Het lied van Garens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 1 Maart. Vastenmandementen. In den vastenbrief van Mgr. Van de yen Bisschop van 's Hertogenbosch iwordt gesproken over de opvoeding der 'kinderen vooral in verband met hun aan- neming'tot de H. Communie. In de eerste jeugd worden in den regel de grondsla gen gelegd voor geheel het volgend le- yen. Dan spreekt Mgr. meer speciaal over het decreet van den Paus, waarin voor schriften gegeven worden omtrent de eer ste communie der kinderen, misschien zouden vele kinderen, die nu op 10 of ,11-jarigen leeftijd, zoo niet bedorven, dan toch reeds een eind op den verkeerden weg zijn, door jeugdige zwakheid en slechte voorbeelden, misschien zouden deze kinderen, waren zij vroeger gesterkt geweest door dit Goddelijk voedsel, een betere richting gevolgd hebben. Maar nu waren er bij sommigen op dien leeftijd reeds zoovele verkeerde nei gingen en in zoo hooge kracht opgescho ten, dat zij zich niet meer lieten overwin nen door de H. Communie, maar in weerwil van de H. Communie bleven voortwoekeren en den ongelukkige voer den van de eene ellende tot de andere, 0111 te eindigen misschien met het eeu wig verderf. Dan noemt Mgr. de zegenrijke gevol gen op van het vroegtijdig ontvangen der li. Communie en gaat aldus voort: „Wat zou de wereld, de katholieke we reld althans, die nu zoo weinig gelukki gen telt, gelukkig worden, als de H. Communie deze gevolgen in die kleinen eens voortbracht. Dit kan gebeuren en het zou geen verwondering moeten wek ken, als het gebeurt, vooral wanneer de ouders en de opvoeders der jeugd hierin willen medewerken en daarom gaan Wij, vol hoop, nader verklaren, wat zij te doen hebben, om hunne hooge, hunne hemelsche Zending naar behooren te ver vullen. liet kind, B. G., heeit van af het begin van zijn bestaan een groote behoefte aan ouderlijke zorg naar ziel en lichaam. Zij, die zich over zulk een schat mogen ver heugen weten dit beter dan Wij het zeg gen kunnen. Deze zorg wordt doorgaans nogal wel besteed aan het lichaam, bij het eene kind nochtans béter dan bij het an dere; maar wat de ziel betreft, die toch veruit het voornaamste deel is van den mensch, blijft hier en daar heel wat te wenschen over. Wij laten thans het licha melijk belang, dat minder onze leiding behoeft, rusten, om meer bepaald te spre ken over zijn hoogst, zijn geestelijk wel zijn. Met wijsheid en overleg kan men, in den regel, van net kind zoowat maken, wat men wil. In de natuur van het kind sluimeren verschillende neigingen; neigin gen ten goede, maar, tengevolge van de zonde van Adam, ook neigingen ten kwa de; en deze laatste ontwikkelen zich meestal het eerst, het gemakkelijkst en het sterkst. Deze ontwikkeling begint van de geboorte af, zonder dat de kleine het weet, en, wat erger is, dikwijls ook, zon der dat de groote het opmerkt. Deze ver keerde neigingen zullen aanstonds wel zoo'n vaart niet nemen, maar het is toch een kwaad begin en als men dit voortdu rend voedt en blijft voeden, gelijk veelal geschiedt, door het inwilgen van hetgeen het kind schijnt te verlangen, of dit rede- delijk kan geacht worden of niet, dan wordt die neiging hoe langer hoe sterker en maakt dien kleine ten laatste tot een dwingeland, die niet meer te bevredigen is, voordat aan zijn, doorgaans onge kend, verlangen is voldaan. Zoo wordt een kwaad ontwikkeld, dat nu veel last, en later misschien veel onheil zal verwek ken. Wie is hiervan de schuld? Niet het kind. Dit werkt nog onbewust. Als er schuld is, dan ligt ze in de per soon, die het kind verzorgt. Deze moet geen verkeerde neigingen bevorderen, zij het ook om het kind te bedaren, want zoodoende voedt zij het kwaad. Zij moet zich niet voegen naar de grillen van het kind, dat niet weet wat het wil, maar FEUILLETON. Een verhaai uit de Fransche revolutie. 