Uit de Pers.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Dinsdag 14 Maart.
Het Kloosterdebat in de Tweede
Kamer.
Men zal zich herinneren, dat de heer
Patijn zich nogal heftig heeft uitgelaten
tegenover kloosters. Minister Kolkman en
Ö.e heer Kooien hebben hem echter ter
dege te woord gestaan.
Hier volgt de gewraakte passage uit
de rede van den heer Patijn en hetgeen
'daarop geantwoord werd.
Mr. Patijn zeide:
„Bij mij weegt echter zwaar de over
weging, dat onder de zedelijke lichamen
jen instellingen van de doode hand er
vele begrepen zijn, waarvoor volstrekt
niet, in mijn oog, de door den geachten
afgevaardigde aangevoerde argumenten
pleiten. In het bijzonder heb ik daarbij
het oog en ik wil het kind bij den
naam noemen en precies zeggen waar-
Op ik vooral doel de kloosters.
De kloosters verrijzen in ons land in
Steeds toenemende mate. Niet alleen in
Brabant en Limburg, maar ook in de
Protestantsche provinciën vindt men tal
van zeer groote nieuwe gebouwen, vaak
groote complexen van gebouwen, die
honderdduizenden en meer gekost moe
ten hebben en een welsprekend getui
genis afleggen van de draagkracht van
hen die deze instellingen in het leven
hebben geroepen. Wanneer men dan
vraagt, wat voor gebouwen dat zijn, is
het antwoord, althans in de zuidelijke
provinciën, steevast: dat zijn nieuwe
kloosters.
Nu meen ik, dat deze kloosters geen
enkele reden hebben voor speciale pri
vilegiën in ons belastingwezen. Ik zie
volstrekt niet voorbij, hoeveel ook onze
moderne cultuur historisch te danken
heeft aan het kloosterwezen; hoe in de
middeleeuwen, toen buiten de klooster
muren het wilde leven der middeneeuwen
woedde, in die kloosters groote ideëele
schatten der menschheid, in het bijzonder
op het gebied van kunst en wetenschap,
ecuwen lang zijn in veiligheid gebracht;
maar dit alles ten volle waardeerend,
kan ik in den tegeuwoordigen tijd in
de kloosters niet zien cultuur bevorde
rende instellingen, die uit dien hoofde
aanspraak zouden hebben op eenig bij
zonder voorrecht. Economisch werken de
kloosters -niet gunstig, omdat zij een deel
der valide bevolking onttrekken aan den
productieven arbeid der natie. Fiscaal
werken zij schadelijk, omdat zij, gelijk ik
zeide, in tal van belastingen vrijstelling
genieten, waarin door de ingezetenen en
door andere rechtspersonen moet worden
bijgedragen.
Waar zoo de zaak ligt, wat is er dan
voor te zeggen óm hier een gunstige
bepaling te maken voor instellingen, waar
onder ook tal van kloosters vallen?"
Mr. Kooien gaf den heer Patijn ten
antwoord, dat zijn bezwaren geen groo-
ten blijk geven van vrijzinnigheid.
„De heer Patijn wenscht nl. een uit
zondering te maken voor en als hij
dat woord uitspreekt, gaat hem een
rilling doojr de leden de kloosters.
De geachte afgevaardigde zeidehet
amendement is mij sympathiek, ik erken
inderdaad, dat voor zoover instellingen
najagen een doel ten algemeenen nutte,
er veel voor te zeggen is, maar dan
zullen ook de kloosters worden bevoor
deeld, en dat vind ik niet goed.
Hij zou dus het amendement wel willen
accepteeren, maar met een uitzonderings
bepaling ten aanzien van de kloosters.
Hij begrijpt evenwel dat dit niet gaat
en daarom moet het amendement ook
van de baan.
Ik zou er den heer Patijn in dc eerste
plaats op willen wijzen, dat ons amende
ment geen uitzonderingsrecht bevat, maar
er b.v. ook onder vallen loges, even
goed als Protestantsche en andere in
stellingen. Nu zegt de heer Patijnal
moge het waar zijn, dat de kloosters in
de middeleeuwen de beschaving hebben
vooruitgebracht, van dat vooruitbrengen
der beschaving door de kloosters in den
tegenwoordigen tijd zie ik niets meer.
