Uit de Pers. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 14 Maart. Het Kloosterdebat in de Tweede Kamer. Men zal zich herinneren, dat de heer Patijn zich nogal heftig heeft uitgelaten tegenover kloosters. Minister Kolkman en Ö.e heer Kooien hebben hem echter ter dege te woord gestaan. Hier volgt de gewraakte passage uit de rede van den heer Patijn en hetgeen 'daarop geantwoord werd. Mr. Patijn zeide: „Bij mij weegt echter zwaar de over weging, dat onder de zedelijke lichamen jen instellingen van de doode hand er vele begrepen zijn, waarvoor volstrekt niet, in mijn oog, de door den geachten afgevaardigde aangevoerde argumenten pleiten. In het bijzonder heb ik daarbij het oog en ik wil het kind bij den naam noemen en precies zeggen waar- Op ik vooral doel de kloosters. De kloosters verrijzen in ons land in Steeds toenemende mate. Niet alleen in Brabant en Limburg, maar ook in de Protestantsche provinciën vindt men tal van zeer groote nieuwe gebouwen, vaak groote complexen van gebouwen, die honderdduizenden en meer gekost moe ten hebben en een welsprekend getui genis afleggen van de draagkracht van hen die deze instellingen in het leven hebben geroepen. Wanneer men dan vraagt, wat voor gebouwen dat zijn, is het antwoord, althans in de zuidelijke provinciën, steevast: dat zijn nieuwe kloosters. Nu meen ik, dat deze kloosters geen enkele reden hebben voor speciale pri vilegiën in ons belastingwezen. Ik zie volstrekt niet voorbij, hoeveel ook onze moderne cultuur historisch te danken heeft aan het kloosterwezen; hoe in de middeleeuwen, toen buiten de klooster muren het wilde leven der middeneeuwen woedde, in die kloosters groote ideëele schatten der menschheid, in het bijzonder op het gebied van kunst en wetenschap, ecuwen lang zijn in veiligheid gebracht; maar dit alles ten volle waardeerend, kan ik in den tegeuwoordigen tijd in de kloosters niet zien cultuur bevorde rende instellingen, die uit dien hoofde aanspraak zouden hebben op eenig bij zonder voorrecht. Economisch werken de kloosters -niet gunstig, omdat zij een deel der valide bevolking onttrekken aan den productieven arbeid der natie. Fiscaal werken zij schadelijk, omdat zij, gelijk ik zeide, in tal van belastingen vrijstelling genieten, waarin door de ingezetenen en door andere rechtspersonen moet worden bijgedragen. Waar zoo de zaak ligt, wat is er dan voor te zeggen óm hier een gunstige bepaling te maken voor instellingen, waar onder ook tal van kloosters vallen?" Mr. Kooien gaf den heer Patijn ten antwoord, dat zijn bezwaren geen groo- ten blijk geven van vrijzinnigheid. „De heer Patijn wenscht nl. een uit zondering te maken voor en als hij dat woord uitspreekt, gaat hem een rilling doojr de leden de kloosters. De geachte afgevaardigde zeidehet amendement is mij sympathiek, ik erken inderdaad, dat voor zoover instellingen najagen een doel ten algemeenen nutte, er veel voor te zeggen is, maar dan zullen ook de kloosters worden bevoor deeld, en dat vind ik niet goed. Hij zou dus het amendement wel willen accepteeren, maar met een uitzonderings bepaling ten aanzien van de kloosters. Hij begrijpt evenwel dat dit niet gaat en daarom moet het amendement ook van de baan. Ik zou er den heer Patijn in dc eerste plaats op willen wijzen, dat ons amende ment geen uitzonderingsrecht bevat, maar er b.v. ook onder vallen loges, even goed als Protestantsche en andere in stellingen. Nu zegt de heer Patijnal moge het waar zijn, dat de kloosters in de middeleeuwen de beschaving hebben vooruitgebracht, van dat vooruitbrengen der beschaving door de kloosters in den tegenwoordigen tijd zie ik niets meer. FEUILLETON. De andere weg. door ERNST ZAHN. 7) Adli bespeurde nu voor het eerst hoe diep deze zaak hem griefde. Bij het noe men van Hugo's naam had zij eerst een ■hoogroode kleur gekregen en zou liefst dadelijk zijn weggeloopendaarop ech ter begon zij, in de meening hem zoo doende te troosten, allerlei goeds van Hugo te zeggen. Hoe iedereen met hem