75) „Die" zorgzame heeren, die deze jene ver op het fust deden, dachten zeker niet dat een van hun dienaren ze eens zou proeven, noch dat die dienaar hun aan zienlijke vertrekken zou bewonen, noch dat hij de meester hier zou worden, noot. vooral dat. zijn nicht een der hunnen trouwen zou.... En hij ging luider voort: „De Revolutie heeft groote dingen ge daan, Piernic." „Zij heeft ze te gauw gedaan," ant woordde de grijsaard. „Ik ben bang dat ze niet duurzaam zullen zijn." „Zij zullen duurzaam zijn voor mij, Piernic, omdat ik ze duurzaam heb we ten te maken. Ik vrees niets meer." Dit wel wat gewaagd gesprek beves tigde den ouden knecht in zijn meening dat de meester van Clarens dien avond fll meer dan één glas gedronken had. Hij ftGhlte hem zelfs genoeg besqhonken, om kalm, zacht, bedaard en met geduld doen, wat zij zelf redelijk en verstandig acht in die omstandigheden. Met eenige volhar ding in dezen wijzen tegenstand zal die verkeerde neiging spoedig verbeterd en overwonnen worden tot heil van het kind voor nu en de toekomst De verzor ging van het kind in de eerste jaren zijns leven is dus een zaak, waarbij veel wijsheid en voorzichtigheid noodig is en die bij gevolg niet aan iedereen wordt toevertrouwd. Dit mogen de ouders wel ter harte nemen, als zij hunne kinderen wenschen gelukkig te zien. Gelijk nu el ke neiging ten kwade van het begin af moet worden onderdrukt of ten goede gekeerd, zoo is het niet minder noodig, zijne betere neigingen, naar vermogen, te ontwikkelen en te sterken. Al wat aan het kind gedaan wordt, zijne geheele be handeling, moet geschieden op eene wij ze, dien kleinen engel waardig, met om zichtigheid, zachtheid, liefde en geduld, zoodat het kind reeds uit die behandeling evenals uit het stichtend voorbeeld door het gevoel het goede leert waardeeren. Zoodra het eenige kennis begint te krij gen, moet het worden bekend gemaakt met de eeuwige waarheden, met God, zijnen Schepper en Weldoener, met de eeuwige belooning, die Hij geeft aan hen, die Hem liefhebben en de straf, welke wacht degenen, die Hem beleedi- gen, met Maria, zijn hemelsche Moeder, met zijn H. Engelbewaarder enz., gelijk eene brave moeder dit weet en kan, be ter dan wie ook, omdat het kind haar het best begrijpt. Onder zulke leiding groeit het kind, als van zelf, op in de kennis van God en zijn heiligen dienst, in de liefde voor het gebed en de deugd, en weet op ongeveer zevenjarigen leeftijd, in den re gel, meer dan genoeg, om tot de eerste H. Communie te mogen worden toege laten. Geliefde Ouders, begrijpt hier dus eens goed uwe taak. Er is alles aan ge legen voor uwe kinderen en voor U in tijd en eeuwigheid. Uwe kinderen, ge noegzaam tot het gebruik van hun ver stand gekomen, moeten meermalen aan zitten aan de Tafel des Heeren, aan den hemelschen disdh. God wil het en de Kerk niet minder. Op u rust nu vooral de plicht te -zorgen, dat zij omtrent dien tijd klaar zijn en goed klaar voor dit on waardeerbaar geluk. Dit hebt gij voor elk gewoon kind in uwe macht, en als het niet zoo is, zult gij moeilijk het verwijt van de schuld kunnen ont gaan. Doet dus uw best en zoo spoedig wogelijk door woord en voorbeeld, om uwe kinderen tot hunne eerste H. Com munie voor te bereiden. Leert hun God kennen en zijne oneindige liefde voor den mensch in dit H. Sacrament Spreekt hen dikwijls over dit hemelsch geluk. Zeg hun, dat ^ij braaf moeten zijn en blijven, om den Heer hunnen God inj hun hart te mogen ontvangen. Niets moet U te veel zijn voor dit groote werki. Weet het wel, dat gij van uwe kinderen de vruchten zuit plukken, welke gij aan hen verdiend hebt. Hoe meer gij, in hun welbegrepen belang, voor hen geof ferd, voor hen gedaan, voor hen geleefd zult hebben, hoe gezegender ook, in den; regel, voor hen en voor U de uitiklomst' wezen zal. En dit werk moet gij bliji- ven voortzetten zoolang en zoo goed gij kunt, opdat er een godsdienstige geest kome in uw huisgezin en uwe kin deren van jongs af gewoon worden aan alles wat schoon, wat deugdelijk, wat gelukkig' is. Dan Gel. Ouders, zullen uwe kinderen die nu zoo dikwijls, op het zachtst gesproken, waren eene bron van bitterheid en tranen, voor U zijn, uit ware dankbaarheid, uw steun en uwe vreugde in dit leven en later in den he mel uwe