BINNENLAND.
Het lied van Clarens.
nadere bepaling achterwege, binnen wat
tijd een en ander gereed zou komen.
In dien vorm nu gat de consessie ons
in werkelijkheid niets. Het bleef een
vaag woord, zonder dat men wist waar
aan men toe zou zijn, en vooral zonder
dat men wist of er ooit iets van zou
komen.
Dit laatste was klaar als de zon.
Naar latar bleek uit de nota van den
heer Doorman in de „Nieuwe Courant",
op wiens berekening de Minister blijk
baar was afgegaan, zou de regeling min
stens twee jaar in voorbereiding zijn.
Men zou dus van geluk mogen spreken,
zoo ze in 1913 bij de Kamer inkwam.
Wat er dan, op het eind der zitting, van
zou zijn terecht gekomen, begreep een
ieder. En dit gold dan nog alleen bij de
onderstelling, c'at de Minister zijn ont
werp Kustverdediging en Militie wet zou
overleven. 1 rad hij toch binnentijds af,
dan onrvie! aan de toezegging elke be-
teekenis.
En te minder maakte zulk een belofte
ditmaal indruk, omdat zoo lange termijn
voor de regeling van de zaak volmaakt
overbodig was. Zulk een nadere re
geling van pensioenbijslag had binnen
één jaar veilig kunnen afloopen, zoo
men gewild had.
De weigering der'ia've om dien kor-
teren weg te bewandelen, ontnam van
zelf aan de concessie alle guarantie van
zekerheid. Men kon er niet op aan. Wel
wat het eerlijk woord van den Minister
betrof, ma:r niet met het oog op het re
sultaat.
Wie nu ten siqtte beter in het belang
van het land, van het Kabinet en van ds
Coalitie gehandeld heeft, dc „Ned.", die
tot eiken prijs generaal Coo! wilde be
houden, of de anti-revolutionaire partij,
die in een harer beste leden zelf de ver
antwoordelijkheid overnam, zal de uit
komst moeten leeren.
Toch mag nu reedis zooveel gezegd, dat
vrij algemeen de indruk in den lande zich
u tspreekt, dat het Kabinet thans sterker
staat, en dat het defensiewezen in veili
ger handen is.
Moge die indruk niet worden be
schaamd.
Roode Coöperatie.
De „Limburger Koerier"
schrijft
De coöperatieve vereenigingen der so
cialisten zijn volgens hare statuten over
't algemeen neutraal.
Papieren neutraliteit...
De practijk komt van pas, als de be
haalde winst moet verdeeld worden.
De statuten bestemmen steeds een
deel dier winst voor „de arbeidersbewe
ging."
Als die coöperaties werkelijk neutraal
waren, zouden ze in Limburg hun whi
sten dus moeten verdeelen tusschen de
katholieke en de socialistische S. D. P.,
ook voor zijn socialistische o ganisaties
zijn hier niet, ten minste niet dat het
naam mag hebben.
„De" arbeidersbeweging is echter vol
gens de roode coöperatoren enkel die
welke aan het lijntje loopt der S. D. A.
P.
De roode coöperatie „Volksbelang" te
Maastricht keert 20 pet. van haar winst
uit aan de S. D. A. P. En toen Bessems,
de man der meer Marxistisch S. D. P.,
ook voor zijn socialitische organisatie
een bijslag vroeg, werd hem dat, naar
verzekerd wordt, vlakaf geweigerd.
Idem gaat het te Heerlen, waar de so
cialisten een coöperatie „Gli'ickauf" heb
ben opgericht. Daar zullen de 20 pet.
als volgt verdeeld worden
10 Pet. aan den Ned. Mijnwerkersbond
(den sociaal-democratischen)
5 Pet. aan het Ned. Vakverbond (den
bijwagen der S. D. A. P.)
5 Pet. ^an de Soc.-Dein. Abeiders-
Partij zelve.
