Uit de Pers. De andere weg, BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 7 Maart. Een niet te vergeten factor. In de „N ie uwe Venlosehe Cou rant" wijst dr. Nolens erop, dat tarief herziening ongevallenwet en invalidi- teits- en ouderdomsverzekering nog op zich laten wachten. Toch werd reeds vóór geruimen tijd medegedeeld dat deze onderwerpen, „het departement hadden verlaten." Waar zijn ze dan? Bij den Raad van State. Volgens artikel 75 der Grondwet brengt de Koning ter overweging bij de zen Raad alle voorstellen door Hem aan de Staten Generaal te doen enz. Het advies van dien Raad moet der halve worden afgewacht. Natuurlijk vordert die overweging tijd. Die overweging kan echter ook tot vertraging aanleiding geven. I>e Ministers kunnen van hudien' kant oorzaak zijn dat het met de wetgeving te langzaam gaat. In de eerste plaats en vooral als ze hunne ontwerpen te laat gereed hebben. Ook de Staten Generaal, en met name de Tweede Kamer, kan het verwijt tref fen dat ze te langzaam de zaken afdoet. Maar opdat deze de ontwerpen -kun nen behandelen, is het in de eerstel plaats noodig, dat ze bij hen zijn inge diend. Tusschen de voorbereiding van de Ministers en de behandeling van de Ka mer ligt de overweging van den Raad van State. Ook deze is dus een factor bij het tot stand komen van wetten. Een factor waarmee wel eens niet ge noeg rekening gehouden wordt. En toch kan ook hij tot vertraging aan leiding geven. Aan Ministers wordt wel eens, terecht of ten onrechte, verweten dat hunne voorstellen te lang op zich laten wach ten. En het is niet uitgesloten dat dit ver wijt dezelfde personen treft, die vroe ger, aan wal staande, de stuurkunst hun ner voorgangers hekelden. Ook de Kamer wordt niet zelden te recht of ten onrechte van omi- slachtigheid, breedsprakigheid enz. be schuldigd ©p hare rekening wordt dan de trage gang der wetgeving geschreven. Men vergete echter bij het toewijzen der verantwoordelijkheid niet, dat de overwegingen van den Raad van State tijd kosten, en dat ook deze tijd te ruim genomen kan worden. Het Debietrecht op tabak. Onder voorzitterschap van den heer J. Schuurman, hebben te Rotterdam een aantal sigarenfabrikanten, die voor het overgroot deel dito-winkelier zijn, eene vergadering gehouden, ter bespreking van het ingediend wetsontwerp tot heffing van een debietrecht op tabak. Het slot van de discussie was, dat de volgende motie met algemeene stemmen werd aangenomen „De vergadering van sigarenfabrikan ten, alsmede winkeliers, enz. gehoord de besprekingen over het ont- werp-debietrecht op tabak, zooals dit door den minister van Financiën aan de Tw eede Kamer is voorgesteld, spreekt als haar eenparig oordeel uit, dat bedoeld wetsontwerp groot nadeel of ondergang van kleinere fabrikanten ten gevolge zal hebben, alsmede werkloos heid en nadeel voor hun werklieden; voorts van oordeel, dat dit ontwerp niet uitvoerbaar is, wegens ontduikingen, die er plaats zullen hebben en de be zwaren, die er aan. verbonden zijn aan de controle, en in strijd is met redelijke be grippen van bedrijfsvrijheid, besluit met alle wettelijke miiddelen zich tegen de aanneming van genoemd wetsontwerp te verzetten". Naar aanleiding hiervan zegt het „H u i s g e z i n" Het begint al. FEUILLETON. door ERNST ZAHN. 1. Hoe lang de oude huizen nog zullen blijven bestaan, valt moeielijk te zeggen. Zij worden al sinds lang met ondergang bedreigd. Mijn goede stad St. Felix komt mij somstijds voor als een ijdele vrouw, die zich, met langzaam aangroeiende mid delen opnieuw uitdost; eerst komt de nieuwmodische hoed, dan de das en ten slotte de parasol. Zoodra zij de oude stevige schoenen verwisselt tegen fijne verlakte laarsjes, worden de huizen in de achterbuurt gesloopt. Dan zal ook de werkplaats en het huis van baas Gottfried Grob daaraan moeten gelooven. Nu staan zij er echter beiden nog en is het voor mij een groot en stil genot deze beide hier, als het ware af te schilderen en daarbij te denken dat zij ze in deze blad zijden niet zullen