wegliep en hoe begaafd hij was. Maar haar vroolijkheid bedaarde sn e- dig, toen zij zag, hoe weinig Grob daarin deelde. Deze zette alleen een hoogst verbaasd .ezicht en zeide: „Geloof jij dan, Adli dat zulk een leven voor een mensch het beste is?" Zij zweeg versclirkt, en kreeg eens klaps het gevoel dat haar iets dierbaars ontnomen was. Op dat oogenblik kon zij niet zoo trotsch zijn op haar vriend Hu- go als zij dit tot nu toe was geweest. Baas Gottfried sprak steeds door lang zaam en bedaard. Het was tegenwoordig Ik zou den heer Patijn willen vragen of hij ooit een voet heeft gezet in een van de kloosters, waarover hij thans den staf heeft gebroken. De heer Thomson zegt daar: hij mag den drempel niet over komen. Een be wijs dat ook deze geachte afgevaardigde niets van die instellingen kent. Wanneer de heer Patijn, van Aken komende, door Limburg stoomt, zal hij langs verschillende kolossale gebouwen rijden, waaraan de heer Patijn en zijti geestverwan ten, dit in het voorbijgaan, geen cent hebben bijgedragen. Wanneer hij langs Valkenburg komt, zal hij daar een groot klooster zien, waarin de grootste capaciteiten van deze eeuw hun werk verrichten, waar intel- lectueele krachten als pater Cathrein en pater Lehmkuhl zich afzonderen in hun cel en de wereld verbazen door hetgeen zij publiceeren. Wanneer hij komt langs Venray, dan zal hij zien een klooster, waarvan de leden zich bezighouden met de zorg voor ongelukkige medemenschen, voor krankzinnigen, waarin zij, afgestor ven van de wereld en afziende van alles wat zij in de toekomst kunnen krijgen, zich wijden aan het heil hunner mede burgers. Wanneer hij verder stoomt langs Venray zal hij daar zien een van die schoone kloosters, waarvan de leden de wereld hebben vaarwel gezegd om zich te wijden aan de opvoeding der dochters van ons, Katholieken. Verder zijn reis voortzettend komt hij langs kloosters, waarvan de leden zich wijden aan de op leiding van missionarissen, die volgens het woord Gods: „Gaat en onderwijst alle volken", zich zullen verspreiden over de wereld om het Christendom te ver breiden en in de eerste plaats in onze koloniën naast het Christendom de be schaving zullen brengen. Dat zijn de kloosters, die volgens den geachten afgevaardigde uit Zierikzee met de cultuur niets uitstaande zouden heb ben. Door den geachten afgevaardigde uit Amsterdam IX wordt verwezen naar Spanje, Portugal en Frankrijk. Wij heb ben te maken met Nederland. Er is één klooster dat in Nederland Trappistenbier brouwt, maar daarmede is alles gezegd. Nu zou ik willen vragen, of het met de vrijzinnigheid, waarvan de leden van de overzijde zich den schijn geven, over eenkomt, om van instellingen, die niet geheel met hun denkbeelden overeen stemmen, een zoo kwaden dunk te heb ben, dat het amendement verwereplijk wordt alleen omdat die instellingen er onder vallen. Ik zou zoo gaarne zien, dat die leden van de vrijzinnigheid werke lijk vrijzinnig waren en zeiden er schijnen nog andere levensbeschouwingen te be staan dan de onze, er schijnen te bestaan menschen, die andere opvattingen hebben dan wij, die zich wijden aan de ascese, die zich afzonderen van de wereld en het beste wat zij hebben opofferen aan het heil van hun medemenschen, en dat het dan tot de vrijzinnigheid behoorde om te zeggen: wij willen geen uitzon deringsrecht voor instellingen, die behoo- ren tot de glorie van andersdenkenden." Het antwoord van minister Kolkman was kernachtig, hij was het wel niet eens met het amendement, maar, sprak hij, „ik doe dit nu niet om daarmee de kloosters te treffen; ik hoop dat de heeren dit wel van mij zullen aannemen. Ik ben voor die dingen niet zoo bang als de heer Patijn, die er voor blijft staany niaar er nooit ingaat. Die geachte afge vaardigde heeft wel een kleine lofrede gehouden op de kloosters in de middel eeuwen dat was ten minste iets, over het algemeen worden zij altijd afgebroken, maar hij sprak ten minste waardeerend. Wat de geachte afgevaardigde daarvan