11
had, zou wegzenden. Cotgoal, van wien hij deze inlichtingen ver
kreeg, schatte de opbrengst van het geheimzinnige product op
twee kilogrammen daags gedurende twee maanden. De heer
Guerlis had de gewoonte iederen avoüd het verkregen metaal
in een linnen zak te doen en hij stapelde deze netjes op in een
van de kelders. De herinneringen van Cotgoal waren volkomen
zeker op dit punt.
Hoe stond Henri dus verbaasd, toen hij den voorraad nauw
keurig wilde bepalen en slechts een twintigtal zakken vond, die
verward dooreen lagen, in plaats van een driemaal zoo grooten
voorraad waarop hij meende te kunnen rekenen.
Dit gebrek aan metaal scheen den jongen man verwonderlijk
toe. Als zijn vader slechts een geringe hoeveelheid bezat, juist
voldoende voor éen toestel, waarom had hij dan eenige dagen
voor zijn dood gezegd, dat zijn voorraad voldoende was en hij
zijn werklieden zou wegzenden? Was het een uitvlucht geweest,
wijl de opbrengst niet meer loonend was geweest? Of moest er
aan diefstal gedacht worden Had misschien een dier vreemde
werklieden, wie weet van waar afkomstig, gemeend, dat het metaal,
zoo kostbaar in
de oogen van den
heer Guerlis, een
hooge waarde
had en een deel
er van ont
vreemd, gebruik
makende van de
verwarring, die
de dood van den
eigenaar met zich
bracht?
Maar de on
derstelling van
diefstal verklaar
de het verdwij
nen van het plan
nog niet. Zonder
dat hij zich ech
ter verder hier
over verontrustte,
wijl hij toch in
het bezit was van
een afschrift,
bleef het hem
toch in de ge
dachten en zocht
hij er dikwijls
naar, hoewel
steeds zonder
succes.
Wat was de
dood van zijn
vader op een
zeldzaam tijdstip
gekomen, dacht
hij vaak. Het
plan gereed, het
metaal voorhan-
den-y de werklie
den weggezon
den, hij, Henri
nog ver weg: op
dit tijdstip ge
beurde juist het
ongeluk Was het
later geweest, dan
had hij reeds deel
in het werk ge
had en het zou
zonder onderbre
king zijn voltooid.
Was het onge
luk vroeger ge
komen, dan was
het een gewoon
geval geweest: een valsch genie laat in vollen arbeid zijn afge
werkte taak aan anderen na, die ze niet ten einde kunnen
brengen. Maar hier was het op het juiste moment gekomen.
En zonder het aan de Academie gedeponeerde stuk, dat aan
niemand bekend en slechts bij toeval gevonden was, zou het ge-
heele werk in vergetelheid geraakt zijn. Wie zou het hebben
kunoen opvatten Hij zou het metaal hebben moeten kennen, de
plannen terugvinden en buiten den wil van den overledene hem
uit eigen beweging hebben moeten vervangen.
De diefstal van het metaal, het verdwijnen van het plan, de
dood van zijn vader... waren dat slechts toevallig samentreffende
gebeurtenissen Henri werd er eensklaps door getroffen. Had
soms een ander gewelddadig ingegrepen en zich door een misdaad
in de plaats van den uitvinder willen stellen
Maar neen, dat was onmogelijk. Zijn vader was verdronken door
een ongeluk, door onvoorzichtigheid. Alle hadden het getuigd. De
justitie had na onderzoek verlof gegeven hem te begraven. Het
was helaas een noodlottig toeval, en niets meer. Hij had ten slotte
och nog den troost den naam zijns vaders onsterfelijk te maken.
DE TWAALFJARIGE JEZUS LEERAART IN
En vastberaden zette hij zich aan den arbeid.
Eenige dagen later lokten de heldere lucht en de kalme zee
Henri tot een watertochtje uit. Hij wilde bovendien eén dubbe
len pelgrimstocht doen naar de plaats, waar de boot zijns vaders
was gestrand, en naar de plek, waar diens lijk tusschen het zee
gras gevonden was.
Bestuurd door Cotgoal en een scheepsjongen bereikte het vaar
tuigje de ruimte buiten de vaargeul en zette koers naar de kleine
baai van Cornault.
„Dus Cotgoal, was het al de achtste dag, dat men het lijk
van mijn vader ontdekte?"
„Ja, commandant," antwoordde de matroos, „er was den vo-
rigen dag een lichte bries geweest. Die doet vaak de lijken te
rugkomen."
„Vindt men ze dikwijls aan deze kust?"
„Jawel, commandant. Allen die verongelukken tusschen Houat
en Belle-Iie komen hier aan,... als zij komen."
„En die in de baai Morbihan verdrinken
„Neen, die niet.
Die blijven daar.
Men vischt ze
soms op aan den
kant van Locma-
viaguer."
„Gaan ze nooit
door de kreek
„Nooit, dat ik
weet, comman
dant."
„Dus ge hebt
nooit gehoord,
dat een man, die
binnen de kreek
verdronk, daar
buiten gevonden
werd
„Nooit, com
mandant."
Dit zeggende
trok Cotgoal de
schuit aan en het
scheepje, gehoor
zamend aan het
roer, kwam aan
de kaap. De jon
gen wierp het
anker uit. Men
was vlak bij Saint
Gildas aangeko
men.
De officier
stapte alleen aan
wal hij doorliep
de zandvlakte in
diepe, treurige
gedachten. Zijn
vader was dus
verdronken in
volle zee en niet
in baai Morbihan.
Maar hoe kon de
boot teruggewor
pen zijn tot Ga-
vrinis, op een
kilometer afstand
van Kerguearec,
tenzij het onge
luk juist plaats
had gehad voor
den ingang der
kreek en de boot
nog drijvend
werd meegevoerd
door den sterken
te onderzoeken,
toen hij weer in
DEN TEMPEL TE JERUZALEM.
Naar G. Doré.
stroom van den opkomenden vloed. Dit was
Dus hervatte Henry zijn vragen aan Cotgoal,
de boot zat.
De ondervraging liet geen enkelen twijfel meer over aangaande
de omstandigheden van het drama.
Waarschijnlijk was het ongeluk gebeurd na acht uur, wijl nie
mand het had gezien. De plaats van het onheil moest geweest
tusschen Gavrinis en het eiland Berder, een nauwe passage,
waarop geen enkel huis uitzag en die weinig of niet bezocht werd
door visschers, die zich verlaat hadden.
Intusschen was het vaartuig Gavrinis genaderd. Heuri stapte
weer aan wal en begaf zich naar het wrak van de motorboot zijns
vaders. De boorden stonden nog en het geraamte zat nog vrij
wel in elkaar. De officier onderzocht het stilzwijgend. De romp
lag op zijde, het achtereinde verbrijzeld op een rots en de bodem
was beschadigd door de steenen, waarop de boot was neergeko
men. Maar de voorsteven, het sterkste deel, scheen onbeschadigd.
Wordt vervolgd