FEUILLETON.
De andere weg.
door ERNST ZAHN.
7)
Adli bespeurde nu voor het eerst hoe
diep deze zaak hem griefde. Bij het noe
men van Hugo's naam had zij eerst een
■hoogroode kleur gekregen en zou liefst
dadelijk zijn weggeloopendaarop ech
ter begon zij, in de meening hem zoo
doende te troosten, allerlei goeds van
Hugo te zeggen.
Hoe iedereen met hem wegliep en hoe
begaafd hij was.
Maar haar vroolijkheid bedaarde sn e-
dig, toen zij zag, hoe weinig Grob
daarin deelde. Deze zette alleen een
hoogst verbaasd .ezicht en zeide:
„Geloof jij dan, Adli dat zulk een leven
voor een mensch het beste is?"
Zij zweeg versclirkt, en kreeg eens
klaps het gevoel dat haar iets dierbaars
ontnomen was. Op dat oogenblik kon zij
niet zoo trotsch zijn op haar vriend Hu-
go als zij dit tot nu toe was geweest.
Baas Gottfried sprak steeds door lang
zaam en bedaard. Het was tegenwoordig
Ik zou den heer Patijn willen vragen
of hij ooit een voet heeft gezet in een
van de kloosters, waarover hij thans den
staf heeft gebroken.
De heer Thomson zegt daar: hij mag
den drempel niet over komen. Een be
wijs dat ook deze geachte afgevaardigde
niets van die instellingen kent.
Wanneer de heer Patijn, van Aken
komende, door Limburg stoomt, zal hij
langs verschillende kolossale gebouwen
rijden, waaraan de heer Patijn en zijti
geestverwan ten, dit in het voorbijgaan,
geen cent hebben bijgedragen.
Wanneer hij langs Valkenburg komt,
zal hij daar een groot klooster zien,
waarin de grootste capaciteiten van deze
eeuw hun werk verrichten, waar intel-
lectueele krachten als pater Cathrein en
pater Lehmkuhl zich afzonderen in hun
cel en de wereld verbazen door hetgeen
zij publiceeren. Wanneer hij komt langs
Venray, dan zal hij zien een klooster,
waarvan de leden zich bezighouden met
de zorg voor ongelukkige medemenschen,
voor krankzinnigen, waarin zij, afgestor
ven van de wereld en afziende van alles
wat zij in de toekomst kunnen krijgen,
zich wijden aan het heil hunner mede
burgers. Wanneer hij verder stoomt langs
Venray zal hij daar zien een van die
schoone kloosters, waarvan de leden de
wereld hebben vaarwel gezegd om zich
te wijden aan de opvoeding der dochters
van ons, Katholieken. Verder zijn reis
voortzettend komt hij langs kloosters,
waarvan de leden zich wijden aan de op
leiding van missionarissen, die volgens
het woord Gods: „Gaat en onderwijst
alle volken", zich zullen verspreiden over
de wereld om het Christendom te ver
breiden en in de eerste plaats in onze
koloniën naast het Christendom de be
schaving zullen brengen.
Dat zijn de kloosters, die volgens den
geachten afgevaardigde uit Zierikzee met
de cultuur niets uitstaande zouden heb
ben. Door den geachten afgevaardigde
uit Amsterdam IX wordt verwezen naar
Spanje, Portugal en Frankrijk. Wij heb
ben te maken met Nederland. Er is één
klooster dat in Nederland Trappistenbier
brouwt, maar daarmede is alles gezegd.