kunnen sloopen. Baas Grob zelf zal in deze bladzijden niet ster ven en bijgevolg blijft mij de mogelijk heid den ouden, nijveren man hier nog vele jaren te zien, zooals hij daar woont en werkt. Daar ik u echter vun baas Gottfried De actie n.l. tegen het voorgestelde debietrecht op tabak. Natuurlijk heeft de Minister die actie kunnen voorzien, en ook tegen de Bak kerswet is en wordt nog actie gevoerd. Toch is er verschil. Er is ook een krachtige actie vóór de Bakkerswet, terwijl voor het debiet recht op tabak niemand het zal opne men. De zwakke kant van het debietrecht is minder de tien percent, waarmee si garen en tabak duurder zullen worden gemaakt, dan het formalisme, dat aan debietrecht vastzit. Officieel mogen de voorschriften hoogst eenvoudig worden genoemd, men weet dat in ambtelijke kringen omtrent het begrip „eenvoudig" soms zeer eigen aardige opvattingen bestaan. Een berg paperassen, waar een bur- germensch voor huivert, beschouwt men daar als een wissewasje. Een belangrijke vraag is, hoeveel van de geraamde twee millioen netto in de schatkist zullen terecht komen. Het kon zijn, dat dit cijfer betrekke lijk zoo gering was, dat daarvoor het duurder maken van een zoo algemeen geliefd genotmiddel, de administratieve omslag, de bemoeilijking van het bedrijf het meerdere werk voor politie en justi tie, te duur gekocht bleken. Ware dan misschien nog maar niet beter, de «tien opcenten op vermogens- en bedrijfsbelasting, waarvan we den smaak toch al beet hebben, te bestendi gen? Wijziging Militiewet. De (A.-R.) Stichtsche Courant is goed te spreken over het ontwerp, dat Minister Coüjn tot wijziging der militie- wet indiende. Bij eerste kennismaking zijn er vooral twee dingen, die ons in het wetsontwerp aantrekken. Vooreerst, dat wordt voorgesteld om door vermeerdering van het jaarlijksch contingent en daarmee gepaard gaande verkorting van den diensttijd (wel te onderscheiden van den tijd der eerste oefening) het leger op ongeveer de te genwoordige sterkte te behouden. Dit komt dus hierop neer, dat de te dragen last even groot blijft, doch dat die last over meer personen wordt verdeeld, zoo dat de door één afzonderlijk persoon te dragen last geringer wordt wat natuur lijk volkomen billijk is. Wie tegenwoordig „er in loot" heeft een zwaren last te dragen, en wie „er uit loot" is daarvan ontslagen. Dat er meerdere gelijkheid in dit opzicht zal gebracht worden, kan niet anders dan toegejuicht worden. Er ontstaat daar door ook meer gelijkheid tusschen de sollicitanten naar verschillende betrek kingen, vooral als door een strenge keu ring het aantal van hen, die door loting vrij zijn nog kleiner wordt. En in de tweede plaat trekt ons zeer aan het voorstel, om kostwinners vrij te stellen, zoodat ze zelfs aan de loting1 geen deel zullen behoeven te nemen. De loting is dan ook, wanneer de vrijstel ling tevoren vaststaat, een noodelooze comedie. Dit voorstel zal vooreerst ten bate ko men van de schatkist, want er zal in dit geval aan de gezinnen der kostwinners! geen vergoeding meer behoeven te wor den uitgekeerd. En in de tweede plaats, komt het ten bate van de gezinnen zelf, die in den regel met de vergoeding niet voldoende schadeloos waren gesteld. Het voorstel is dus zeer democratisch. Voorheen, toen nog de plaatsvervan ging bestond, dienden vooral de armeren in het leger. Thans staan de armen en de meer welgestelden in dit opzicht gelijk. Wordt echter dit wetsontwerp aange nomen, dan zullen velen van de armsten worden vrijgesteld. Natuurlijk zullen er tegen het voorstel ook bezwaren rijzen. Ook omdat het een meerdere jaarlijksche uitgaaf zal eischen van anderhalf millioen (overigens oiïet zoo'n groot bedrag) behalve de kos- ten voor nieuwe kazernes, die door de verhöoging van het contingent moodig worden. Ook zullen velen teleurgesteld zijn Grob vertellen wil, moet ik beginnen waar zijn levensgeschiedenis begint, en deze vangt zonderlingerwijze niet met zijn leven zelf aan. De meubelmakersbaas Gottfried Grob was reeds vijftig