Het lied van Garens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Woensdag 1 Maart.
Vastenmandementen.
In den vastenbrief van Mgr. Van de
yen Bisschop van 's Hertogenbosch
iwordt gesproken over de opvoeding der
'kinderen vooral in verband met hun aan-
neming'tot de H. Communie. In de eerste
jeugd worden in den regel de grondsla
gen gelegd voor geheel het volgend le-
yen.
Dan spreekt Mgr. meer speciaal over
het decreet van den Paus, waarin voor
schriften gegeven worden omtrent de eer
ste communie der kinderen, misschien
zouden vele kinderen, die nu op 10 of
,11-jarigen leeftijd, zoo niet bedorven, dan
toch reeds een eind op den verkeerden
weg zijn, door jeugdige zwakheid en
slechte voorbeelden, misschien zouden
deze kinderen, waren zij vroeger gesterkt
geweest door dit Goddelijk voedsel, een
betere richting gevolgd hebben.
Maar nu waren er bij sommigen op
dien leeftijd reeds zoovele verkeerde nei
gingen en in zoo hooge kracht opgescho
ten, dat zij zich niet meer lieten overwin
nen door de H. Communie, maar in
weerwil van de H. Communie bleven
voortwoekeren en den ongelukkige voer
den van de eene ellende tot de andere,
0111 te eindigen misschien met het eeu
wig verderf.
Dan noemt Mgr. de zegenrijke gevol
gen op van het vroegtijdig ontvangen
der li. Communie en gaat aldus voort:
„Wat zou de wereld, de katholieke we
reld althans, die nu zoo weinig gelukki
gen telt, gelukkig worden, als de H.
Communie deze gevolgen in die kleinen
eens voortbracht. Dit kan gebeuren en
het zou geen verwondering moeten wek
ken, als het gebeurt, vooral wanneer de
ouders en de opvoeders der jeugd hierin
willen medewerken en daarom gaan Wij,
vol hoop, nader verklaren, wat zij te
doen hebben, om hunne hooge, hunne
hemelsche Zending naar behooren te ver
vullen.
liet kind, B. G., heeit van af het begin
van zijn bestaan een groote behoefte aan
ouderlijke zorg naar ziel en lichaam. Zij,
die zich over zulk een schat mogen ver
heugen weten dit beter dan Wij het zeg
gen kunnen. Deze zorg wordt doorgaans
nogal wel besteed aan het lichaam, bij het
eene kind nochtans béter dan bij het an
dere; maar wat de ziel betreft, die toch
veruit het voornaamste deel is van den
mensch, blijft hier en daar heel wat te
wenschen over. Wij laten thans het licha
melijk belang, dat minder onze leiding
behoeft, rusten, om meer bepaald te spre
ken over zijn hoogst, zijn geestelijk wel
zijn. Met wijsheid en overleg kan men,
in den regel, van net kind zoowat maken,
wat men wil. In de natuur van het kind
sluimeren verschillende neigingen; neigin
gen ten goede, maar, tengevolge van de
zonde van Adam, ook neigingen ten kwa
de; en deze laatste ontwikkelen zich
meestal het eerst, het gemakkelijkst en
het sterkst. Deze ontwikkeling begint van
de geboorte af, zonder dat de kleine het
weet, en, wat erger is, dikwijls ook, zon
der dat de groote het opmerkt. Deze ver
keerde neigingen zullen aanstonds wel
zoo'n vaart niet nemen, maar het is toch
een kwaad begin en als men dit voortdu
rend voedt en blijft voeden, gelijk veelal
geschiedt, door het inwilgen van hetgeen
het kind schijnt te verlangen, of dit rede-
delijk kan geacht worden of niet, dan
wordt die neiging hoe langer hoe sterker
en maakt dien kleine ten laatste tot een
dwingeland, die niet meer te bevredigen
is, voordat aan zijn, doorgaans onge
kend, verlangen is voldaan. Zoo wordt
een kwaad ontwikkeld, dat nu veel last,
en later misschien veel onheil zal verwek
ken. Wie is hiervan de schuld?
Niet het kind. Dit werkt nog onbewust.
