Uit de Pers.
De andere weg,
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Dinsdag 7 Maart.
Een niet te vergeten factor.
In de „N ie uwe Venlosehe Cou
rant" wijst dr. Nolens erop, dat tarief
herziening ongevallenwet en invalidi-
teits- en ouderdomsverzekering nog op
zich laten wachten.
Toch werd reeds vóór geruimen tijd
medegedeeld dat deze onderwerpen, „het
departement hadden verlaten."
Waar zijn ze dan?
Bij den Raad van State.
Volgens artikel 75 der Grondwet
brengt de Koning ter overweging bij de
zen Raad alle voorstellen door Hem
aan de Staten Generaal te doen enz.
Het advies van dien Raad moet der
halve worden afgewacht.
Natuurlijk vordert die overweging tijd.
Die overweging kan echter ook tot
vertraging aanleiding geven.
I>e Ministers kunnen van hudien' kant
oorzaak zijn dat het met de wetgeving
te langzaam gaat.
In de eerste plaats en vooral als ze
hunne ontwerpen te laat gereed hebben.
Ook de Staten Generaal, en met name
de Tweede Kamer, kan het verwijt tref
fen dat ze te langzaam de zaken afdoet.
Maar opdat deze de ontwerpen -kun
nen behandelen, is het in de eerstel
plaats noodig, dat ze bij hen zijn inge
diend.
Tusschen de voorbereiding van de
Ministers en de behandeling van de Ka
mer ligt de overweging van den Raad
van State.
Ook deze is dus een factor bij het tot
stand komen van wetten.
Een factor waarmee wel eens niet ge
noeg rekening gehouden wordt.
En toch kan ook hij tot vertraging aan
leiding geven.
Aan Ministers wordt wel eens, terecht
of ten onrechte, verweten dat hunne
voorstellen te lang op zich laten wach
ten.
En het is niet uitgesloten dat dit ver
wijt dezelfde personen treft, die vroe
ger, aan wal staande, de stuurkunst hun
ner voorgangers hekelden.
Ook de Kamer wordt niet zelden
te recht of ten onrechte van omi-
slachtigheid, breedsprakigheid enz. be
schuldigd ©p hare rekening wordt dan
de trage gang der wetgeving geschreven.
Men vergete echter bij het toewijzen
der verantwoordelijkheid niet, dat de
overwegingen van den Raad van State
tijd kosten, en dat ook deze tijd te ruim
genomen kan worden.
Het Debietrecht op tabak.
Onder voorzitterschap van den heer J.
Schuurman, hebben te Rotterdam een
aantal sigarenfabrikanten, die voor het
overgroot deel dito-winkelier zijn, eene
vergadering gehouden, ter bespreking van
het ingediend wetsontwerp tot heffing
van een debietrecht op tabak.
Het slot van de discussie was, dat de
volgende motie met algemeene stemmen
werd aangenomen
„De vergadering van sigarenfabrikan
ten, alsmede winkeliers, enz.
gehoord de besprekingen over het ont-
werp-debietrecht op tabak, zooals dit
door den minister van Financiën aan de
Tw eede Kamer is voorgesteld,
spreekt als haar eenparig oordeel uit,
dat bedoeld wetsontwerp groot nadeel of
ondergang van kleinere fabrikanten ten
gevolge zal hebben, alsmede werkloos
heid en nadeel voor hun werklieden;
voorts van oordeel, dat dit ontwerp
niet uitvoerbaar is, wegens ontduikingen,
die er plaats zullen hebben en de be
zwaren, die er aan. verbonden zijn aan de
controle, en in strijd is met redelijke be
grippen van bedrijfsvrijheid,
besluit met alle wettelijke miiddelen
zich tegen de aanneming van genoemd
wetsontwerp te verzetten".
Naar aanleiding hiervan zegt het
„H u i s g e z i n"
Het begint al.
FEUILLETON.
door ERNST ZAHN.
1.
Hoe lang de oude huizen nog zullen
blijven bestaan, valt moeielijk te zeggen.