jaren oud, toen zijn geschiedenis begon, die namelijk welke in zijn, tot nu toe ge woon regelmatig, dagelijksch leven be weging en geschiedenis bracht. Dertig jaren lang had hij reeds in het lange, lage gebouw op de lijnmarkt gewoond, sedert twintig jaren de schrijnwerkers- zaak van zijn vader alleen gedreven. Hij bracht zijn Babette als jonge vrouw daar in huis, timmerde er de wieg voor haar eenig kind, toen hij reeds veertig jaren oud was en maakte ook nog in datzelf de jaar haar doodkist. Tien jaren lag zij nu al op liet mooie, oude kerkhof, buiten de stad, waar de boomen zoo groot en zoo dik zijn en de kinderen zoo gaarne spelen en waar dus de rust der ontslapenen en de vroolijkheid van het opkomend geslacht bij elkander te vin den is. Maar de kleine Hugo was er nog en door hem kwam de geschiede nis. Hij groeide zóó onmerkbaar bijna op. en de geschiedenis met hem, daarom is het zoo moeielijk den juisten dag van het begin daarvan te bepalen. Na den dood van zijne vrouw Babette, kwant haar zu ter daar in huis, Anna Grandjean, eene Zwitsersclie, die ech- doordat de Regeering niet durft voor stellen den eersten oefeningstijd te ver korten. Het stfekke tot troost, adt de Regeering ook niet ingegaan is op het door den Raad van defensie verdedigde denkbeeld om den eersten oefeningstijd tot 12 maanden te verlengen. Toegejuicht moet echter worden, dat de Regeering maatregelen zal nemen, om door het houden van vooroefeningen ook in de kleinste dorpen het verkorten van den eersten oefeningstijd voor te bereiden. Socialistische onbekwaamheid. In ons vorig persoverzicht maakten wij melding van de terechtwijzing der „Ned." aan de socialisten over het feit, dat de socialistische fractie der Tweede Kamer, nog v/el in het gebouw dier Kanier zelf, met de Belgische socialistische Kamerle den heeft geconfronteerd en samen een gedragslijn heeft vastgesteld tegenover het kustverdedigingsvoorstel. Het „Volk" antwoordde hierop: Heeft de „Nederlander" nooit gehoord van interparlementaire conferenties ten bate van den vrede? Nooit van vredes conferenties? Wij willen deze dingen ze ker in waarde niet gelijk stellen met de beraadslagingen tusschen de socialis tische partijen der verschillende landen over en tegen liet internationale militai risme gevoerd. Maar wat in onze bij eenkomst met de Belgen geschiedde n.l. onder de oogen zien wat de kwade ge volgen zouden kunnen zijn van milita ristische daden, van het militarisme in het algemeen, aandringen op meer interna tionaal overleg, dat gebeurt in principe in elke internationale bijeenkomst ten ba te van den vrede. Uit liet repliek van de „Nederlan- d e r" op dit geschrijf stippen wij aan Inderdaad, van zulke internationale bij eenkomsten is ook ons niet onkundig ge bleven. Maar wij zijn niet zoo ziende blind, en evenmin zoo om een uitvlucht verlegen als de redactie van het Volk, dat wij niet zouden zien het onderscheid tus schen conferenties over algemeene on derwerpen als bijv. interparlementaire vredesconferenties, waaraan de verte genwoordigers van onderscheidene vol ken deelnemen, en de nu gehouden be spreking tusschen de vertegenwoordigers van dezelfde politieke partij in twee lan den. De eerste kunnen worden, en wor den bijgewoond door lieden van aller lei richting, en dienen allerminst tot vast stelling eener gedragslijn bij de behan deling van wetsvoorstellen in een der landen, die aan zulke conferenties deel nemen, gelijk de conferentie der socialis ten. 