glorie en uwe kroon. Moge dit het gevolg zijn van de vroegere eerste H. Communie! Wat zullen wij dan den dag zegenen, waarop dit werk begonnen is! God geve het! In het vastenmandement van Mgr. Dreh manns, bisschop van Roermond wordt eveneens geseproken over het jongste de creet van Z. H. den Paus en de toepassing ervan, zooals die door de bisschoppen van Nederland is voor- geschréven. Mgr. wijst er op dat inzon derheid de ouders het hunne er toe moe ten bijdragen om aan het Decreet en de opmerking te durven wagen: „Er is altijd te vreezen, meester Raf- fut." „Wat dan?" „Weet ik het? Wie keilt zijn lot, voor dat hij grafwaarts gedragen wordt? En heeft men zich weten te vrijwaren te gen alle wisselvalligheden van het leven, dan blijft er nog een Hemel te vreezen, en ,als men niets meer heeft te vree zen van de levenden, dan rest er te vree zen van de dooden...." „De dooden! Och wat, oude kletser"! antwoordde Raff ut met een valsch-klin- kenden schaterlach. „Het is wèl dwaas om de mensch en te vreezen, want ze zijn allen gemeen, slaafsch en laf; maar het is nog dwazer iets te vreezen van een zielloos omhulsel, van in ontbinding ver- keerend vuil in kisten van eikenhout of pijnboomenhout!" „O, meester Raffut, spreek niet zulke godlasterlijke taal, in den nacht, in dit oude, verlaten kasteel. Gij doet mij beven, ik krijg kippenvel over heel mijn li chaam." „Ben je bang voor een aardworm Piernic?" „Neen, zeker niet, meester Raffut." „Ben je bang voor tien, voor honderd, voor duizend wormen?" ».Q ne,en, meester: evenwel.,./* de daarbij gevoegde Bisschoppelijke voorschriften een behoorlijke uitvoering te verzekeren, en daartoe legt hij hun nog eens duidelijle voor de beweegreden die tot het uitvaardigen van genoemd de creet hebben geleid. Dan spreekt Mgr. van de overgroote liefde van Jezus tot de kleine onschul dige kinderen, wier ziel nog door geen' zonde besmeurd is. Die kinderen wil Jezus sterken door dat krachtige Voedsel, en daarom dringt de Puas er met kracht op aan dat de jeugd zoodra en zoo dik wijls mogelijk ^Loor een waardig ontvan gen der H. Communie vereenigd wor de met Christus. Daaruit volgt, dat zij, aan wie de zorg voor het kind is toevertrouwd, met alle kracht het hunne er toe moeten bijdra gen dat liet bijtijds, dikwijls en waardig nadere ter H. Tafel. Mgr. vervolgt dan „Die verplichting, B. G., een zware verplichting, rust in de eerste plaats op de ouders. Immers het groote, het heilige doel van het huwelijk is en mag voor de ouders geen ander zijn dan het voortbrengen, het opvoeden en vormen der hun door God toevertrouwde kin deren tot brave, vrome, heilige chris tenen en tot toekomstige bewoners van het hemelrijk. Al het overige, wat zij bij hun huwelijk kunnen en moeten' na streven, is aan dat hooge doel onder geschikt. Aangezien, nu het tijdig, herhaald en waardig ontvangen der H. Communie voor het zielenheil van het kind, nuttig en noodzakelijk is, zijn de ouders ver plicht er voor te zorgen, dat hun kind zoodra mogelijk tot de noodige ontwik keling en kennis en tevens tot de noo dige en nuttige vroomheid geraakt om de genade der H. Communie te kunnen deelachtig te worden. Op hen rust dus de plicht hun kind zoodra mogelijk te onderwijzen in de waarheden van den godsdiensten dien plicht moeten zij zelf vervullenhet gaat niet aan, zich daarvan te willen ont lasten op Kerk en School. Voorzeker die kunnen en zullen hen daarin helpen maar de eerste verplichting rust op de ouders zeivendaartoe ontvingen zij van God den overmachtigen ouderlijken invloed en den geest en het hart van hun kind, en daartoe wordt hun een bijzon dere genade geschonken in het H. Sa crament des Huwelijks. Beiden zijn dus gehouden hun kind stap voor stap, met de ontwikkeling van zijnen geest, de ge loofswaarheden te doen kannen, zijn ge loof daaraan op te wekken, het tot vroom belijden daarvan aan te sporen. Daarom zullen zij bijtijds en bij herha ling, bijvoobeeld des Zondags of des avonds na de werkzaamheden, den' Ca techismus ter hand nemen, hlimine kin deren