Zij worden al sinds lang met ondergang
bedreigd. Mijn goede stad St. Felix komt
mij somstijds voor als een ijdele vrouw,
die zich, met langzaam aangroeiende mid
delen opnieuw uitdost; eerst komt de
nieuwmodische hoed, dan de das en ten
slotte de parasol. Zoodra zij de oude
stevige schoenen verwisselt tegen fijne
verlakte laarsjes, worden de huizen in
de achterbuurt gesloopt. Dan zal ook de
werkplaats en het huis van baas Gottfried
Grob daaraan moeten gelooven. Nu staan
zij er echter beiden nog en is het voor
mij een groot en stil genot deze beide
hier, als het ware af te schilderen en
daarbij te denken dat zij ze in deze blad
zijden niet zullen kunnen sloopen. Baas
Grob zelf zal in deze bladzijden niet ster
ven en bijgevolg blijft mij de mogelijk
heid den ouden, nijveren man hier nog
vele jaren te zien, zooals hij daar woont
en werkt.
Daar ik u echter vun baas Gottfried
De actie n.l. tegen het voorgestelde
debietrecht op tabak.
Natuurlijk heeft de Minister die actie
kunnen voorzien, en ook tegen de Bak
kerswet is en wordt nog actie gevoerd.
Toch is er verschil.
Er is ook een krachtige actie vóór
de Bakkerswet, terwijl voor het debiet
recht op tabak niemand het zal opne
men.
De zwakke kant van het debietrecht
is minder de tien percent, waarmee si
garen en tabak duurder zullen worden
gemaakt, dan het formalisme, dat aan
debietrecht vastzit.
Officieel mogen de voorschriften
hoogst eenvoudig worden genoemd, men
weet dat in ambtelijke kringen omtrent
het begrip „eenvoudig" soms zeer eigen
aardige opvattingen bestaan.
Een berg paperassen, waar een bur-
germensch voor huivert, beschouwt men
daar als een wissewasje.
Een belangrijke vraag is, hoeveel van
de geraamde twee millioen netto in de
schatkist zullen terecht komen.
Het kon zijn, dat dit cijfer betrekke
lijk zoo gering was, dat daarvoor het
duurder maken van een zoo algemeen
geliefd genotmiddel, de administratieve
omslag, de bemoeilijking van het bedrijf
het meerdere werk voor politie en justi
tie, te duur gekocht bleken.
Ware dan misschien nog maar niet
beter, de «tien opcenten op vermogens-
en bedrijfsbelasting, waarvan we den
smaak toch al beet hebben, te bestendi
gen?
Wijziging Militiewet.
De (A.-R.) Stichtsche Courant
is goed te spreken over het ontwerp, dat
Minister Coüjn tot wijziging der militie-
wet indiende.
Bij eerste kennismaking zijn er vooral
twee dingen, die ons in het wetsontwerp
aantrekken.
Vooreerst, dat wordt voorgesteld om
door vermeerdering van het jaarlijksch
contingent en daarmee gepaard gaande
verkorting van den diensttijd (wel te
onderscheiden van den tijd der eerste
oefening) het leger op ongeveer de te
genwoordige sterkte te behouden. Dit
komt dus hierop neer, dat de te dragen
last even groot blijft, doch dat die last
over meer personen wordt verdeeld, zoo
dat de door één afzonderlijk persoon te
dragen last geringer wordt wat natuur
lijk volkomen billijk is.
Wie tegenwoordig „er in loot" heeft
een zwaren last te dragen, en wie „er
uit loot" is daarvan ontslagen. Dat er
meerdere gelijkheid in dit opzicht zal
gebracht worden, kan niet anders dan
toegejuicht worden. Er ontstaat daar
door ook meer gelijkheid tusschen de
sollicitanten naar verschillende betrek
kingen, vooral als door een strenge keu
ring het aantal van hen, die door loting
vrij zijn nog kleiner wordt.
En in de tweede plaat trekt ons zeer
aan het voorstel, om kostwinners vrij te
stellen, zoodat ze zelfs aan de loting1
geen deel zullen behoeven te nemen. De
loting is dan ook, wanneer de vrijstel
ling tevoren vaststaat, een noodelooze
comedie.
