BUITENLAND. 2e Jaargang Na. 427, 2)e S^idócJve Sotutomt Bureau OUDE SINGEL 54, LEIDEN. latere. Telefoon 933. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week, t 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco der post 1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2l/j cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. Donderdag 3 Maart 1911. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van I5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeeiingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Kleine Advertentiën: gevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop (geen handels-advertentiën) 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden betrekkingen 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Dit nummer bestaat uit TWEE bladen. Brieven uit Minnesota. In mijn vorige Brieven schetste ik U meer de blijdschap onzer goede Katholie ken, daar zij thans in staat zijn naar bjhooren hun plichten te vervullen door dat 3 religieuzen van de orde van het H. Kruis zich in hun midden vestigden; ik vertelde U van ons kerkje, van deszelfs inzegening en eenvoudigen luister; ook liet ik U zien, hoe terecht wij den Goe den God dankbaar mogen zijn voor on ze kerkgebouwen, door U te zeggen, hoe wij ons in het naburige Wahhon moeten b-iielpenthans wil ik U eens iets schrijven niet over Katholieken doch over heidenen, over de koperkleurige Indianen niM die wij hier dagelijks zien voorbij gaan. Zij zijn hier niet talrijk meer en het gouvernement doet z'n uiterste best om ze allen te brengen naar een der reserva- trons (streken waar de Indianen wonen; meer in het Noorden van Minnesota ge legen. Zij worden hier door de staat enkel nog maar geduld, wijl zij hier een be graafplaats hebben, ongeveer 2 mijlen van Onamia verwijderd. Daaromheen in de bosschen verspreid leven nog een paar honderd afstammelingen van de eens zoo machtige Indiaansche stammen. Zoo'n Indiaansch graf is wel eigenaar dig. De bodem van een niet al te diepen grakuil wordt bedekt met een laag den nentakken. daarop wordt met of zonder kist de afgestorvene neergelegd met pijp )en geweer, die ook in zijn leven zijn onafscheidelijke gezellen zijn geweest, naast zich. Daarna wordt het graf weer met aarde gevuld, eii daarboven plaatst men een vierkant houten hokje, hetwelk veel gelijkenis vertoont met een Hol- landsch hondenhok, alleen met dit ver schil, dat het in plaats van een, twee openingen heeft Deze openingen dienen voor luchtgaten, en ook schuilt men daar door de eerste dagen na de begrafenis en kele spijzen met rijst bereid; een gerecht, dat als de duisternis is ingevallen dikwijls verorebrd wordt door de jonge Indiaan tjes, natuurlijk buiten weten van hun ou ders, die daardoor den Grooten Geest goedgunstig jegens den doode denken te stemmen. L>e Indianen, mannen zoowel als vrou wen, zijn over het algemeen flink ge bouwd. Allen hebben gitzwart haar. De ouderlingen onder de mannen hebben het in 3 staartjes gevlochten die aan het ein de weder bij elkander zijn geknoopt. Bij jonge mannen heb ik zulks nog niet ge zien, zij gaan meer mede met de gebrui ken van den nieuweren tijd. De voor naamste bezigheid van den man bestaat in jagen en visschen, het werk laten zij over aan de vrouwen. De moeders dra gen hun zuigelingen gewoonlijk op hun rug mede. De kleintjes worden goed in gebakerd op een plankje bevestigd, daar na gewikkeld in een veelkleurige doek en dan 1, 2, 3 op moeders rug geworpen, zonder dat ook slechts het minste ge schreeuw van den kleine verraadt, dat het tegen deze hardhandige behandeling niet bestand is. Als een Hollandsche'moe der zulks met haar lieveling zag gebeuren me dunkt, ze viei van schrik in onmacht en deze natuurkinderen zien dat aan voor de ongewoonste zaak der wereld. Moe ten de moeders bukkend werk verrichten, h.ct kindje blijft stil op z'n troon, alleen thuis bij hun ronde tenten spannen zij een soort hangmat tusschen de b( omen, waar in htüi wichtjes door den wind worden gewiegd. Laatst hadden wij