Als er schuld is, dan ligt ze in de per
soon, die het kind verzorgt. Deze moet
geen verkeerde neigingen bevorderen, zij
het ook om het kind te bedaren, want
zoodoende voedt zij het kwaad. Zij moet
zich niet voegen naar de grillen van het
kind, dat niet weet wat het wil, maar
FEUILLETON.
Een verhaai uit de Fransche revolutie.
75)
„Die" zorgzame heeren, die deze jene
ver op het fust deden, dachten zeker niet
dat een van hun dienaren ze eens zou
proeven, noch dat die dienaar hun aan
zienlijke vertrekken zou bewonen, noch
dat hij de meester hier zou worden, noot.
vooral dat. zijn nicht een der hunnen
trouwen zou....
En hij ging luider voort:
„De Revolutie heeft groote dingen ge
daan, Piernic."
„Zij heeft ze te gauw gedaan," ant
woordde de grijsaard. „Ik ben bang dat
ze niet duurzaam zullen zijn."
„Zij zullen duurzaam zijn voor mij,
Piernic, omdat ik ze duurzaam heb we
ten te maken. Ik vrees niets meer."
Dit wel wat gewaagd gesprek beves
tigde den ouden knecht in zijn meening
dat de meester van Clarens dien avond
fll meer dan één glas gedronken had. Hij
ftGhlte hem zelfs genoeg besqhonken, om
kalm, zacht, bedaard en met geduld doen,
wat zij zelf redelijk en verstandig acht in
die omstandigheden. Met eenige volhar
ding in dezen wijzen tegenstand zal die
verkeerde neiging spoedig verbeterd en
overwonnen worden tot heil van het
kind voor nu en de toekomst De verzor
ging van het kind in de eerste jaren
zijns leven is dus een zaak, waarbij veel
wijsheid en voorzichtigheid noodig is en
die bij gevolg niet aan iedereen wordt
toevertrouwd. Dit mogen de ouders wel
ter harte nemen, als zij hunne kinderen
wenschen gelukkig te zien. Gelijk nu el
ke neiging ten kwade van het begin af
moet worden onderdrukt of ten goede
gekeerd, zoo is het niet minder noodig,
zijne betere neigingen, naar vermogen,
te ontwikkelen en te sterken. Al wat aan
het kind gedaan wordt, zijne geheele be
handeling, moet geschieden op eene wij
ze, dien kleinen engel waardig, met om
zichtigheid, zachtheid, liefde en geduld,
zoodat het kind reeds uit die behandeling
evenals uit het stichtend voorbeeld door
het gevoel het goede leert waardeeren.
Zoodra het eenige kennis begint te krij
gen, moet het worden bekend gemaakt
met de eeuwige waarheden, met God,
zijnen Schepper en Weldoener, met de
eeuwige belooning, die Hij geeft aan
hen, die Hem liefhebben en de straf,
welke wacht degenen, die Hem beleedi-
gen, met Maria, zijn hemelsche Moeder,
met zijn H. Engelbewaarder enz., gelijk
eene brave moeder dit weet en kan, be
ter dan wie ook, omdat het kind haar het
best begrijpt. Onder zulke leiding groeit
het kind, als van zelf, op in de kennis van
God en zijn heiligen dienst, in de liefde
voor het gebed en de deugd, en weet op
ongeveer zevenjarigen leeftijd, in den re
gel, meer dan genoeg, om tot de eerste
H. Communie te mogen worden toege
laten. Geliefde Ouders, begrijpt hier dus
eens goed uwe taak. Er is alles aan ge
legen voor uwe kinderen en voor U in
tijd en eeuwigheid. Uwe kinderen, ge
noegzaam tot het gebruik van hun ver
stand gekomen, moeten meermalen aan
zitten aan de Tafel des Heeren, aan den
hemelschen disdh. God wil het en de
Kerk niet minder. Op u rust nu vooral
de plicht te -zorgen, dat zij omtrent dien
tijd klaar zijn en goed klaar voor dit on
waardeerbaar geluk. Dit hebt gij
voor elk gewoon kind in uwe macht, en
als het niet zoo is, zult gij moeilijk het
verwijt van de schuld kunnen ont
gaan. Doet dus uw best en zoo spoedig
wogelijk door woord en voorbeeld, om
uwe kinderen tot hunne eerste H. Com
munie voor te bereiden. Leert hun God
kennen en zijne oneindige liefde voor
den mensch in dit H. Sacrament Spreekt
hen dikwijls over dit hemelsch geluk.