Dit voorstel zal vooreerst ten bate ko
men van de schatkist, want er zal in dit
geval aan de gezinnen der kostwinners!
geen vergoeding meer behoeven te wor
den uitgekeerd. En in de tweede plaats,
komt het ten bate van de gezinnen zelf,
die in den regel met de vergoeding niet
voldoende schadeloos waren gesteld.
Het voorstel is dus zeer democratisch.
Voorheen, toen nog de plaatsvervan
ging bestond, dienden vooral de armeren
in het leger. Thans staan de armen en de
meer welgestelden in dit opzicht gelijk.
Wordt echter dit wetsontwerp aange
nomen, dan zullen velen van de armsten
worden vrijgesteld.
Natuurlijk zullen er tegen het voorstel
ook bezwaren rijzen. Ook omdat het een
meerdere jaarlijksche uitgaaf zal eischen
van anderhalf millioen (overigens oiïet
zoo'n groot bedrag) behalve de kos-
ten voor nieuwe kazernes, die door de
verhöoging van het contingent moodig
worden.
Ook zullen velen teleurgesteld zijn
Grob vertellen wil, moet ik beginnen
waar zijn levensgeschiedenis begint, en
deze vangt zonderlingerwijze niet met
zijn leven zelf aan. De meubelmakersbaas
Gottfried Grob was reeds vijftig jaren
oud, toen zijn geschiedenis begon, die
namelijk welke in zijn, tot nu toe ge
woon regelmatig, dagelijksch leven be
weging en geschiedenis bracht. Dertig
jaren lang had hij reeds in het lange,
lage gebouw op de lijnmarkt gewoond,
sedert twintig jaren de schrijnwerkers-
zaak van zijn vader alleen gedreven. Hij
bracht zijn Babette als jonge vrouw daar
in huis, timmerde er de wieg voor haar
eenig kind, toen hij reeds veertig jaren
oud was en maakte ook nog in datzelf
de jaar haar doodkist. Tien jaren lag
zij nu al op liet mooie, oude kerkhof,
buiten de stad, waar de boomen zoo
groot en zoo dik zijn en de kinderen zoo
gaarne spelen en waar dus de rust der
ontslapenen en de vroolijkheid van het
opkomend geslacht bij elkander te vin
den is. Maar de kleine Hugo was er
nog en door hem kwam de geschiede
nis. Hij groeide zóó onmerkbaar bijna
op. en de geschiedenis met hem, daarom
is het zoo moeielijk den juisten dag van
het begin daarvan te bepalen.
Na den dood van zijne vrouw Babette,
kwant haar zu ter daar in huis, Anna
Grandjean, eene Zwitsersclie, die ech-
doordat de Regeering niet durft voor
stellen den eersten oefeningstijd te ver
korten. Het stfekke tot troost, adt de
Regeering ook niet ingegaan is op het
door den Raad van defensie verdedigde
denkbeeld om den eersten oefeningstijd
tot 12 maanden te verlengen.
Toegejuicht moet echter worden, dat
de Regeering maatregelen zal nemen,
om door het houden van vooroefeningen
ook in de kleinste dorpen het verkorten
van den eersten oefeningstijd voor te
bereiden.
Socialistische onbekwaamheid.
In ons vorig persoverzicht maakten wij
melding van de terechtwijzing der „Ned."
aan de socialisten over het feit, dat de
socialistische fractie der Tweede Kamer,
nog v/el in het gebouw dier Kanier zelf,
met de Belgische socialistische Kamerle
den heeft geconfronteerd en samen een
gedragslijn heeft vastgesteld tegenover
het kustverdedigingsvoorstel.
Het „Volk" antwoordde hierop:
Heeft de „Nederlander" nooit gehoord
van interparlementaire conferenties ten
bate van den vrede? Nooit van vredes
conferenties? Wij willen deze dingen ze
ker in waarde niet gelijk stellen met
de beraadslagingen tusschen de socialis
tische partijen der verschillende landen
over en tegen liet internationale militai
risme gevoerd. Maar wat in onze bij
eenkomst met de Belgen geschiedde n.l.
onder de oogen zien wat de kwade ge
volgen zouden kunnen zijn van milita
ristische daden, van het militarisme in het
algemeen, aandringen op meer interna
tionaal overleg, dat gebeurt in principe
in elke internationale bijeenkomst ten ba
te van den vrede.