heeft gezegd, heeft hij uit geschriften moeten leeren. Nu zou ik hem den raad willen geven, waar hij de tegenwoordige kloosters niet vertrouwt en afbreekt, die eens te gaan zien. Waar hij de eerste heeft leeren ken nen uit geschrift en overlevering, kan hij door eigen inspectie en waarneming gaan zien hoe de bestaande kloosters werken. Wanneer hij er lust toe heeft, wil ik hem gaarne introduceeren, met al le genoegen, en ik sta er borg voor, als hij daarvoor soms bang inocht zijn, dat hij er levend uitkomt. Hij zal daar vin den bij die menschen, die zich in die een slechte tijd, waarin men den schijn voor werkelijkheid aannam. Zoo iets kon niet blijven voortduren, er moest een ein de aan komen, de geheele bluf van de menschen moest als een zeepbal uit el kaar spatten en Hugo zou één der eer sten zijn. Terwijl hij aldus sprak, kon men het den ouden man aanzien, dat hij diep ge schokt was. Adli moest hem gelijk geven en op dat oogenblik was Hugo van het voetstuk gevallen, waarop haar vriend schap hem had geplaatst. Eindelijk stond Grob op en stelde haar voor te zamen naar huis te wandelen, hetgeen zij dan ook zwijgend deden. De herinnering aan dit gesprek hield Adli nog een tijd lang bezig. Zij had nu voor het eerst duidelijk gezien welk een kloof er tusschen vader en zoon gaapte en juist omdat zij van beiden hield grief de dit haar, zonder dat zij echter recht wist waarom. Het toeval verwijderde haar echter in den eersten tijd die nu aanbrak van den ouden man en bracht haar nader tot den jongen. Hugo Grob die iets vluchtigs in zijn karakter .had, vond Adli wel een aardig meisje, doch dacht niet aan haar, zoodra zij niet bij hem was. Maar ploD :ing begonnen nu zijn kameraden hoog op te geven van kloosters vereenigd hebben, een leven vol abnegatie van zich zelf, een l^ven vol liefde en toewijding voor hun mede menschen, hij zal er zien, hoe daar de kunst, de wetenschap, het onderwijs, de ziekenverpleging, en al wat men wil, bevorderd wordt, geëerd, en, laat ik het woord van den geachten afgevaardigde zelf gebruiken, in cultuur gebracht. Er is nog een andere cultuur dan een enkel economische. Hij zal daar een cultuur vinden, die hij, ik ben er vast van over tuigd, niet alleen zal kunnen waardeeren maar ook bewonderen. Wanneer de geachte afgevaardigde eens zou willen gevolg geven aan het verzoek van den heer Koolean en de zaak met eigen oogen zou willen bekijken, ik ben er van overtuigd, dat hij binnen' korten tijd heel anders zou denken en spreken dan hij dezen morgen heeft ge daan. Politieke Somatose. Het „Dagblad van Noord-Bra bant" schrijft: Men herinnert zich den tijd, dat het slap ging bij de sociaal-democraten. Men vergaderde, belegde meetings... altijd de zelfde oude kost... daar moest eens wat anders gebeuren, riep mevr. Roland Holst... een algemeene staking of zoo iets... Wijl echter de bezadigde leiders der S. D. A. P. sinds 1903 voor „avonturen" niets meer voelden maar toch „iets an ders" noodig hadden dan die eeuwige meetings, is het volkspetionnement uiL- gevonden. Daar gaat het nu prachtig mee. Zoo spontaan en vlot loopt die bewe ging! De socialisten leggen maar ergens een lijst ter teekening, en van alle kanten stormen de menschen toe om jhun hand- teekening te plaatsen. Zoo moest het gaan. Maar het gaat net andersom. Socialistische propagandisten leuren met de lijsten langs de huizen en zeuren den menschen een handteekening af. Wat doet 't er toe? Er is weer leven in de brouwerij. De broeders vergeten onderling te kij ven, hebben wat bij de hand. De revo- lutionnaire strooming naar algemeene stakingen is afgeleidde slaperigheid der tragen verjaagd. Dit werkje schijnt de S. D. A. P. goed te doen. Kiesrecht- actie is de somatose voor een bloedarme politieke partij. Hetgeen thans ook gemerkt wordt in den liberalen hoek. Daar is de bloedarmoede in de laatste jaren chronisch. De liberale partij is nog maar een schim van wat zij vroeger was. En 't ei^gste is, .dat de jpolitieke dokters