Zeg hun, dat ^ij braaf moeten zijn en
blijven, om den Heer hunnen God inj
hun hart te mogen ontvangen. Niets
moet U te veel zijn voor dit groote werki.
Weet het wel, dat gij van uwe kinderen
de vruchten zuit plukken, welke gij aan
hen verdiend hebt. Hoe meer gij, in
hun welbegrepen belang, voor hen geof
ferd, voor hen gedaan, voor hen geleefd
zult hebben, hoe gezegender ook, in den;
regel, voor hen en voor U de uitiklomst'
wezen zal. En dit werk moet gij bliji-
ven voortzetten zoolang en zoo goed
gij kunt, opdat er een godsdienstige
geest kome in uw huisgezin en uwe kin
deren van jongs af gewoon worden aan
alles wat schoon, wat deugdelijk, wat
gelukkig' is. Dan Gel. Ouders, zullen
uwe kinderen die nu zoo dikwijls, op
het zachtst gesproken, waren eene bron
van bitterheid en tranen, voor U zijn, uit
ware dankbaarheid, uw steun en uwe
vreugde in dit leven en later in den he
mel uwe glorie en uwe kroon. Moge dit
het gevolg zijn van de vroegere eerste
H. Communie! Wat zullen wij dan den
dag zegenen, waarop dit werk begonnen
is! God geve het!
In het vastenmandement van Mgr. Dreh
manns, bisschop van Roermond wordt
eveneens geseproken over het jongste de
creet van Z. H. den Paus en
de toepassing ervan, zooals die door
de bisschoppen van Nederland is voor-
geschréven. Mgr. wijst er op dat inzon
derheid de ouders het hunne er toe moe
ten bijdragen om aan het Decreet en
de opmerking te durven wagen:
„Er is altijd te vreezen, meester Raf-
fut."
„Wat dan?"
„Weet ik het? Wie keilt zijn lot, voor
dat hij grafwaarts gedragen wordt? En
heeft men zich weten te vrijwaren te
gen alle wisselvalligheden van het leven,
dan blijft er nog een Hemel te vreezen,
en ,als men niets meer heeft te vree
zen van de levenden, dan rest er te vree
zen van de dooden...."
„De dooden! Och wat, oude kletser"!
antwoordde Raff ut met een valsch-klin-
kenden schaterlach. „Het is wèl dwaas
om de mensch en te vreezen, want ze
zijn allen gemeen, slaafsch en laf; maar
het is nog dwazer iets te vreezen van een
zielloos omhulsel, van in ontbinding ver-
keerend vuil in kisten van eikenhout of
pijnboomenhout!"
„O, meester Raffut, spreek niet zulke
godlasterlijke taal, in den nacht, in dit
oude, verlaten kasteel. Gij doet mij beven,
ik krijg kippenvel over heel mijn li
chaam."
„Ben je bang voor een aardworm
Piernic?"
„Neen, zeker niet, meester Raffut."
„Ben je bang voor tien, voor honderd,
voor duizend wormen?"
».Q ne,en, meester: evenwel.,./*
de daarbij gevoegde Bisschoppelijke
voorschriften een behoorlijke uitvoering
te verzekeren, en daartoe legt hij hun
nog eens duidelijle voor de beweegreden
die tot het uitvaardigen van genoemd de
creet hebben geleid.
Dan spreekt Mgr. van de overgroote
liefde van Jezus tot de kleine onschul
dige kinderen, wier ziel nog door geen'
zonde besmeurd is. Die kinderen wil
Jezus sterken door dat krachtige Voedsel,
en daarom dringt de Puas er met kracht
op aan dat de jeugd zoodra en zoo dik
wijls mogelijk ^Loor een waardig ontvan
gen der H. Communie vereenigd wor
de met Christus.