Uit liet repliek van de „Nederlan-
d e r" op dit geschrijf stippen wij aan
Inderdaad, van zulke internationale bij
eenkomsten is ook ons niet onkundig ge
bleven. Maar wij zijn niet zoo ziende
blind, en evenmin zoo om een uitvlucht
verlegen als de redactie van het Volk, dat
wij niet zouden zien het onderscheid tus
schen conferenties over algemeene on
derwerpen als bijv. interparlementaire
vredesconferenties, waaraan de verte
genwoordigers van onderscheidene vol
ken deelnemen, en de nu gehouden be
spreking tusschen de vertegenwoordigers
van dezelfde politieke partij in twee lan
den. De eerste kunnen worden, en wor
den bijgewoond door lieden van aller
lei richting, en dienen allerminst tot vast
stelling eener gedragslijn bij de behan
deling van wetsvoorstellen in een der
landen, die aan zulke conferenties deel
nemen, gelijk de conferentie der socialis
ten. 't Is een ongehoord feit, dat Neder-
landsche volksvertegenwoordigers hunne
stem over eenig wetsontwerp laten af
hangen van het advies eener conferentie
waaraan zij niet alleen, doch ook vreem
delingen hebben deelgenomen.
Des te ergerlijker, waar het hier een
uitsluitend Nederiand's belang geldt, te
genover alle andere landen, waarmede
ons land wat niet te hopen, doch ook
nooit onmogelijk is in strijd zou kun
nen komen, ook dus tegenover België.
En we zouden wel eens willen weten,
hoe de geheimhouding, die de Regeering
noodzakelijk heeft geacht, over de aan
hangige verdedigingsplannen in zulk een
conferentie tegenover tie vreemdelingen
is gewaarborgd.
Het blad wijst er ten slotte op, dat
het orgaan der sociaal-democraten thans
alle recht van spreken over onderstelde
vreemde inmenging heeft verspeeld.
„Verbazingwekkend is intusschen het
stilzwijgen in de vrijzinnige pers, die
geen woord van afkeuring over dit er
gerlijke feit heeft laten hooren. Wat zou
er we! niet gezegd zijn, indien een der
rechtsche groepen, Indien b.v. eens de
Roomrch-Katholieken met het Duitsche
Centrum hadden geconfereerd, om hun
houding tegenover het kustverdedigings-
ontwerp te bepalen. Het schijnt, dat men
aan de onbeschaamde buitensporigheden
der soc.-dem. reeds zoozeer gewend is,
dat men ze als vanzelf sprekend be
schouwt. Als men dit dan maar altijd in
het oog hield!"
De „Standaard", die ook over de
ze zaak schreef, oordeelt dat de „Ne-
ter de Fransche gewoonten voor een
goed deel had afgelegd, door dat haar
familie, sedert den dood van hun groot
vader, ook reeds in St. Felix had ge
woond. Zij voedde den kleinen Hugo op,
dien haar zuster hen had achtergelaten.
Het was ten deele haar schuld, dat hij
Hugo heette, want de baas had hem lie
ver, ouderwetsch, Hans, Gottfried of
Heinrich genoemd. Het was ook wel een
weinig haar schuld, dat het leven van
baas Gottfried nu niet ineerö zoo kalm
verliep als voor dezen. „Mijn hemel, daar
zit de jongen nu boven in een Toom, da
delijk valt hij er nog uit. Nu wil hij
ook al gaan voetballen, morgen krijg ik
hem met gebroken beenen thuis. Ver
beeld je nu wil Hugo ook korte broe
ken gaan dragen, zooals de heertjes in
de stad, jawel, korte broeken en sokken
met bloote beenen".