gelegenheid ze meer van nabij te beschouwen; liet was op den dag, dat aan iederen Indiaan van der. jongsten tot den oudsten van staatswe ge 0.25 doll, werd betaald, als vergoeding voor het land, dat zij verloren hadden. Reeds lang voor het vas+gesiclue uu kwamen zij van alle kanten opdagen met hn opperhoofden Che-ge-cheg en Wa- de-nak. De laatste toonde, dat de Indi- 1 aan, hoewel thans als een blanke ge kleed, de voorvaderlijke kleederdracht I toch nog niet vergeten is. Hij had zijn hoofd versierd met een veelkleurige ve- r jderkap. Een Drachtige kralensnoer hing j in breede kringen van zijn forsclien hals, een breede, prachtige gordel, waaraan I *en fraaie weitasU? hing, hield zijn veel- kleurige mantel gesloten. Allerschoonste armbanden rinkelden aan zijn gespierden arm, ook zijn enkels had hij versierd met ringen en met kralen gestikte ban den, en prachtig kralen schoeisel bedekte zijn voeten. Aldus uitgedoscht zat hij bo ven op een der kisten, die voor een krui denierswinkel lagen opgestapeld, rond om hem doch een weinig lager zaten eenige ouderlingen, en vormden als het ware zijn eerewacht. Het was een schoon en aardig schouwspel, hetwelk mij deed denken aan hun vervlogen glorie, aan die dagen, dat zij meester waren van al de ons omringende wouden en meren, waar voor ^zij nu een kleine vergoeding kwa men 'halen om die dadelijk weer in te wisselen voor snuisterijen, zoodat zij 's avonds weer bijna even arm als te voren naar hun tenten en huisjes terugkeerden. Een open plekje, vlak voor ons huis, hadden enkele vrouwen tot wachtplaats gekozen. Het duurde niet lang of lustig dwarrelde de vlam tusschen het droge hout, dat spoedig was aangebracht. Aan 3 schuin daarvoer gestoken stevige stok ken hing al gauw een keteltje en de maal tijd was spoedig bereid. Om dat vuur zaten eenige oude vrouwen neergehurkt met de pijp in den mond, ook de jongere moeders met hun zuigelingen op den rug, schaarden zich om 'het vuurtje. Zuikc groepjes kon men dien middag op verschillende plaatsen in Onamia aan treffen. Elk hoekje, dat een weinig tegen den wind beveiligd was, herbergde eeni ge vrouwen en kinderen, terwijl de man nen op straat groepsgewijze stonden te praten, heen en weer slenterden en een ongewone, doch gezellige drukte in Ona mia veroorzaakten. En tot laat in den avond hoorde men overal hun zachte en melodieuse taal, totdat zij eindelijk onder het zingen van hun oude liederen naar hun woningen terugkeerden, waar ieder zich stil in zijn deken wikkelde, en zoo toegedekt op den harden grond misschien wel heerlijk droomde over den kleinen schat, welken zij dien dag ontvangen hadden. fr. J. v. d. HULST, Kruisheer. Onamia, (Minesota.) Vs Bevoorrechte domheid. We hebben in onze armee o, schrik der vijanden des vaderlands het in stituut van het militiekader. Hiertoe be- hooren, miliciens, die in een vloek en een zucht worden opgeleid tot escouade- of sectiecommandants. (Om van de mi litie-officieren nog niet te spreken.) Men schijnt in dat tijdsminimuni genoeg theo retische bekwaamheid daarvoor te kunnen opdoen,aan het practische mankeert echter nogal wat. Begrijpelijk dat die aanvoer ders dan ook weinig in tel zijn, niet alleen bij het beroepskader, maar zelfs bij de officieren. Men zie hun geschutter dan ook maar eens aan bij de herhalings-oefeningen! 't ïs dus goed gezien van den minister dat iiij in zijn nieuwe wetsontwerp de oefentijd wil verlengen, maar dat hierbij kaderplicht komt, achten wij uit den booze. 