Het lied van Garens.
Uit Stad en Omgeving.
Tweede Blad, oeiioorende
bij De Leidsche Courant
van Donderdag 26 |anuari.
STATEN-GENERAAL"
EERSTE KAMER.
Hooge Collegiën.
Aan het afdeelingsverslag van het
hoofdstuk II der Staatsbegrooting (Hoo-
jge Collegiën van Staat) ontleenen wij
Ter voorbereiding van de overweging,
pf het wenschelijk is te bevorderen dat
ook van de vergaderingen van de Eer
ste Kamer der Staten-Oeneraal een zoo
genaamd kort verslag wordt gemaakt,
2ou het aan enkele leden aangenaam
teijn te mogen vernemen
1o. het aantal geabonneerden op het
(Kort verslag van de Tweede Kamer met
ingang van Januari 1911;
2o. het aantal geabonneerden op de
Handelingen der Staten-enerGaal op
voornoemden datum
3o. of het aantal abonné's op de Han-
Idelingen sinds de uitgave van het Kort
verslag toe of afneemt.
Voorts zouden deze leden het waardee-
ren indien de regeering het bedrag van
de kosten, althans globaal kon opgeven
van de uitgave van een Kort verslag der
vergaderingen van de Eerste Kaïner.
Andere leden hadden op zichzelf geen
bezwaar, dat deze vragen werden gedaan
maar wenschten nu reeds te verklaren,
dat zij, althans voorshands ,niet gun
stig voor bedoelde uitgave gezind waren.
Buitenlandsche Zaken.
Blijkens het voorioopig verslag werd
gevraagd of de Minister eenige inlich-
lichtingen kon geven omtrent de belem
mering in het verkeer van landverhui
zers via Rotterdam, waarvan men groot
nadeel voor het Nederlandsche verkeers
wezen voorziet.
Algemeen was men ervoor ,dat de mi
nister trachte het daarheen te leiden,
dat te 's Gravenhage, zetel van het Hof
Abritage, eenige maanden in het jaar
voormannen op dit gebied uit de ge-
heele wereld, lezingen over internatio
naal recht zouden houden.
Opnieuw klaagde men erover ,dat de
grenzen van Duitschland bij voortduring
voor den invoer van Nederlandsch vee
gesloten blijven. Het schijnt ,dat De
nemarken met betrekking tot den invoer
van vee, melk, enz., in Duitschland vrij
geviger wordt behanaeld dan ons land,
hetgeen niet gemotiveerd ware te achten.
Men verzocht eenig". mededeeling te
dien aanzien en vertrouwde overigens,
dat cte regeering niet in gebreke zou blij
ven ten deze op voorziening aan te drin
gen.
Justitie.
Het ontreden van den tegen woo rdigen
minister werd in het afdeelingsverslag
met ingenomenheid begroet.
Van verschillende zijden werd de
wensch uitgesproken naar de invoering
van lijfstraffen-voor de baldadige jeugd
teneinde paal en perk te stellen aan haar
bijzonder, brutaal optreedn.
bijzonder brutaal optreden,
regefen c!e Rijkspolitie tot beteugeling
van de „kwartjesvinders" neemt, en of
hei reglement voor het vervoer op de
spoorwegen niet zou kunnen worden-
aangevuld met een bepaling, houdende
verbod van spelen o! van het voorhan
den hebben van daartoe dienende voor
werpen
Van meer dan ééne zijde werd hulde
gebracht aan de houding ,door den te-
jrenwoordigen minister van justitie in de
veel besproken
Papendrechtsche recht zaak
ingenomen Volkomen juist werd ook
door den minister ingezien, dat slui
ting van het d»ebat noodzakelijk was.
Men protesteerde tegen het opwekkeci
vaii den leugenachtigen schijn, als zoude
onze rechterlijke macht geheel of voor
een aanmerke.ijk gedeelte onbetrouwbaar
en bedorven wezen.
