Nieuwjaarswenschen
Het lied van Clarens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 21 December.
In het nummer, verschijnende Za
terdag 31 December, bestaat gele
genheid om op goedkoope en doel
treffende wijze de gebruikelijke
Nieuwjaarswenschen
bij advertentie in De Leidsche
Courant aan te bieden, bijv.:
J. VAN LEIDEN.
p. 1.1.1911.
Deze advertentie kost f 0.25 per
vakje.
BON OM AF TE KNIPPEN.
Ondergeteekende -
wonende
wenscht een Nieuwjaars-advertentie vol-
geus ingesloten tekst over ko-
lom(men) waarvoor de kosten hierbij gaan.
Handteekening:
Brieven uit Noordwijk.
ii.
Wit van de korte droogte tusschen de
vele buien gebruik maakt om even een
kleine wandeling te doen, zal met vreug
de hebben waargenomen, dat er nu ook In
onze gemeente onmisbare teekenen zijn,
dat de electrisohe tram eerlang zal ver
schijnen. Reeds dagen lang is men bezig
met het vervoer van lange, zware rails,
de men op verscihillende punten langs
de lijn van Noordwijk aan Zee en Noord-
wijk Binnen neerlegt.
Vooral zij, die met Vteezen en beven
instappen, wanneer zij gedwongen wa
ren van de tram gebruik te maken, en
wier binnenste in opstand kwam, als zij
door Noordwijk's en Rijnsburg's landou
wen werden geslingerd, zullen met
genoegen deze toebereidselen hebben ga
degeslagen. Hopen we, dat er flinken
spoed achter de werkzaamheden worde
gezet, opdat wij in het nieuwe zomersei
zoen op een aangenamer en vlugger ma
nier in Rijnsburg en Leiden kunnen ko
men.
Op verschillende plaatsen in ons dorp
is men aan het afbreken, om den weg
voor de electrische tram vrij te maken,
jToch bestaat er nog 'n quaestie tusschen
het College van-Kerkvoogden van de Ned.
Herv. gemeente te Noordwijk-Binnen en
de Maatschappij over de onteigening van
een stuk grond „het kerkhof", onmiddel
lijk aan het kerkgebouw gelegen. Naar
aanleiding hjervan heeft het College aan
den Minister van Waterstaat een adres
gezonden, waarin het verzocht bedoeld
gedeelte niet te onteigenen, omdat dan
de tram dichter langs het kerkgebouw
zal rijden, dan thans het geval is, zoodat
[hinder voor den dienst in de kerk wordt
gevreesd. Zelfs verklaart het College zich
bereid, eene tegemoetkoming toe te ken
nen, tot aankoop van een pand aan de
overzijde van den weg, waardoor naar
het meent, ontegeniing van het kerkhof
niet noodig zal zijn.
Het o. i. billijk verzoek van het kerk
bestuur schijnt ingewilligd te zullten wor
den. Tenminste het bezwaarschrift is in
de afdeeüngen der Tweede Kamer ter
sprake gebracht en verschillende leden
verklaarden, dat het bedoelde bezwaar
alleszins gegrond is te achten, en drongen
er daarom met klem op aan, dat bij het
uitwerken der plannen daarmede reke
ning zal worden gehouden.
Waarover we het nu zullen hebben?
Natuurlijk over de strandquaestie. Ons
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
21)
„En dan dacht ik nog wel dat de mij
ontbrekende vijf duizend frank de eeni-
ge hinderpaal was. Zij is de hinder|>aal
de onoverkomelijke hinderpaal. Als de da
me zich vertoond heeft, a!s men kennis
draagt van haar terugkeer, kan ik van
•voren af beginnen. Weg zijn de mooie
plannen. Weg is het fortuin! Dan ben
[ik weer de dienaar, de eenvoudige knecht
,de boschwachter voor de rest van mijn
leven. Ik had honderd maai liever nooit
volmacht gehad, als ik, na een zoodani-
.ge vrijheid te hebben genoten, na al de
bedwelming van het bezitten en bevelen
te hebben gesmaakt, weer de livrei zou
moeten dragen en onder het juk zou moe
ten terugvallen. Den ruggestreng krom
men, te ploeteren voor anderen.... gehoor
zamen?ik kan het niet meer. Neen!