En dan maken de socialisten zich bij
zonder boos, als de katholieken door
hun leiders gewaarschuwd1 worden, dat
het ongeoorloofd is, door liet doen van
aankoopen bij de roode coöperaties de
strijdkassen te helpen vullen van de t e-
gen de Katholieken gerichte beweging!
De Groentijd.
Het „Huisgezin" acht de verkla
ring van het Leidsche Studentencorps,
„dat geen der Corpsleden eene veran
dering in de regeling van den groentijd'
gewenscht of noodzakelijk acht" weinig
minder dan verbijsterend.
Men vraagt geen afschaffing van den
groentijd, men vraagt wijziging. Men
wijst de zeer ergerlijke verkeerdhoden
aan, waartoe de tegenwoordige toestand
leiden moet en leidt.
Daarop komt het laconieke antwoord:
niemand onzer acht wijziging ge
wenscht.
Men vindt het overbodig zelfs maar
een bewijs van goeden wil te gev/en
acht blijkbaar iedere inmenging, zelfs
die welke men niet van buitenaf kan noe
men, ongepast.
Intusschen spreekt hpt vanzelf, dat
na de stappen der drie hoogleeraren en
het antwoord der studenten de groentijd
bij het publiek niet in beteren reuk zal
komen te staan.
En dat als de groentijd ten slotte
valt, de studenten zelf zijn graf zullen
hebben gegraven.
Bedenkelijke interviews.
Mgr. No;ens schrijft in de „Nieuwe
Venlosche Courant", naar aanlei
ding van de pogingen van een buiten-
lanusch Dlad, om bekende Nederlandsche
personen te gaan ondervragen hoe zij
over de kustvcroedigingsontwerpen den
ken
Vragen staat ook in dit geval zeker
vrij
Maar weigeren daarbijL
En wijl tiet nier een zoo teer punt
gei'Ut kan, weigeren geboden zijnalthans
het vei.igst.
Zoo werd ook mij een onderhoud ge
vraagd, o.a. om mijn meening te verne
men of het voorstel van de versterking
van VLissingen gedaan was onder den in
vloed van een vreemde mogendheid.
Ik heb gemeend zoodanig onderhoud
te moeten weigeren in den meest
hoffelijken vorm.
En ik heb vernomen, dat anderen op
dezelfde wijze gehandeld hebben.
Overigens wat beteekent hier eene
meening
Men heeft de zekere wetenschap, dat
het zoo is of dat het zoo niet is. De rest
is stovenzetsterspraat, zou de heer De
Stuers zeggen.
Dat deze houding de beste was, leert
reeds nu de ervaring.
Immers, zooals de „N. Courant" be
richt, wordt de generaal den Beer Poor-
tugaal op grond van zijn interview nu
reeds beticht van verregaande onkunde
en aanmatiging.
En de woorden van den generaal Staal,
die zich ook aan de operatie onderwor
pen heeft komen in het blad dat de in
terviews opnam terecht op een wijze
die er den zin nagenoeg van omkeert.
Aangenaam voor die heeren zeker niet.
Erger zou het zijn indien wat ik
niet kan beoordeelen het verspreiden
dezer misverstanden nadeelig werkten
voor het 'tand.
De oude Oxenstierna gaf aan zijn zoon
voor de conferenties, diie tot den vrede
van Munster leidden, den raad mee:
Mein Sohn, schrei be keine Briefe in
onzen tijd zou hij er waarschijnlijk bij
voegen und lass dich nicht interviewen.
Loop der bevolking over 1909.
