Het lied van Garens. Uit Stad en Omgeving. Tweede Blad, oeiioorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 26 |anuari. STATEN-GENERAAL" EERSTE KAMER. Hooge Collegiën. Aan het afdeelingsverslag van het hoofdstuk II der Staatsbegrooting (Hoo- jge Collegiën van Staat) ontleenen wij Ter voorbereiding van de overweging, pf het wenschelijk is te bevorderen dat ook van de vergaderingen van de Eer ste Kamer der Staten-Oeneraal een zoo genaamd kort verslag wordt gemaakt, 2ou het aan enkele leden aangenaam teijn te mogen vernemen 1o. het aantal geabonneerden op het (Kort verslag van de Tweede Kamer met ingang van Januari 1911; 2o. het aantal geabonneerden op de Handelingen der Staten-enerGaal op voornoemden datum 3o. of het aantal abonné's op de Han- Idelingen sinds de uitgave van het Kort verslag toe of afneemt. Voorts zouden deze leden het waardee- ren indien de regeering het bedrag van de kosten, althans globaal kon opgeven van de uitgave van een Kort verslag der vergaderingen van de Eerste Kaïner. Andere leden hadden op zichzelf geen bezwaar, dat deze vragen werden gedaan maar wenschten nu reeds te verklaren, dat zij, althans voorshands ,niet gun stig voor bedoelde uitgave gezind waren. Buitenlandsche Zaken. Blijkens het voorioopig verslag werd gevraagd of de Minister eenige inlich- lichtingen kon geven omtrent de belem mering in het verkeer van landverhui zers via Rotterdam, waarvan men groot nadeel voor het Nederlandsche verkeers wezen voorziet. Algemeen was men ervoor ,dat de mi nister trachte het daarheen te leiden, dat te 's Gravenhage, zetel van het Hof Abritage, eenige maanden in het jaar voormannen op dit gebied uit de ge- heele wereld, lezingen over internatio naal recht zouden houden. Opnieuw klaagde men erover ,dat de grenzen van Duitschland bij voortduring voor den invoer van Nederlandsch vee gesloten blijven. Het schijnt ,dat De nemarken met betrekking tot den invoer van vee, melk, enz., in Duitschland vrij geviger wordt behanaeld dan ons land, hetgeen niet gemotiveerd ware te achten. Men verzocht eenig". mededeeling te dien aanzien en vertrouwde overigens, dat cte regeering niet in gebreke zou blij ven ten deze op voorziening aan te drin gen. Justitie. Het ontreden van den tegen woo rdigen minister werd in het afdeelingsverslag met ingenomenheid begroet. Van verschillende zijden werd de wensch uitgesproken naar de invoering van lijfstraffen-voor de baldadige jeugd teneinde paal en perk te stellen aan haar bijzonder, brutaal optreedn. bijzonder brutaal optreden, regefen c!e Rijkspolitie tot beteugeling van de „kwartjesvinders" neemt, en of hei reglement voor het vervoer op de spoorwegen niet zou kunnen worden- aangevuld met een bepaling, houdende verbod van spelen o! van het voorhan den hebben van daartoe dienende voor werpen Van meer dan ééne zijde werd hulde gebracht aan de houding ,door den te- jrenwoordigen minister van justitie in de veel besproken Papendrechtsche recht zaak ingenomen Volkomen juist werd ook door den minister ingezien, dat slui ting van het d»ebat noodzakelijk was. Men protesteerde tegen het opwekkeci vaii den leugenachtigen schijn, als zoude onze rechterlijke macht geheel of voor een aanmerke.ijk gedeelte onbetrouwbaar en bedorven wezen. Ook protesteerde men tegen alle maat regelen waaruit wantrouwen tegen de rechterlijke macht heeft kunnen blijken, alsook tegen het onderwerpen van de getuigen aan een psydnauisc.) onder zoek. Zoodanig onderzoek vindt in de wet geen grond. Met de hier den minister gebradhte hulde konden anderen geenszins instem- emn. Zij bespeurden dat bij openb. be spreking in de andere Kamer de toon ook van den Min. niet van onkieschhheid te genover de rechterlijke macht is vrijge- bleven. Ergernis had het dezen leden ge geven de bewering te hooien uitspreken, dat de Hooge Raad een arrest zou ge casseerd hebben ,niet zoozeer oin de ge breken die het arrest zelf aankleefden, maar omdat het dictum de