Daaruit volgt, dat zij, aan wie de zorg
voor het kind is toevertrouwd, met alle
kracht het hunne er toe moeten bijdra
gen dat liet bijtijds, dikwijls en waardig
nadere ter H. Tafel.
Mgr. vervolgt dan
„Die verplichting, B. G., een zware
verplichting, rust in de eerste plaats
op de ouders. Immers het groote, het
heilige doel van het huwelijk is en mag
voor de ouders geen ander zijn dan het
voortbrengen, het opvoeden en vormen
der hun door God toevertrouwde kin
deren tot brave, vrome, heilige chris
tenen en tot toekomstige bewoners van
het hemelrijk. Al het overige, wat zij
bij hun huwelijk kunnen en moeten' na
streven, is aan dat hooge doel onder
geschikt.
Aangezien, nu het tijdig, herhaald en
waardig ontvangen der H. Communie
voor het zielenheil van het kind, nuttig
en noodzakelijk is, zijn de ouders ver
plicht er voor te zorgen, dat hun kind
zoodra mogelijk tot de noodige ontwik
keling en kennis en tevens tot de noo
dige en nuttige vroomheid geraakt om
de genade der H. Communie te kunnen
deelachtig te worden.
Op hen rust dus de plicht hun kind
zoodra mogelijk te onderwijzen in de
waarheden van den godsdiensten dien
plicht moeten zij zelf vervullenhet
gaat niet aan, zich daarvan te willen ont
lasten op Kerk en School. Voorzeker
die kunnen en zullen hen daarin helpen
maar de eerste verplichting rust op de
ouders zeivendaartoe ontvingen zij
van God den overmachtigen ouderlijken
invloed en den geest en het hart van hun
kind, en daartoe wordt hun een bijzon
dere genade geschonken in het H. Sa
crament des Huwelijks. Beiden zijn dus
gehouden hun kind stap voor stap, met
de ontwikkeling van zijnen geest, de ge
loofswaarheden te doen kannen, zijn ge
loof daaraan op te wekken, het tot
vroom belijden daarvan aan te sporen.
Daarom zullen zij bijtijds en bij herha
ling, bijvoobeeld des Zondags of des
avonds na de werkzaamheden, den' Ca
techismus ter hand nemen, hlimine kin
deren daarover ondervragen en niet rus
ten vooraleer deze althans de daarin ver
vatte hoofdwaarheden kennen en vol
doende begrijpen om alzoo in staat te
zijn de H. Communie met de noodige
kennis te ontvangen.
Daarbij zullen goede ouders, die hun
nen plicht ten voile beseffen, het niet
laten. Zij zullen zorgen, dat hun' kind
een school bezoekt, in welke behoorlijk
godsdienstig onderwijs gegeven wordt.
Hebben zij daartoe geen gelegenheid,
dan zijn zij des te meer verplicht, door
een grondig huisonderricht in die aller
eerste behoefte van hun kind te voor
zien.
Allen echter kunnen en allen moeten
zorgen, dat hun kind geregeld en goed
voorbereid het catechismus-onderricht
bijwoont, hetwelk door de Pastoors of
Priesters gegeven wordt, vooral dat on
derricht, hetwelk gegeven wordt ter
voorbereiding voor de eerste of de la
tere gemeenschappelijke H. Communie
der kinderen.
De verplichting om dat catechismus
onderricht bij te wonen houdt niet op
met de eerste H. Communie. Integen
deel zij begint juist dan voorgoed. Im
mers al is, naar het Decreet van den H.
Vader, voor de eerste H. CQinmunie de
volledige en volmaakte kennis der Chris
telijke leer niet noodzakelijk, dan neemt
dit niet weg, dat, eveneens naar het
woord van den H. Vader, het kind den
„Waarom ben je dan bang voor een
doode?.... Dat is niet anders dan dat!
„O, meester u spreekt alleen van het li
chaam, maar de ziel blijft leven en voor
de ziel der dooden ben ik bang."
