Door onze Jongens en meisjes. De Raadselwedstrijd. 16 elkaar, onze levensbeschouwing is te verschillend," bracht zij met moeite uit. „Wat mij heilig is, treedt u in het stof, u gelooft aan niets dan aan uw wetenschap „Bewijs mij uw geloof en ik wil het ook belijden. Toon mij aan dat uw hemel, uw onsterfelijkheid geen ge voelens, geen droombeelden zijn, maar werkelijk bestaande dingen en ik zal uw gehoorzame leerling zijn..." De klok sloeg, Hélèae sprong ver schrikt op. „Ik vergeet mijn plicht. Ik moet naar het kind. Vergeef het mij, dokter, dat ik u niets anders antwoorden kan." Zij stak hem vluchtig de hand toe en snelde weg. Hij volgde haar echter en stond even later ook voor de bedjes der kinderen. Wat zag Suusje er mager en bleek uit. Haar adem ging gejaagd op en neder en haar handjes vlogen onrus tig op het bed heen en weer. Hélène stortte tranen van innig medelijden Hoe had zij dat kind na de operatie gekoesterd en verzorgd en nu was alles toch te vergeefsch geweest 1 Dokter Habicht zag de kleine zieke onderzoekend aan. „Het kind zal den nacht niet doorkomen," hoorde Hélène hem zeggen. Zij knikte toestemmend. Zij wist immers zelf ook dat de dood reeds op zijn prooi loerde. „Slechts een wonder kan het kind redden," zeide zij zeer zacht, zonder te bedenken dat deze uiting bij hem tegenspraak zou uitlokken. „U acht het dus mogelijk," antwoordde hij op den ouden, spot- tenden toon. „Naar den maatstaf van menschelijke wetenschap is het kind verloren," hernam zij eenvoudig, „maar ik geloof aan eene Voor zienigheid, aan een Macht die alles bestuurt. Wanneer God het wil zal het kind herstellen." „Een onhoudbaar standpunt, juffrouw Hélène. Allés op deze wereld is oorzaak en gevolg. Bovenaardsche dingen bestaan alleen in de hersenen van menschen die niet helder doordenken." Hij onderzocht Suusje andermaal. „Niet meer te redden. Overtuig u zelve maar. Of hebt u nog hoop?" „Neen, dat niet, maar wat bij menschen onmogelijk is, kan God volbrengen en zal Hij ook volbrengen." „Dwaasheid! Ik zeg u, dat kind kan nooit beter worden. Nooit 1" „Als het Gods wil is well" Hij keerde zich haastig om en ging met groote stappen de deur uit. Helène stond met gevouwen handen voor het bedje van het VAN OPHOUDEN WAS GEEN SPRAKE Keukenmeid. Als ze mekaar brandt al mijn eten nog aan. niet gauw krijgen, gevouwen kind. Daarop gaf zij het van het drankje in en zuchtte. Neen hoop koesterde zij ook weinig meer. Morgenvroeg als de eerste straal van de koude winterzon in de zaal zou schijnen was Suusje zeker niet meer in leven, en dan zou dokter Habicht met een triomfeerend gezicht voor het bedje staan en zeggen „Ziet u wel dat ik gelijk had." Moede en droef gestemd zat zij ter neder, haar oogen vielen bijna toe. Haar handen bladerden werktuigelijk in een boek. Een zuster kwam naar haar toe, verwonderd dat zij nog hier was.ï?$ „Ik blijf van nacht bij haar, zuster Martha." Medelijdend streek de hand der ervaren verpleegster over het bedje. „Het kind zal sterven niet waar „Dat is te voorzien," antwoordde Hélène. De uren verliepen, slechts het tikken van de klok verbrak de nachtelijke stilte Helène sliep in met een gebed op de lippen, de slaap had haar over mand. Tegen middernacht schrikte zij op. Haar blik viel op het kind. Leefde het nog Met een uitroep van verrassing sprong zij op. De adem van de kleine zieke ging nu regelmatig dehandjes gingen niet meer gejaagd op en neer en een zachte blos kleurde haar wangen. Was dan werkelijk geschied wat zij zoo vurig verlangd had, doch niet meer durfde hopen dat, wat de menschen een wonder noemen omdat zij het niet kunnen begrijpen en het niet in hun streng geregeld systeem past Een wonder? Ja, wanneer Suusje herstelde was het in menschen- oogen een wonder, of