't Is een ongehoord feit, dat Neder- landsche volksvertegenwoordigers hunne stem over eenig wetsontwerp laten af hangen van het advies eener conferentie waaraan zij niet alleen, doch ook vreem delingen hebben deelgenomen. Des te ergerlijker, waar het hier een uitsluitend Nederiand's belang geldt, te genover alle andere landen, waarmede ons land wat niet te hopen, doch ook nooit onmogelijk is in strijd zou kun nen komen, ook dus tegenover België. En we zouden wel eens willen weten, hoe de geheimhouding, die de Regeering noodzakelijk heeft geacht, over de aan hangige verdedigingsplannen in zulk een conferentie tegenover tie vreemdelingen is gewaarborgd. Het blad wijst er ten slotte op, dat het orgaan der sociaal-democraten thans alle recht van spreken over onderstelde vreemde inmenging heeft verspeeld. „Verbazingwekkend is intusschen het stilzwijgen in de vrijzinnige pers, die geen woord van afkeuring over dit er gerlijke feit heeft laten hooren. Wat zou er we! niet gezegd zijn, indien een der rechtsche groepen, Indien b.v. eens de Roomrch-Katholieken met het Duitsche Centrum hadden geconfereerd, om hun houding tegenover het kustverdedigings- ontwerp te bepalen. Het schijnt, dat men aan de onbeschaamde buitensporigheden der soc.-dem. reeds zoozeer gewend is, dat men ze als vanzelf sprekend be schouwt. Als men dit dan maar altijd in het oog hield!" De „Standaard", die ook over de ze zaak schreef, oordeelt dat de „Ne- ter de Fransche gewoonten voor een goed deel had afgelegd, door dat haar familie, sedert den dood van hun groot vader, ook reeds in St. Felix had ge woond. Zij voedde den kleinen Hugo op, dien haar zuster hen had achtergelaten. Het was ten deele haar schuld, dat hij Hugo heette, want de baas had hem lie ver, ouderwetsch, Hans, Gottfried of Heinrich genoemd. Het was ook wel een weinig haar schuld, dat het leven van baas Gottfried nu niet ineerö zoo kalm verliep als voor dezen. „Mijn hemel, daar zit de jongen nu boven in een Toom, da delijk valt hij er nog uit. Nu wil hij ook al gaan voetballen, morgen krijg ik hem met gebroken beenen thuis. Ver beeld je nu wil Hugo ook korte broe ken gaan dragen, zooals de heertjes in de stad, jawel, korte broeken en sokken met bloote beenen". Het is lang niet onmogelijk, dat baas Grob een rustiger leven geleid zou heb ben als Anna Grandjean niet bij lum in huis was gekomen, maar hij as te goedhartig van aard om dergeliji ge dachten uit te spreken, ja zelfs om die te koesteren. JTouwens Anna Grandjean was voor zijn huishouden uitstekend en maakte zich zeer verdienstelijk door alles goed en zuinig te beheeren. In de kleine, met hout cn afgewerkte meubelen, volgepropte .werkplaats, lioor- derlander" niet te sterk sprak, toen ze concludeerde, dat de Nederlandsche soci alistische Kamerleden hiermee getoond hebben, dat ze lieden zonder vaderland zijn. Wat voorviel, is dan ook ongehoord. Het is „etwas nie dagewesenes". Over economische belangen laat zich zulk een conferentie, mits dan uit afle partijen, nog denken, maar over landsverdediging is het publiekelijk consult houden met geestverwanten uit het buitenland, een vergrijp tegen de vaderlandsliefde, dat door het oordeel van alle overige par tijen behoort getroffen te worden. Maar behalve dit, deed zich hierbij nog een ander precedent voor, dat evenmin met stilzwijgen mag worden voorbijge gaan. De conferentie van Nederlandsche en Belgische socialistische Kamerleden over Nederlands kustverdediging is na melijk door de socialisten gehouden in het gebouw van onze Tweede Kamer, en werd daardoor officieus geijkt. En dit precedent nu achten we in hooge mate gevaarlijk. Dat de autoriteiten de groote interna tionale conferentiën van parlementsle den locaüteit aanbieden, is een cour toisie, die ieder toejuicht. Daarbij wordt toch tusschen partijen geen verschil ge maakt, en wordt slechts een poging aan gewend, om het exclusief karakter, dat elk parlement op zichzelf bezit, in zoo verre te breken, dat men alle beletslel voor onderlinge goede verstandhouding uit den weg ruimt. Maar hier gold het een partijgeding, en wel een partijgeding, in zake onze landsdefensie, rakende een bepaald voor stel van de Nederlandsche regeering. Nationale en internationale samenkom sten, waartoe alle partijen samenwer ken, en die de algemeene belangen ra ken, heeft men steeds op de meest voor komende wijze, tot zelfs in de koninklij ke paleizen ontvangen, maar een partij conferentie met vreemdelingen over een door de eigen regeering ingediend ont werp van wet is een „hors d'oeuvre", dat nimmer nog