Nu zou ik willen vragen, of het met
de vrijzinnigheid, waarvan de leden van
de overzijde zich den schijn geven, over
eenkomt, om van instellingen, die niet
geheel met hun denkbeelden overeen
stemmen, een zoo kwaden dunk te heb
ben, dat het amendement verwereplijk
wordt alleen omdat die instellingen er
onder vallen. Ik zou zoo gaarne zien,
dat die leden van de vrijzinnigheid werke
lijk vrijzinnig waren en zeiden er schijnen
nog andere levensbeschouwingen te be
staan dan de onze, er schijnen te bestaan
menschen, die andere opvattingen hebben
dan wij, die zich wijden aan de ascese,
die zich afzonderen van de wereld en
het beste wat zij hebben opofferen aan
het heil van hun medemenschen, en dat
het dan tot de vrijzinnigheid behoorde
om te zeggen: wij willen geen uitzon
deringsrecht voor instellingen, die behoo-
ren tot de glorie van andersdenkenden."
Het antwoord van minister Kolkman
was kernachtig, hij was het wel niet
eens met het amendement, maar, sprak
hij, „ik doe dit nu niet om daarmee
de kloosters te treffen; ik hoop dat de
heeren dit wel van mij zullen aannemen.
Ik ben voor die dingen niet zoo bang als
de heer Patijn, die er voor blijft staany
niaar er nooit ingaat. Die geachte afge
vaardigde heeft wel een kleine lofrede
gehouden op de kloosters in de middel
eeuwen dat was ten minste iets, over het
algemeen worden zij altijd afgebroken,
maar hij sprak ten minste waardeerend.
Wat de geachte afgevaardigde daarvan
heeft gezegd, heeft hij uit geschriften
moeten leeren.
Nu zou ik hem den raad willen geven,
waar hij de tegenwoordige kloosters niet
vertrouwt en afbreekt, die eens te gaan
zien. Waar hij de eerste heeft leeren ken
nen uit geschrift en overlevering, kan hij
door eigen inspectie en waarneming
gaan zien hoe de bestaande kloosters
werken. Wanneer hij er lust toe heeft,
wil ik hem gaarne introduceeren, met al
le genoegen, en ik sta er borg voor, als
hij daarvoor soms bang inocht zijn, dat
hij er levend uitkomt. Hij zal daar vin
den bij die menschen, die zich in die
een slechte tijd, waarin men den schijn
voor werkelijkheid aannam. Zoo iets kon
niet blijven voortduren, er moest een ein
de aan komen, de geheele bluf van de
menschen moest als een zeepbal uit el
kaar spatten en Hugo zou één der eer
sten zijn.
Terwijl hij aldus sprak, kon men het
den ouden man aanzien, dat hij diep ge
schokt was. Adli moest hem gelijk geven
en op dat oogenblik was Hugo van het
voetstuk gevallen, waarop haar vriend
schap hem had geplaatst.
Eindelijk stond Grob op en stelde haar
voor te zamen naar huis te wandelen,
hetgeen zij dan ook zwijgend deden.
De herinnering aan dit gesprek hield
Adli nog een tijd lang bezig. Zij had nu
voor het eerst duidelijk gezien welk een
kloof er tusschen vader en zoon gaapte
en juist omdat zij van beiden hield grief
de dit haar, zonder dat zij echter recht
wist waarom. Het toeval verwijderde
haar echter in den eersten tijd die nu
aanbrak van den ouden man en bracht
haar nader tot den jongen. Hugo Grob
die iets vluchtigs in zijn karakter .had,
vond Adli wel een aardig meisje, doch
dacht niet aan haar, zoodra zij niet bij
hem was. Maar ploD :ing begonnen nu
zijn kameraden hoog op te geven van
kloosters vereenigd hebben, een leven
vol abnegatie van zich zelf, een l^ven
vol liefde en toewijding voor hun mede
menschen, hij zal er zien, hoe daar de
kunst, de wetenschap, het onderwijs, de
ziekenverpleging, en al wat men wil,
bevorderd wordt, geëerd, en, laat ik het
woord van den geachten afgevaardigde
zelf gebruiken, in cultuur gebracht. Er
is nog een andere cultuur dan een enkel
economische. Hij zal daar een cultuur
vinden, die hij, ik ben er vast van over
tuigd, niet alleen zal kunnen waardeeren
maar ook bewonderen.