Aan de statistiek van den loop der be
volking in Nederiand over 1909 wordt 't
volgende ontleend:
Op het einde 1909 bedroeg de bevol
king volgens de uitkomsten der laatst
gehouden volkstelling 5.858.175 zielen,
waarvan 49.49 pCt. mannen en 50.51
pCt. vrouwen. Ofschoon de toeneming
bij de beide geslachten in de verschil
lende jaren zoo goed als gelijk is, wordt
over een lang tijdperk toch een verminde
ring van het aanta! vrouwen, ten op
zichte van dat der mannen waargeno
men. Kwamen in 1830 nog 1045 vrou
wen op 1000 mannen voor, dit aantal ver
minderde regelmatig en was in 1909 op
1021 gedaald.
lil de. grootste gemeenten met meer
j
dan 20.000 inwoners bedraagt de totale
toeneming 1.40 pCt, welke toeneming
0.0 lpCt. kleiner is dan die door geboor
te overschoten; zoodat in 1909 ook hier
meer vertrek dan vestiging heeft plaats
gehad. In de overige gemeenten was de
totale toeneming 1.17 pCt., welke de re
sultante was van 1.04 pCt., geboorte
overschot en 0.47 pCt. meer verlrek dan
vestiging. Het vertrek van het platteland
is dus steeds hoewel niet in 1908 i
nog grooter dan in de groote gemeenten*
Het aantal levend geborenen, dat be
droeg 170.766 in de verhouding van 100
meisjes, tegen bijna 105 jongens, was in
1909 in verhouding tot de bevolking (29.1,
per 1000 inwoners) weder kleiner en wel
0.6% dan het vorige jaar.
Sedert 1848 werd het hoogste relatieve
geboortecijfer aangetroffen in 1876, n.L,
37.1 per 1000 inwoners, sedert daalde het
regelmatig tot 29.1 in 1909. Met betrek
king tot de levenloos aangegeven (in
1909: 70.25) verdient opmerking, dat zoo
bij wettig als onwettig geborenen het
relatieve aantal sedert de periode 1870/9,
dalende is.
Van het totaal aantal geboren waren
in 1099 2.18 ,o/o onwettig, 2.10 bij
levend en 3.91% bij levenloos aangegeve-
nen.
Ook voor dit aantal onwettig gebore
nen valt zoo bij levend als bij levenloos
aangegevenen op een vermindering te
wijzen.
Onder de geboorten waren in 1909,
2454 tweelinggeboorten en 20 drieling-
geboorten.
De stijging in het aantal huwelijken*
die in 1906 en 1907 na de afneming van
19011905 werd geconstateerd, heeft
zich in 1908 en 1909 niet voortgezet.
Uit de cijfers der huwenden naar den
burgerlijken staat blijkt nog, dat bij de
gesloten huwelijken het aantal, waarbij
beide partijen voor het eerst huwen, rela
tief grooter wordt, en dat daartegenover
staat een daling der andere cijfers, voor
al bij die der huwelijken, waarbij één der
huwenden voor het eerst huwt.
De toeneming van het aantal huwelij
ken tusschen jongemannen en jongedoch-
ters spreekt zich uit in cijfers der huwelij
ken naar den leeftijd der huwenden; bij
de mannen zijn de cijfers der beneden 30-
jarigen en bij vrouwen die der beneden
25-jarigen leeftijd steeds stijgend.
Het jonger huwen moet van invloed
zijn op den gemiddelden leeftijd van de
huwenden en indien althans de sterfte-
knas der gehuwden niet grooter is ge
worden, ook op den duur der huwelijken.
De bij benadering berekende cijfers
der gemiddelde leeftijden der huwenden
(in de periode 1850/9 31.32 jaar voor de
mannen en 28.88 jaar voor de vrouwen,
welke cijfers n de periiode 1900/9 waren
resp. 29.21 en 26.88 voor de verschillen
de perioden, doen een groote da.ing zien
van de periode 1870/9 en 18SÜ/9 welke
vermoedelijk verband houdt met de toe-
enming der huwelijken, die, zooals reeds
boven is medegedeeld, omstreeks 1876
is begonnen.
In 1909 huwden 3387 mannen en 2126
vrouwen voor de tweede maal, 237 man
nen en 140 vrouwen voor'de 3e maal en
16 mannen en 3 vrouwen voor de 4e maal
Op 1000 gehuwde paren kwamen se
dert 1840 de volgende aantallen echt
scheidingen voor: 1840/9 0.10; 1850,9
0.15; 1860/9 0.18; 1870/9 0.23, 1880-9.