publieke opi nie niet bevredigdeom terstond daar op te moeten vernemen dat hetzelfde hooge rechtscollege het eenige is, dat in de behanodÜng der zaak geen misslag heeft begaan. Dit geeft blijk van eene opvatting van de roeping der rechterlijke macht, welke stellig niet is overeen komstig de wet en geen woord werd door den minister gezegd om tegen der gelijke opvatting te protesteeren. Alsvorens de woorden uit te spreken, dat de Papendrechtsche zaak „niet is de schoonste bladzijde in de geschiedenis van onze justitie", en dat daardoor „het aanzien van de justitie niet altijd (is) verhoogd", had de minister moeten be denken, voor welke uiterst moeiiijke taak die rechterlijke macht van het begin af aan misschien, maar zeer zeker in de laat ste phasen, werd geplaatst. Terwijl de zaak was gesteld in handen van den rech ter, heeft men eene publieke opinie Irach- ten te vormen. Dat heeft de pers gedaan met haar onderzoek haar hoeren van personen en het publiceeren dier verhoo- rendaartoe heeft de regeering meege werkt door haar administratief onder zoek, de Volksvertegenwoordiging door dit te vragen. Deze leden achtten het zenden van stenografen van regeerings- wege naar de openbare zitting :elfs krenkend voor de rechterlijke macht. Wat is ,zoo werd gevraagd, nu a pos teriori gebleken Dat een waanzinnig querulant de „auctor intellectualis" is van de geheele zaak. Eu om daartoe te te komen, was het afleggen van dezen geh eel en, gelijk het gezegd werd, lij densweg noodig geweest. Deze leden betreurden het, dat men zich met drift geworpen had op het middel waardoor deze ontdekking heeft plaats gehad ,en het rapport hee.t be leend gemaakt ,wat evenwel niet aan het hof, maar aan de pers moet geweten worden. Gevraagd werd wat uit het stenogra fisch verslag gebleken is omtrent de, zoo zij juist is ,door den minister afge keurde uitlating van den advocaat-ge- raal te Arnhem. Binnenlandsche Zaken. Blijkens het voorioopig verslag be treurden vele leden 's ministers verande ring van standpunt ten opzichte van de subsidieering van öp'enbare lecszal.n. Al gemeen werd hulde gebracht aan tie In- eenschakelingscommissie en vooral aan haar voorzitter, wegens den reusachti- gen, op hoogst verdienstelijke wijzever- richten arbeid. Men vreesde echter, dat de uitvoering harer plannen de dr ag- kracht van ons budget verre zoü over schrijden. Bijzonder had het de aandacht ge trokken dat inlusschen de Min.ster een beslissing heeft bevorderd die geheel in- druischte tegen het stelsel der commis sie, door het K. B. van 17 Dec. 1910, waarbij aan het Nederlandsch Lyceum te 's Gravenhage het jus promovendi voor de Universiteit is toegekend. Marine. 'Meerdere leden verklaarden in den mi nister van marine voortdurend vertrou wen te stellen. Zij achtten hem een uit stekend bewindsman, onder wiens krach tig beheer veel voor de vloot gedaan is. Sommige leden daarentegen mi ten in 's ministers beleid de noodige vastheid, zoowel wat zijn politieke overtuig.ng als wat zijn voornemens inzake den aan bouw van nieuw materieel betreft Vrij algemeen oordeelde men, dat de minister door het aanschaffen van klein materieel als: onderzee- en pantserboo ten en mijnleggers, op den goeden weg is, omdat voor kleine staten dergelijk verdedigingsmaterieel van het allergroot ste belang is. Verscheidene leden hadden liever ge zien dat eerst in beginsel ware vastge steld of de door den minister oiitv u pantserbooten in de formatie onzer zullen worden opgenomen en aa. vraag ware gesteld bij de behandeling van de regeeringsvoorstellen in zake dekust- defensie. In elk geval had de minister zich voorioopig moeten bepalen tot den bouw van een enkel pantserschip als proef, vooral waar de meening der des kundigen in deze Uiteenloopt. Over den geest onder het personeel en de geestelijke verzorging werd nog in den breede van gedachten gewis seld. Eenige leden betreurden de be kende gedragslijn van de machinisten bij het vlootbezoek