Wanneer de geachte afgevaardigde
eens zou willen gevolg geven aan het
verzoek van den heer Koolean en de zaak
met eigen oogen zou willen bekijken, ik
ben er van overtuigd, dat hij binnen'
korten tijd heel anders zou denken en
spreken dan hij dezen morgen heeft ge
daan.
Politieke Somatose.
Het „Dagblad van Noord-Bra
bant" schrijft:
Men herinnert zich den tijd, dat het
slap ging bij de sociaal-democraten. Men
vergaderde, belegde meetings... altijd de
zelfde oude kost... daar moest eens wat
anders gebeuren, riep mevr. Roland
Holst... een algemeene staking of zoo
iets...
Wijl echter de bezadigde leiders der
S. D. A. P. sinds 1903 voor „avonturen"
niets meer voelden maar toch „iets an
ders" noodig hadden dan die eeuwige
meetings, is het volkspetionnement uiL-
gevonden.
Daar gaat het nu prachtig mee.
Zoo spontaan en vlot loopt die bewe
ging!
De socialisten leggen maar ergens een
lijst ter teekening, en van alle kanten
stormen de menschen toe om jhun hand-
teekening te plaatsen.
Zoo moest het gaan.
Maar het gaat net andersom.
Socialistische propagandisten leuren
met de lijsten langs de huizen en zeuren
den menschen een handteekening af.
Wat doet 't er toe?
Er is weer leven in de brouwerij.
De broeders vergeten onderling te kij
ven, hebben wat bij de hand. De revo-
lutionnaire strooming naar algemeene
stakingen is afgeleidde slaperigheid
der tragen verjaagd. Dit werkje schijnt
de S. D. A. P. goed te doen. Kiesrecht-
actie is de somatose voor een bloedarme
politieke partij.
Hetgeen thans ook gemerkt wordt in
den liberalen hoek.
Daar is de bloedarmoede in de laatste
jaren chronisch. De liberale partij is
nog maar een schim van wat zij vroeger
was. En 't ei^gste is, .dat de jpolitieke
dokters tot gisteren geen raad wisben.
Nu wil men het echter met het soma
tose der kiesrecht-actie probeeren. Alle
liberalen worden opgetrommeld om te
strijden voor het algemeen kiesrecht. Al
len, zoowel de rechts- als de links-libe
ralen. Van Tydeinan tot Treub. Verza
melen, blaast de heer Roodhuyzen in
„De Vaderlander".
En daarna? vraagt nuchter het „Hbl."
Als' wij ons verzamelen en als wij
slechts voorstanders van algemeen kies
recht in de Kamer brer\gen, wat (Jan
Op welk program zullen wij dan samen
werken
Kan me niet bommen, antwoordt het
orgaan der Unie-liberalen, 't Is maar
om een leuze te doen. Winst is er altijd,
ook wanneer wij verliezen: de winste
n.l. dat de partijen scherp tegenover
elkander zullen komen te staan...
Kan het duidelijker gezegd, dat heel
deze kiesrecht-actie slechts als politie
ke somatose is bedoeld
De partijen moeten weer scherp te
genover elkaar komen.
De linkerzijde laboreert aan bloedar
moede, is slap in de beenen. Heeft 'w
drankje noodig.
En de kiesrecht-actie werkt zoo op
monterend bij de socialisten.
Waarom zouden de liberalen het
drankje ook niet eens probeeren
Baat 't niet, het schaadt evenmin.
Adli's aantrekkelijkheid en één hunner,
die een licht ontvlambaar gemoed had,
liep telkens voor het huis van den winke
lier op en neder. Hugo zag dit een paar
malen en maakte daaruit al spoedig op,
dat dit jongmensch Adli, ofschoon deze
nog bijna een kind was, het hof maakte.
Deze ontdekking maakte hem zenuw
achtig en hij hield zich gedurende de
eerstvolgende dagen zeer veel met haar
bezig. Den Zondag daarop moest hij met
zijn gymnastiekvereniging een uitstapje
maken naar het Turlermeer en hij noo-
digde Adli uit hein daarheen te verge
zellen.