zou er iets hoogers bestaan dan mensche lijke wetenschap? Hélène viel in zij onophoudelijk aanbrak. Toen de winterzon opkwam, sloeg kleine Suze de oogjes op, gliqilachte zij nog halt in den droom. Om negen uren kwam dokter Habicht in de ziekenzaal. Hélène trad hem te gemoet met het kind op den arm, dat nu weder de groote pop in den arm hield. Hij week verschrikt achteruit. Hij kon niet gelooven, wat hij met de oogen zag. „Wat hebt u met het kind gedaan," vroeg hij op ruwen toon. Zij schudde het hoofd en glimlachte. ^„Er is een Hooger Macht dan de wetenschap, dokter 1" Hij ging ontroerd de deur uit om den diepen tweestrijd niet te toonen die thans in zijn binnenste woedde. Het goddelijk licht' doofde thans ook bij hem den nacht van duisternis en ongeloof- Juffrouw Hé'ène Rodel bleet bij haar besluit om ontslag te nemen uit haar betrekking, maar niettemin bleef zij haar krachten aan het Stedelijk Ziekeohuis wijden. Mevrouw dokter Habicht, zoo heet zij sedert den zomer die op Suzes herstel volgde, wan delt als de goede engel der zieken door de ruime zalen om hen op te beuren, te troosten en met hen te bidden. Dokter Habicht spreekt nu ook nooit meer met wetenschap pelijke onfeilbaarheid het woord onmogelijk uit en wanneer zijn vrouw in vromen deemoed hem wijst op de hulp, die nog voor handen is, wannneer menschelijke krachten in gebreke blijven, knikt hij haar toe ten teeken dat hij ook heeft leeren inzien dat Gods hand het al regeert. aanbidding op de knieën neder, daarop sloeg het kind gade, dat doorsliep tot de morgen EINDE. Ziezoo jongelui, hier volgt nu het laatste gedeelte van den Raadselwedstrijd. Nu moogt ge vanaf heden tot vandaag over veertien dagen ailes inzenden. Denk er echter aan dat inzendingen die na 28 Januari inkomen, niet meer meegerekend kunnen worden. 37. Mijn eerste deel is een ding dat ge niet gaarne krijgt, mijn tweede is een deel van een stad. 1. 2. 3. 4. zijn is erg ongelukkig. 2 3. 4. is een jongensnaam. 38. De timmerman gebruikt mij heel dikwijls: laat de eerste letter van mijn naam weg en ik dien tot verlichting neem de laatste letter weg en ik word een bijvoege- lijk naamwoord. i. Neem de eerste letter èn de laatste weg, dan word ik een liet diertje. 39. Een 1. 2. 3. 4 is een stuk land. Een 5. 6 7. 8 schittert. De 2. 3. 4. 5 is een rivier, de 2. 3 4 ook. Wie ben ik 40. Uit de letters die hieronder staan moet ge eerst de namen opzoeken van vijf bekende bloemen ialdcllnihagiasreeldit obuooejlvmsoe. 41. Hier hebt ge nog zoo iets: een heele rij letters waar ge de namen van vier gewel dig groote dieren uit halen moet ij kkic lnroieaalicaropr saaindwvsohohhltld 44. Een 1, 3, 4, 5, 6 is een heel nuttig man. Een 1, 2, ziet men alleen in den winter. 6, 7, 8 is een metaal. 34, 56 is een gi oote stad in Berlijn. Het geheel is een zeer ver verwij derd land. 45. Zoek uit de letters die hier onder staan de namen van vier steden in Berlijn sirtoershn vtereedsuo ntlveusbru 46 Hoe men kan acht schrijven met enkel eenen? En hoe negen met enkel tweeën En hoe twintig met enkel vieren? 47. 42. De 1. 2. 3. 4. 5 is niet erg licht. 7. 8. 10 is bitter. 10. 9. 8. 7 is niet heel hoog. Nu weet ge het zeker allemaal. Wijzer de staat den leerling Ziezoo, nu kunt ge inzenden hoor. Het adres weet ge, nietwaar? mevrouw A. M. van der Griendt, Aelbertsbergstrnaj 14 Haar lem. Op de envelop moet ge links onder- 43. Probeer eens om de onderstaande aan met duidelijke letters schrijven: Raad- rij letters zoó aan te vullen, dat er een be- selwedstrijd 1910 1911. kend Hollandsch spreekwoord ontstaat: Tot de volgende week, vrienden en vrien- ...1 ..nd.. ..n d.. .z. .oo. dinnetjes. Mevr. A. M van de Griendt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1911 | | pagina 18