te Rotterdam, hoewel ook verzachtende omstandigheden wer den gevonden in de wijze waarop de gastvrijheid werd aangeboden. Sommige leden, die overigens gaarne de politiek bij het militair beleid terzij de wilden laten, maar thans, nu de mi nister van marine zich door zijn in - schikkelijkheid met de rechtsche meer derheid in het parlement zoozeer heeft laten vervoeren, dat hij een hooggeplaatst officier gekrenkt, en tot het nemen van ontslag genoopt heeft, konden zich niet onttrekken aan den plicht, het politieke beieid van dien bewindsman aan beoor- deeiing te onderwerpen. Van andere zijde werd tegen deze be schouwingen met nadruk opgekomen. Verscheidene leden konden niet toegeven, dat de mimsetr blaam verdiende voor de wijze waarop hij uitvoering had trach ten te geven aan het Kamerbesluit, be treffende de geestelijke verzorging dei- schepelingen. Algemeen werd het intusschen wen schelijk geacht, aan de bestaande wan verhoudingen, waaruit het conf.ict ont staan is, een einde te maken. Nog erger dan thans zou het wezen, wanneer de minister zelf tot de aanstelling van een vlootpredikant zou overgaan. Alzoo geen officiëeie marine-predikant. Verscheidene leden wilden de gees telijke belangen op de vloot, zooals in Amerika, verzorgd zien door leeraren van van verschillende richtingen. Anderen gaven in overweging, de thans bestaande regeling te behouden, met wij ziging der instructie en in overleg met den commandant van het Nieuwediep. Oorlog. Door meerdere leden werd leedwezen betuigd over het ahreden van generaal Cool als minister van oorlog. Hem werd hulde gebracht en de wensch werd ge uit, dat hij nog geruiinen tijd in actieven dienst voor het leger behouden mocht kunnen blijven. Van den nieuw opgetreden minister had men goede verwachtingen en het vertrouwen werd uitgesproken dat zijn kunde, bekwaamheid en werkkracht hein spoedig de noodige practische kennis zouden doen verkregen van het leger in Neder.and Wat den ongunstigen toestand betreft, waarin speciaa. onze infautcr.e verkeer, sprak men de hoop uit, dat indien met 8i/o maand voor vorming van den infan terist kan worden volstaan, hetgeen door sommigen werd betwijfeld, die tijd dan ook werkelijk als oefeningstijd zou wor den gebezigd, en wel voor de gehee- 1 e iichting, zoodat niet aan sommige personen op grond van lichamelijke voor geoefendheid een korten eer^te-oefenings tijd zou worden toegestaan. De mindere slagvaardigheid onzer infanterie mcei.de men ook te moeten toeschrijven aan de viermaanders, waarvoor niet enkel vóór- geoefenden genomen werden. Men verwachtte, dat afdoende maat regelen zouden worden getroffen voor de opleiding van het kader. Daarvoor is, naar het algemeen gevoe len, de oefeningstijd van 81/2 maand te kort Met den minder goeden toestand van het leger weru door eenige leden de 011- verschiiiigiieid en slapheid van sommi ge suba.terne oflicieren in verband ge bracht Men hoopte dat de nieuwe minis ter met flinke hand zou regeeren en bo venal de militaire tucht handhaven. Ook schuiit liet Kwaad bij de onderwijzers, van welke velen, instede de jeugd eer bied voor het gezag in het algemeen en voor het leger in het bijzonder in te prenten, geen gelegenheid ongebruikt laten om het leger af te breken Betreurenswaardig noemde n.^.i in dit verband het voorbeeld, dat in de Staten- Generaal maar al te dikwijls wordt ge geven. De wijze waarop somtijds de le gertoestanden hun vergaderingen be sproken wor moeten een demorali seerenden inv.oed op het leger uitoefe nen. Door andere leden werd deze begro ting als een soort credietwet besch 1!. Zij bepaalden zich dus tot enkele v: „,.n en opmerkingen. Zij zouden gaarne een antwoord ontvangen op de volgende vra gen: le. in hoeverre heeft de nieuw opge treden minister zich bij het aanvaarden van zijn ambt verbonden wat betreft het ontwerp tot kustverbetering en het door den vorigen minister opgemaakt ontwerp tot wijziging der Militiewet. 