,s Morgens na kerktijd gingen zij daar
heen, en toen zij van de bergen afdaalden
naar het meer, had de wereld, die hen
omgaf, slechts twee kleuren, blauw aan
het water en de lucht, groen aan de ber
gen en bosschen. Het was warm en
doodstil in de lucht. Zij waren lachend en
schertsend de bergen opgeklommen, doch
nu verdeelden zij zich in groepjes en gin
gen z. in het gras zitten om het tweede
ontbijt, dat zij hadden medegebracht, te
nuttigen.
Hugo Grob had onderweg reeds het
hoogste woord gehad en hield ook hier
door te kom- ndeeren en gra. te
verkoopen, de aandacht op zich geves-
De Herziening der Militiewet.
Het „Huisgezin" wijst op de aan
merkelijke punten van overeenkomst tusr
schen de door minister Colijn voorgestU
de herziening der Militiewet en de con-
clusiën, waartoe de defensie-oommissie
in September 1908 kwam in haar aan den
Algemeenen Bond van R. K. Kie'svereeni-
gingen uitgebracht rapport.
Men kan, wat de hoofdzaken betreft,
zelfs zeggen, dat de plannen des minis
ters en de voorstellen der commissie el
kaar vrijwel dekken.
En ten aanzien van de legersterkte èn
ten opzichte van den eersten oefeningstijd
denken minister en commissie eenstem
mig.
Eenstemmig ook wat betreft de ge
wijzigde samenstelling dier legersterk
te en den eventueel en „afslag" van den
eersten oefentijd.
Op de vraag: met hoeveel manschap
pen geven de minister en de commissie,
die beiden een zelfde verkorting van
diensttijd voorstaan, een verschillend
antwoordde eerste wil 5500 man
meer, de commissie vroeg maar 4700
man.
Het verschil zit 'm hierin, dat de laat
ste alleen rekende met de onbereden
wapens (sterkte ruim 15.000 man) en
voor de bereden wapens den bestaan-
den toestand handhaafde, tervvijl de mi
nister voor het geheele contingent f 17500
man), dus ook voor de bereden wapens,
een herhalingsoefening prijsgeeft.
Ook wat den eerste-oefentijd betreft
is er, eenstemmigheid tusséhen minister
en commissie.
Beiden wenschen den 8i/2-maandschen
eerste-oefeningstijd voor de onbereden
wapens te behouden.
Beiden wenschen het instituut der vier-
maanders af te schafefn en voor allen
een eerste-oefentijd van fri/s maand vast
te stellen.
Beiden wenschen ten slotte (met af
schaffing van het voorbereidend mili
tair onderricht) een afslag van twee
maanden voor houders van een getuig
schrift voor lichamelijke geoefend
heid.
Brengen we 't eenmaal zoo ver, dat in
heel het land de geheele jongelingschap
aan de voorbereidende lichaamsoefening
gen deelneemt hetgeen natuurlijk een
werk van zeer lagen adem is, indien
het al te verwezenlijken valt dan zou
inen tot een algemeene verkorting
van den eerste-oefentijd kunnen komen.
Nog op meer punten bestaat eenstem
migheid.
Zoo ten aanzien van het ontheffen der
kostwinners van den krijgsdienst in ste
de van hun, zooals thans geschiedt, een
schadeloosstelling toe te kennen.
Hier dient bijgevoegd, dat de commis
sie zich in beginsel voor de onthef
fingen verklaarde, maar vreesde dat de
uitvoering „hoogst moeilijk" zou zijn.
Ten slotte zijn minister en commissie
het eens omtrent de noodzakelijkheid
van het behoud van een blijvend gedeel
te, maar met zoo weinig mogelijk per
soonlijken druk. In deze lijn ligt de door
de commissie bepleitte en door den mi
nister in zijn ontwerp opgenomen rui
me bevoegdheid tot ruiling: niet alleen
binnen de grenzen der eigen lichting,
maar ook met miliciens van oudere lich
tingen.