Overigens heb ik rechten verkregen, want
Ik heb het domein tegen verval feehojqd^
dorpje wordt langzamerhand door het ge-
heele land berucht, om deze onaangename
geschiedenis. Nu er in de groote pers,
zooals „N. Rott. Ct", „Maasbode",- el-
lange ingezonden stukken zijn ver
schenen,- weet een groot gedeelte van het
lezend publiek, wat hier aan de hand is.
Onder de stukken, die in de groote bla
den* naar aanleiding van de strandkwestie
zijn geschreven, spant een artikel in de
,N. Rott Courant" de kroon.
Daarin wordt niets meer of minder be
proefd, dan Protestanten naar Noordwijk
Binnen en vooral naar Noordwijk aan Zee
te lokken, om daar een affaire of winkel
te beginnen. Een vereischte is, dat zij kie
zer voor den gemeenteraad kunnen wor
den. Hun wordt zelfs verzekerd, dat zij
op den steun der geheele Protestantsche
bevolking kunnen rekenen.
Afgezien van de vraag, aan welken kant
in deze quaestie het recht staat, zal toch
ieder weldenkend mensch zulk een manier
van strijden minder edel noemen. Ook is
het licht te begrijpen, dat vele neringdoen
den in Noordwijk aan Zee vooral onder
der de Protestanten, tegen zulk eene han
delwijze in verzet komen. Zouden er on-
de ingezetenen zelf der badplaats niet
menschen genoeg gevonden worden, die
met eenige financieele hulp gaarne een
zaak zouden willen opzetten? Maar het
is, men begrijpt het, niet alleen te doen
om de Katholieken te verdringen, maar
ook en vooral om het aantal niet-Kath.
kiezers voor den gemeenteraad te ver-
grooten.
Dit bleek ook uit eene advertentie in
het „Weekblad voor Bloembollencultuur"
waarin door de Maatschappij „Huis ter
Duin" een meesterknecht werd gevraagd
die niet Roomseh Katholiek is,
en de vereischten bezit om kiezer voor
den gemeenteraad te kunnen worden.
De strandquaestie is weer een nieuw
stadium ingetreden, waardoor ze naar
wij hopen, de oplossing meer nabij
komt. Naar aanleiding van een adres aan
den gemeenteraad is er op voorstel van
B. en W. een commissie uit den Raad be
noemd, aan welke wordt opgedragen, de
zaak met den Minister te bespreken. Het
is te hopen dat de quaestie spoedig wor
de opgelost en den vrede onder Noord-
wijks ingezetenen worde hersteld.
Zooals ook in dit blad is vermeld, had
zich een commisse gevormd met het
doel, eene inzameling te houden voor den
ongelukkigen Caspers, wien door de tram
beide beenen werden afgereden. Naar wij
vernemen heeft die colecte f250 opge
bracht, welke som zal worden besteed,
om den beklagenswaardigen jongen man
een paar kunstoeenen te verschaffen. Hij
zal dan misschien nog in staat zijn, op
eenigerlei wijze het brood voor zijn moe
der eene weduwe, te verdienen.
De vorige week hebben de leden van
'het St. Jeroensgilde een heerlijken avond
gehad. Zij, die door ge"brek aan belang
stelling deze vergadering niet hebben be
zocht, hadden ongelijk. Woorden, zooals
daar gesproken zijn, door den heer Th.