Het is lang niet onmogelijk, dat baas
Grob een rustiger leven geleid zou heb
ben als Anna Grandjean niet bij lum
in huis was gekomen, maar hij as te
goedhartig van aard om dergeliji ge
dachten uit te spreken, ja zelfs om die te
koesteren. JTouwens Anna Grandjean
was voor zijn huishouden uitstekend en
maakte zich zeer verdienstelijk door alles
goed en zuinig te beheeren.
In de kleine, met hout cn afgewerkte
meubelen, volgepropte .werkplaats, lioor-
derlander" niet te sterk sprak, toen ze
concludeerde, dat de Nederlandsche soci
alistische Kamerleden hiermee getoond
hebben, dat ze lieden zonder vaderland
zijn.
Wat voorviel, is dan ook ongehoord.
Het is „etwas nie dagewesenes". Over
economische belangen laat zich zulk een
conferentie, mits dan uit afle partijen,
nog denken, maar over landsverdediging
is het publiekelijk consult houden met
geestverwanten uit het buitenland, een
vergrijp tegen de vaderlandsliefde, dat
door het oordeel van alle overige par
tijen behoort getroffen te worden.
Maar behalve dit, deed zich hierbij nog
een ander precedent voor, dat evenmin
met stilzwijgen mag worden voorbijge
gaan. De conferentie van Nederlandsche
en Belgische socialistische Kamerleden
over Nederlands kustverdediging is na
melijk door de socialisten gehouden in
het gebouw van onze Tweede
Kamer, en werd daardoor officieus
geijkt. En dit precedent nu achten we in
hooge mate gevaarlijk.
Dat de autoriteiten de groote interna
tionale conferentiën van parlementsle
den locaüteit aanbieden, is een cour
toisie, die ieder toejuicht. Daarbij wordt
toch tusschen partijen geen verschil ge
maakt, en wordt slechts een poging aan
gewend, om het exclusief karakter, dat
elk parlement op zichzelf bezit, in zoo
verre te breken, dat men alle beletslel
voor onderlinge goede verstandhouding
uit den weg ruimt.
Maar hier gold het een partijgeding,
en wel een partijgeding, in zake onze
landsdefensie, rakende een bepaald voor
stel van de Nederlandsche regeering.
Nationale en internationale samenkom
sten, waartoe alle partijen samenwer
ken, en die de algemeene belangen ra
ken, heeft men steeds op de meest voor
komende wijze, tot zelfs in de koninklij
ke paleizen ontvangen, maar een partij
conferentie met vreemdelingen over een
door de eigen regeering ingediend ont
werp van wet is een „hors d'oeuvre",
dat nimmer nog in een officieel gebouw
is aangediend.
Dit is misbruik maken van een u af
gestaan gebouw.
De geneesheer en de nooddoop.
In de „Tijd" lezen wij het volgen
de:
Onder bovenstaand opschrift komt in
de „Vox Medicorum" ccn hoofdartikel
voor, dat ook ons, Katholieken, in hoo
ge mate interesseert. Dit artikel is een
antwoord op een beschouwing in „De
Heraut" over het toedienen van den nood
doop door „gereformeerde doctoren".
Zooals uit de nadere verklaring van laatst
genoemd blad bleek, staat het een gere
formeerd doctor wel vrij, ja, is het zijn
plicht om aan de betrokken ouders m e-
detedeclen, dat een (nog ongedoopt)
kind in levensgevaar verkeert, maar de
geneesheer mag zelf niet act:cf optreden
m. a. w. hij mag zelf in geval van nood
niet eigenhandig den doop toedie
nen
Met de „Vox Medicorum" zijn wij het
volkomen eens, dat deze verklaring niet
in staat is, om die ouders gerust te stel
len die hun kind in geen geval zonder
Doopsel willen laten sterven, wanneer
dat H. Sacram. op eenigerlei wijze nog
kan toegediend worden. Het kan namelijk
voorkomen en feitelijk komt het voor
dat alleen een gereformeerde doctor"
aanwezig, of althans in staat is, om het
stervende kind te doopen, In deze ge-
gevallen moet die geneesheer het kind,
wil hij niet „tegen zijn consciëntie han
delen" zonder Doopsel de eeuwigheid
laten ingaan
„De Heraut" heeft dit bezwaar wel
terdege gevoeld en tracht het te onder
vangen, door er op te wijzen, dat „i n
verreweg de meeste gevallen"
de noodloop zal kunnen toegediend wor
den „door een der roomsche aanwezi
gen." Terecht merkt hier de „Vox Medi
corum" op, dat dit verweer eerst recht in
het licht stelt, hoe er dan toch gevallem
kunnen zijn, waarin dank zij de cons
ciëntiebezwaren van „gereformeerde doc
toren", kinderen van christelijke ouders
zonder Doop zullen sterven."