tot gisteren geen raad wisben. Nu wil men het echter met het soma tose der kiesrecht-actie probeeren. Alle liberalen worden opgetrommeld om te strijden voor het algemeen kiesrecht. Al len, zoowel de rechts- als de links-libe ralen. Van Tydeinan tot Treub. Verza melen, blaast de heer Roodhuyzen in „De Vaderlander". En daarna? vraagt nuchter het „Hbl." Als' wij ons verzamelen en als wij slechts voorstanders van algemeen kies recht in de Kamer brer\gen, wat (Jan Op welk program zullen wij dan samen werken Kan me niet bommen, antwoordt het orgaan der Unie-liberalen, 't Is maar om een leuze te doen. Winst is er altijd, ook wanneer wij verliezen: de winste n.l. dat de partijen scherp tegenover elkander zullen komen te staan... Kan het duidelijker gezegd, dat heel deze kiesrecht-actie slechts als politie ke somatose is bedoeld De partijen moeten weer scherp te genover elkaar komen. De linkerzijde laboreert aan bloedar moede, is slap in de beenen. Heeft 'w drankje noodig. En de kiesrecht-actie werkt zoo op monterend bij de socialisten. Waarom zouden de liberalen het drankje ook niet eens probeeren Baat 't niet, het schaadt evenmin. Adli's aantrekkelijkheid en één hunner, die een licht ontvlambaar gemoed had, liep telkens voor het huis van den winke lier op en neder. Hugo zag dit een paar malen en maakte daaruit al spoedig op, dat dit jongmensch Adli, ofschoon deze nog bijna een kind was, het hof maakte. Deze ontdekking maakte hem zenuw achtig en hij hield zich gedurende de eerstvolgende dagen zeer veel met haar bezig. Den Zondag daarop moest hij met zijn gymnastiekvereniging een uitstapje maken naar het Turlermeer en hij noo- digde Adli uit hein daarheen te verge zellen. ,s Morgens na kerktijd gingen zij daar heen, en toen zij van de bergen afdaalden naar het meer, had de wereld, die hen omgaf, slechts twee kleuren, blauw aan het water en de lucht, groen aan de ber gen en bosschen. Het was warm en doodstil in de lucht. Zij waren lachend en schertsend de bergen opgeklommen, doch nu verdeelden zij zich in groepjes en gin gen z. in het gras zitten om het tweede ontbijt, dat zij hadden medegebracht, te nuttigen. Hugo Grob had onderweg reeds het hoogste woord gehad en hield ook hier door te kom- ndeeren en gra. te verkoopen, de aandacht op zich geves- De Herziening der Militiewet. Het „Huisgezin" wijst op de aan merkelijke punten van overeenkomst tusr schen de door minister Colijn voorgestU de herziening der Militiewet en de con- clusiën, waartoe de defensie-oommissie in September 1908 kwam in haar aan den Algemeenen Bond van R. K. Kie'svereeni- gingen uitgebracht rapport. Men kan, wat de hoofdzaken betreft, zelfs zeggen, dat de plannen des minis ters en de voorstellen der commissie el kaar vrijwel dekken. En ten aanzien van de legersterkte èn ten opzichte van den eersten oefeningstijd denken minister en commissie eenstem mig. Eenstemmig ook wat betreft de ge wijzigde samenstelling dier legersterk te en den eventueel en „afslag" van den eersten oefentijd. Op de vraag: met hoeveel manschap pen geven de minister en de commissie, die beiden een zelfde verkorting van diensttijd voorstaan, een verschillend antwoordde eerste wil 5500 man meer, de commissie vroeg maar 4700 man. Het verschil zit 'm hierin, dat de laat ste alleen rekende met de onbereden wapens (sterkte ruim 15.000 man) en voor de bereden wapens den bestaan- den toestand handhaafde, tervvijl de mi nister voor het geheele contingent f 17500 man), dus ook voor de bereden wapens, een herhalingsoefening prijsgeeft. Ook wat den eerste-oefentijd betreft is er, eenstemmigheid tusséhen minister en commissie. Beiden wenschen den 8i/2-maandschen eerste-oefeningstijd voor de onbereden wapens te behouden. Beiden wenschen het instituut der vier- maanders af te schafefn en voor allen een eerste-oefentijd van fri/s maand vast te stellen. Beiden wenschen ten slotte (met af schaffing van het voorbereidend mili tair onderricht) een afslag van twee maanden voor houders