Het lied van Clarens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Woensdag 15 Februari.
Uit de Pers.
Successie=belasting.
Mgr. dr. W. H. Nolens geeft in de
„Nieuwe Venlosche Coura nt" als
zijne meening te kennen, dat de wijziging
aan de successiebelasting in de 1 weede
Kamer, naar alle waarschijnlijkheid niet
op veel tegenstand zai stuiten.
Immers al heeft het ten doel eene be
trekkelijk kleine vermeerdering der op
brengst, het beoogt ook eene meer bil
lijke regeling dier belasting.
En de meerdere opbrengst wordt ge
vonden in de billijker regeling.
De kleinere verkrijgingen worden ont
last en de last overgebracht op de sterke
re schouders.
Het recht van overgang dat geheven
wordt wegens nalatenschappen over de
waarde van tot den boedel behoo
rende effecten en rentegevende schuld
vorderingen, boven en behalve het recht
van successie, wordt afgeschaft.
Verder is van het beginsel uitgegaan
dat de billijkheid eischte de verkrijgin
gen van kleine erfdeelen en legaten
te ontlasten door uitbreiding der vrij
stellingen. Deze vrijstellingen zullen niet
meer berekend worden naar het saldo
der nalatenschappen, maar naar het ver
kregen bedrag.
De opcenten, die in de laatste 67
jaren steeds op 38 werden bepaald, en
aldus een vast karakter verkregen heb
ben, worden met het recht van successie
versmolten, en er wordt bij bepaald, dat
van de successierechten geen opcenten
zullen worden geheven.
De hoogere opbrengst wordt verkre
gen door verhooging van het percentage
der heffingen voor verkrijgingen in de
zijdlinie en door niet-verwanten.
Het nieuwe in het voorstel is, dat het
progressie stelsel, dat ook reeds in an
dere belastingen bestaat, ook hier wordt
ingevoerd.
in dezen zin namelijk, dat van het
geen meer dan zeker bedrag wordt
geërfd of verkregen, telkens een wat
hooger percentage wordt betaald dan
over bedoeld bedrag.
Op die wijze is verhooging der Jbe-
lasting voor «kleinere verkrijgingen te ver
mijden..
Die progressie heffing zal echter eerst
bij betrekkelijk 'hooge sommen beginnen.
Volgens het voorgestelde tarief voor
verkrijgingen in de rechte nederdalende
lijn en door echtgenooten met kinderen
bij een bedrag van 50.000 fl., voor de
verkrijgingen in de rechte opgaande lijn
en door echtgenooten zonder kinderen bij
een bedrag van 10.000 fl. en voor de ove
rige verkrijgingen bij een bedrag van
5000 fl.
Terecht wordt in de memorie van toe
lichting gezegd, dat in het algemeen ge
sproken wel mag worden aangenomen
dat voor denzelfden persoon eene groo-
terëverkrijging ook eene grootere draag
kracht geeft.
En nu voor de verkrijging een er hoo
gere opbrengst moet worden gekozen
tusschen een proportioneele verhooging
van alle rechten en eene, overigens zeer
matige, progressieve heffing, verdiende de
laatste uit een oogpunt van billijkheid ze
ker de voorkeur.
Een „Standaard" driestar Ls ook
aan dit onderwerp gewijd, Daarin lezen
wij
Successiebelasting binnen perken ge
houden is voor ons slechts uitgestelde
inkomstenbelasting. Is er een ton kapi
taal dan kan de Overheid tweeërlei doen.
Ze kan of zeggen: Betaal mij van die
ton, over een periode van 30 jaar gere
kend, elk jaar f 100, of wel ze kan zeg
gen Houd dat geld voorloopig maar,
doch als ge komt te sterven, zal ik van uw
erven f3000 nemen. Om het globaal op
te zetten, laten we nu de interest op in
terest buiten spel. Door nu het laatste,
stelsel te kiezen, gunt de Overheid aan
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
64)
En in zijn meest heldere oogenblikken
dacht hij:
„Ik houd evenveel van de jonge me
vrouw de Clarens als ik hield van de
arme markiezinik ben aan Geneviève
evenveel verschuldigd als ik aan de goede
dame verschuldigd was. En wijl ik niets
meer doen kan voor de doode, laat dan
minstens de levende gelukkig wezen."