Ook protesteerde men tegen alle maat
regelen waaruit wantrouwen tegen de
rechterlijke macht heeft kunnen blijken,
alsook tegen het onderwerpen van de
getuigen aan een psydnauisc.) onder
zoek. Zoodanig onderzoek vindt in de
wet geen grond.
Met de hier den minister gebradhte
hulde konden anderen geenszins instem-
emn. Zij bespeurden dat bij openb. be
spreking in de andere Kamer de toon ook
van den Min. niet van onkieschhheid te
genover de rechterlijke macht is vrijge-
bleven. Ergernis had het dezen leden ge
geven de bewering te hooien uitspreken,
dat de Hooge Raad een arrest zou ge
casseerd hebben ,niet zoozeer oin de ge
breken die het arrest zelf aankleefden,
maar omdat het dictum de publieke opi
nie niet bevredigdeom terstond daar
op te moeten vernemen dat hetzelfde
hooge rechtscollege het eenige is, dat
in de behanodÜng der zaak geen misslag
heeft begaan. Dit geeft blijk van eene
opvatting van de roeping der rechterlijke
macht, welke stellig niet is overeen
komstig de wet en geen woord werd
door den minister gezegd om tegen der
gelijke opvatting te protesteeren.
Alsvorens de woorden uit te spreken,
dat de Papendrechtsche zaak „niet is de
schoonste bladzijde in de geschiedenis
van onze justitie", en dat daardoor „het
aanzien van de justitie niet altijd (is)
verhoogd", had de minister moeten be
denken, voor welke uiterst moeiiijke taak
die rechterlijke macht van het begin af
aan misschien, maar zeer zeker in de laat
ste phasen, werd geplaatst. Terwijl de
zaak was gesteld in handen van den rech
ter, heeft men eene publieke opinie Irach-
ten te vormen. Dat heeft de pers gedaan
met haar onderzoek haar hoeren van
personen en het publiceeren dier verhoo-
rendaartoe heeft de regeering meege
werkt door haar administratief onder
zoek, de Volksvertegenwoordiging door
dit te vragen. Deze leden achtten het
zenden van stenografen van regeerings-
wege naar de openbare zitting :elfs
krenkend voor de rechterlijke macht.
Wat is ,zoo werd gevraagd, nu a pos
teriori gebleken Dat een waanzinnig
querulant de „auctor intellectualis" is
van de geheele zaak. Eu om daartoe te
te komen, was het afleggen van dezen
geh eel en, gelijk het gezegd werd, lij
densweg noodig geweest.
Deze leden betreurden het, dat men
zich met drift geworpen had op het
middel waardoor deze ontdekking heeft
plaats gehad ,en het rapport hee.t be
leend gemaakt ,wat evenwel niet aan
het hof, maar aan de pers moet geweten
worden.
Gevraagd werd wat uit het stenogra
fisch verslag gebleken is omtrent de,
zoo zij juist is ,door den minister afge
keurde uitlating van den advocaat-ge-
raal te Arnhem.
Binnenlandsche Zaken.
Blijkens het voorioopig verslag be
treurden vele leden 's ministers verande
ring van standpunt ten opzichte van de
subsidieering van öp'enbare lecszal.n. Al
gemeen werd hulde gebracht aan tie In-
eenschakelingscommissie en vooral aan
haar voorzitter, wegens den reusachti-
gen, op hoogst verdienstelijke wijzever-
richten arbeid. Men vreesde echter, dat
de uitvoering harer plannen de dr ag-
kracht van ons budget verre zoü over
schrijden.
Bijzonder had het de aandacht ge
trokken dat inlusschen de Min.ster een
beslissing heeft bevorderd die geheel in-
druischte tegen het stelsel der commis
sie, door het K. B. van 17 Dec. 1910,
waarbij aan het Nederlandsch Lyceum
te 's Gravenhage het jus promovendi voor
de Universiteit is toegekend.
Marine.
'Meerdere leden verklaarden in den mi
nister van marine voortdurend vertrou
wen te stellen. Zij achtten hem een uit
stekend bewindsman, onder wiens krach
tig beheer veel voor de vloot gedaan is.