de men onophoudelijk het gedruisch der
gereedschappen. Er was iets rustigs in
het knarsen der zagen, het slaan der ha
mers, het schaven op de banken, geen
overhaasting maar ook geen traagheid,
alleen een stille bestendigheid, waarin
zich iets van het karakter der werkenden
openbaarde. Baas Gottfried was een stil
le man, hij zong en floot niet, zooals
veel anderen, die door hun gekscheren
elkander den tijd verkorten. Hij keek on
der het werk ook niet naar buiten, maar*
hanteerde altijd even kalm za ig en schaaf
en in de omzichtigheid, waarmede hij
ieder afgewerkt meubelstuk onderzocht,
kon men van zijn kunde en zijn nauw
gezetheid opmerken. Hij nam ook geen
knechts aan, ofschoon hij gemakkelijk zijn
zaak zoo had kunnen uitbreiden, dat dit
noodig ware geweest, doch nam slechts
zooveel «_rk aan, als hij zelf met onver
moeid viiji kon afmaken. Zijn klanten
aren meerendeels kleine burgers, die
bij he;n kwamen als zij iets te lijmen
of te rep «reeren hadden, maar somtijds
traden or wel een paar diestmeisjes of
knechts uit deftige, patricische huizen de
werkplaats binnen, en, had hij voor de
eersten altijd een vriendelijk praatje en
opgeruimd gezicht, tegen deze laatsten
daarentegen deed hij zich altijd zóó def
tig en ernstig voor, dat zelfs de voor-
"jianr-te Uvereibediendc geen moed had
De conclusie ligt voor de hand: de
„gereformeerde doctoren", die op het
standpunt staan van „De Heraut", kun,
nen aan katholieke ouders niet veilig aan
bevolen worden in gevallen, dat het toe
dienen van den nooddoop door den ge
neesheer noodzakelijk kan zijn.
Wij spraken boven van gerefor-
meerde doctoren, niet van protes-
t&ntsche in het algemeen, omdat
gelijk de „Vox Medicorum" terecht op
merkt volstrekt niet alle protestant-
sche geneesheeren met de meening van
„De Heraut" omtrent den nooddoop in
stemmen, zooals men uit het tweede ar
tikel van „De Heraut" over 'deze quaestie
zou kunnen afleiden
R. K. spoor- en Tramwegpersoneel.
Onder voorzitterschap van den heer J.
Hellemans (Bokstel) vergaderde Zondag
te Utrecht de raad van afgevaardigden
van den R. K. Bond van Spoor en Tram
wegpersoneel. De nieuw toegetreden af-
deelingen Eist en Maastricht werden door
den voorzitter in zijn openingswoord wel
kom geheeten. Medegedeeld werd, dat
met den nieuwen jaargang het orgaan
„Het Rechte Spoor" per week zal ver
schijnen, alsmede dat in de vergadering
op 30 April te Rotterdam te houden, als
spreker zal ptreden de ZeerEerw. pa
ter dr. Verbeek uit Oss.
Herkozen werden vervolgens in het be
stuur de heeren F. L. D. Nivard (secre
taris eii vertegenwoordiger S.S. perso
neel), H. P. Wonders (vertegenwoordiger
N. B. D. S. personeel) en C. H. Glas
(vertegenwoordiger H. S. M. personeel)
terwijl in de vacature L. Boel (verte
genwoordiger M. T. personeel) werd ge
kozen de heer B. IJsebaert 'te Terneu-
zen. Tot vrijgestelde werd gekozen de
heer H. F. P. Donné te Venlo, met 106
stemmen.