Natuurlijk zou het voorbarig zijn, uit
de overeenstemming tusschen minister
en commissie zonder meer tot de voor
treffelijkheid en onaantastbaarheid der
ministerieele voorstellen te besluiten
maar merkwaardig blijft in ieder geval
de treffende overeenkomst tusschen het
geen de minister thans voorstelt en de
commissie twee en een half jaar geleden
als haar oordeel uitsprak.
Debietrecht.
De „S t a n d a a r d"-driestarschrijver
meent, dat men in beginsel niets tegen
het debietrecht op tabak kan inbrengen.
Alle rooken is een weelde en 10 pet is
stellig geen buitensporig recht.
Er zijn echter bedenkingen tegen de
wijze, waarop men de geraamde op
brengst ad 2 millioen denkt te innen.
Het eenvoudigste ware natuurlijk het in
nen van deze bedragen bij de aankomst
van de tabak in het land, tervvijl men
de binnenslands geteelde tabak dan op
andere wijze treffen moest. Dat de Mi
nister nochtans dezen weg niet insloeg,
is om denhandel. Onze tabaksmarkt is
van Europeesche beteekenis. Liefst moet
deze groote handel niet bemoeilijkt wor
den.
De Minister wil daarom heffing bij het
debiet. Dit nu legt op den verkooper
groote lasten, vooral in het kleinbedrijf,
en het zal zeer de vraag zijn, of de ad
ministratieve controle bij dit kleinbedrijf
zal zijn door te voeren. Vooral in ge
mengde bedrijven zal dit op zeer ernstige
bezwaren stuiten.
Toch zal hierop wel een uitweg te vin
den zijn, vooral zoo men de gemengde en
de niet gemengde bedrijven vaneen
scheidt. Wordt in een winkel niets dan
tabak, en wat daarbij behoort, verkocht
dan is decontrole van het debiet altijd
mogelijk, ook al zou ook daarbij een ver
eenvoudiging van de controle vaak ge-
wenscht zijn.
Van meer dan één kant dringt men
er daarom nu reeds op aan, dat althans
voor de gemengde en kleinere bedrijven
een qecht op den inslag en niet op het
debiet mocht worden geheven. In deze
soort bedrijven krijgt de verkooper zijn
tabak en sigaren van elders, is te bepa
len van wie, en kan op dien inslag het
recht worden geheven. Reeds moeilijker
wordt dit, als de verkooper zelf van de
tabak de sigaren maakt, zoodat in den
verkoopprijs niet alleen de waarde van
de tabak, maar ook de kosten van fabri
catie begrepen zijn. En het zal wel om
die reden zijn, dat de Minister aan een
uniform debietrecht de voorkeur heeft
gegeven.
lii het algemeen zie men niet voorbij,
dat op het Departement, waarvan zulk
een voorstel uitgaat, al wat op zulk een
heffing betrekking heeft, van alle kanten
bekeken is, eer men de lijnen voor het
ontwerp vaststelde, en dat men op het de
partement veel beter van de bezwaren
die zich voordoen, op de hoogte is, dan
in de redactiebureaux, die haar oordeel
ten beste geven. Wel daarentegen mag
ondersteld, dat het verkoopend publiek
weet wat het Departement niet weet,
en dat het Departement goed zal doen,
komt uit dit publiek een beter denkbeeld
op, dit niet al te voorbarig te veroordee-
len.
Waren de bedrijven georganiseerd, dan
zou geheel de zaak nog veel gemakkelij
ker te onderzoeken zijn.
Nu dit vooralsnog niet het geval is,
gaat men het veiligst, door een ontwerp
als nu inkwam, niet te overhaastig aan
critiek te onderwerpen, maar door te
beginnen met eenig vertrouwen in den
Minister te stellen. En is dan van zijn
kant de Minister niet ongenegen, om op
komende bezwaren aan een ernstig on
derzoek te onderwerpen, en zoo moge
lijk een hem aan de hand gedaan voor
stel tot verbetering niet te onverbiddelijk
af te wijzen, dan mag hope gekoesterd
dat ook voor deze tabaksbelasting eer
lang de meest juiste vorm zal zijn ge
vonden, die het bedrijf niet te zeer drukt,
het debiet niet te zeer doet afnemen, en
niet te groote kosten voor de controle
met zich brengt.