daarover ondervragen en niet rus ten vooraleer deze althans de daarin ver vatte hoofdwaarheden kennen en vol doende begrijpen om alzoo in staat te zijn de H. Communie met de noodige kennis te ontvangen. Daarbij zullen goede ouders, die hun nen plicht ten voile beseffen, het niet laten. Zij zullen zorgen, dat hun' kind een school bezoekt, in welke behoorlijk godsdienstig onderwijs gegeven wordt. Hebben zij daartoe geen gelegenheid, dan zijn zij des te meer verplicht, door een grondig huisonderricht in die aller eerste behoefte van hun kind te voor zien. Allen echter kunnen en allen moeten zorgen, dat hun kind geregeld en goed voorbereid het catechismus-onderricht bijwoont, hetwelk door de Pastoors of Priesters gegeven wordt, vooral dat on derricht, hetwelk gegeven wordt ter voorbereiding voor de eerste of de la tere gemeenschappelijke H. Communie der kinderen. De verplichting om dat catechismus onderricht bij te wonen houdt niet op met de eerste H. Communie. Integen deel zij begint juist dan voorgoed. Im mers al is, naar het Decreet van den H. Vader, voor de eerste H. CQinmunie de volledige en volmaakte kennis der Chris telijke leer niet noodzakelijk, dan neemt dit niet weg, dat, eveneens naar het woord van den H. Vader, het kind den „Waarom ben je dan bang voor een doode?.... Dat is niet anders dan dat! „O, meester u spreekt alleen van het li chaam, maar de ziel blijft leven en voor de ziel der dooden ben ik bang." „Oude dwaas! Ben je bang voor de ziel van een paard, voor de ziel van een ezel voor de ziel van een hond? Neen, hè?... Maar waarom ben je dan bang voor de ziel van een dood mensch? Ge loof jij, als er een God is en die God rechtvaardig is dat hij in het bijzonder de gave van een onsterfelijke ziel heeft geschonken aan het slechtste van alle wezens, die op aarde leven?..." „Wij weten niets van den dood, mees ter Raffut" „Juist en om de zeer gegronde reden, dat allen, die hem hebben ondergaan, niet zijn teruggekomen, om ons te zeggen, wat het is." Daar Raffut andermaal zich een glas je never had ingeschonken, oordeelde Pier nic nog te kunnen zeggen: „Er zijn dooden, die terugkomen er zijn spoken !"- „Spoken"riep Raffut uit met een ruwen lach, terwijl hij zijn ingeschon ken glas in één slok naar binnen gorgel de. „Geloof jij ook aan spoken, Pier nic?!!... Ofschoon ik ruim vijftig jaren pud fesn, dgrf jk; met) XPjjh pistool jn geheelen catechismus naar de mate van zijn bevattingsvermogen, geleidelijk moet aanleeren. Daartoe dient het voort gezet catechismus-onderricht voor de kinderen tot het elfde jaar, vervolgens het herhalingsonderwijs in den' catechis mus voor kinderen ouder dan elf jaar, en het godsdienstonderwijs, dat aan de opgroeiende jeugd gegeven wordt in de Congregaties, Katholieke Vereenigingen' en Patronaten. Ouders, die hunnen plicht begrijpen' en zich voor God willen kunnen verant woorden, zullen daarom niet verzuimen' geheel de kracht van hun ouderlijk ge zag in te zetten om hunne kinderen) van die noodzakelijke middelen tot hun ne godsdienstige vorming een volhar dend en vruchtbaar gebruik te doen ma ken. Daarenboven zullen zij zelf in den' schoot der familie bij herhaling den ca techismus ter hand nemen om zich van de godsdienstkennis hunner kinderen te vergewissen en die aan te vullen. Is de kennis van een kind naar het oordeel van den priester voldoende, op dat het tot de eerste of tot de herhaal de H. Communie worde toegelaten, dan ontstaat voor de ouders een nieuwe ver plichting, namelijk cm te zorgen, dat het zich waardig ter H. Communie voor bereidt. Daartoe kunnen zij onnoemelijk veel bijdragen. Wanneer de ouders hun ne kinderen vooral in dezen tijd piet bijzonderen aandrang opwekken tot oefe ning der christelijke deugden, tot nauw gezette plichtsbetrachting, tot degelij ke vroomheid, als zij zorgen dat hunne kinderen geregeld te biechten gaan als zij hen bijtijds en herhaaldelijk wijzen op het groote voorrecht der H. Com munie, op de daarbij gevorderde reinheid des harten, op de gevoelens, met welke zij Jezus moeten