2o. welk standpunt denkt hij in te ne men betrekkelijk de regeling der mobili satie en wat is zijne meening over het twee-ploegenstelsel. 3o. is van dezen bewindsman te ver wachten, dat hij'onverwijld ter hand zal nemen de verbetering van de tractemen- ten en van de pensioenen der officieren. Landbouw, Nijverheid en Handel. Blijkens het Voorioopig Verslag werd algemeen ingenomenheid betuigd met de keuze van den nieuwen directeur-gene raal van Landbouw. Eenige leden waren weinig ingenomen met de voorstellen der Staatscommissie betreffende de herziening der Jachtwet. I11 zake Ongevallenverzekering door land bouwers werd betoogd, dat de Land- bouw-Onderlinge goed werkt ,maar de verplichting tot verzekering van het per soneel door de landbouwers bij de wet moet worden vastgesteld'. Anderen merk ten op dat zulk een wettelijke verplich- tnig groot bezwaar zou opleveren. Tegen het toestaan van f300.000 ten behoeve eener groote landbouwtentoon stelling bestond bij sommige leden on danks den slechten toestand der Rijks-fi- nanciën geen bezwaar. Het ware echter wenschelijk geweest dat de Regeering, zij het ook slechts voorioopig, een alge meen plan had gegeven van plechtighe den of feestelijkheden ter gelegenheid van de inwijding van het Arbitragepaleis in 1913 TWEEDE KAMER. De leden der Tweede Kamer zijn bij eengeroepen tegen Dinsdag 7 Februari, des namiddags te 2 uur. In deze verga dering zal geschieden de trekking der af- deelingen, en zal een regeling van werk zaamheden plaats hebben. Voorts verneemt men, dat de voor zitter het voornemen inoet hebben, aan de centrale afdeeüng voor te stellen, den volgenden dag een aanvang te maken met het onderzoek in de sectiën van een aantal wetsontwerpen, w.o. Regeling der arbeiders-ziekteverzekering: 1. ontwerp- RadenwetII. ontwerp-ZiektewetIn stelling van een Fonds ter verbetering van de kustverdediging en tot wijziging van de Militiewet 1901, enz.Wering en bestrijding van ziekten van cultuurge wassen en van voor cultuurgewassen schadelijke dieren. Aanvulling en wijzi ging van de artt. 16, 18 en 26 der Jacht wetNadere wijziging en aanvulling! der wet van 4 Dec. 1872, houdende voor zieningen tegen besmettelijke ziekten Wijziging der \vet tot regeling van het lager onderwijsWijziging en aanvul ling van de bepalingen van het Burger lijk Wetboek onitrent de verbintenis uit onrechtmatige daad enz.Overeenkomst met de Kon. Paketvaart-Maatschappij voor het onderhouden van een stoom vaartdienst tusschen Java en Australië en verhooging der Indische begrooting voor 1911. Voorts werd vernomen, dat de voor zitter voornemens zou zijn, aan de Ka mer voor te stellen, na afloop van bo venvermeld afdeelingsonderzoek, aan de orde te stellen de beraadslaging over: wetsontwerp Bestrijding van zedeloos heid wetsontwerp Nadere regeling van FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 48, „Wat v/il hij daar doen?..; Wat wil hij daar doen?" ging Rafiut voort, hijgend eh de beide handen vooruitgestoken, als om iets dat hem dreigde, te worgen. „Niets... uit bloote nieuwsgierigheid." Ditmaal maakte Gen .vieve zich onge rust. Zij greep de uitgestrekte en ijskoude handen van haar oom in haar eigen war me handen sloeg haren arm om zijn hals en drukte liefkozend haar rein voor hoofd legen den ruigen baard van haar oom. En op een toon, waarop men een 'door koorts aangetasten zieke tracht te kalmeeren, zuchte zij: Maar wat hebt u toch van avond? Gij lijdt zeker, ,00muwe handen zijn ijs koud en uw voorhoofd brandt Gij zijdt te lang in de vochtige bosschen ge bleven; beneden in de vallei is het erg moerasachtig. Gij moet er bepaaki koorts hchben opgedaan; want ik zeg u slechts eenvoudige en natuurlijke dingen, die op fcich zelf niets verontrustends hebben,. Hebt u iets noodig?... Wilt u, dat ik iemand roep?" „Neen, roep niemand," antwoordde Raffut haastig, eenigszins kalmer ge worden onder de streelingen van zijn kleine nicht. „Ik heb koorts, je hebt gelijk ik ben