Dit was overigens een redeneering,
waarbij de oude man wel gaarne stil
bleef staan, om de grondige reden dat
denken hem deed lijden. En Giebbende op
gemerkt, dat hoe meer hij werkte, hoe
minder hij dacht, werkte hij zooveel hij
kon.
Den Zaterdag, warop Raffut op het
kasteel moest terugkeeren en Frédéric
zich naar Portvieux had begeven, was
Piernic hout gaan hakken voor den win
ter. Dat hout was hoog opgestapeld in
de open ruimte, waar de hoeve verrees.
Diat werk maakte geiucht en hinderde
den eigenaar van dit kapitaal het voor
deel, t en eerste dat hij die 30 jaren lang
zijn geld houdt, er vrij over beschikt, dit
geld niet behoeft af te schuiven, en ten
andere dat hij 't betaalt als hij dood is,
en er dus toch niets meer aan heeft, ter
wijl dan wel zijn erven had moeten uitkee-
ren, maar op een oogenblik, dat ze goed
geld krijgen, waarvoor ze zeiven niets heb
ben gedaan.
We kunnen hier geen hardheid in zien,
eer een tegemoetkoming. Alleen zouden
nog een tweede tegemoetkoming zoo
gaarne aan de eerste zien toegevoegd,
en wel door een termijnbepaling.
Nemen we hier het onderstelde kapi
taal van f 1000.000, dan kan het zoo bit
ter ongelijk loopen, ai naar gelang in een
zelfde eeuw ditzelfde kapitaal slechts
driemaal of tienmaal versterft. Generaal
genomen het telkens te betalen bedrag
op f3000 stellende, gaat er in het eer
ste geval per eeuw f3000 X 3 f9000
af, en in het andere geval f3000 X 10
f30.000 en verliest het alzoo bijna een
derde.
Hierin steekt een onbillijkheid. Het is
meer dan eens voorgekomen, dat een
zelfde kapitaal, waarvan pas de successie
belasting betaald was, binnen drie jaar
weer overging zoodat er ten tweeden ma
le binnen drie jaar moest betaald worden.
Deze onbillijkheid nu ware te voorko
men, indien men als normalen termijn
zeg 30 jaar aannam, en voor langer tijd
een progressie, maar dan ook voor
korter tijd een degressie invoerde. In
den regel versterft een kapitaal driemaal
in elke eeuw, of wil men iets lager gaan,
zeg dan vier maal en reken den norma
len termijn op 25 jaar. Leeft nu een tij
delijk bezitter van dat kapitaal zooveel
langer, dan heeft hij er ook zooveeMan-
ger genot van, en is er niets onbillijks in
dat bij zijn sterven zooveel meer wordt
betaald. Maar dan ook omgekeerd sterft
hij spoedig, zoodat hij niet 25 jaar maar
slechte 20, 10 of 5 jaar er genot van had,
dan is het ook billijk, dat er zooveel min
der a;fga.
Voor den Staat blijft het 't. zelfde. Er
zou van hetzelfde kapitaal de ééne maal
iets minder, de andere maal iets meer af
gaan maar over een eeuw gerekend zou
de opgebrachte som gelijk blijven.
Wat thans vooral de aversie tegen de
successiebelasting stijft, is het telkens
voorkomend feit, dat een kapitaal, waar
van pas kort geleden het volle geld be
taald is, na korten tusschentijd weer ver
sterft, en dat er dan nogmaals het volle
bedrag afmoet.
Kon dan ook aan deze onbillijkheid te
gemoet gekomen worden, zoo zou stellig
deze belasting aan sympathie winnen.