Sommige leden daarentegen mi ten in
's ministers beleid de noodige vastheid,
zoowel wat zijn politieke overtuig.ng als
wat zijn voornemens inzake den aan
bouw van nieuw materieel betreft
Vrij algemeen oordeelde men, dat de
minister door het aanschaffen van klein
materieel als: onderzee- en pantserboo
ten en mijnleggers, op den goeden weg
is, omdat voor kleine staten dergelijk
verdedigingsmaterieel van het allergroot
ste belang is.
Verscheidene leden hadden liever ge
zien dat eerst in beginsel ware vastge
steld of de door den minister oiitv u
pantserbooten in de formatie onzer
zullen worden opgenomen en aa.
vraag ware gesteld bij de behandeling van
de regeeringsvoorstellen in zake dekust-
defensie. In elk geval had de minister
zich voorioopig moeten bepalen tot den
bouw van een enkel pantserschip als
proef, vooral waar de meening der des
kundigen in deze Uiteenloopt.
Over den geest onder het personeel
en de geestelijke verzorging werd nog
in den breede van gedachten gewis
seld. Eenige leden betreurden de be
kende gedragslijn van de machinisten bij
het vlootbezoek te Rotterdam, hoewel
ook verzachtende omstandigheden wer
den gevonden in de wijze waarop de
gastvrijheid werd aangeboden.
Sommige leden, die overigens gaarne
de politiek bij het militair beleid terzij
de wilden laten, maar thans, nu de mi
nister van marine zich door zijn in -
schikkelijkheid met de rechtsche meer
derheid in het parlement zoozeer heeft
laten vervoeren, dat hij een hooggeplaatst
officier gekrenkt, en tot het nemen van
ontslag genoopt heeft, konden zich niet
onttrekken aan den plicht, het politieke
beieid van dien bewindsman aan beoor-
deeiing te onderwerpen.
Van andere zijde werd tegen deze be
schouwingen met nadruk opgekomen.
Verscheidene leden konden niet toegeven,
dat de mimsetr blaam verdiende voor
de wijze waarop hij uitvoering had trach
ten te geven aan het Kamerbesluit, be
treffende de geestelijke verzorging dei-
schepelingen.
Algemeen werd het intusschen wen
schelijk geacht, aan de bestaande wan
verhoudingen, waaruit het conf.ict ont
staan is, een einde te maken. Nog erger
dan thans zou het wezen, wanneer de
minister zelf tot de aanstelling van een
vlootpredikant zou overgaan. Alzoo geen
officiëeie marine-predikant.
Verscheidene leden wilden de gees
telijke belangen op de vloot, zooals in
Amerika, verzorgd zien door leeraren van
van verschillende richtingen.
Anderen gaven in overweging, de thans
bestaande regeling te behouden, met wij
ziging der instructie en in overleg met
den commandant van het Nieuwediep.
Oorlog.
Door meerdere leden werd leedwezen
betuigd over het ahreden van generaal
Cool als minister van oorlog. Hem werd
hulde gebracht en de wensch werd ge
uit, dat hij nog geruiinen tijd in actieven
dienst voor het leger behouden mocht
kunnen blijven.
Van den nieuw opgetreden minister
had men goede verwachtingen en het
vertrouwen werd uitgesproken dat zijn
kunde, bekwaamheid en werkkracht hein
spoedig de noodige practische kennis
zouden doen verkregen van het leger in
Neder.and
Wat den ongunstigen toestand betreft,
waarin speciaa. onze infautcr.e verkeer,
sprak men de hoop uit, dat indien met
8i/o maand voor vorming van den infan
terist kan worden volstaan, hetgeen door
sommigen werd betwijfeld, die tijd dan
ook werkelijk als oefeningstijd zou wor
den gebezigd, en wel voor de gehee-
1 e iichting, zoodat niet aan sommige
personen op grond van lichamelijke voor
geoefendheid een korten eer^te-oefenings
tijd zou worden toegestaan. De mindere
slagvaardigheid onzer infanterie mcei.de
men ook te moeten toeschrijven aan de
viermaanders, waarvoor niet enkel vóór-
geoefenden genomen werden.