De (A. R.) „Stichtsche Cou-
r a n t", die het voorgestelde debietrecht
„niet onbillijk" acht, voelt er niettemin
„weinig sympathie" voor. Vooreerst om
dat de heffing van een debietrecht van
kleine winkeliertjes en winkelierstertjes
een lastige administratie eischt. En ten
tweede, omdat het voorstel naar wc vree
zen zeer impopulair zal blijken.
Moet het, dan moet het. Maar wij
zouden wenschen, dat de 2 millioen, die
de minister uit dit wetsvoorstel verwacht,
op een andere wijze gevonden werd. En
we hopen, dat de Kamer dit wetsont
werp voorloopig nog maar een beetje
zal laten rusten.
De oud-Katholieken en de Vasten.
De drie oud-Katholieke bisschoppen
van Nederland hebben in hun „herde-
1 ijk" schrijven voor den Vastentijd de
vasten afgeschaft.
w Het wordt voortaan aan ieders ge
weten overgelaten, in hoever en hoe hij
boete zal doen.
Het is wel een zeer gemakkelijke!
methode, zegt het „Huisgezin".
Maar het bewijst vooral, hoe het oud-
tigd, maar zooda hij zag dat een paar
van zijn kameraden Adli in beslag wilden
nemen, ging hij een weinig afgezonderd
van de anderen zitten en riep hij Adli bij
zich. Hij zag er in zijn donker lakensch
pak met den stroohoed op het hoofd zeer
goed uit. Zijn oogen flikkerden zoo hel
der en het bruine kneveltje gaf hem iets
aantrekkelijks.
Een tijdlang zat Adli doodstil naast
hem
„Het is of men hier geheel van de
wereld is afgezonderd," begon zij ten
slotte. Zij was altijd de ernstigste van
hen beiden en verviel telkens wederom
in gepeins en beschouwingen, terwijl hij
altijd vroolijk en vol ^grappen was.
Men b'.eef tamelijk lang daar zitten,
doch ten slotte begon men aan aller
lei spelletjes en werd Adli zoodoende
ook weder meer in het gezelschap ge
haald, zoodat Hugo eerst 's avonds, bij
het naar hris gaan, zich weder uitslui
tend met haar kon bezig houden.
Men had een anderen terugweg geko
zen, en kwam, toen de zon onder was in
het mooie donkere Sihlwald en eens
klaps bespeurde Adli dat Hugo en zij
van de anderen af waren gedwaald, toen
haar rne'gczel zijn hand door haar arm
slak en zachter dan gewoon rijk, jnoti
eenigszins bevende stein tot haar sprak.
Het werd haar nu eensklaps zonderling
te moede, zonder dat zij zich bewust was
waarom.
Hugo was door het genot van dezen
zonnigen zomerdag in een bizonder op
gewekte stemming en toen hij bemerkte
dat het mooie jonge meisje dat naast
hem liep met graagte naar hein luister
de, werd hij langzamerhand hoe langer
hoe moediger en waagde hij het zelfs
haar arm tegen zich aan te drukken.
Zij hoorden de voetstappen en de
stemmen van de anderen niet meer.
Slechts de bladeren der boomen ritsel
den boven hunne hoofden en af en toe
7^gen zij een waterstroompje, dat even
zachtkens fluisterde als Hugo nu deed.
Adli liep met het hoofd naar den grond
gebogen en op eens gaf de jonge Grob!
haar een kus op don wang. Zij zag hem
daarop ten deele verschrikt ten declq
verwijtend aan:
„Doe dat niet", zei zij terwijl zij haar
arm "it den zijne trok, dpch al spoedig,
bemerkende dat hij zich gekrenkt gevoel
de, wilde zij het weder goedmaken cid
stak de land naar hem t% die hi». /wij#
gend even drukte.
Wordt vervolgd).