in een officieel gebouw is aangediend. Dit is misbruik maken van een u af gestaan gebouw. De geneesheer en de nooddoop. In de „Tijd" lezen wij het volgen de: Onder bovenstaand opschrift komt in de „Vox Medicorum" ccn hoofdartikel voor, dat ook ons, Katholieken, in hoo ge mate interesseert. Dit artikel is een antwoord op een beschouwing in „De Heraut" over het toedienen van den nood doop door „gereformeerde doctoren". Zooals uit de nadere verklaring van laatst genoemd blad bleek, staat het een gere formeerd doctor wel vrij, ja, is het zijn plicht om aan de betrokken ouders m e- detedeclen, dat een (nog ongedoopt) kind in levensgevaar verkeert, maar de geneesheer mag zelf niet act:cf optreden m. a. w. hij mag zelf in geval van nood niet eigenhandig den doop toedie nen Met de „Vox Medicorum" zijn wij het volkomen eens, dat deze verklaring niet in staat is, om die ouders gerust te stel len die hun kind in geen geval zonder Doopsel willen laten sterven, wanneer dat H. Sacram. op eenigerlei wijze nog kan toegediend worden. Het kan namelijk voorkomen en feitelijk komt het voor dat alleen een gereformeerde doctor" aanwezig, of althans in staat is, om het stervende kind te doopen, In deze ge- gevallen moet die geneesheer het kind, wil hij niet „tegen zijn consciëntie han delen" zonder Doopsel de eeuwigheid laten ingaan „De Heraut" heeft dit bezwaar wel terdege gevoeld en tracht het te onder vangen, door er op te wijzen, dat „i n verreweg de meeste gevallen" de noodloop zal kunnen toegediend wor den „door een der roomsche aanwezi gen." Terecht merkt hier de „Vox Medi corum" op, dat dit verweer eerst recht in het licht stelt, hoe er dan toch gevallem kunnen zijn, waarin dank zij de cons ciëntiebezwaren van „gereformeerde doc toren", kinderen van christelijke ouders zonder Doop zullen sterven." de men onophoudelijk het gedruisch der gereedschappen. Er was iets rustigs in het knarsen der zagen, het slaan der ha mers, het schaven op de banken, geen overhaasting maar ook geen traagheid, alleen een stille bestendigheid, waarin zich iets van het karakter der werkenden openbaarde. Baas Gottfried was een stil le man, hij zong en floot niet, zooals veel anderen, die door hun gekscheren elkander den tijd verkorten. Hij keek on der het werk ook niet naar buiten, maar* hanteerde altijd even kalm za ig en schaaf en in de omzichtigheid, waarmede hij ieder afgewerkt meubelstuk onderzocht, kon men van zijn kunde en zijn nauw gezetheid opmerken. Hij nam ook geen knechts aan, ofschoon hij gemakkelijk zijn zaak zoo had kunnen uitbreiden, dat dit noodig ware geweest, doch nam slechts zooveel «_rk aan, als hij zelf met onver moeid viiji kon afmaken. Zijn klanten aren meerendeels kleine burgers, die bij he;n kwamen als zij iets te lijmen of te rep «reeren hadden, maar somtijds traden or wel een paar diestmeisjes of knechts uit deftige, patricische huizen de werkplaats binnen, en, had hij voor de eersten altijd een vriendelijk praatje en opgeruimd gezicht, tegen deze laatsten daarentegen deed hij zich altijd zóó def tig en ernstig voor, dat zelfs de voor- "jianr-te Uvereibediendc geen moed had De conclusie ligt voor de hand: de „gereformeerde doctoren", die op het standpunt staan van „De Heraut", kun, nen aan katholieke ouders niet veilig aan bevolen worden in gevallen, dat het toe dienen van den nooddoop door den ge neesheer noodzakelijk kan zijn. Wij spraken boven van gerefor- meerde doctoren, niet van protes- t&ntsche in het algemeen, omdat gelijk de „Vox Medicorum" terecht op merkt volstrekt niet alle protestant- sche geneesheeren met de meening van „De Heraut" omtrent den nooddoop in stemmen, zooals men uit het tweede ar tikel van „De Heraut" over 'deze quaestie zou kunnen afleiden R. K. spoor- en Tramwegpersoneel. Onder voorzitterschap van den heer J. Hellemans (Bokstel) vergaderde Zondag te Utrecht de raad van afgevaardigden van den R. K. Bond van Spoor en Tram wegpersoneel. De nieuw toegetreden af- deelingen Eist en Maastricht werden door den voorzitter