„Oude dwaas! Ben je bang voor de
ziel van een paard, voor de ziel van een
ezel voor de ziel van een hond? Neen,
hè?... Maar waarom ben je dan bang
voor de ziel van een dood mensch? Ge
loof jij, als er een God is en die God
rechtvaardig is dat hij in het bijzonder
de gave van een onsterfelijke ziel heeft
geschonken aan het slechtste van alle
wezens, die op aarde leven?..."
„Wij weten niets van den dood, mees
ter Raffut"
„Juist en om de zeer gegronde reden,
dat allen, die hem hebben ondergaan, niet
zijn teruggekomen, om ons te zeggen,
wat het is."
Daar Raffut andermaal zich een glas je
never had ingeschonken, oordeelde Pier
nic nog te kunnen zeggen:
„Er zijn dooden, die terugkomen er
zijn spoken !"-
„Spoken"riep Raffut uit met een
ruwen lach, terwijl hij zijn ingeschon
ken glas in één slok naar binnen gorgel
de. „Geloof jij ook aan spoken, Pier
nic?!!... Ofschoon ik ruim vijftig jaren
pud fesn, dgrf jk; met) XPjjh pistool jn
geheelen catechismus naar de mate van
zijn bevattingsvermogen, geleidelijk
moet aanleeren. Daartoe dient het voort
gezet catechismus-onderricht voor de
kinderen tot het elfde jaar, vervolgens
het herhalingsonderwijs in den' catechis
mus voor kinderen ouder dan elf jaar,
en het godsdienstonderwijs, dat aan de
opgroeiende jeugd gegeven wordt in de
Congregaties, Katholieke Vereenigingen'
en Patronaten.
Ouders, die hunnen plicht begrijpen'
en zich voor God willen kunnen verant
woorden, zullen daarom niet verzuimen'
geheel de kracht van hun ouderlijk ge
zag in te zetten om hunne kinderen)
van die noodzakelijke middelen tot hun
ne godsdienstige vorming een volhar
dend en vruchtbaar gebruik te doen ma
ken. Daarenboven zullen zij zelf in den'
schoot der familie bij herhaling den ca
techismus ter hand nemen om zich van
de godsdienstkennis hunner kinderen
te vergewissen en die aan te vullen.
Is de kennis van een kind naar het
oordeel van den priester voldoende, op
dat het tot de eerste of tot de herhaal
de H. Communie worde toegelaten, dan
ontstaat voor de ouders een nieuwe ver
plichting, namelijk cm te zorgen, dat
het zich waardig ter H. Communie voor
bereidt. Daartoe kunnen zij onnoemelijk
veel bijdragen. Wanneer de ouders hun
ne kinderen vooral in dezen tijd piet
bijzonderen aandrang opwekken tot oefe
ning der christelijke deugden, tot nauw
gezette plichtsbetrachting, tot degelij
ke vroomheid, als zij zorgen dat hunne
kinderen geregeld te biechten gaan als
zij hen bijtijds en herhaaldelijk wijzen
op het groote voorrecht der H. Com
munie, op de daarbij gevorderde reinheid
des harten, op de gevoelens, met welke
zij Jezus moeten ontvangen, op de voor
nemens, die zij Hem moeten aanbieden;
als het woord der ouders daarbij ge
staafd wordt door het voorbeeld, het
welk zij hun kind te aanschouwen geven
op de dagen dat zij zelf ter H. Tafel'
naderen als zij vooral op den dag der
eerste H. Communie allen ijdelen op
schik, alle vertoon, alle weneldsche
feestviering, kortom alles verwijderd
houden, wat de volle aandacht van het
kind kan onttrekken aan het onuitspre
kelijke geluk, dat hem ten deel valt;
als zij integendeel door hun bijwonlen
der kerkelijke plechtigheden cn hun na
deren tot de H. Tafel het geloof en het
geluk van hun kind verhoogen dan zal
het weldra blijken, dat het groote doel
der vervroegde Eerste H. Communie ten
volle bereikt wordt, namelijk het be
houd der onschuld en het bevorderen van
een godsdienstig leven bij de opkomen
de jeugd, het opleven van een waarlijk
christelijken geest in de families, en
het herstel van de geheele Maatschappij
in Christus.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 28 Februari (Ven'.)