0.35; 1890/9 0.57; 1900-1904 0.69 en
1909 0.77.
In 1909 hadden 4264 erkenningen van
natuurlijke kindqren plaats, d.i. 118.6 per
100 onwettig levend aangegevenen.
Een merkwaardige verbetering van het
sterftecijfer is bijna van jaar tot jaar te
constatceren. Voor zoover gegevens daar
omtrent voor ons land beschikbaar zijn,
is nog nimmer zulk een laag sterftecijfer
als in 19U9 voorgekomen 13.70 per 1000
inwoners.
Evenals aan den vorigen jaargang der
statistiek is ook thans weder een over-
zich toegevoegd van de geborenen, ge
splitst naar de kerkelijke gezindte der
ouders. De daaruit voor de inleiding be
rekende verhoudingscijfers zijn voer de
jaren 1906, 1907, 1908 en 1909 de vol
gende:
Tweede Blad, behooiende
bij De Leidsche Courant
van Woensdag 18 |anuari.
Uit de Pers.
Oneerlijke Concurrentie.
Met ingenomenheid begroet de „O el-
d e r 1 a n d e r" het dezer dagen door Mi
nister Regout ingediende wetsontwerp
betreffende de onrechtmatige daad', al
was het alleen maar omdat daardoor
doelmatig de oneerlijke concurrentie kan
Worden bestreden, waarover door den
middenstand sinds jaar en dag zoo bit
ter werd geklaagd, terwijl er toch maar
weinig tegen te doen viel.
Dank aan het nieuwe wetsontwerp
kan dit in de toekomst anders wor-
den.
Het blad zet in 't kort de strekking
van het wetsontwerp uiteen en meent,
dat het in beginsel weinig tegenkanting
zal vinden.
■Het „Nieuws vanden Dag" over
dezelfde zaak schrijvend, onthoudt zich
van alle critiek op de forinuieering,
want het verheugt zich te zeer over den
inhoud.
„Het zal dan gedaan zijn met al het
geknoei van kleine handelaartjes, die
hun grooten, voorspoedigen 'broeders
door misleiding de klanten trachten af
te troggelen. Die een naam gebruiken,
slechts met moeite van den bekenden
naam eens concurrenten te onderschei
den. Die fleschjes, blikjes, vormpjes
yerkoopen, zóó bedriegeiijk nagebootst
naar eenig vermaard en veel gebruikt ar
tikel, dat de goè gemeente, het namaak
sel koopend, meent het echte te krijgen.
Of dje naast een groot kleerenmagazijn
van, laten wij zéggen de Firma Jansen
Pietersen, een klein kleermakerszaakje
vestigen en daarvoor een uithangbord
plaatsen, waarop met schier onziditba-
re letters „hiernaast is het" en met let
ters als koeien „Groot kleerenmagazijn
van Jansen Pietersen". Of die in een
dergelijk geval een meneer Jansen
Pietersen bij advertentie, oproepen en
hem tot schijn firmant der zaak maken,
ten einde met recht Jansen en Pietersen
op den winkel te kunnen plaatsen.
Dat alles zal een „einde nemen, als
dir ontwerp wet wordt, want dat alles
zijn handelingen" „in strijd met de goe
de zeden". Wij mogen Minister Regout
hiervoor danken. Wel drukt hij slechts de
voetsporen van een zijner voorgangers,
Minister Loeff, maar deze had de be
paling opgenomen in zijn ontwerp tot
herziening van het strafwetboek en
Loeff's ministerieel leven was ten einde,
lang voordat men dacht aan een behan
deling van dat ontwerp, 't Is maar goed
d— er nu een afzonderlijkpntwerp voor
gemaakt is, dat vermeerdert de kans op'
afdoening binnen afzienbaren tijd.