van een getuig schrift voor lichamelijke geoefend heid. Brengen we 't eenmaal zoo ver, dat in heel het land de geheele jongelingschap aan de voorbereidende lichaamsoefening gen deelneemt hetgeen natuurlijk een werk van zeer lagen adem is, indien het al te verwezenlijken valt dan zou inen tot een algemeene verkorting van den eerste-oefentijd kunnen komen. Nog op meer punten bestaat eenstem migheid. Zoo ten aanzien van het ontheffen der kostwinners van den krijgsdienst in ste de van hun, zooals thans geschiedt, een schadeloosstelling toe te kennen. Hier dient bijgevoegd, dat de commis sie zich in beginsel voor de onthef fingen verklaarde, maar vreesde dat de uitvoering „hoogst moeilijk" zou zijn. Ten slotte zijn minister en commissie het eens omtrent de noodzakelijkheid van het behoud van een blijvend gedeel te, maar met zoo weinig mogelijk per soonlijken druk. In deze lijn ligt de door de commissie bepleitte en door den mi nister in zijn ontwerp opgenomen rui me bevoegdheid tot ruiling: niet alleen binnen de grenzen der eigen lichting, maar ook met miliciens van oudere lich tingen. Natuurlijk zou het voorbarig zijn, uit de overeenstemming tusschen minister en commissie zonder meer tot de voor treffelijkheid en onaantastbaarheid der ministerieele voorstellen te besluiten maar merkwaardig blijft in ieder geval de treffende overeenkomst tusschen het geen de minister thans voorstelt en de commissie twee en een half jaar geleden als haar oordeel uitsprak. Debietrecht. De „S t a n d a a r d"-driestarschrijver meent, dat men in beginsel niets tegen het debietrecht op tabak kan inbrengen. Alle rooken is een weelde en 10 pet is stellig geen buitensporig recht. Er zijn echter bedenkingen tegen de wijze, waarop men de geraamde op brengst ad 2 millioen denkt te innen. Het eenvoudigste ware natuurlijk het in nen van deze bedragen bij de aankomst van de tabak in het land, tervvijl men de binnenslands geteelde tabak dan op andere wijze treffen moest. Dat de Mi nister nochtans dezen weg niet insloeg, is om denhandel. Onze tabaksmarkt is van Europeesche beteekenis. Liefst moet deze groote handel niet bemoeilijkt wor den. De Minister wil daarom heffing bij het debiet. Dit nu legt op den verkooper groote lasten, vooral in het kleinbedrijf, en het zal zeer de vraag zijn, of de ad ministratieve controle bij dit kleinbedrijf zal zijn door te voeren. Vooral in ge mengde bedrijven zal dit op zeer ernstige bezwaren stuiten. Toch zal hierop wel een uitweg te vin den zijn, vooral zoo men de gemengde en de niet gemengde bedrijven vaneen scheidt. Wordt in een winkel niets dan tabak, en wat daarbij behoort, verkocht dan is decontrole van het debiet altijd mogelijk, ook al zou ook daarbij een ver eenvoudiging van de controle vaak ge- wenscht zijn. Van meer dan één kant dringt men er daarom nu reeds op aan, dat althans voor de gemengde en kleinere bedrijven een qecht op den inslag en niet op het debiet mocht worden geheven. In deze soort bedrijven krijgt de verkooper zijn tabak en sigaren van elders, is te bepa len van wie, en kan op dien inslag het recht worden geheven. Reeds moeilijker wordt dit, als de verkooper zelf van de tabak de sigaren maakt, zoodat in den verkoopprijs niet alleen de waarde van de tabak, maar ook de kosten van fabri catie begrepen zijn. En het zal wel om die reden zijn, dat de Minister aan een uniform debietrecht de voorkeur heeft gegeven. lii het algemeen zie men niet voorbij, dat op het Departement, waarvan zulk een voorstel uitgaat, al wat op zulk een heffing betrekking heeft, van alle kanten bekeken is, eer men de lijnen voor het ontwerp vaststelde, en dat men op het de partement veel beter van de bezwaren die zich voordoen, op de hoogte is, dan in de redactiebureaux, die haar oordeel ten beste geven. Wel daarentegen mag ondersteld, dat het verkoopend publiek weet wat het Departement niet weet, en dat het Departement goed zal doen, komt uit dit publiek een beter denkbeeld op, dit niet al te