De Min. van Justitie deed uit
komen, dat hij niet dan na lang aarzelen
er toe is overgegaan, een desbetreffend
artikel in ons strafwetboek op te nemen,
juist omdat de minister volkomen moet
toegeven dat thans de aandacht op dit
euvel wettelijk zal worden gevestigd.
Maar de toeneming van dit kwaad in ons
land noodzaakte den minister er toe en
deed hem zijn aanvankelijke aarzeling
overwinnen. Om dit te staven legde de
minister, ter inzage van de leden, een
rapport over van een rechtzaak, welke
nog in hooger beroep bij de Amsterdam-
sche gerechtshof moet dienen, en waarbij
betrokken is een leeraar van een Rijks-
hoogere burgerschool (beweging).
De minister betoogde verder dat het
onderhavige artikel geheel binnen de lijn
der beginselen van deze wet ligt. Het
randt niet aan het zedelijk leven van den
burger, maar beschermt slechts den min
derjarige tegen den aanslag van een
meerderjarige.
De minister bestreed het amandement
Troelstra, dat niet zal bereiken wat het
beoogt. Het laat tevens dit kwaad te veel
buiten beschouwing, en het element van
misleiding en bedrog, dat noodzakelijk
mijn. stevige vuist iedereen staan, on
verschillig welken levende overdag, on
verschillig welken doode in den nacht!"
„Wat de levenden betreft, kan het
pistool u van nut zijn, maar tegen de
dooden, meester Raffut, is elk wapen een
ijedele en belachelijke verdediging. Wie
de spoken met een houw van een bijl
meent te kunnen treffen, klieft de lucht,
dat is alles. En wat de kogels betreft,
die gaan er doorheen, als door een nevel.
Men heeft me zelfs verteld, dat een
boschwachter van Portvieux, angstig ge
worden, zijn geweer loste op een spook,
dat in lachen uitbarstte, toen de kogels,
het doorboord hebbende, eenvoudig over
den grond rolden.... als knikkers
„Ouwewijvenpraatjes, of kleine kin
deren bang te maken," zei Raffut, eVen'-
wel getroffen door 'n herinnering. „Mijn'
nicht Geneviève, geloofde aan die
sprookjes en vertelde ze mij op een
avond, zoo ongeveer tien jaren geleden.
Je moet wel kindsdi geworden zijn,
Piernic, om ze me hier te Icomen her
halen."
„Ik zeg u eenvoudig dit, meestér Raf
fut: de dood is vol geheimen, waarvan
wij, onwetenden, niet kennen."
„En waarom spreek ie er dan over, on
geluksuil," hernam Raffut, zijn glas hard
op de tafel neerzettend, en vuurrood et*
is in een verleidingsartikel, ontbreekt er.
Vooral dit amandement zal tot chantage
leiden, meer dan het regeeringsartikel.
Wat in het algemeen de chantage be
treft, erkende de minister dat het aantal
beroepschanteurs hier toeneemt en dat het
noodzakelijk zal zijn de tegenwoordige
artikelen 317 en 318 van het strafwet
boek, betreffende de afpersing en afdrei
ging, te herzien.
De minister zette nader nog uiteen,
dat het voorgestelde artikel er tijdig tegen
wil waken, dat deze zedeloosheid zulk
een omvang krijgt dat het Staatsbelang
er mee gemoeid wordt, zooals in het bui
tenland het geval is.
De minister bestreed ten slotte het
amandement-De Geer en verklaarde zich
niet vijandig tegenover het amandement-
Limburg, mits eenigszins gewijzigd, zoo
dat van ontucht gesproken wordt in plaats
van ontuchtige handelingen. Het eenige
verschil van het Regeeringsartikel met
het amandement zal dan zijn, dat het
Regeeringsartikel straf legt op het plegen
van de meerderjarige met den minder
jarige, terwijl het amandement op het
openbaar ministerie als bewijslast legt de
wetenschap, dat de meerderjarige wist of
althans redelijkerwijze kon vermoeden
dat de andere met wien hij ontucht
pleegde, minderjarig was.
