren en toen Gotz voor de
rechtbank verscheen, was zijn verdediging verward en zwak, de
getuigenissen tegen hem waren zeer bezwarend en de uitspraak
luidde: schuldig aan manslag met voorbedachten rade, het dood
vonnis werd over hem uitgesproken.
Tot hiertoe was zijn houding koel en onverschillig geweest,
maar toen het vonnis geveld was, stond hij als door den donder
getroffen en wist zich niet staande te houden. Op de vraag van
den rechter of hij nog iets te zeggen had schudde hij slechts
met het hoofd. Hij kon geen woord uitbrengen en liet zich wil
loos naar de gevangenis terugvoeren. Drie dagen lang raakte hij
de spijzen, die hem gebracht werden, in het geheel niet en de
waterkruik slechts een enkele maal aan. Den geestelijke, die zich
veel moeite voor hem gaf, antwoordde hij met geen syllabe en
op de vraag of hij zijn vrouw wilde zien, schudde hij slechts ont
kennend het hoofd.
Aan het einde van den derden dag scheen hij uit zijn starre
verdooving te ontwaken en verzocht den geestelijke met mij fe
mogen spreken, hij wilde mij alles bekennen. Toen hem aan het
verstand werd gebracht, dat hij dit verzoek tot den voorzitter der
rechtbank moest richten, deed hij dit, maar toen deze kwam om
zijn bekentenis te vernemen, verzocht hij weer mij te mogen spre
ken. Deze wensch werd ingewilligd, en ik begaf mij, door nieuws
gierigheid en medelijden gedreven, ten spoedigste naar de ge
vangenis. Dat hij juist mij zijn bekentenis wilde doen, moest zijn
reden hebben, en deze kon ik niet achterhalen.
Toen ik, door den gevangenbewaarder geleid, het verblijf van
den veroordeelde binnentrad, zat deze met het vergrijsde hoofd
in de handen op den grond neergehurkt. Stuursch zag hij op,
toen de deur openging en keek, zonder zijn houding te verande
ren, wie hem kwam bezoeken. Toen hij mij herkende, stond
hij langzaam op en kwam met wankelende schreden mij tegemoet.
KATHOLIEK ONDERWIJS IN ZEELAND:
de nieuwe parochiale school te Middelburg, een kloek mo
nument van Roomschen offervaardigheidszin door den Zeer-
eerwaarden pastoor J. Brügemann tot bei! der Katholieke Mid-
delburgsche jeugd gesticht.