De eenige weemoedige gedachte, die
onze vreugde komt storen, is, dat men
jaren geleden reeds gemakkelijk een
einde had kunnen maken aan de kwade
praktijken der oneerlijke concurrenten,
indien de rechterlijke macht, meer be
paaldelijk de Hooge Raad, mincler'angst-
valüg had vastgehouden aan de woor
den der wet."
Subsidie Schoolbouw.
Ook het wetsontwerp, dat Minister
Heemskerk de vorige week indiende om
de vergoeding voor de bouwkosten, door
het bijzonder onderwijs gemaakt, te ver-
hoogen, wordt in de pers toegejuicht.
Zoo schreef het „H u i s g e z i n" er
over
„Het wetsontwerp tot verhooging der
vergoeding wegens bouwkosten van bij
zondere scholen is er.
Het komt kort er goed hierop neer,
dat het 50 percent legt op hetgeen thans
uit dien hooide genoten wordt.
Het Rijk betaalt nu een kleine vier
ton. Nagenoeg twee zullen er bij komen.
De voorstanders van het bijzonder on
derwijs zullen het erkentelijk aanvaar
den.
De tegenstanders, naar we hopen,
gelijkstelling we komen er maar met
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
41
Aldus spoedig getroost en in die stem
ming van rust 'den drang tot slapen in
zich gevoelend, wilde de jonge markies
het venster sluiten, toen hij in het volle
maanlicht een bekoorlijke, witte gestalte
langzaam de granieten treden zag opgaan,
leidende naar het breede terras, dat zich
langs de voFe lengte van den voorgevel
uitstrekte. De afstand was te groot voor
Frédéric, om de trekken der wandelaar
ster te onderscheiden, maar dat schaduw
beeld voltooide zóó poëtisch den indruk
van het landschap, dat de jonkman met
iden arm op het vensterkozijn bleef leunen
in stille bewondering mompelend: „Ge-
meviève."
Geneviève liep het terras over, om naar
Iden linkervleugel van het kasteel terug te
kecren. Alvorens den drempel te over
schrijden, stond zij stil, keerde zich om,
omvatte de omgeving, cfe geheele vallei, in
één langen, bewonderen len blik. en trad
toen langzaam, als npode, biuneii,.
deze kleine schrede naar de volledige
pasjes niet laken.
Wat ons in het ontwerp bijzonder
toelacht is, dat het een tot dusver be
staande gelijkheid, welke, als meer,
voorkomt, in den grond een ongelijkheid!
is, opheft.
Tot dusver werd aan scholen in het
kleinste dorp of in de grootste stad',
mits maar het aantal leerlingen gelijk
stond, een zelfde bedrag toegekend.
Met verwaarloozing dus van het feit,
dat het veel duurder bouwen is in Am
sterdam dan in Grave.
Dat zal voortaan uit hebben.
Wel kan men niet alles precies af
passen, maar de splitsing der gemeen
ten in drie klassen brengt toch reeds het
zoo gewenschte verschil."
De „Gelderlander" gelooft, dat
heel het christelijk Nederland zich over
deze nieuwe schrede tot de zoo ge
wenschte volkomen gelijkheid tusschen
openbare en bijzonder school zal verheu
gen, in afwachting dat eenmaal die vol
komen gelijkheid, welke niet anders dan
recht is, bereikt iïioge worden.
Van de tegenpartij zullen allicht weer
klafchten vernomen worden over het met
volle handen uit de openbare kas putten
ten voordeele van het bijzonder onder
wijs, alsof dit laatste ook geen openbaar
kelang is. Maar aan die klachten zijn wij
gewoon van degenen, die altij l hun on
derwijs geheel uit de openbare kas heb
ben laten betalen, terwijl katholieken
en geloovige protestanten die toch ook
tot de openbare kas bijdroegen, maar
van de openbare school niet gediend be
liefden, zelf voor hun eigen scholen
moesten opdokken.