te lang in de moerassen gebleven... dat is niet goed voor ine... Ik gevoel me onwel, maar roep niet, ik zou me scha men, als een vreemde mij in die vlaag van waanzin zag. Ik wil door jou ver pleegd worden, alleen door jou, geef me in een klein glaasje eenige druppels je never". „jenever voor de koorts, oom?" „Ja, daar ben ik aan gewoon; dat bevalt me het best." Het meisje bracht de gevraagde flesch en vulde het glas tot een vierde maar Raf fut drukte op haar hand: „Nog meer... dat is goed!" zei hij met met een woesten lach die nog vreemd, voor haar was. In één teug sloeg hij den inhoud van het glas naar binnen. Geneviève keek hem onthutst aan, waarop hij nog vreem der begon te lachen en haar toevoegde: „Wees niet bang kleine, ik weet ,wat goed voor me iS(. Dat zal me geen kwaad doen. Op die wijze verzet ik al reeds maanden mijn zorg 1^ „Weike zorg.-" vroeg Geneviève meer en rneer verbaasd. „Och, let daar maar niet op; dat zijn slechts onbeduidende kinderachtigheden. Het gaat nu al weer beter. Alleen de jenever, zie je, is het middel om een man als ik ben, weer tot zijn gezond ver stand te brengen.... Nu kan ik weer met kalmte naar je luisteren. Voleind je ver haal. Je zei dus, dat hij uit nieuwsgierig heid graag den toren zou bezoeken, die jonge markies, nietwaar?" „O, oom, als zijn nieuwsgierigheid u ook maar in het minst hinderlijk is, zal het mij gemakkelijk vallen, ze onbevre digd te laten. Hij schijnt er niet zoo erg aan te hechten. Het zien van de galerij en, van de portretten van zijn voorouders van alles wat aan zijn familie behoorde, heeft hem niet zoo getroffen als ik had verwacht En zelfs aan *den kant van den rechtervleugel heeft hij een vrij onaan- genamen indruk gekregen, een soort van bijgeioovige vrees, die hem alle lust zal benemen, om daar rond te slenteren." „En dat zal hem geraden zijn," mom pelde Raffut tusschen de tanden, op 'n zonderlingen toon. „Dat gedeelte van het kasteel brengt ongeluk aan de Cla- rensen.... en aan allen, die er zich wa gen] Dg t rap yan den toren, is ingestort het p.atonü van de groene kamer dreigt evenzoo in te storten; de planken vloe ren der kleine vertrekken en de steen- vloeren der gangen verkeeren in zoo slechten staat dat het onvoorzichtig zou wezen zich er in te begeven.... Daarom heb ik dien vleugel van het kasteel doen sluiten; daarom wil ik zeggenheeft mijnheer de markies dat laten doen.... En ik, aan wie alle sleutels zijn ter hand gesteld, zou in geen geringe verlegen heid zijn om dien van den toren te vin den." „Spreken we er niet meer van, oom. Mijnneer de markies zal er waarschijnlijk niet op terugkomen.... Ik zal hem dus niet eens behoeven te antwoorden." „En wat heeft hij je nog meer gezegd, die knappe jonker?" „Duizend waardecrende woorden aan uw adres, oom. Ik geloof, dat gij ver keerd doet, met u ongerust te maken over zijne komst. Hij schijnt met de bes te bedoelingen ten uwen opzichte be zield te wezen." „Inderdaad! Wel verplicht." Vervuld van haar onderwerp en erop uit ,zoo nauwkeurig mogelijk de eigen woorden van den jonkman te herhalen, lette Genevève niiet op den sarcastischen en bijleren Joon van <Ut antwoord, de rechten van successie en van overgang1 bij overlijden; wetsontwerp Verhooging van de begrooting van landbouw 1910 (Uitbreiding Rijks-hoogere land-, tuin en boschbouwschool. Splitsing en ver plaatsing der Rijkslandbouwschool); wetsontwerp Wijziging der Arbeidswet; hetgeen in het Voorioopig Verslag be treffende de Binnl. Zakenbegrooting 1911 is samengevat onder het*hoofd „Ka rakter der openbare school" motie vgm orde van den heer Roodhuyzen betref fende het verleenen van steun van rjjks- wege aan de Vereeniging van beneden den rang van officier gepensionneerde militairen van leger, marine en kolo niën en verder verschillende wetsont werpen van mindere beteekenis. LEIDEN, 26 Januari. Gedurende de week van 18 tot en met 24 Januari werden uit de provincie Zuid-Holland ter kennis van