Een in de vorige vergadering aange
houden voorstel Roermond, werd nu aan
genomen. Het luidt „Art. 22bis van het
reglement voor het pensioenfonds S.S.,
worde zoodanig gewijzigd, dat een invali
de, in het genot eener uitkeering krach
tens wettelijke bepalingen betreffende on
gevallenverzekering, doch met verminde
ring van bezoldiging in dienst van de
Mij. blijvend, niet meer bijdrage in het
pensioenfonds van de ongevallenrcnte en
hem van het loon pensioen worde ver
leend naar denzelfden maatstaf als voor
het overige personeel is bepaald, n.l. I
zestigste en niet 1 honderdste per dienst
jaar".
Met 35 stemmen tegen werd aanvaard
een gewijzigd voorstel Blerick, om te
trachten te verkrijgen, dat aan personeel
weg cn werken I, II cn III der verschil
de maatschappijen, rangeerpersoneel en
wagenrneesters, waterdicht schoeisel wor
de verstrekt of een toelage daarvoor. De
tegenstemmers waren tegen het verstrek
ken van dienslkleeding, doch voor verbe
tering der loonen.
Met applaus werd een verklaring van
het hoofdbestuur hiermede in verband
begroet, dat het bestuur van meening
is, dat de aangewezen weg in deze is een
audiëntie aan te vragen bij den Minister
en verder naar bevinding te handelen.
Voorts kwam ter tafel een motie Zwol
le, luidend„De raad van afgevaardig
den, kennis genomen hebbend van de ge
houden besprekingen op het pensioen
congres der Ncd. Vereen, op 23 Oct.
1910, spreekt als zijn meening uit, dat
het standpunt vaii genoemde afgevaar
digden moet geacht worden te zijn het
standpunt, onzer geheele organisatie,
schenkt hun liet vaste vertrouwen en gaat
over tot de orde van den dag"
De afdeeling Zwolle deelde mede, de
ze motie te hebben ingediend, daar ccn
enkele afdeeling en enkele leden een af
wijkende houding hadden aangenomen.
Zonder een enkele tegenstem, werd de
motie nu aanvaard
Aan de orde kwam alsnu een voorstel
Arnhem, luidend „De raad van afgevaar
digden, in vergadering bijeen te Utrecht,
op 5 Maart 1911, draagt het hoofdbestuur
op, om zoo spoedig mogelijk een com-
om een hoogen toon tegen hem aan te
slaan.
Baas Gottfried was van middelbare
grootte en stevig i gebouwd. Op zijn ar
men, waarvan de mouwen bij het werken
tot boven de ellebogen waren opge
stroopt, zag men sterke spieren. Het ge
zicht, met de bruine oogen cn den zwar
ten baard, waarin men al vroeg zilveren
draden ontdekte, had een verstandige,
kalme, zachtmoedige uitdrukking. Deze
eigenschappen waren het ook, die hem,
naast zijn vlijt en zijn bekwaamheid, in
het vak, zooveel achting en aanzien had
den verschaft. Hoezeer hij echter ook
gehecht was aan zedigheid en nauwge
zetheid in alle dingen, zag men niet alleen
aan de zorgvuldigheid, waarmede hij zijn
werk verrichtte, maar ook aan een zeke
ren schroom voor het bewaren van den
uiterlijken schijn. Zoo ging hij bijvoor
beeld nooit in zijn werkpak de straat op..
Geen enkele klant had hem nog ooil
zoo haastig knnnen laten ontbieden, oj
hij had eerst zijn lederen pantoffels voor;
laarzen verwisseld, het stof uit zijn haren
en van zijn klecderen afgeborsteld en zijn
jas aangetrokken. lederen Zondag echtci;
ging Grob met den hoogen hoed op, in
het zwart gekleed, naar de kerk met de
zelfde trouw God gevend wat Gode is
is, als hij, in de week zijn beroep dien
de. (Wordt vervolgd).