Men verwachtte, dat afdoende maat
regelen zouden worden getroffen voor
de opleiding van het kader.
Daarvoor is, naar het algemeen gevoe
len, de oefeningstijd van 81/2 maand te
kort
Met den minder goeden toestand van
het leger weru door eenige leden de 011-
verschiiiigiieid en slapheid van sommi
ge suba.terne oflicieren in verband ge
bracht Men hoopte dat de nieuwe minis
ter met flinke hand zou regeeren en bo
venal de militaire tucht handhaven. Ook
schuiit liet Kwaad bij de onderwijzers,
van welke velen, instede de jeugd eer
bied voor het gezag in het algemeen
en voor het leger in het bijzonder in
te prenten, geen gelegenheid ongebruikt
laten om het leger af te breken
Betreurenswaardig noemde n.^.i in dit
verband het voorbeeld, dat in de Staten-
Generaal maar al te dikwijls wordt ge
geven. De wijze waarop somtijds de le
gertoestanden hun vergaderingen be
sproken wor moeten een demorali
seerenden inv.oed op het leger uitoefe
nen.
Door andere leden werd deze begro
ting als een soort credietwet besch 1!.
Zij bepaalden zich dus tot enkele v: „,.n
en opmerkingen. Zij zouden gaarne een
antwoord ontvangen op de volgende vra
gen:
le. in hoeverre heeft de nieuw opge
treden minister zich bij het aanvaarden
van zijn ambt verbonden wat betreft het
ontwerp tot kustverbetering en het door
den vorigen minister opgemaakt ontwerp
tot wijziging der Militiewet.
2o. welk standpunt denkt hij in te ne
men betrekkelijk de regeling der mobili
satie en wat is zijne meening over het
twee-ploegenstelsel.
3o. is van dezen bewindsman te ver
wachten, dat hij'onverwijld ter hand zal
nemen de verbetering van de tractemen-
ten en van de pensioenen der officieren.
Landbouw, Nijverheid en Handel.
Blijkens het Voorioopig Verslag werd
algemeen ingenomenheid betuigd met de
keuze van den nieuwen directeur-gene
raal van Landbouw.
Eenige leden waren weinig ingenomen
met de voorstellen der Staatscommissie
betreffende de herziening der Jachtwet.
I11 zake Ongevallenverzekering door land
bouwers werd betoogd, dat de Land-
bouw-Onderlinge goed werkt ,maar de
verplichting tot verzekering van het per
soneel door de landbouwers bij de wet
moet worden vastgesteld'. Anderen merk
ten op dat zulk een wettelijke verplich-
tnig groot bezwaar zou opleveren.
Tegen het toestaan van f300.000 ten
behoeve eener groote landbouwtentoon
stelling bestond bij sommige leden on
danks den slechten toestand der Rijks-fi-
nanciën geen bezwaar. Het ware echter
wenschelijk geweest dat de Regeering,
zij het ook slechts voorioopig, een alge
meen plan had gegeven van plechtighe
den of feestelijkheden ter gelegenheid
van de inwijding van het Arbitragepaleis
in 1913
TWEEDE KAMER.
De leden der Tweede Kamer zijn bij
eengeroepen tegen Dinsdag 7 Februari,
des namiddags te 2 uur. In deze verga
dering zal geschieden de trekking der af-
deelingen, en zal een regeling van werk
zaamheden plaats hebben.