De (A. R.) „R o 11 e r d a m m e r" zegt
o. a.
De vergoeding die van Staatswegte
wordt gegeven voor de oprichtings
kosten eener bijzondere school
zijn thans zoo uitermate gering, dat op
talrijke plaatsen de ontwikkeling van het
Christelijk onderwijs er sterk door wordt
belemmerd.
Wegneming van dit euvel was mits
dien een der punten van ons program
van actie, waarmee we in 1909 zee ingin
gen.
Geleidelijk en rustig voortarbeidenue
voldoet het Ministerie-Heemskerk ook
aan deze verwachting.
Zulks verheugt ons zeer.
Het wetsontwerp brengt ons weer een
stap dichter bij het ideaal, cat we nooit
mogen loslaten: de vrije school regel,
de openbare uitzondering.
Tegenstand zal ook het beginsel de
zer wetswijziging wc! weer vinden. Som-
miger rechtsgevoel is voor waardeering
van dit principe nog te weinig ontwik
keld.
Merkwaardig is hoe het „Volk" reeds
de alarmklok begint te luiden. „N i e u-
w e offers voor het b ij zo n d e r
onderwijs" zoo luidt het veront
rustend bericht, waarmee het zijn getrou
wen pijnigt, Met cursieve letters wordt
er nog aan toegevoegd, dat deze wets
wijziging b ij n a twee ton go u;d s
zal kosten.
Ja, zegt u dat wel„nieuwe offers
voor het bijzonder onderwijs".
Offers, zwaar om te plengen voor
hen, %wien het mangelt aan vrijheidszin
en die zich in geestelijke dwingelandij
verlustigen.
Polemiek tusschen de „Standaard"
en de „Nederlander".
in de zesde driestar over de crisis han
delt de „3 t a n d a a r d" over de con
cessie, waaraan dc A. R. geen gewichtige
banden hechten, eenvoudig omdat alle ze
kerheid out rak.
Op zich zelf scheen de concessie heel
wat.
De Minister, die eerst van alle pen-
sicensverhooging gezwegen had, gaf nu
gulweg toe, dat ze niet uitblijven kon.
Hij erkende nu, dat ze hoe eer hoe beter
moest komen. Ook zag hij nu in, dat er
voor die pensioensverhooging weer heel
wat (een vierde) van de tractcments-
verhoogi'ng af zou moeten, en vermin
derde alzoo tractementsverhooging fei
telijk met 25 pCt. Ail een maar, hij zei
niet, hoeveel er dan nog uit 's R ij k s
kas bij zou moeten, en vooral liet hij' elke
Onder de betoovering dezer geheim
zinnige verschijning, en nog lang na
dat zij verdwenen was, bleef de jonkman
aan het venster verzonken in diep gepeins
nu en dan door herinneringen en gedach
ten doorkruist Hij herinnerde zich, hoe
lief zijn moeder cfe moeder van dat meis
je had gehad, en hoezeer dat meisje, om
hetgeen zij van het leven van zijn moeder
wist, de herinnering aan haar eerde en
vereerde.
Die dubbele gedachte was hem zoet,
zonder te weten waarom. Hij verbond
naïef alles wat hij zich van zijn moe,-
der herinnerde met het weinige dat hij
over het meisje vernomen had. Zijn ver
beelding deed hem in haar zien een kind
der legende, trouw wakend over de wo
ning en over de schatten, welke zij be
vatte. Dit vervulde hem met een tot dan
toe door hem ongekende gevoelens, wel
ke hem een geheel nieuw plan ingaven
„Zoo ik, tot zekere mate, te veront
schuldigen ben" redeneerde hij
„dat ik gewacht heb, dat Raffut den
eersten stap naar mij zou doen, ik kan
me in elk geval niet vergeven, dat ik*
dit jonge meisje nog niet mijn dankbaar
heid heb betuigd voor hare tusschen-
komst tot het beletten van den verkoop,
van ons, meybiteir en y.o.oj jwg w.eUie
zij heeft gehad, om alle dierbare herin
neringen in de ouderlijke woning te lar
ten. Ja, dat verzuim zou slechts door een
man van slechte manieren kunnen wor
den gepleegd, en ik zal het dus reedis
morgen herstellen."