De heer De Geer trok hierop zijn
amendement in en verklaarde zich echter
voor het amendement-Troelstra, mits op
drie punten gewijzigd en bestreed na
drukkelijk het regeeringsartikel.
De heer T r o e 1 s t r a verdedigde na
der breedvoerig het amendement., dat
vermoedelijk zal gewijzigd worden in
overleg met den heer van Hamel, mede
onderteekenaar in dien zin, dat het feit
een klachtdelict wordt.
De heer van Hamel wijzigde het
amendement in dier voege en tevens in!
dien zin, dat de verleide minderjarige
zal moeten zijn van onbesproken ge
drag en zeden, wil de verleider strafbaar
zijn.
Ingekomen is een nieuw amendement
van den heer Snoeck Henkemans c.s.,
waarbij een nieuw artikel 248ter wordt
voorgesteld, luidende
Met gevangenisstraf van ten hoogste
twee jaren wordt gestraft hij, die door
giften of beloften van geld of goed, mis
bruik van gezag, geweld, bedreiging of
misleiding een minderjarige van onbe
sproken gedrag er opzettelijk toe brengt
om ontucht met hem te plegen. Vervol
ging heeft niet plaats dan op klachte.
De heer Limburg wijzigde zijn'
amendement in den door den Minister
aangegeven zin.
De heer Troelstra kwam met
kracht op tegen het nauwelijks in het
debat geworpen amendement Snoecki
Henkemans, dat een concurrecrend ka-i
rakter heeft en praejudieeert op een
verwerping van sprekcr's amendement
en buitendien thans niet aan de orde is,
omdat het een geheel nieuw artikel en
wel 248ter, verstelt. j
Heden 11 uur voortzetting.
Debietrecht op Tabak.
Bij de Tweede Kamer is thans inge-
gekomen het aangekondigde wetsont
werp tot heffing van een debietrecht op
tabak.
De minister zet uiteen dat andere stel
sels, in onderscheidene staten toegepast
b.v. staatsmonopolie; hoog recht bij in
voer met verbod van aanplant, en hef
fing in de tabaksfabrieken, mede niet
aan tc bevelen zijn. Een debietrecht ver
dient aanbeveling, als een bruikbare be-
lastingvorm, voorai voor tabak, omdat hij
het mogelijk maakt de vordering der be
lasting te doen plaats hebben zoo na
mogelijk aan het oogenblik waarop het
belaste artikel overgaat in handen van
den consument, terwijl bovendien de
overlast voor de belastingplichtigen tot
een minimum kan worden beperkt. Ten
slotte wordt voldaan aan den cisch die
voor tabak hier te lande als een conditio
sine qua non is te beschouwen, ill. dat
de handel in het ruwe product ongemoeid
blijft, evenals de tabaksbouw en de in
dustrie; alleen zal van de détailverkoo-
pers eene medewerking verlangd worden,
die voor hen niet te bezwarend zal zijn
en die geenszins zal gaan boven hun
waggelend opstaande. „Denk je, dat
zoo'n akelg gespirek mij bevalt en ge
schikt is, om me gauw den slaap te doen
vatten
„Mijn eenzaam en lang wachten in dit
groote, zwijgende kasteel, heeft mij die
gedachten aan de andere wereld inge
geven, meester Rafïut".
„Je zult goed doen met je ideeën
voor je te houden, ouwe spokenziener.
Komaan, steek een kaars aan, neem m'n'
manteljas en mijn hoed, en breng me
naar mijn nieuwe slaapkamer".
„Ik heb geen ander licht dan deae
lantaarn", zei Piernic met kalme stem.
„De kaarsen zijn bij de verhuizing!
naar uw appartementen gebracht".
„Welnu, dan, neem je lantaarn en loop
voor mij uit."
Piernic nam.den hoed, den manteljas
en het pistool van den stoel.
„Geef mij het pistool" ,zei Raffut.
Hoewel het pistool rgevend met
de meest natuurlijke beweging, ihad
Piernic groote moeite om niet van angst
te sidderen.
„Zoo Raffut zich eens vergewiste, dat
zijn wapen geladen was daCht hij.
(Wordt vervolgd).