ontvangen, op de voor nemens, die zij Hem moeten aanbieden; als het woord der ouders daarbij ge staafd wordt door het voorbeeld, het welk zij hun kind te aanschouwen geven op de dagen dat zij zelf ter H. Tafel' naderen als zij vooral op den dag der eerste H. Communie allen ijdelen op schik, alle vertoon, alle weneldsche feestviering, kortom alles verwijderd houden, wat de volle aandacht van het kind kan onttrekken aan het onuitspre kelijke geluk, dat hem ten deel valt; als zij integendeel door hun bijwonlen der kerkelijke plechtigheden cn hun na deren tot de H. Tafel het geloof en het geluk van hun kind verhoogen dan zal het weldra blijken, dat het groote doel der vervroegde Eerste H. Communie ten volle bereikt wordt, namelijk het be houd der onschuld en het bevorderen van een godsdienstig leven bij de opkomen de jeugd, het opleven van een waarlijk christelijken geest in de families, en het herstel van de geheele Maatschappij in Christus. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Dinsdag 28 Februari (Ven'.) De Min. van Justitie deed uit komen, dat hij niet dan na lang aarzelen er toe is overgegaan, een desbetreffend artikel in ons strafwetboek op te nemen, juist omdat de minister volkomen moet toegeven dat thans de aandacht op dit euvel wettelijk zal worden gevestigd. Maar de toeneming van dit kwaad in ons land noodzaakte den minister er toe en deed hem zijn aanvankelijke aarzeling overwinnen. Om dit te staven legde de minister, ter inzage van de leden, een rapport over van een rechtzaak, welke nog in hooger beroep bij de Amsterdam- sche gerechtshof moet dienen, en waarbij betrokken is een leeraar van een Rijks- hoogere burgerschool (beweging). De minister betoogde verder dat het onderhavige artikel geheel binnen de lijn der beginselen van deze wet ligt. Het randt niet aan het zedelijk leven van den burger, maar beschermt slechts den min derjarige tegen den aanslag van een meerderjarige. De minister bestreed het amandement Troelstra, dat niet zal bereiken wat het beoogt. Het laat tevens dit kwaad te veel buiten beschouwing, en het element van misleiding en bedrog, dat noodzakelijk mijn. stevige vuist iedereen staan, on verschillig welken levende overdag, on verschillig welken doode in den nacht!" „Wat de levenden betreft, kan het pistool u van nut zijn, maar tegen de dooden, meester Raffut, is elk wapen een ijedele en belachelijke verdediging. Wie de spoken met een houw van een bijl meent te kunnen treffen, klieft de lucht, dat is alles. En wat de kogels betreft, die gaan er doorheen, als door een nevel. Men heeft me zelfs verteld, dat een boschwachter van Portvieux, angstig ge worden, zijn geweer loste op een spook, dat in lachen uitbarstte, toen de kogels, het doorboord hebbende, eenvoudig over den grond rolden.... als knikkers „Ouwewijvenpraatjes, of kleine kin deren bang te maken," zei Raffut, eVen'- wel getroffen door 'n herinnering. „Mijn' nicht Geneviève, geloofde aan die sprookjes en vertelde ze mij op een avond, zoo ongeveer tien jaren geleden. Je moet wel kindsdi geworden zijn, Piernic, om ze me hier te Icomen her halen." „Ik zeg u eenvoudig dit, meestér Raf fut: de dood is vol geheimen, waarvan wij, onwetenden, niet kennen." „En waarom spreek ie er dan over, on geluksuil," hernam Raffut, zijn glas hard op de tafel neerzettend, en vuurrood et* is in een verleidingsartikel, ontbreekt er. Vooral dit amandement zal tot chantage leiden, meer dan het regeeringsartikel. Wat in het algemeen de chantage be treft, erkende de minister dat het aantal beroepschanteurs hier toeneemt en dat het noodzakelijk zal zijn de tegenwoordige artikelen 317 en 318 van het strafwet boek, betreffende de afpersing en afdrei ging, te herzien. De minister zette nader nog uiteen, dat het voorgestelde artikel er tijdig tegen wil waken, dat deze zedeloosheid zulk een omvang krijgt dat het Staatsbelang er mee gemoeid wordt, zooals in het bui tenland het geval is. De minister bestreed ten slotte het amandement-De Geer en verklaarde zich niet vijandig tegenover het