Dienstvoorwaarden Spoorweg
personeel.
Van verschillende kanten worden
den klachten geuit over de verslechte
ring in de toestanden, waarin door het
nieuwe R. D. V. 1911 het spoorwegper
soneel is komen te verkeeren.
Het orgaan van de (Soc.) Ned.
Vereeniging van Spoorwegpersoneel
steekt zijn teleurstelling niet onder
stoelen of banken, maar uit ze in de ge
bruikelijke termijn.
Van meer waarde is intussChen voor
ons hetgeen van andere zijde wordt ge
zegd. t
Zoo lezen wij in „Het Rechte
Spoor", orgaan van St. Rafaël
„Het nieuwe R. D. V. heeft eindelijk
onze nieuwsgierigheid bevredigd.
Niet dat de verwachting over het alge
meen hoog was gespannen, maar toch
waren we benieuwd, onder welke nieu
we voorwaarden we bij den spoorwagen
in dienstbetrekking bleven of „konden
blijven".
Verbeteringen in de loonen heeft niet
plaats gehad, slechts enkelen van het
mindere personeel, zagen hunne bezol
diging met 5, 10 of 20 ct. per dag ver
hoogd, doch deze enkelen vallen weg
bij het meerendeel der verschillende»
categorieën, van wie zeer zeker een
groot aantal met recht eene verbetering
hunner bezoldiging met het nieuwe R.
D. V. hadden verwacht"....
En „H et Seinlicht", orgaan van
den markies in zijn arbeid; dus moest
hij van de afwezigheid van zijn meester
gebruik maken om het klaar te maken.
Door den terugkeer van Geneviève een
oogenblik zijn werk gestaakt hebbende,
was Piernic opnieuw aan het hakken
gegaan en reeds begon de schemering te
vallen, toen de afgematheid den grijsaard
noopte zijn nog krachtigen rug omhoog
te steken en het hoofd op te heffen.
Aan den ingang van het bosch stond een
dame in reispels gewikkeld en met ge
sluierd gelaat onbewegelijk tegenover
hem. De oude Piernic was bijgeloovig;
het verdriet en de ellende hadden zijn
brein verzwakt. Hij sidderde voor deze
verschijning. Zijn ontsteltenis nam nog
toe door het zwijgen en de roerloosheid
van die plotseling opgedoken gedaante,
en hij was op het punt om zich ijlings
uit de voeten te maken, toen de dame
dat bespeurend, hem met een stem van
gezag vroeg:
„Is dit de hoeve van het kasteel, de
woning van den markies de Clarens?"
Piernic moest eerst adem halen, alvo
rens in staat te zijn te antwoorden.
„Ja, mevrouw, hier woont de markies.
Maar hij is naar de stad en zal eerst te
gen het avondmaal terugkeeren."
„Ik zal op hem wachten. Bewoont Jean
Raffut het kasteel?"-
den Chr. Bond van Spoorwegpersoneel,
spreekt van „algemeene teleurstelling"
en vervolgt dan
Ofschoon wij ons geen groote illu
sies hadden gemaakt van hetgeen uit
ons rapport „wenschen en bezwaren"
zou worden overgenomen, zoo hadden
wij toch niet gedacht, dat de verbete
ringen zóó weinig in aantal en hoeda
nigheid zouden zijn."
„Opnieuw en met frisschen moed
dient er thans, méér dan ooit, door ons
allen gewerkt te worden, opdat al het
mogelijke kangedaan worden, om die
verbeteringen )e trachten te verkrijgen,
welke als recht en billijk mogen worden
gevraagd"....
Uit Hollands Duin.
i.
Mag ik' me even voorstellen. Ik1 ben
Duno van Boeclc horst en woon
hoog in 't duin. Mijn gezichteinder ver
liest zich ver oorstwaarts en voor mijn
voeten ontrolt zich landwaarts in, het
heerlijk panorama van Hollands duin
streek.