En geheel verbaasd, dat hij op één
dag meer besluiten had genomen en ver
wezenlijkt dan gedurende verscheiden
jaren, sloot de markies het venster en i>er
gaf zich ter ruste.
HOOFDSTUK V.
Den volgenden ochtend liep Frédéric,
na over de ophaalbrug te zijn gegaan,
langs het groene grasperk en naderde
langzaam het terras van het kasteel in de
schaduw der groote boomen van het
perk. Te midden van herinneringen aan
een verbleekt en nevelig verleden, neu
riede hij werktuigelijk een deuntje, en
toen hij een oogenblik nadacht, betrapte
hij er zich op, dat hij het lied zong van
den ouden man, dien hij den avond te
yoren had ontmoet, het lied van Clarens.
Nu de woorden ernstiger wegend
wat hij wegens drift niet had kunnen
doen, toen Piernic hem den weg verr
sperde was hij verwonderd over
hujl diep.yi zjfh Zjj keyattea jjyfljKdixi-
ging, maar er niet lang bij stilstaande
trachtte hij zich de eerste coupletten
in te herinneren van hetzelfde lied, die
welke spraken van liefde en geluk. Maar
zijn pogingen zouden vergeefs zijn ge
bleken, zoo niet op het oogenblik, dat hij
het 't minst verwachtte en slechts weini
ge passen van hem af, een heldere, fris-
sche stem zijn wensch had vervuld door
precies te zingen wat hij zocht. Als
door tooverslag bleef hij stilstaan, luis
terend, in een gtemtning van ongekend
geluk, waarvan hij zich geen rekenschap
kon geven.
Spoedig daarop trad uit het struikge
was een slanke gestalte te voorschijn,
welke de markies herkende als het meis
je, dat den vorigen avond in het maan
licht op het terras had gewandeld. En
als van zelf welden naar ^ijn lippen de
woorden„Geneviève"
Geneviève, die niemands aanwezigheid
vermoedde, bloosde, toen de jonkman
eerbiedig voor haar boog, en nadat hij
na zijn eerste ontroering zijn naam had
genoemd, riep zij in een naïeve kinder
lijke opwelling van vreugde uit:
„U, mijnheer de markiesO, wat
een geluk, ik had u al zoo lang ver
wacht...."
pjotseling; £ich b,e,deukend, fga,t
deze woorden te vrijmoedig konden
worden opgevat, zweeg zij verlegen stil,
te verlegener, nu de jonkman hare hand'
greep en die, volgens de oude hofge
bruiken kuste.
„O, mijnheer de markies", sprak ze*
„meent u met een hertogin te doen te
hebben? Zijn zulke hoffelijkheden wel)
op haar plaats, tegenover de dochter
van uw gewezen linnenmeid, de nicht
van uw gewezen boschwachter? Onze
boeren, wien ik gewoon ben hartelijk de
hand te drukken, zouden in een lach
schieten, als ze het zagen."
Na een hoffelijk complimentje, dat ze
ker evenmin hier op zijn plaats was te
genover dit zachte en bescheiden plat
telandskind, veranderde de markies, dit
begrijpend, eensklaps van toon, en
vroeg
„Is uw oom op het kasteel, mejuf
frouw? Eerst gisteren te Clarens aan
gekomen, heb ik hem nog geen bezoek!
kunnen brengen. Wetend, hoe groot ver
trouwen mijn moeder in hem stelde en
welke diensten mijn geheele familie bent
verschuldigd is, kom ik mij nog vandaagj
van dien plicht van dankbaarheid kwij"-
ten.v
(Wordt yeryolgd),