in zijn openingswoord wel kom geheeten. Medegedeeld werd, dat met den nieuwen jaargang het orgaan „Het Rechte Spoor" per week zal ver schijnen, alsmede dat in de vergadering op 30 April te Rotterdam te houden, als spreker zal ptreden de ZeerEerw. pa ter dr. Verbeek uit Oss. Herkozen werden vervolgens in het be stuur de heeren F. L. D. Nivard (secre taris eii vertegenwoordiger S.S. perso neel), H. P. Wonders (vertegenwoordiger N. B. D. S. personeel) en C. H. Glas (vertegenwoordiger H. S. M. personeel) terwijl in de vacature L. Boel (verte genwoordiger M. T. personeel) werd ge kozen de heer B. IJsebaert 'te Terneu- zen. Tot vrijgestelde werd gekozen de heer H. F. P. Donné te Venlo, met 106 stemmen. Een in de vorige vergadering aange houden voorstel Roermond, werd nu aan genomen. Het luidt „Art. 22bis van het reglement voor het pensioenfonds S.S., worde zoodanig gewijzigd, dat een invali de, in het genot eener uitkeering krach tens wettelijke bepalingen betreffende on gevallenverzekering, doch met verminde ring van bezoldiging in dienst van de Mij. blijvend, niet meer bijdrage in het pensioenfonds van de ongevallenrcnte en hem van het loon pensioen worde ver leend naar denzelfden maatstaf als voor het overige personeel is bepaald, n.l. I zestigste en niet 1 honderdste per dienst jaar". Met 35 stemmen tegen werd aanvaard een gewijzigd voorstel Blerick, om te trachten te verkrijgen, dat aan personeel weg cn werken I, II cn III der verschil de maatschappijen, rangeerpersoneel en wagenrneesters, waterdicht schoeisel wor de verstrekt of een toelage daarvoor. De tegenstemmers waren tegen het verstrek ken van dienslkleeding, doch voor verbe tering der loonen. Met applaus werd een verklaring van het hoofdbestuur hiermede in verband begroet, dat het bestuur van meening is, dat de aangewezen weg in deze is een audiëntie aan te vragen bij den Minister en verder naar bevinding te handelen. Voorts kwam ter tafel een motie Zwol le, luidend„De raad van afgevaardig den, kennis genomen hebbend van de ge houden besprekingen op het pensioen congres der Ncd. Vereen, op 23 Oct. 1910, spreekt als zijn meening uit, dat het standpunt vaii genoemde afgevaar digden moet geacht worden te zijn het standpunt, onzer geheele organisatie, schenkt hun liet vaste vertrouwen en gaat over tot de orde van den dag" De afdeeling Zwolle deelde mede, de ze motie te hebben ingediend, daar ccn enkele afdeeling en enkele leden een af wijkende houding hadden aangenomen. Zonder een enkele tegenstem, werd de motie nu aanvaard Aan de orde kwam alsnu een voorstel Arnhem, luidend „De raad van afgevaar digden, in vergadering bijeen te Utrecht, op 5 Maart 1911, draagt het hoofdbestuur op, om zoo spoedig mogelijk een com- om een hoogen toon tegen hem aan te slaan. Baas Gottfried was van middelbare grootte en stevig i gebouwd. Op zijn ar men, waarvan de mouwen bij het werken tot boven de ellebogen waren opge stroopt, zag men sterke spieren. Het ge zicht, met de bruine oogen cn den zwar ten baard, waarin men al vroeg zilveren draden ontdekte, had een verstandige, kalme, zachtmoedige uitdrukking. Deze eigenschappen waren het ook, die hem, naast zijn vlijt en zijn bekwaamheid, in het vak, zooveel achting en aanzien had den verschaft. Hoezeer hij echter ook gehecht was aan zedigheid en nauwge zetheid in alle dingen, zag men niet alleen aan de zorgvuldigheid, waarmede hij zijn werk verrichtte, maar ook aan een zeke ren schroom voor het bewaren van den uiterlijken schijn. Zoo ging hij bijvoor beeld nooit in zijn werkpak de straat op.. Geen enkele klant had hem nog ooil zoo haastig knnnen laten ontbieden, oj hij had eerst zijn lederen pantoffels voor; laarzen verwisseld, het stof uit zijn haren en van zijn klecderen afgeborsteld en zijn jas aangetrokken. lederen Zondag echtci; ging Grob met den hoogen hoed op, in het zwart gekleed, naar de kerk met de zelfde trouw God gevend wat Gode is is, als hij, in de week zijn beroep dien de. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5