zoon vóór het vertrek naar T. niet gezien, zoo zeer had de dokter op
spoed aangedrongen. Nu pakte zij eenig linnengoed en andere
benoodigdheden in een handkoffertje om daarmede naar het sta
tion te snellen ten einde den middagtrein nog te halen. De
kalmte der moeder scheen het jonge meisje onnatuurlijk toe,
maar de jeugd begrijpt nog niet, dat de diepste smait geen
woorden heeft evenmin als het hoogste geluk.
Pas toen Louise er op aandrong, haar te vergezellen, had zij
een antwoord gekregen.
„Het dient tot niets, dat ge meegaat. Waarschijnlijk mag nie
mand bij hem, ook zijn eigen moeder niet. Ik heb dat reeds
eenmaal beleefd, toen men mijn vader zijn voet heeft afgezet,
toen mocht ook niemand van de familie er bij zijn. Ga nu maar
naar huis, van avond als ik terug kom, zal ik je vertellen, hoe
het met hem is. Later kun je met je vader hem wel eens gaan
bezoeken. Schrei maar zoo niet. De goede God zal er hem wel
doorheen helpen
Toen was Anna, Otto's zuster, die met haar luid gejammer de
moeder bij haar toebereidselen meer stoorde dan hielp, in haar
opwinding begonnen met Louise
verwijten te doen, alsof zij van
alles de schuld was. „Om uwent
wil is hij naar de machinekamer
gegaan, omdat je broer je zou mee
nemen op ons uitstapje. Sedert gis
teren had hij niets anders in zijn
hoofd danAls Louise maar mee
gaat."
„Praat niet zoo dwaas, Anna en
maak ons allen het ongeluk niet
nog zwaarder," had de moeder ge
zegd en toen Anna haar verwijten
wilde herhalen, had zij de verloofde
van haar zoon zacht de deur uit
gebracht en haar toegefluisterd
„Bid voor hem en voor ons allen,
Louise, dat God ons over deze be
proeving heen moge helpen."
Langzaam keerde Louise naar
de ouderlijke woning terug. Zwaar
als lood waren hare ledematen en
in het helle zonlicht schitterde haar
de witte straat bloedrood voor de
oogenslechts in het binnenste
van haar hart was zij gelaten en
vastbesloten. „God zal hem er door
helpen." had Otto's moeder ge
zegd. Ja, Hij zou helpen, dat wist
Louise ook en er mocht gebeuren
wat er wilde, niets zou haar van
haar verloofde scheiden. Zij kon,
als het zijn moest, voor twee ar
beiden. De toekomst was niet meer
zoo donker voor haar, als Otto
maar het leven behield.
Als hij maar in het leven blijft,"
zoo zuchtte ook zijne moeder, toen
zij op het laatste oogenblik vóór
het vertrek van den trein een stil
hoekje in een coupé had gevonden.
In den korten tijd, dien zij noo-
dig had gehad om zich voor de reis
klaar te maken, hadden deelne
mende buurvrouwen haar er aan
herinnerd, hoe de jonge slager,
die zich in den vinger had gesne
den, aan bloedvergiftiging was ge
storven, hoe de steenhouwer Mar
kus, wiens hand was afgezet, aan
wondkoortsen was heengegaan en
nog eenige voorbeelden van nood-
lottigen afloop van verwondingen.
De weduwe trachtte deze onheil
spellende gedachten uit haar geest te verbannen Hef ongeluk
was op zich zelf al erg genoeg; het was dwaas en nutteloos het
zich door vrees en angst nog zwaarder te maken.
Niemand had de kleine tengere vrouw, met het vroeg verou
derde, smalle gelaat vol plooien en rimpels, er op aangezien, dat
dit zwakke omhulsel zooveel moed en vastberadenheid verborg. Toen
Ludwig, haar oudste, na den dood zijns vaders met den dood in
het hart de hoop had opgegeven om zijn studiën nog ten einde
te brengen had zij, de moeder, hem opgebeurd en op de hulp
van Boven gewezen. Het vertrouwen op God, dat haar bezielde,
had zij ook hem weten in te storten en daar het hem leed zou ge
daan hebben, zijn moeder gebrek te zien lijden, had zij hem
nooit laten bemerken, hoeveel offers en ontberingen het haar ge
kost had, hem tot zijn bestemming te brengen.
Hoe licht waren haar al die zorgen voorgekomen in verge
lijking met de vreugde, die zij op den schoonen dag smaakte,
toen hij in zijn geboorteplaats zijn Eerste Heilige Mis opdroeg.
Toen prijkte niet alleen de kerk, maar het geheele stadje in
feesttooivan heinde en ver was het geloovige volk toegestroomd
onder het gelui der klokken en de klanken der feestmuziek was
de jonge priester door den pastoor en een geheele schaar in het
H.
wit gekleede kinderen van zijn huis aigehaald en naar de kerk geleid.