Voorts verneemt men, dat de voor
zitter het voornemen inoet hebben, aan
de centrale afdeeüng voor te stellen, den
volgenden dag een aanvang te maken
met het onderzoek in de sectiën van een
aantal wetsontwerpen, w.o. Regeling der
arbeiders-ziekteverzekering: 1. ontwerp-
RadenwetII. ontwerp-ZiektewetIn
stelling van een Fonds ter verbetering
van de kustverdediging en tot wijziging
van de Militiewet 1901, enz.Wering en
bestrijding van ziekten van cultuurge
wassen en van voor cultuurgewassen
schadelijke dieren. Aanvulling en wijzi
ging van de artt. 16, 18 en 26 der Jacht
wetNadere wijziging en aanvulling!
der wet van 4 Dec. 1872, houdende voor
zieningen tegen besmettelijke ziekten
Wijziging der \vet tot regeling van het
lager onderwijsWijziging en aanvul
ling van de bepalingen van het Burger
lijk Wetboek onitrent de verbintenis uit
onrechtmatige daad enz.Overeenkomst
met de Kon. Paketvaart-Maatschappij
voor het onderhouden van een stoom
vaartdienst tusschen Java en Australië
en verhooging der Indische begrooting
voor 1911.
Voorts werd vernomen, dat de voor
zitter voornemens zou zijn, aan de Ka
mer voor te stellen, na afloop van bo
venvermeld afdeelingsonderzoek, aan de
orde te stellen de beraadslaging over:
wetsontwerp Bestrijding van zedeloos
heid wetsontwerp Nadere regeling van
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
48,
„Wat v/il hij daar doen?..; Wat wil hij
daar doen?" ging Rafiut voort, hijgend
eh de beide handen vooruitgestoken, als
om iets dat hem dreigde, te worgen.
„Niets... uit bloote nieuwsgierigheid."
Ditmaal maakte Gen .vieve zich onge
rust. Zij greep de uitgestrekte en ijskoude
handen van haar oom in haar eigen war
me handen sloeg haren arm om zijn
hals en drukte liefkozend haar rein voor
hoofd legen den ruigen baard van haar
oom. En op een toon, waarop men een
'door koorts aangetasten zieke tracht te
kalmeeren, zuchte zij:
Maar wat hebt u toch van avond? Gij
lijdt zeker, ,00muwe handen zijn ijs
koud en uw voorhoofd brandt Gij zijdt
te lang in de vochtige bosschen ge
bleven; beneden in de vallei is het erg
moerasachtig. Gij moet er bepaaki koorts
hchben opgedaan; want ik zeg u slechts
eenvoudige en natuurlijke dingen, die op
fcich zelf niets verontrustends hebben,.
Hebt u iets noodig?... Wilt u, dat ik
iemand roep?"
„Neen, roep niemand," antwoordde
Raffut haastig, eenigszins kalmer ge
worden onder de streelingen van zijn
kleine nicht. „Ik heb koorts, je hebt gelijk
ik ben te lang in de moerassen gebleven...
dat is niet goed voor ine... Ik gevoel me
onwel, maar roep niet, ik zou me scha
men, als een vreemde mij in die vlaag
van waanzin zag. Ik wil door jou ver
pleegd worden, alleen door jou, geef me
in een klein glaasje eenige druppels je
never".
„jenever voor de koorts, oom?"
„Ja, daar ben ik aan gewoon; dat
bevalt me het best."
Het meisje bracht de gevraagde flesch
en vulde het glas tot een vierde maar Raf
fut drukte op haar hand:
„Nog meer... dat is goed!" zei hij met
met een woesten lach die nog vreemd,
voor haar was.
In één teug sloeg hij den inhoud van
het glas naar binnen. Geneviève keek
hem onthutst aan, waarop hij nog vreem
der begon te lachen en haar toevoegde:
„Wees niet bang kleine, ik weet ,wat
goed voor me iS(. Dat zal me geen
kwaad doen. Op die wijze verzet ik al
reeds maanden mijn zorg 1^
„Weike zorg.-" vroeg Geneviève
meer en rneer verbaasd.
„Och, let daar maar niet op; dat zijn
slechts onbeduidende kinderachtigheden.
Het gaat nu al weer beter. Alleen de
jenever, zie je, is het middel om een man
als ik ben, weer tot zijn gezond ver
stand te brengen.... Nu kan ik weer met
kalmte naar je luisteren. Voleind je ver
haal. Je zei dus, dat hij uit nieuwsgierig
heid graag den toren zou bezoeken, die
jonge markies, nietwaar?"