B. Wilmer, redacteur van „De Leidsche
Courant", moesten gehoord worden door
iederen Katholiek. Uit den aard der zaak
kan in een courantenverslag de inhoud
eener lezing sledhts beknopt worden weer
gegeven. En wat blijft er over van het
overtuigende, het bezielende, dat een
spreker in.zijn woorden kan leggen?
De hoorders van den heer Wilmer heb
ben niet alleen een hoog geestelijk ge
not gesmaakt, maar ook is hun overtui
gend gebleken, dat wij Katholieken allen
groot of klein, geleerd of ongeletterd,
een plicht hebben te vervullen jegens on
ze medemenschen.
Dat wij allen moeten zijn leekenapos
telen. Hun werd aangetoond, dat zij een
schat bezitten in hun Roomsch geloof
overtuiging; een schat, dien zij ook moe
ten bewaren en bevestigen door het lezen
van, hel adverteeren in Katholeike cou
ranten. Dus door 'het steunen van de
Roomsohe pers.
Ten slotte een woord aan mijn con
frater uit Warmond. Na wedergroet en
dank voor zijn waarschuwend woord, kan
ik hem mededeelen, dat „de dichter van
Utiie Dulci", ondanks het schild van zijn
lachend gezicht, toch den toestand te kri
tiek vindt, om dit jaar een revue samen te
stellen. NOORDWIJKER
Uit de Pers,
Ja, wat ik zooeven dacht is waar: tegen
de onverschilligheid en achteloosheid der
meesters heb ik geheel Clarens behoed.
Het moet mij dus toebehooren
Steeds met gebogen hoofd en neerge
slagen oogen voortloopende, onderdrukte
hij de woeste kreten, die naar zijn lippen
drongen, door deze op elkaar te klem
men. Daarna het hoofd opheffend, legde
hij zijne hand, een kille hand, op zijne
slapen, als om de onstuimige kloppingen
van zijn brandend en koortsachtig bloed'
te doen bedaren. Zich beheerschend door
zijn overpeinzingen en, groote wilskracht
besloot hij, zijn schouders ophalend, met
de volgende woorden
„Waarom mijn brein nog langer door
zooveel voorstellingen geplaagd? De te
rugkeer der dame zal wellicht voor mij
beter zijn dan ik meende; zij brengt wel
licht de eenige beslisesnde omstandigheid
aan, welke ik zoo lang met ongeduld
heb verbeid. Komaan, Jean Raffut, koel
bloedigheid, een vast oog en een vaste
hand. Het oogenbük, dat over je toekomst
gaat beslissen, is gekomen. Geen valsohe
verteedering, en zoo de gelegenheid1 zich
aanbiedt, laat ze niet ontglippen."
Met vluggen, veerkrachtigen, vastbera
den tred, keerde Jean, na zich te hebben
vergewist, dat alles eenzaam om h&s was
De cr isis aan het departement van
Oorlog.
De „Tijd" schrijft:
't Zal zelden voorgekomen zijn, dat een
ministerieele crisis is ontstaan, omgeven
met zóóveel duisternis als de tegenwoor-
dieg. Dat de quaestie, waarom het ten
slotte gegaan is, of de officieren één,
hoogstens twee jaar vroeger of later deel
achtig zouden worden aan verhoogd: pen
sioen op zichzelf te onbeduidend was, om
een crisis uit te lokken, staat vrijwel vast
Maar wat dan? Heeft er bij een deel dier
Rechterzijde, met name de anti-revolu-
tionnairen en een deel der Katholieken
een te voren beraamd plan bestaan, om
Minister Cool te doen tuimelen?
Ook hiervan gelooven wij niets. De vele
afwezigen ter Rechterzijde zijn niet ver
sohenen, omdat zij niets bijzonders ver
wachtten en den laatsten dag der week
thuis hun zaken hadden. Waren allen pre
sent geweest, de loop van zaken zou ech
ter geen andere geweest zijn. Wat ge
beurd is, is in werkelijkheid het einde
geweest van een proces, hetwelk reeds
lang in werking >vas. Er bestond bij de
Rechterzijde in Minister Cool niet het
volle vertrouwen, hetwelk op dit oogen-
blik een Minister van oorlog, die afdoen
de verbetering wil brengen in den jam
merlijken toestand onzer defensie noodza
kelijk behoeft
Of hetgeen gebeurd is, in waarheid een
verzwakking v*in het Kabinet mag heeten.