voorbarig te veroordee- len. Waren de bedrijven georganiseerd, dan zou geheel de zaak nog veel gemakkelij ker te onderzoeken zijn. Nu dit vooralsnog niet het geval is, gaat men het veiligst, door een ontwerp als nu inkwam, niet te overhaastig aan critiek te onderwerpen, maar door te beginnen met eenig vertrouwen in den Minister te stellen. En is dan van zijn kant de Minister niet ongenegen, om op komende bezwaren aan een ernstig on derzoek te onderwerpen, en zoo moge lijk een hem aan de hand gedaan voor stel tot verbetering niet te onverbiddelijk af te wijzen, dan mag hope gekoesterd dat ook voor deze tabaksbelasting eer lang de meest juiste vorm zal zijn ge vonden, die het bedrijf niet te zeer drukt, het debiet niet te zeer doet afnemen, en niet te groote kosten voor de controle met zich brengt. De (A. R.) „Stichtsche Cou- r a n t", die het voorgestelde debietrecht „niet onbillijk" acht, voelt er niettemin „weinig sympathie" voor. Vooreerst om dat de heffing van een debietrecht van kleine winkeliertjes en winkelierstertjes een lastige administratie eischt. En ten tweede, omdat het voorstel naar wc vree zen zeer impopulair zal blijken. Moet het, dan moet het. Maar wij zouden wenschen, dat de 2 millioen, die de minister uit dit wetsvoorstel verwacht, op een andere wijze gevonden werd. En we hopen, dat de Kamer dit wetsont werp voorloopig nog maar een beetje zal laten rusten. De oud-Katholieken en de Vasten. De drie oud-Katholieke bisschoppen van Nederland hebben in hun „herde- 1 ijk" schrijven voor den Vastentijd de vasten afgeschaft. w Het wordt voortaan aan ieders ge weten overgelaten, in hoever en hoe hij boete zal doen. Het is wel een zeer gemakkelijke! methode, zegt het „Huisgezin". Maar het bewijst vooral, hoe het oud- tigd, maar zooda hij zag dat een paar van zijn kameraden Adli in beslag wilden nemen, ging hij een weinig afgezonderd van de anderen zitten en riep hij Adli bij zich. Hij zag er in zijn donker lakensch pak met den stroohoed op het hoofd zeer goed uit. Zijn oogen flikkerden zoo hel der en het bruine kneveltje gaf hem iets aantrekkelijks. Een tijdlang zat Adli doodstil naast hem „Het is of men hier geheel van de wereld is afgezonderd," begon zij ten slotte. Zij was altijd de ernstigste van hen beiden en verviel telkens wederom in gepeins en beschouwingen, terwijl hij altijd vroolijk en vol ^grappen was. Men b'.eef tamelijk lang daar zitten, doch ten slotte begon men aan aller lei spelletjes en werd Adli zoodoende ook weder meer in het gezelschap ge haald, zoodat Hugo eerst 's avonds, bij het naar hris gaan, zich weder uitslui tend met haar kon bezig houden. Men had een anderen terugweg geko zen, en kwam, toen de zon onder was in het mooie donkere Sihlwald en eens klaps bespeurde Adli dat Hugo en zij van de anderen af waren gedwaald, toen haar rne'gczel zijn hand door haar arm slak en zachter dan gewoon rijk, jnoti eenigszins bevende stein tot haar sprak. Het werd haar nu eensklaps zonderling te moede, zonder dat zij zich bewust was waarom. Hugo was door het genot van dezen zonnigen zomerdag in een bizonder op gewekte stemming en toen hij bemerkte dat het mooie jonge meisje dat naast hem liep met graagte naar hein luister de, werd hij langzamerhand hoe langer hoe moediger en waagde hij het zelfs haar arm tegen zich aan te drukken. Zij hoorden de voetstappen en de stemmen van de anderen niet meer. Slechts de bladeren der boomen ritsel den boven hunne hoofden en af en toe 7^gen zij een waterstroompje, dat even zachtkens fluisterde als Hugo nu deed. Adli liep met het hoofd naar den grond gebogen en op eens gaf de jonge Grob! haar een kus op don wang. Zij zag hem daarop ten deele verschrikt ten declq verwijtend aan: „Doe dat niet", zei zij terwijl zij haar arm "it den zijne trok, dpch al spoedig, bemerkende dat hij zich gekrenkt gevoel de, wilde zij het weder goedmaken cid stak de land naar hem t% die hi». /wij# gend even drukte. Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5