't Gaat toch niet aan, jongelieden, omdat zij iets meer ontwikkeld zijn dan het gros der miliciens, juist daarom te dwingen langer in dienst te zijn. Werd vroeger de ontwikkelde als viermaauder bevoordeeld, nu wordt ont wikkeling direct nadeel. De verkeerde wereld. Het brave kind dat de gard krijgt. Hoe komt het dan? Onlangs drukte, mej. Serrurier in het Studentenweekblad Minerva haar ver wondering erover uit, dat de studenten op pre or Bollands Woensdagavond colleges de grofheden van ZijnHoogge- leerde niet beantwoordden met een protest doch louter met ginnegappen en lachen. A. D. Fokker antwoordt thans in ge noemd orgaan o.m. „Waarom er niemand opstaat om in het college te protesteeren ?n de „schampere uitlatingen", wi- p de hoogkeraar nieuwelingen en voor hem ongev. mschte toehoorders onthaalt? De reden ligt eenvoudig voor de hand omdat zeer natuurlijk elk die opmer- kiagen langs zich h°en laat gaan. Im mers rekent elk iemand (d.i. zichzelf) minde, n iemand «Iers nu. tot de menigte der doen. Waarom iet ifc mij aantrekken wat tegen mijn bu' uan wordt gezegd?" Alzooieder voor zich laat de profes sorale grofheden langs zijn koude klee- ren afglijden. Dit is wel een hoog stand punt, maar wanneer de Hollandsche uitvallen werkelijk waren zooals mej. Serrurier ze beschreef, dan was er toch alleszins aanleiding voor een collectief protest. De heer Fokker gevoelt dan ook, dat zijn verklaring der in Minerva ge laakte studentikooze ongevoeligheid niet afdoende is en gaat voort „Mej. S. zal met dit antwoord niet tevreden zijn, en verder vragen, of het dan te verdedigen is, wat er zoo wel gezegd wordt. Ofschoon kwade ge volgen ervan niet te verwachten zijn, wil ik nog de reprimandes van prof. Bolland niet verdedigen of aanprijzen als middelen ter ontbolstering. Zij zijn echter zeer verschoonbaar. Ik voor mij, en niet ik alleen, wij betreuren den tijd die er mee verloren gaat, en wij hebben maar weinig op met die stu denten, die bij deze gelegenheid on houdbaar in lachen plegen uit te breken. Maar wij welen uit ondervinding, dat Prof. Bolland beter spreekt wanneer zoo iets voorbij is, dan wanneer hij zijn ergernis verkropt. En wij vinden zijn ergernis volkomen gerechtigd, wanneer hij, om een voorbeeld te noe men, van zijn kamer in het gebouw naar de collegezaal gaande, uit een schreeuwerigen mond in de gang op vangt de verklaring: ik ga de eene week naar Boliand en de andere week naar Scale. Na een dergelijke, den hoogleeraar in zijn wetenschappelijke in zijn philophische eer diepkren- kende ervaring, was het, dat hij de tirade had over het vuigaire Scala- genoegen en zijn leeriingen „comman deerde:" zetten jullie asjeblieft fat soenlijke gezichten. Kan men het hem euvel duiden Kan men het iemand van zijn temperament kwalijk nemen, dat hij zijn korzeligheid uit wanneer hij jongelieden van op den aanblik twijfelachtige intelligentie in allerlei lummelige houdingen ziet zitten Alzooaan beide zijden wordt gezon digd. En we willen daarbij gaarne aan nemen, dat de studenten begonnen zijn, wat we geenszins verschoonen zullen. Maar gaat het dan aan, voor den pro- komt het toch, dat bij de colleges van zen heeft, de aanvallen te beantwoorden op een wijze, welke aan de straat her innert? Heeft de heer Bolland geen andere middelen om zijn prestige te handha ven Of is hij soms niet bij machte die aan te wenden En we willen voorts vragen: hoe' komt het toch, dat bij de collegen van dezen Hooggeleerde zich die uitspattin gen voordoen, terwijl we zulks omtrent andere professoren mets vernemen? Daar moet iets haperen bij de les sen van dien voorlichter der jongeling schap. ALGEMEEN OVERZICHT. Als een eigenaardig staartje van het aftreden van het ministerie Briand wordt gemeld de ontslagaanvrage van den Gouverneur-generaal van Algiers. In zijn aanvrage verklaart hij:, over tuigd te zijn, dat de denkbeelden van orde en toenadering, volgens welke de aftredende minister-president regeerde ook die zijn van het republikleinsche Frankrijk. Hij vreest, dat de nieuwe rich ting, welke men blijkens de jomgtste parlementaire debatten zou willen in slaan, op ernstige wijze de belangen van Frankrijk zal schaden, zoodat hij zich verplicht ziet, als gouvernieur-gene- raal af te treden. De heer Jonnart) bestuurde Algiers, sinds hij in October 1900 door Wal deck Rousseau met de leiding van de Frunsclie kolonie beiast werd. Dit ontslag, om redenen van alglemee ne politiek, wordt behalve in Briandis- tische en intiem mjet Jonnart verwante bladen als Débats, Temps, Figaro, in sommige politieke kringen als onbe hoorlijk