Veel kan ik waarnemen op mijn hooge
standpunt. Daarover wil ik nu en dan
wat schrijven in dit blad, maar zal daar
bij niet schieten onder de duiven der
diverse briefschrijvers van „De Leid
sche Courant".
Toch rest me dan nog overvloed van
stof. Want als ik mijn oog laat gaan over
de wijde velden langs den duinvoet,
dan zie ik vopr mij een prachtig stuk
van Roomsch Holland.
Van Haarlem tot Leiden en verder
zuidwaarts en noordwaarts en diep land
waarts in, steken toren bij toren hun
spitsen hoog in de lucht, ver uit bo
ven de donkere streep van boomen, zich
rijend de geheele lengte der duinen
langs, met in 't midden recht voor me
waar 't duin het breedst'is, de dunne
naald van Lisse, door Jan Kalf, meen ik,
vergeleken bij een aspergesliert.
Ten spijt van „De Balans", die de
mocraten van links in de Sleutelstad zijn
gaan houden, rijzen er tal van Roomsch-
Katholieke tempels hoog op met hun
spitsen boven het land van bloemen.
En in de schaduw dier kerken getui
gen bloeiende stichtingen en massale
gebouwen van edele Roomsche Charitas,
van diepe Roomsche godsvrucht, van
degelijken Roomschen zin voor christe
lijke opvoeding en ware ontwikkeling,
van stoere Roomsche kracht in het so
ciale leven.
Dit en ovèr dat hier opbloeiende en
door weelderig zich uitende en elders
ook wel in sleur voortgaande Katholie
ke leven is veel te zeggen en hoop ik
meerdere malen te mogen schrijveni.
Maar niet daarover uitsluitend zal de
inhoud dezer brieven gaan, want daar
naast is nog veel, dat wel onze aan
dacht overwaard is.
De treinen, wegglijdend onder hun
lange witte stoomstreep, de stoomboot
jes, opwolkend den zwarten rookdamp,
de gillende stoomfluiten van de machi
nes, weghappend het duinzand, de toe
terende auto's, langstuffend de slinge
rende, dalende en rijzende duinwegen
doen ook hier ons niet vergeten het le
ven van den modernen tijd.
Het scherp sprekend contrast dezer
nieuwerwetsche vindingen met de onge
repte stilte der eeuwenoude duinen,
doet onwillekeurig den geest van den
eenzamen beschouwer terugtreden in de
tijden, die gingen.
Hoe gemakkelijk, als bij tooverslag,
rijst voor ons op de eens zoo machtige
abdij van Egmond. Wij zien er de Bene
dictijnen in hun rein habijt, maar stof-
feeren meteen ook het golvend duin-
land met den jachtstoet van edelingen,
die Brederode en Dever en Teylingei
en de rij van adellijke sloten langs den
duinrand bewoonden.
Onze verbeelding kent geen eeuwen.
De historie rolt voor ons heen, als op
de film eener bioscoop. Naar willekeur
laten we den stoeren, blonden Germaan,
het groote wild machtigen in verwoe
den tweekamp van man tegen dier.
Met zevenmijlslaarzen schrijden we
„Ja, mevrouw, maar hij is op een rond
reis en hij zal eerst na het souper, heef
laat in den avond terugkeeren."
„Dat komt goed uit. Zeg eens: Ken
je en weet je waar de woning van den
ouden Piernic is?"
Door die vragen, welke hem hadden
moeten gerust stellen, voelde Piernic in
tegendeel, na een oogenblik van ver
lichting, zijn ontsteltenis toenemen; het
scheen hem toe, dat hij in een ver, ver
verleden de stem, die sprak, had gekend.
Op de laatste vraag werd hij opnieuw
door siddering aangegrepen en miste hij
schier de kracht om te antwoorden.
„Piernic, mevrouw, dat ben ik."
„Jij!" riep de dame uit.„Nu jou vooral
zocht ik. Hef je oogen op en beschouw
wie tot je spreekt."