„O, oom, als zijn nieuwsgierigheid u
ook maar in het minst hinderlijk is, zal
het mij gemakkelijk vallen, ze onbevre
digd te laten. Hij schijnt er niet zoo erg
aan te hechten. Het zien van de galerij
en, van de portretten van zijn voorouders
van alles wat aan zijn familie behoorde,
heeft hem niet zoo getroffen als ik had
verwacht En zelfs aan *den kant van den
rechtervleugel heeft hij een vrij onaan-
genamen indruk gekregen, een soort van
bijgeioovige vrees, die hem alle lust zal
benemen, om daar rond te slenteren."
„En dat zal hem geraden zijn," mom
pelde Raffut tusschen de tanden, op 'n
zonderlingen toon. „Dat gedeelte van
het kasteel brengt ongeluk aan de Cla-
rensen.... en aan allen, die er zich wa
gen] Dg t rap yan den toren, is ingestort
het p.atonü van de groene kamer dreigt
evenzoo in te storten; de planken vloe
ren der kleine vertrekken en de steen-
vloeren der gangen verkeeren in zoo
slechten staat dat het onvoorzichtig zou
wezen zich er in te begeven.... Daarom
heb ik dien vleugel van het kasteel doen
sluiten; daarom wil ik zeggenheeft
mijnheer de markies dat laten doen.... En
ik, aan wie alle sleutels zijn ter hand
gesteld, zou in geen geringe verlegen
heid zijn om dien van den toren te vin
den."
„Spreken we er niet meer van, oom.
Mijnneer de markies zal er waarschijnlijk
niet op terugkomen.... Ik zal hem dus
niet eens behoeven te antwoorden."
„En wat heeft hij je nog meer gezegd,
die knappe jonker?"
„Duizend waardecrende woorden aan
uw adres, oom. Ik geloof, dat gij ver
keerd doet, met u ongerust te maken
over zijne komst. Hij schijnt met de bes
te bedoelingen ten uwen opzichte be
zield te wezen."
„Inderdaad! Wel verplicht."
Vervuld van haar onderwerp en erop
uit ,zoo nauwkeurig mogelijk de eigen
woorden van den jonkman te herhalen,
lette Genevève niiet op den sarcastischen
en bijleren Joon van <Ut antwoord,
de rechten van successie en van overgang1
bij overlijden; wetsontwerp Verhooging
van de begrooting van landbouw 1910
(Uitbreiding Rijks-hoogere land-, tuin
en boschbouwschool. Splitsing en ver
plaatsing der Rijkslandbouwschool);
wetsontwerp Wijziging der Arbeidswet;
hetgeen in het Voorioopig Verslag be
treffende de Binnl. Zakenbegrooting
1911 is samengevat onder het*hoofd „Ka
rakter der openbare school" motie vgm
orde van den heer Roodhuyzen betref
fende het verleenen van steun van rjjks-
wege aan de Vereeniging van beneden
den rang van officier gepensionneerde
militairen van leger, marine en kolo
niën en verder verschillende wetsont
werpen van mindere beteekenis.
LEIDEN, 26 Januari.
Gedurende de week van 18 tot en
met 24 Januari werden uit de provincie
Zuid-Holland ter kennis van den Centra-
len Gezondheidsraad gebracht: 11 geval
len van typhus of febris typhoidea, 1 ge
val van pokken, 65 gevallen van rood
vonk, 25 gevallen van diphteritis en l
geval van meningitis.
Hiervan kwamen voor: te Leiden 4
gevallen van roodvonkte Aarlander-
v e e n 1 geval van roodvonkte A1 f e n 1
geval van raadvonkte Bodegraven
1 geval van typhus of febris typhoidea;
te Noord w ij ker hout 1 geval van
diphtheritis; te Oudshoorn 1 geval
van diphteritiste S t o m p w ij k 1 geval
van diphteritiste Waarder 2 geval
len van typhus of febris typhoidea; te
Waddingsveen 1 geval van typhus of
febris typhoidea; te Wassenaar 1 ge
val van roodvonk en te Zoeterwoude
1 geval van diphteritis.