veroordeeld. Het wordt be schouwd als een poging van Briand's politieke vrienden, om een uitgebreide politieke crisis te verwekken, teneinde Briand's te b£§£ft£djgeji. Den heer Monis schijnt het met de vorming van een nieuw ministerie niet naar den vieeze gaat Het be langrijkste nieuws van gister was dat Delcassé had aangenomen na een onder houd van meer dan drie uur met Monis. Deze deelde aande journalisten dé tails mede. Hij had aan Delcassé ge zegd: „Ik kom u vragen u te willen be lasten met het belangrijke departement waarvan gij sedert vier jaren met zoo groote kracht en talent de reorganisa tie begonnen zijt; en waarvoor het ge- heele land op u rekent, het marinedepar tement. Maar ik voeg er onmiddellijk aan toe, dat ik met u in algehieele over eenstemming wil zijn, over de buiten- landsche politiek van het nieuwe kabinet Ik heb niets gedaan alvorens tot u te komen". Een gesprek van drie uren ont spon zich toen, waarbij men tot alge- heele overeenstemming kwain over een poiitiek van laiciteit, socialen vooruit gang en nationale kracht. Delcassé nam marine aan en voor buitenlandschie zaken besloten zij Ribot te vragen. Buitenlandsche zaken heelt anders nog heel wat moeite gekost, Ribot, Poincaré, Deselves weigerden. Toen begon er span ning te komen in de Kaïnercouloirs en begonnen geruchten te loopen over mis lukken der combinatie. Tegen zes uur gisteravond vernam men dat Monis tenslotte onder degenen, die reeds een andere portefeuille hadden, een titularis voor buitenland wilde nemen; Caillaux verkoos echter financiën te be houden, maar Cruppi was geneigd bui tenlandsche zaken te nemen. Voor de openvallende minder belangrijke porte feuille was spoedig een titularis gevon den .Berteaux en Caillaux kwamen toen aan de journalisten aankondigen, dat op de regeling van enkele details na, de crisis afgeloopen was. Natuurlijk zeide men dadelijk, dat het plaatsen van een minder op den voor grond tredend persoon als Gruppi aan buitenlandsche zaken, den invloed van Delcassé in het ministerie nog grooter zou maken. Zooals men weet zou Crup pi binnenkort naar Den Haag gegaan zijn, om voor het hof van arbitrage te pleiten. De nieuwe minister zal dus mo gelijk een vriend van arbitrage zijn. De keuze van Cruppi zal misschien ook in Duitschland goed opgenomen worden; als minister van handel in het Kabinet- Clemenceau heeft hij namelijk bij de be handeling van de douanetarieven veel in schikkelijkheid tegenover Duitschland ge toond, meer dan later Dupuy. Het vermoedelijk kabinet zou er naar algemeen gevoelen als volgt uitzien Monis, voorzitter van den ministerraad en binnenlandsche zaken; Jeanneney, justitie; Cruppi, buitenlandsche zaken; Berteaux, oorlog; Delcassé, Marine; Cail laux financiën, Steeg, onderwijs; Charles Dumont openbare werken; Poirrier han del; Macé of Boncour landbouw, Mes- simy koloniën; Viviani of Boncour arbeid en Chaumet posterijen en telegraphie waarvoor een nieuw ministerie ingesteld zal worden. Als ondersecretarissen worden ge noemd: Emile Constant binnenlandsche zaken; Maloi justitie en Dujardin Beau- metz schoone kunsten. Later echter werd geseind, dat Poir rier en Jeanneney uit de combinatie- Monis zijn getreden. Monis zal nu ter hunner vervanging de senatoren Pame en Devclle aanzoeken. Ondanks dezen laafsten tegenspoed aCht men te middernacht de crisis vrijwel beëindigd. De hoofdpunten van het programma van 'tkabinet Monis zijn: verdediging tegen de leerkheerschappij in komstenbelasting, kiesrechthervorming en ruime reintegratie van de ontslagen spoormannen. We weten dus wat we van dat fraaie nieuwbaksel te verwachten hebben. De actie der spoorwegmannen en de uit latingen van Toffin hebben blijkbaar indruk gemaakt, maar dat zijn dan ook menschen, waarmee men wel rekening moet houden, maar die Katholieke pries ters Alle voorteekenen van een zwaren' strijd voor ons blijken wel aanwezigt Dit blijkt ook wel uit de appréciatie van Jaurès. Monis, zeide hij, neeft geboft dat de personen, die hij aangezoaht heeft, geweigerd