Het antwoord' op deze vraag zal, dunkt
ons, geheel afhangen van den opvolger
welke de plaats van generaal Cool gaat
innemen.
Laten we hopen, dat het Kabinet geluk
kig moge wezen in het vinden van den
man, dien het thans aan H. M. de Konin
gin ter benoeming zal voordragen om
de noodlijdende belangen van onze weer
macht in beteren staat te brengen.
Doch wordt zulk een man gevonden,
en meent ook de Rechterzijde der Kamer
dezen haar vertrouwen te kunnen schen
ken, dat aan ook dat vertrouwen geschon
ken worde ten volle. Dat men dan besef
te welk geluk liet voor 't vaderland is in
dien onder het betrekkelijk klein getal
onzer hoofd- en opperofficieren een man
van zulke geheel bijzondere qualiteiten
gevonden wordt
Dat men dan ook dien man volge en
ervoor wake, dat de Linkerzijde bijv. niet
van een zeer verklaarbare onbekendheid
met de gewoonten en eigenaardigheden
van den parlementairen strijd gebruik ma
ke, om hem ten val te brengen.
De Minister van Oorlog, die de zaken
van ons krijgswezen, na zóóveel misluk
te proefnemingen, in het goede spoor zal
terugbrengen, moet een "buitengewoon
man zijn. En buitengewone persoonlijk
heden zijn zeldzaam, overal, maar vooral
bij een klein volk als het onze.
Uit het „Huisgezin":
Er valt in verband met de motie Duy-
maer van Twist, waarover de minister van
Oorlog Zaterdag struikelde, drieërlei op
te merken en te betreuren:
le. Minister Cool had de portefeuille
quaestie niet behooren te stellen
2e. de Kamer had den Minister om de
motie van Twist niet behooren te laten
vallen.
3e. voor een beslissing met zoo vér
strekkende gevolgen was de Kamer te on
voltallig.
Na dit uitvoerig te hebben uiteengezet,
besluit het blad:
Van links, waar men toch mede voor
het heengaan van minister Cool aanspra
kelijk sitaat, is men zeer ijverig en vrucht
baar in bedenksels, die de houding der
rechische voorstemmers van de motie in
een minder gunstig licht kunnen stellen.
Men geeft te verstaan, dat de val van
Cool, met ipie van anti-rev. zijde ge
wild en beraamd was, omdat hij niet
„christelijk" genoeg was. Of wel men ver
telt dat de minister van oorlog is losge
laten, ten einde op min of meer fatsoen
lijke manier van het ontwerp kustverde
diging al te komen.
Het een en het ander kunnen niet an
ders dan verzinsels en dan boosaardige
verzinsels zijn.
Immers, 'indien er een geniepige toeleg
had bestaan om den minister ten val te
brengen, dan had de linkerzijde kunnen
en moeten verhoeden, dat generaal Cool
het slachtoffer van, natuurlijk door Dt.
Kuyper gesmede, kuiperijen werd.
Dat zij het niet deed, dat zij evenals
rechts, half om half stemde, is het beste
bewijs, dat aan sli.iksche streken niet be
hoeft te worden gedacht
Uit de „O elder la ïi der":
Zeker is dat de crisis nu bestaat. Niet
licht zal de heer Cool van zijn besluit
zijn af te brengen, te minder omdat hij
zich zooais gemeld werd, Zaterdag toch
al ouwel voelde.
Er zal dus een opvolger voor hem ge
vonden moeten wordenmen noemt a's
zoodanig al den anti-revolutionnair Colijn.