Een geval van pokken kwam voor 'te
Rotterdam en 1 geval van meningitis te
's Gravenhage.
NÜORuWiJK. Gisteravond (25 jan.)
vergaderde de afdeeiing Nooruwijk van
de Aigemeene Vereeniging voor Bloem
bollencultuur in cafe „Het Fortuin."
Daar de voorzitter verhinderd was, de
vergadering te leiden, heette de vict-voor-
zitter, de Heer P. de Groot de aanwezige
leden hartelijk welkom, en wenschte nij
alle leden een, voor hun cultuur, gelukkig
jaarJ
De, door den secretaris, voorgelezen
notulen worden onveranderd goedge
keurd, terwijl de bij hem ingekomen stuk
ken, door de vergadering als kennisge
ving worden aangenomen.
Door afwezigheid van den penning
meester kon alleen het jaarverslag van
den secretaris uitgebracht worden. Deze
memoreert in zijn verslag dat in het ver-
eenigingsjaar 1910 gehouden zijn 6 verga
deringen, die gemiddeld door 30 le
den werden bezocht, wat beteekent een
komst van 25 pet. van het geheel aantal
leden per vergadering; welke getallen bij
vergelijking bij die van het vorig jaar
van vooruitgang getuigen.
De vereeniging bestaat thans uit 100 le-
leden, 8 ld-leerliingen en 3 donateurs. Of
schoon de achteru.tgang van het ledental
niet groot te noemen is, dringt de secre
taris toch ten sterkste op meer propagan
da aan.
Verder wordt in herinnering gebracht
het groote succes dat de afdeeiing be
haalde op de laatst gehouden groote bloe
mententoonstelling en het winnen van rlc^
dooi Graaf v. L. S. uitgeloofde, gouden
medaille voor het mooiste perk dubbele
tulpen. Een groot verlies heeft de ver
eeniging geleden door het vertrek van
den heer L. A. Pruis, oud-voorzitter der
afdeeiing, en door de aftreding van den
heer B. de Groot, als bestuurslid, in welk
verlies, naar de hoop der afdeeiing, echter
zoo goed mogelijk voorzien is, door de
keuze van den lieer C. Alkemade Azn.,
tot voorzitter en den heer P. de Groot
tot vice-voorzitter. Na eene opwekking
om voortaan de vergaderingen nog trou
wer te bezoeken en de propaganda voor
de afdeeiing nog eens flink aan te pak
ken eindigt de secretaris zijn nauwkeu
rig en uitvoerig verslag, dat onder dank
zegging van den voorzitter, wordt goed
gekeurd.
Omtrent punt 4 der agenda is candidaat
„Mijnheer de Ciarens herinnert zich
alle groote diensten, welke gij aan zijn
familie bewezen hebt."
Thans aandachtig luisterend, spotte Raf
fut niet meer.
Hij beschouwde het als een plicht van
erkentelijkheid, u zijn eerste bezoek te
brengen, want hij weet welk vertrouwen
zijne moeder in u stelde."
Raffut kon ternauwernood een bewe
ging van protest weerhouden. Zijn hoofd
opnieuw neerzettend, boog hij het hoofd
en keek strak naar de tafel, opdat zijn
nicht zijn schuwen blik niet zou kunnen
zien.
„Ja", vervoigde zij, „in den afscheids
brief, in den laatsten brief welke dt voor
treffelijke 'markiezin aan haar zoon richt
te, heeft zij nog uwe toewijding ge
tuigt"
Tot nu toe met gebogen hoofd en in
zijn handen geborgen gelaat hebbende
toegeluisterd, richtte Raffut eensklaps zijn
hoofd op, en riep heftig, met een afwe
rend gebaar uit:
„Hij is me niets verschuldigd! Neen^
hij is me niets verschuldigd, noch hij4
noch zijn persoon, noch iemand van zijn
familie!. Ik wijs hun dankbaarheid afl'1
(Wordt vervolgu],