den Centra- len Gezondheidsraad gebracht: 11 geval len van typhus of febris typhoidea, 1 ge val van pokken, 65 gevallen van rood vonk, 25 gevallen van diphteritis en l geval van meningitis. Hiervan kwamen voor: te Leiden 4 gevallen van roodvonkte Aarlander- v e e n 1 geval van roodvonkte A1 f e n 1 geval van raadvonkte Bodegraven 1 geval van typhus of febris typhoidea; te Noord w ij ker hout 1 geval van diphtheritis; te Oudshoorn 1 geval van diphteritiste S t o m p w ij k 1 geval van diphteritiste Waarder 2 geval len van typhus of febris typhoidea; te Waddingsveen 1 geval van typhus of febris typhoidea; te Wassenaar 1 ge val van roodvonk en te Zoeterwoude 1 geval van diphteritis. Een geval van pokken kwam voor 'te Rotterdam en 1 geval van meningitis te 's Gravenhage. NÜORuWiJK. Gisteravond (25 jan.) vergaderde de afdeeiing Nooruwijk van de Aigemeene Vereeniging voor Bloem bollencultuur in cafe „Het Fortuin." Daar de voorzitter verhinderd was, de vergadering te leiden, heette de vict-voor- zitter, de Heer P. de Groot de aanwezige leden hartelijk welkom, en wenschte nij alle leden een, voor hun cultuur, gelukkig jaarJ De, door den secretaris, voorgelezen notulen worden onveranderd goedge keurd, terwijl de bij hem ingekomen stuk ken, door de vergadering als kennisge ving worden aangenomen. Door afwezigheid van den penning meester kon alleen het jaarverslag van den secretaris uitgebracht worden. Deze memoreert in zijn verslag dat in het ver- eenigingsjaar 1910 gehouden zijn 6 verga deringen, die gemiddeld door 30 le den werden bezocht, wat beteekent een komst van 25 pet. van het geheel aantal leden per vergadering; welke getallen bij vergelijking bij die van het vorig jaar van vooruitgang getuigen. De vereeniging bestaat thans uit 100 le- leden, 8 ld-leerliingen en 3 donateurs. Of schoon de achteru.tgang van het ledental niet groot te noemen is, dringt de secre taris toch ten sterkste op meer propagan da aan. Verder wordt in herinnering gebracht het groote succes dat de afdeeiing be haalde op de laatst gehouden groote bloe mententoonstelling en het winnen van rlc^ dooi Graaf v. L. S. uitgeloofde, gouden medaille voor het mooiste perk dubbele tulpen. Een groot verlies heeft de ver eeniging geleden door het vertrek van den heer L. A. Pruis, oud-voorzitter der afdeeiing, en door de aftreding van den heer B. de Groot, als bestuurslid, in welk verlies, naar de hoop der afdeeiing, echter zoo goed mogelijk voorzien is, door de keuze van den lieer C. Alkemade Azn., tot voorzitter en den heer P. de Groot tot vice-voorzitter. Na eene opwekking om voortaan de vergaderingen nog trou wer te bezoeken en de propaganda voor de afdeeiing nog eens flink aan te pak ken eindigt de secretaris zijn nauwkeu rig en uitvoerig verslag, dat onder dank zegging van den voorzitter, wordt goed gekeurd. Omtrent punt 4 der agenda is candidaat „Mijnheer de Ciarens herinnert zich alle groote diensten, welke gij aan zijn familie bewezen hebt." Thans aandachtig luisterend, spotte Raf fut niet meer. Hij beschouwde het als een plicht van erkentelijkheid, u zijn eerste bezoek te brengen, want hij weet welk vertrouwen zijne moeder in u stelde." Raffut kon ternauwernood een bewe ging van protest weerhouden. Zijn hoofd opnieuw neerzettend, boog hij het hoofd en keek strak naar de tafel, opdat zijn nicht zijn schuwen blik niet zou kunnen zien. „Ja", vervoigde zij, „in den afscheids brief, in den laatsten brief welke dt voor treffelijke 'markiezin aan haar zoon richt te, heeft zij nog uwe toewijding ge tuigt" Tot nu toe met gebogen hoofd en in zijn handen geborgen gelaat hebbende toegeluisterd, richtte Raffut eensklaps zijn hoofd op, en riep heftig, met een afwe rend gebaar uit: „Hij is me niets verschuldigd! Neen^ hij is me niets verschuldigd, noch hij4 noch zijn persoon, noch iemand van zijn familie!. Ik wijs hun dankbaarheid afl'1 (Wordt vervolgu],

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 5