Vfr.e die opvolger zij, hij zal tijd noodig
iiebbeu om zich in de zaken van het de
partement in tc werken; dat geeft nood
zakelijk vertraging en zoo is het niet on-
i: c'i'k, 'at veelbesproken kustver
dediging sontwerp voorloopig achterwege
blijft.
Met het oog op de oppositie door dit
ontwerp gewekt, kan de huidige crisis
misschien de uitwerking hebben van een
vul! afleiding.
STATEN-GENERAAL.
en Oeneviève uit de vensters der hoeve
zijn verandering van richting niet kon zien
het bosch den rug toe en begaf hij zich
naar het kerkhof.
HOOFDSTUK III.
Voor mevrouw de Clarens, eerst ge
knield later gezeten bij het graf van den
markies een verwaarloosd graf, reeds
overdekt door wilde planten en doorn
struiken was een groot uur voorbijge
gaan in een vloed van teedere herinnerin
gen, vermengd met fluisterend gebed. Ein
delijk stond zij op, en langzaam, noode,
het gelaat gekeerd naar den granietsteen,
die bijna verborgen was onder het voort
gewoekerd gras, verwijderde zij zich van
dezen hoek van het kerkhof, de meest
woeste van alle. Waarom, ofschoon ze
ker dat zij bij het dierbare graf den vol
genden dag en nog vele andere diagen kon
terugkeeren, ging zij heen met zoo weife
lende schreden, het hart beklemd door
een bang voorgevoel, dat zij het graf
voor het laatst had gezien?.... Zij haalde
met moeite adem, gevoelde zioh angstig,
alsof de tegenwoordigheid van eenig we
zen de betoovering van haar eenzame
O-y.Süyegiugeu ïeriatóken, j^et heis
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Dinsdag 20 December.
Aan de orde is de begrooting der Ma
rine
Het algemeen debat wordt geopend
door den heer de S a v o r n i n L o h ma n,
die de bekende Heldersdhe kwestie, het
geschil met den vlootvoogd v .d. Bosch,
bespreekt. Spreker meent dat de houding
van den marinecommandant niet getuigt
van welwillende medewerking. De pre
dikant moet voeling houden met den vice-
admiraal, maar een officieele of hiërar
chieke band bestaat niet. De predikant
heeft alleen te maken met de christelijke
officierenvereeniging. De Minister kan
zeer goed een eigen predikant benoe
men. Die predikant kan dan adviezen ge
ven, boeken beoordeelen en dergelijke
dingen doen. Maar de bovenbedoelde ver
eeniging moet er buiten blijven. De ver
antwoordelijkheid voor de benoeming van
den predikant, of 'hij een modernen of een
orthodoxen benoemd, moet bij den mi
nister blijven.
In het belang van de Marine moet dit
standpunt gehandhaafd worden. De chris
tenen moeten geen Voorzienigheid spe
len, in dien zin dat zij der Regeering "moe
ten opdringen, datgene wat zjj het beste
achten. De regeering blijve alleen verant
woordelijk.
De heer Hugenholtz is tegen de
aanvrage betreffende de torpedo-jagers,
omdat hij daarmede eerst een proef wil
zien genomen en gaat ook niet piee met
bouw van onderzeebooten, wier practi-
sohe waarde nog in geen gevecht geble
ken is.
Verder komt spreker op tegen het op
drijven der uitgaven ook van marine. Ook
deze minister handelt alsof er geen finan
cieele nood bestaat. Met een beroep op
mannen als Mac Leod, van Rossum en
Cohen Stuart, bestreed hij 's Ministers
vlootplannen.
Spreker protesteert tegen geldverspil
ling bij de marine.
Nog besprak spreker het gebeurde bij
het vlootbezoek aan Rotterdam en criti-
seerde hij vooral de beide circulaires van
den divisiecommandant der vloot.