In een soort van lijdelijke, suggestieve
gehoorzaamheid, keek Piernic omhoog.
Met een snelle beweging rukte de da
me zich den dichten sluier van hut ge
laat
De grijsaard viel op de knieën, zijn
oogen schitterden als in geestverrukking,
en met gevouwen handen, als: aanschouw
de hij een heilige, riep hij met een van
geluk trillende stem:
„Onze dierbare dame, o nze dierbare
dame van Clarens, onze zoete en goede
jnarkjezin, Jjent a het, die eindelijk tot
vervlogen tijden door. We gaan mee ter
vroolijke jachtpartij met bevallige jonk
vrouwen onder geleide van hoffelijke
ridders, die in hun schild de leuze „Voor
God en de dames" voeren. We leven
mee in liet edele vermaak van het
„vlieghen metten vogelen". En als in
't voorbijgaan brengen we Kenau ons
saluut, belezen we de Octoberdagen
van Leiden's haring en b: od en staan,
alweer met een gigantenstap, in Hol
lands glorietijdperk.
Wat is van Hollands roen en eer
heeft het duin gezien. Helden en Kun
stenaars, Staats'ieden en Kooplieden
hebben geleefd aan zijn voet, zijn gebo
ren en getogen in .de luwte van zijn
kruin. Hier, in het duinland vooral, zijn
geleefd de gouden dagen van Hollands
roemrijkste eeuw. Afaar daarna zagen
die duinen ook de inzinking, die een Pot
gieter in gespierde taal den Jan-Salie-
geest deed geeselen. 't Was eet der
uitingen van futloosheid en van lam-
zalig.ieid, dat nat in het kalkerij, grof
korrelig, scherpe duinzand kan groeien
tot Hollands goud, door menschel ijk
dwaasheid gemaakt werd tot veler onge
luk. 't Was maar een korte spanne tijds,
dat een dwaze tulpenhandel verwaring
kon stichten. En in onze dagen is ge
heel afgeschud die Jan-Salie-Oeest in
het bedrijf, dat Hollands duinstreek ka
rakteriseert. Bij een flinke wandeling
langs en in Hollands duin zal ons ver
rast doen stilstaan de verwording en
het verwordert van een golvend duin
landschap tot lage, vlakke gronden.
Vooral nu met de snelle ontwikkeling
van het grootbedrijf in het bloemboi-
lenvak als het ware een Iandhonger is
gekomen, zien we machines duinbrok-
ken in een oogwenk wegvreten, waar
eertijds moeizaam schopje voor schop
je een binnenduintje na jaren vün onver
droten stoeren arbeid kon worden weg-
gegraven.
Waar pas nog stil en eenzaam het
blonde duinlandschap zich uitstrekte,
komen thans met den arbeid leven en
welvaart zich vestigen. Uit liet zand der
geslechte heuvels groeit het artikel, dat
dank zij den ouden Hollandschen on
dernemingsgeest een weg gevonden
heeft naar de handelsmarkten der oude
en nieuwe wereld.
Daar zijn er, die met zorg en kom
mer de snelle vermeerdering van <;ul-
tuurbodem voor den bollenteelt gade
slaan. Maar vergeten worden mag het
niet, dat de tijd voorbij is, dat een klein
bedrijf winst kon afwerpen, ruim ge
noeg tot groot leven, 't Komt thans
op de massa aan. Vandaar dan ook de
uitbreiding tot groote zaken, tot bedrij
ven met bunders en bunders van bollen-
grond.
Vandaar dan ook, dat zwermen van
reizigers vroeg in den winter reeds den
Oceaan gaan oversteken, of trekken naar
't weinig gastvrije Rusland en naar het
hooge noorden om er te zoeken nieuwe
afzetgebieden nieuwe markten, nog niet
door bollenmenschen beieisde s.reken.