amandement- Limburg, mits eenigszins gewijzigd, zoo dat van ontucht gesproken wordt in plaats van ontuchtige handelingen. Het eenige verschil van het Regeeringsartikel met het amandement zal dan zijn, dat het Regeeringsartikel straf legt op het plegen van de meerderjarige met den minder jarige, terwijl het amandement op het openbaar ministerie als bewijslast legt de wetenschap, dat de meerderjarige wist of althans redelijkerwijze kon vermoeden dat de andere met wien hij ontucht pleegde, minderjarig was. De heer De Geer trok hierop zijn amendement in en verklaarde zich echter voor het amendement-Troelstra, mits op drie punten gewijzigd en bestreed na drukkelijk het regeeringsartikel. De heer T r o e 1 s t r a verdedigde na der breedvoerig het amendement., dat vermoedelijk zal gewijzigd worden in overleg met den heer van Hamel, mede onderteekenaar in dien zin, dat het feit een klachtdelict wordt. De heer van Hamel wijzigde het amendement in dier voege en tevens in! dien zin, dat de verleide minderjarige zal moeten zijn van onbesproken ge drag en zeden, wil de verleider strafbaar zijn. Ingekomen is een nieuw amendement van den heer Snoeck Henkemans c.s., waarbij een nieuw artikel 248ter wordt voorgesteld, luidende Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft hij, die door giften of beloften van geld of goed, mis bruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding een minderjarige van onbe sproken gedrag er opzettelijk toe brengt om ontucht met hem te plegen. Vervol ging heeft niet plaats dan op klachte. De heer Limburg wijzigde zijn' amendement in den door den Minister aangegeven zin. De heer Troelstra kwam met kracht op tegen het nauwelijks in het debat geworpen amendement Snoecki Henkemans, dat een concurrecrend ka-i rakter heeft en praejudieeert op een verwerping van sprekcr's amendement en buitendien thans niet aan de orde is, omdat het een geheel nieuw artikel en wel 248ter, verstelt. j Heden 11 uur voortzetting. Debietrecht op Tabak. Bij de Tweede Kamer is thans inge- gekomen het aangekondigde wetsont werp tot heffing van een debietrecht op tabak. De minister zet uiteen dat andere stel sels, in onderscheidene staten toegepast b.v. staatsmonopolie; hoog recht bij in voer met verbod van aanplant, en hef fing in de tabaksfabrieken, mede niet aan tc bevelen zijn. Een debietrecht ver dient aanbeveling, als een bruikbare be- lastingvorm, voorai voor tabak, omdat hij het mogelijk maakt de vordering der be lasting te doen plaats hebben zoo na mogelijk aan het oogenblik waarop het belaste artikel overgaat in handen van den consument, terwijl bovendien de overlast voor de belastingplichtigen tot een minimum kan worden beperkt. Ten slotte wordt voldaan aan den cisch die voor tabak hier te lande als een conditio sine qua non is te beschouwen, ill. dat de handel in het ruwe product ongemoeid blijft, evenals de tabaksbouw en de in dustrie; alleen zal van de détailverkoo- pers eene medewerking verlangd worden, die voor hen niet te bezwarend zal zijn en die geenszins zal gaan boven hun waggelend opstaande. „Denk je, dat zoo'n akelg gespirek mij bevalt en ge schikt is, om me gauw den slaap te doen vatten „Mijn eenzaam en lang wachten in dit groote, zwijgende kasteel, heeft mij die gedachten aan de andere wereld inge geven, meester Rafïut". „Je zult goed doen met je ideeën voor je te houden, ouwe spokenziener. Komaan, steek een kaars aan, neem m'n' manteljas en mijn hoed, en breng me naar mijn nieuwe slaapkamer". „Ik heb geen ander licht dan deae lantaarn", zei Piernic met kalme stem. „De kaarsen zijn bij de verhuizing! naar uw appartementen gebracht". „Welnu, dan, neem je lantaarn en loop voor mij uit." Piernic nam.den hoed, den manteljas en het pistool van den stoel. „Geef mij het pistool" ,zei Raffut. Hoewel het pistool rgevend met de meest natuurlijke beweging, ihad Piernic groote moeite om niet van angst te sidderen. „Zoo Raffut zich eens vergewiste, dat zijn wapen geladen was daCht hij. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5