Ook de reprimande aan de machinis
ten gegeven in verband met hun weige
ring, welke echter uit andere motieven
voortspruit, achtte spr. hoogst onbillijk.
Het betrof hier een vrijwillig bijwonen
van feestelijkheden, geen „dienst".
,Wat den marinepredikant betreft, be
streed spr tegenover den heer Lohman
het leggen van een officieelen band tus-
sohen minister en predikant. De geheele
politiek die achter deze subsidiekwestie
is daarom zoo verkeerd, omdat volgens
spr. de behoefte aan geestelijke verzor
ging van de vloot nimmer gebleken is.
De heer De Meester keurde af dat
de minister geen rekening blijkbaar hou
dende met den financieelen toestand en
het tekort van 12H millioen, waar we
voor staan, op deze begrooting de jaar-
lijksche 4 millioen 2 ton heeft gebracht
voor aanbouw. Voor dit in financieel op
zicht exceptineele jaar had de minister
zich in zijn eischen moeten matigen.
Spreker behandelde de belangen van
eenige groepen uit het personeel. In de
eerste plaats de machinisten, wier positie
niet goed geregeld is.
Verder pleitte spreker voor betere trac-
tementsregeling voor het personeel der
marinewerven.
Daarna besprak de heer De Meester
de geestelijke verzorging van het marine
personeel. De overheid moet zich ont
houden van rechtstreekschen en financi
eelen steun, daar waar de verantwoorde
lijkheid moet rusten bij particulieren.
De eenige weg is, om, zooals reeds in
1908 door minister Cohen Stuart is inge
steld, geestelijken van elke richting te
vergunnen op de vloot te hen te bezoeken,
die daarom vragen. Thans is men helaas
van die richting afgeweken
Maar de scherpste critiek treft den Mi
nister door de aanstelling van Ds. War
ners, omdat door diens benoeming een.
kiem van desorganisatie in de marine is
binnengeloodst. Er is een autoriteit naast
een autoriteit geplaatst. De dominé heeft
een plaats gekregen, waarop hij niet be
hoort. Door dezen predikant is de ove
rigens zoo onaantastbare gezagspositie
van den marine commandant, wel degelijk
aangerand, uit de politieke overweging*
dat 's Ministers zetel moet bevestigd wor
den. Dit laatste is de diepere ondergrond
van hei ontslag van vice-admiraal van den
Bosah. De kwestie der verboden lectuur
was slechts de zwakke aanleiding. De
ondergrond is het sectarisch drijven van
een politieke groep, waarvan 's Ministers
zetel afhankelijk is.
De minister moet trachten zich te ont
wringen aan de politieke boeien, waarin
hij in dit kabinet gesloten is. en waardoor
deze Minister de marine heeft gedesor
ganiseerd en in opspraak gebracht.
Het toelaten van Ds. Warners op de
vloot moest op den duur leiden tot ga-
zagsonMermijning en conflicten. Spr.
vroeg bepaaldelijk wat den Minister be
wogen heeft wijziging te brengen in,'
het reglement op 't bezoek van geestelij
ken in arrestanten vertrekken, een wij
ziging, die leidde tot een ingrijpen vare
den Minister, zoo grievend voor vice-ad
miraal Van den Bosch. Onder -hevig ru
moer van links wees spr. op verschillen1-
de feiten, waaruit bleek dat Ds. Warners
geheel anders optrad in de boekenquaes-
tie dan uit de mededeelingen van-den Mi
nister is gebleken. Spr. eindigde met
het uitspreken van de overtuiging dat in
deze zaak het waarachtige belang dei
vloot is opgeofferd aan een vermeend4he-
lang der schepelingen en met een eeresa-
luut te brengen aan vice-admiraal Van
den Bosch. De vice-admiraal heeft zijn
overtuiging gesteld hoven zijn positie en
dit mag wel eens gezegd worden id
deze dagen, waarin men bij de Marine
dingen ziet gebeuren, die op gebrek aan
beginselvastheid wijzen. (Toejuichingen
links.)