Inderdaad^ er zit nog van de onvervalsch-
oud-Hollandsche energie in de bo.lenmen
schen, die er zelf op uitgingen en er nu
hun zonen op uitsturen om hun produc
ten in den vreemde aan den man te bren
gen.
De concurrentie dwingt ze, zeker,
maar zij verscherpt toch ook den geest
tot Willen en durven.
Dat het kleinbedrijf sterk gaat voelen
den zwaren druk, dien in het algemeen
ieder groot LTedrijf uitoefent op den
kleinen beoefenaar, kan niet ontkend
worden. Juist de scherpe concurrentie
op de wereldmarkt heeft de buiten-
landsche handelaars, die vroeger niet
tegelijk kweeker waren, er toe gedwon
gen te worden groot-kweeker. De afhan
kelijkheid van den kweeker is voor den
verzender sterk verminderd, sedert deze
geworden is groot-kweeker en daardoor
mede de binnenlandsche markt voor een
niet gering deel beheerscht. Deze t« »e
name had tot natuurlijk gevolg dal
kweekers en verzenders zich gingen or-
ganiseeren, afzonderlijk en elkaar uit
sluitende. In hoeverre dan toch nog op
samenwerking voor den bloei van het
vak is aangestuurd en kan worden aan-
ons wederkeert."
De vreemdelinge, die ongetwijfeld een
geheel anderen kreet en een geheel an
der gebaar had verwacht dan die natuur-
tuurlijke en spontane ontboezeming van
vreugde, kon een korte beweging van
verbazing niet weerhouden. De heldere
scherpe, strakke blik, welken zij in de
oogen van Piernic had geworpen, met
den vasten wil hem te betooveren, werd
eensklaps zachter bij de pathetische hou
ding van den oude, en deze riep daar
op met nog grootere vreugde uit:
„O nu, nu uw oogen zachter zijn, nu
herken ik u beter, mijn arme, goede mar
kiezin
„Sta op, Piernic," zeide de dame op
vriendelijker toon. „Uwe treffende hou
ding, nu ge mij eensklaps vóór u ziet,
getuigt welsprekender ten uwen nste,
dan alle betoogen, die gij voor u ve on
schuld zoudt kunnen aanvoeren. Evenwel
daar de inlichtingen, welke ik te Port
vieux en elders heb ingewonnen, onvol
doende waren, is het van gewicht, dat ik
wete al wat geschied is. Wijl mijnheer de
markies eerst tegen het uur van den
avondmaaltijd zal terug komen, hebben
wij den tijd om bedaard met elkander te
praten. Lrmij spoedig de hoeve bin
nen, wanl Ügezonderd gij en mijn neef
heb ik er bc.ung bij, dat niemand mijn
gestuurd zai, in een Interen brief on
derwerp van bespreking worden. Ik heb
in dezen bij wijze van introductie er op
willen wijzen, dal ^e Iandhonger in het
bloembo'lenbedrijf stilling zoekt in de
ongerepte duinen, die we nu langs on
ze slooten en vaarten zien wegvoeren
als ondergrond voor den nieuwbouw on
zer groote Hoüandsche steden.
DUNO VAN BOECKHORST.
Koloniën.
Cholera.
Van 14—18 Januari zij er te Batavia
aangetast 4 inlanders en overleden 8 in
landers.
Dr. Ouwehand heeft aan het Bat. Nbl*
medegedeeld, dat van de vierduizend
Europeanen te Batavia die met cholera-
serum zijn ingeënt, slechts één door de
ziekte werd aangetast, waarbij de be
handelde geneesheer nog twijfelde of het
wel cholera was. Van de overige vier
duizend Europeanen waren in dienzelfden
tijd 62 aangetast, van welke 33 overleden.
De resident van Singaradja maakt be
kend, dat in de onderatdeeling Oost-
Lombok met havenplaats Laboeanhadji en
Tandjoeng loear, cholera is uitgebroken.
Met het oog op de heerschende cholera
te Makassar mogen voorloopig geen ver
oordeelden derwaarts worden gedirigeerd.
