Onze nachtegaal. 38 ócerwaarde deken verbleef, werd ondergebracht, waarin d*> als hij in het dorg.Jffljj^ dat de barmhartige zusters voor den Verden è'èn nieuw ziekenhuis een som geld ontvingen, gelijk dan die, welke de verkoop van den molen had opgebracht. En toen de vreemde priester weer naar Frankrijk terugkeerde ging Karei Renneberger met hem mede: hij wilde nooit meer' scheiden van den man, die eens zijn slachtoffer geweest was, dien de heldenmoed der christelijke liefde tot.zijn grootsten wel doener na God gemaakt had! I. IDDEN in het Beiersche hoogland ligt tusschen hemel- hooge bergen een vriendelijk dorpje. Door de groene weiden, die het omringen, slingert een helder, snel vlietend beekje, dat soms tot een woedenden berg stroom aangroeit, wanneer namelijk de smeltende sneeuw op de bergen de wateren doet zwellen of wanneer zich een zware onweersbui over de streek ontlast. Thans volgt het vreedzaam zijnen loop, terwijl de spiegelende oppervlakte schittert en fonkelt als vloeibaar zilver. Zijn vroolijk klateren en murmelen past volkomen bij de stemming der dorps bewoners, want vandaag wordt in de dorpskerk het patroonleest gevierd. Reeds bij het aanbreken van den dag hadden vreug deschoten, wier echo hon derdvoudig door de bergen weerkaatst werd, het leest aangekondigd en later riep het plechtig klokgelui het geloovige volk naar het Huis des Heeren. Op het kerkplein zijn eenige kramen opgeslagen die lekkernijen bevatten voor kleine en groote kinderen. Nu is het daarbij echter nog stil. De feestpredikatie is ten einde en de Hoogmis duurt voort. De landelijke zange ressen doen al het mogelijke om het feest op te luisteren, maar boven alles klinkt een stem, zoo vol en zuiver, zoo week en vol gevoel, dat de toehoorders om de schoone klanken alles om zich heen vergeten en de een of ander zich niet weerhouden kan ter sluiks een blik naar het koor te wenden, waar het lieflijk gezang weerklinkt. Toen de Hoogmis ten einde was, zette het orgel nogmaals in en dezelfde heerlijke stem begon een aandoenlijk schoon Marialied. .Gedenk, o genadige Moeder. Er heerschte een stilte in het gewijde, overvolle gebouw, dat ACHT JAAR ONDER WATER: 8 Jaar geleden zonk te Rotterdam door aanvar'ng het Rijnschip tColumbus* verleden week pas mocht men na veel arbeid het schip boven brengen, doch het brak daarbij doormidden. Het achterschip zonk weer weg in de diepte, terwijl het voorschip (zie onze foto) naar de Bovenheyplaat werd gesleept en daar op het droge gezet. een ieder zijn eigen hart meende te hooren k oppen, en toen het lied geëindigd was, verlieten de aalndach- tige toehoorders, nog onder den indruk van het schoone gezang en den aandoenlijken tekst, het Godshuis. Nu het godsdienstige ge deelte van het feest geëin digd was haastte ieder zich naar zijn huis om ook de behoeften van den lichame lijken mensch te voldoen aan het wachtende feestmaal. Onder de laatsten, die het kerkgebouw verlieten, be vond zich een slank meisje met fijne, sprekende gelaats trekken en groote, donkere oogen De glanzend zwarte, dikke haarvlechten vormden een dubbelen krans om het kinderlijk onschuldig gelaat en de eenvoudige dracht der bergbewoonsters ver hoogde de bekoorlijkheid goedhartigheid vormden den EEN STAALTJE VAN DE GROOTTE DER TEGENWOORDIGE LOCOMOTIEVEN, zooals die in het buitenland worden aangebouwd: in de cilinders kunnen volwassen mannen gemakkelijk een plaats vinden! DE WERELDREIS VAN DEN DUITSCHEN KROONPRINS: de reis van den Duitschen kroonprins, die ook nog naar China, Japan, onze Oost en Siam zou gaan, wordt plotseling onderb oken door de vreeselijke pest die Noord-China teistert en een bron van gevaar is die dreigt heel China te overstroomen. De prins zal te Calcutta zijn reis beëindigen en komt vandaar weer naar Europa terug. Onze foto geeft een kiekje van den prins bij het bezoek aan den Engelschen gouverneur van Bombay harer verschijning. Onschuld grondslag van haar wezen en een zekere schuwheid en ingetogen heid schenen haar als met een beschermenden muur te omringen. Toen het meisje over het kerkplein ging, had ze de bewonde rende blikken der jonge boeren, die op den lagen kerkhofmuur bij den uitgang zaten, op zich voelen rusten. Doch de oogen van het jonge meisje bleven neergeslagen, de uitdrukking van haar gelaat bleef rustig zonder verlegenheid en geen der jongelieden waagde het haar aan te spreken. Van het kerkhof voerden een aantal treden naar de dorpsstraat, en een stokoud moedertje maakte zich juist gereed deze af te dalen, waarbij ze zich met bevende handen angstig aan de leuning vasthield. Snel was het meisje de oude vrouw op zijde geko men, zacht schoot zij den arm onder dien van het oude moedertje en voorzichtig geleidde zij haar de treden af. „Kijk, moedertje," sprak zij vriendelijk, ,,zoo gaat het beter." De oogen van het oudje schitterden van vreugde. „Ha, onze nachtegaal," sprak zij, „jij bent een best meisje. Je hebt het hart op de rechte plaats en weet, wat arme, oude lieden goed doet. God zal het je vergelden, Agathal Zoo nu ben ik op den vlakken grond en kan ik wel vooruitkomen. Ga nu maar door, dat de boerin niet boos wordt of haar dochter Julia, wanneer ge om mijnentwil te laat thuis komt. Ze zijn beide niet gemakkelijk „Trek je daar maar niets van aan, moedertje," lachte Agatha, „ik heb mijn werk gedaan vóór ik naar de kerk ging en om te eten kom ik altijd vroeg genoeg. Voor u echter is het gemakkelijker en ge komt niet zoo vermoeid thuis, als ge een beetje leunen kunt. We gaan toch denzeltden weg." Dat was het oudje best naar den zin. Agatha geleidde haar onder vroolijk gebabbel tot aan haar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 4