De heer Jansen (Den Haag) wees
ook op de stijging der uitgaven voon
marine en dat in velband hiermiede de
bouw van torpedobooten niet gewenscht
is.
De heer Tydeman sloot zich vol
komen aan bij den heer De Meester en
handhaafde ten volle zijn vroegere con
clusie dat ten opzichte van vice-admiraal
Van den Bosch ongehoord is gehandeld-
De heer Van der Voort van Zijp
bestreed de z. ioverdreven klachten over
stijgnig der marine-uitgaven. Wij mogen
onze defensie niet verwaarloozen. Spr.
zal voor de pantserbooten stemmen, doch
wil zich niet binden voor verdere aan
vragen van dien aard. Spr. bepleitte o.a.
verbetering der tractementen van de zee
officieren.
Wat betreft de geestelijke "verzorging
is spr. het eens, dat als de Minister blijft
bij de tegenwoordige regeling van sub-
sidieeren eener evreeniging, vcreenigin-
gen van elke richting subsidie moeten
ontvangen. Maar 't gaai niet aan een ver-
eeniging als „Geestelijke Bijstand", die
naderende, uit de schaduw der groote
boomen in het volle licht der maan tre
dend, beefde zij en deinsde zij verschrikt
terug. De vrees, die haar benauwde, had
een wezenlijken en levenden vorm aange
nomen: een man, groot en forsch, wacht
te haar, met zijn ellebogen leunend op het
hek.
Zij herkende Jean Raffut, en hem daar
eensklaps vóór zich ziende, en zich her
innerende de vermoedens, welke Piernic
van hem had opgevat, sidderde zij. Toe
gevend aan haar eersten drang van zelf
behoud wilde zij vluchten en kon zij een
uitroep van aangename verrassing niet
weerhouden. Maar reeds groette haar
Raffut, met zijn vilthoed in de hand en
met gebogen hoofd, en hield het hek voor
haar open, om haar den doorgang te ver
gemakkelijken.
„Ik heet u welkom, beste mevrouw",
zeide hij, zoodra zij buiten het hek was
en zich dicht genoeg bij hein bevond, dat
zij hem kon verstaan, zonder dat hij zijn
stem te veel behoefde te verheffen. „Welk
een blijdschap u te zien teruggekeerd l
O, waarom hebt u mij geen kennis gege
ven van uwe komst, mevrouw de mar
kiezin, heel het dorp zou u feestelijk ont
vangen hebben."
Nog ouder deu indruk 4er waajsqhy
wen4e woorden van Picrnic, keek me
vrouw de Clarens Jean aandachtiger aan
dan zij dat gewoonlijk deed. Meestal had
zij, verzonken in gepeins, van die vage,
niets zeggende oogen, die in het ijle tuur
den. Nu echter, nu haar wantrouwen op
gewekt was, vestigde zij een helderen,-
onderzoekenden blik op den rentmeester.
Zóó geleek zij sprekend op lady Roswald,
als de eene droppel water op den andere.
Jean glimlachte. Zijn gebruind gezicht
weerspiegelde slechts een behagelijke ge
moedsstemming. Evenwel scheen me
vrouw De Clarens op te merken, dat zijn
blik steelsgewijze zich vergewiste van de
verlatenheid van den omtrek. En waarom
ook gaf hij op zoo gedempten toon zijn
vreugde over het wederzien van zijne
meesteres te kennen? Had hij niet in de
volheid van zijn blijdschap, heel natuur
lijk, luide moeten spreken?
Gissend, met welke gedachten me
vrouw de Clarens zich bezighield, zei hij
aanstonds op nog gedempter toon:
„O, mijn goede meesteres, ik ben zoo
gelukkig, nu ik u wederzie, dat de aan
doening mij verstikt en mij de woorden u»
de keet blijven steken!"
(Wordt vervolgd).