Schooner echter dan alle bloemenprachf en feesttooi had de
moeder het gelaat van haar zoon toegeschenen toen hij stralend
van bovenaardsche zaligheid het altaar betrad. Dat was nu
drie jaren geleden, maar het stond haar nog zoo helder voor
den geest alsof het gisteren was. Zij wischte zich, toen in dit
uur van beproeving dat tooneel van geluk en troost haar voor
den geest kwam, in stilte de tranen uit de oogen en wat daarbij
haar hart bewoog, dat heelt een geduldige lijder en man Gods
in den grijzen voortijd uitgesproken met de woorden: „Hebben
wij het goede uit Gods hand aangenomen, waarom zouden wij
ook het kwade niet aannemen 1"
Ja, zij wilde het kruis aannemen en haar deel daarvan met ge
duld dragen; zij wilde Otto bemoedigen en opbeuren. Het zou
zeker alles nog wel terecht komen, als hij maar in het leven bleef.
Hoe menigeen moest zich met éen hand, met éen voet door
het leven helpenHoe velen zijn doof of stom of geheel lam I
Dan was hij er tQch nog beter aan toeEn had de oude Bruckner,
die haar de schikkelijke tijding had gebracht, haar niet verze
kerd, dat er nog hoop bestond, dat
hij zijn nand zou behouden.
Voor een open venster van de
pastorie te Lindenberg stond kapelaan
Ludwig Gradmann naar buiten te
kijken. Wat zich daar aan het oog
voordeed, was wel de moeite waard
het nader te beschouwen.
Aan den voet van den steilen
heuvel, waarop het dorpje gelegen
was, stuwde de Donau zijn zilver
achtig schitterende golven door een
breed, vruchtbaar dal; naar het Zui
den en Oosten verhieven zich in
zacht golvende lijnen heuvelrijen van
allerlei vorm, uit welker frisch groen
zich witte rotsen verhieven als een
eindelooze rij van ruïnen van fan
tastische sloten en burchten, door
een reuzen geslacht in oude tijden
gebouwd. Aan de andere zijde
schouwde het oog in eindelooze vlak
ten tot aan den gezichteinder, door
den teederen sluier der witte mor
gennevelen verborgen. Uit het dal
en van de lichtgroene heuvelen kwam
een koeltje met heerlijke geuren als
lenteboden beladen en van de bloei
ende vruchtboomen klonk veraf en
nabij uit de frissche, heldere kelen
der vogels de lof des Scheppers, die
de wereld met elke lente opnieuw
zoo heerlijk siert, opdat Zijn kinde
ren zich verheugen en Hem danken
kunnen.
Het ernstige, bezorgde gelaat van
den jongen priester paste weinig bij
den schoonen, heerlijken voorjaars
morgen. Het moest iets zwaars, iets
droevigs zijn, dat het anders zoo
zonnige gelaat zoo verduisterd had,
en dit zware, dit droevige had hem
een brief gebracht, dien hij in de
hand hield en die het fijne, gedron
gen handschrift zijner zuster Anna
vertoonde.
„Met Otto gaat het niet
goed; om zijnentwil schrijf ik u voor
namelijk, want moeder zegt, dat het
haar zoo zwaar valt, alles wat zij in
den laatsten tijd met hem heeft uit
gestaan, op het papier te brengen.
Hoe hij zich na Kerstmis, na
al de goede vermaningen, die ge
hem hebt gegeven, gedr?gen heeft, weet ge uit moeders
brief. Alles heeft zij u evenwel niet geschreven, want zij weet
hem altijd nog te verontschuldigen, 't Is echter heel erg geweest,
zooals hij heeft geraasd en gezworen, dat hij zijn leven langgeen
teekenstift meer zou aanroeren. Wij zouden hem echter met
zachtheid wel weer daartoe hebben kunnen brengen, als er niet
iets anders tusschenbeide gekomen was, wat ik u nu wil mede-
deelen. Er zijn namelijk omstreeks Nieuwjaar hier eenige afge
vaardigden van een socialistische vereenigmg gekomen, die een
vergadeiing hebben gehouden om de werklieden hier weerspan
nig en oproerig te maken. Ik begrijp van die dingen niet veel
en denk maar, dat het niet goed is de menschen ontevreden te
maken, als zij het toch zoo goed hebben, zooals in de fabriek
van Roder bijvoorbeeld.
Gelukkig hebben de „alligators," zoo noemt men 2e en ik
vind dat een heel goeden naam hier niets uitgericht. Ge weet
wel, hier in de tapijtfabriek werken meest heel ordentelijke,
christelijke arbeideis, die van jaren her daar hun brood verdie
nen. Die hebben over de redevoeringen in die vergadering het
hoofd geschud en zijn er niet meer heen gegaan. Nu heefc het
echter ongelukkig zoo getroffen dat een van de grootste schreeu
Bij het begin der St. Josefsmaand
Josef, Schutspatroon der H. Kerk, bid voor onsl