hebben. Die halfpro- gressjètische mannen go.ud.eft het pjeuw.e ministerie weer halfslachtig gemaakt hebben, thans is het een duidelijk links raadicaal Kabinet, dat er mijns inziens niet sleCht uitziet. De Temps van gisteravond begroet de combi natie-Mo nis vrij vriendelijk. Het Journal des Débats echter is boos en' scherp. Volgens de Madrileensche bladen kaïn! men ook ieder oogenblik een minister" crisis verwachten in Spanje. De reden hiervan is in hoofdzaak de felle, anticlericale politiek, die Cana- lejas voert. Deze kwestie, die milioe- nen katholieken van Spanje tot waar dige protéstmeetingen bewoog, heeft thans het kritieke punt bereikt en zal1 naar het oordeel der Spaansche bladen' Canalejas' val tengevolge hebben-. Deze heeft in een onderhoud met de „Matin"-oorrespondent te Madrid ver klaard vast besloten te zijn, zoo spoedig) mogelijk over te gaan tot de verwe zenlijking van het tweede gedeelte van! zijn werkprogram, de indiening van de wet op de vereenigingen. Hieraan moet voorafgaan een beslissing van de han gende kwestie tusschen het Vatikaam/ en de Spaansche regeering, de vraagt n.l. of de laatste met de curie in vooraf-/ gaand overleg zal treden, betreffende de bepalingen van die wet. i Canalejas stelt zich op het standpunt dat het Spaansche volk deze kwestie zelfstandig moet uitmaken, van welke) meening hij Maandagochtend dein ko ning mededeeling heeft gedaan met cc bijvoeging dat de geheele liberale par tij op hetzelfde standpunt staat. In deze maand nog wordt het wets ontwerp bij de Cortes ingediend. Zoo- dra de commissie van rapporteurs zijn' benoemd, zal deze alle personen hoo- ren, die op- of aanmerkingen over het wetsontwerp wenschen in het midden; te brengen, waartoe zich ook de bis schoppen kunnen aanmelden. De regee ring wil den H. Stoel in de gelegenheid stellen, aldus langs indirecten weg wen schen betreffende de definitieve redac tie van de wet ter sprake te brengen. Zooals we gister echter reeds meidden hebben die pogingen schipbreuk geleden en moet hert vaticaan al gedreigd heb ben met een algeheel afbreken van de di plomatieke betrekkingen, indien Canale jas wet op de geestelijke orden zonder overleg met de Curie tot stand gebracht wordt. De minister van Buitenlandsche Zaken heeft aan eenige journalisten verklaard, dat hij vreest, dat de linkerzijde en de monarchisten de Regeering in den steek laten zouden. Gebeurt dit, dan behoort een val van Canalejas vóór de opening van de Cortes geenszins tot de on mogelijkheden. Ook schijnt een heftige campagne ge voerd te worden tegen. Koning Alfons Of dit echter een republilceisch streven in, dan wel een poging der aanhangers van Canalejas om den weifelenden ko ning aldus te dwingen geheel naar het pijpen van zijn eersten minister te dan sen en zijn anticlericale politiek te be vorderen, is niet erg duidelijk. Vast staat dat gedurende den laatsten tijd verschil lende bladen der linkerzijde felle en ee- nigszins hoonende artikelen richtten te- gen den koning en de koninklijke fami lie .Bijna eiken dag verhalen een aan tal liberale bladen in hoonende bewoor dingen van de vermaken eii de sportprae- staties van den koning en het hof. Hier aan worden vastgeknoopt beschouwin gen over wat de koning en zijn familie het land wel kosten. Er wordt dan gecon stateerd dat de koning en de koningin niets over hebben voor liefdadige doelein den of voor het welzijn van het land en gewoonlijk komt dan een beschrijving van de armoede van liet Spaansche volk als contrast tegenover de weelde van de ko ninklijke familie. Er wordt een geregelde en hardnekkige campagne tegen den ko ning gevoerd, die geheel en al een op ruiend karakter draagt. Welke verrassingen houdt Spanje voor ons nog in petto? GEMENGD. Dinsdag is de Koning van België uit Brussel vertrokken, om naar Rapai- lo bij de koningin terug te keeren. De naaste week vertrekt het koninklijk! paar naar Egypte, waar het een zestal weken zal verblijven. De tweede goon van den Koning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 1