Koortsen.
Uit het Sidoardjosche komen siechle
berichten omtrent den gezondheidstoe
stand. Er heerschen veel koortsen 50,000
kinine-tabletten zijn aangevraagd.
Vrije overtocht.
Bepaald is dat in het reglement op de
toekenning van overtochi van Neder
land naar Nederlandsch Indië en omge
keerd ten laste van dc Indische be
grooting wordt opgenomen onder letter
g: de bij volmacht in het huwelijk ge
treden echtgenoote van den in actieven
dienst in Nederlandsch-lndië aanwezigen
landsdienaar, wiens gezin aanspraak op
overtocht kan ontleenen aan de be
palingen van dit reglement, zoomede de
kinderen, die ten evolge van dat huwe
lijk leden van het gezin van den lands
dienaar worden, met dien verstande, üat
het recht op overtocht van de echtge
noote, de kinderen en de stielkinderen
van een militair beneden den rang vin
officier afhankelijk is van de speciale
vergunning van den minister van Kolo
niën om zich naar Indië te begeven.
Tegen den opium sluikhandel.
Tot beteugeling van den opiumsluik
handel, zoomede in het belang der uit
oefening van de politie in de baai van
Amboina acht de regeering naar liet
„Soer. Hbld." verneemt de aanwe
zigheid eener behoorlijke bemande mo
torboot aldaar noodig. Zij heerf den
minister van Koloniën de vereischte gel
den daarvoor gevraagd, te brengen op
de ontwerp-begrooting voor 1913.
Eskader-oefeningen
De te Soerabaja vertoevende oorlogs
schepen, waaronder de „Zeven Provin
ciën", zullen vermoedelijk in April naar
Ainpenan stoom en, om gedurende eeni-
ge weken in de wateren van Lombok es
kader-oefeningen te houden.
Aanslag op een planter.
Den 14en Januari werd te Koeala
Lpempoer bericht ontvangen, dat de
heer C. R. Harrison, planter te Koeala
Selanger, in 't hospitaal was gebracht
met een ernstige wond aan den hals.
Men vermoedt, dat hij in zijn slaap is
aangevallen en dat men hem den hals
heeft willen afsnijden. Bijzonderheden
zijn nog niet bekend. De heer Harrison
is buiten onmiddellijk gevaar.
Gemeenteraad van Wassenaar.
Voorzitter de heer Terheijden, wet
houder, waarnemend burgemeester.
Aanwezig alle leden.
De heer J. Ruijgrok vraagt het woord
en zegt
Mijne Heeren:
Eer wij onze raadsvergadering voortzet
ten gevoel ik behoefte een woord ter
komst hier vermoede."
Piernic bleef steeds geknield, in een
houding als voor een vizioen en scheen
nog niets te begrijpen. Niet zonder eenig
ongeduld zette de rezigister hem thans
het geval uiteen.
„Komaan, genoeg verteedering, mijn
beste man," vroegde zij hem toe. „Gij
begrijpt toch wel, dat de dooden niet
uit hunne graven opslaan, en dat ik niet
de ware markiezin van Clarens ben, maar
hare zuster, de tante van den jongen
markies, lady Roswald
„ls u niet de goede dame?" vroeg
Piernic langzaam opstaande. „Dat had
ik moeten gissen, 't Is inderdaad waar
dat de dooden niet opstaan.... Maar als
ooit een vergissing te verontschuldigen is
dan de mijne.... want u gelijkt sprekend
op onze goede meesteres!"
„Des te beter", zeide lady Roswald,
„die gelijkenis zat me uitsteknd te pas ko
men bij de taak die ik heb te vervullen."
Piernic wilde beginnen te vragen, maar
de dame legde een vinger op den mond,
teneinde hem het zwijgen op te leggen.
Eerst toen zij in de zaal der hoeve wa
ren en de deuren zorgvuldig gesloten wa
ren, hernieuwde zij hare vragen.
(Wordt vervolgd)*