Nieuwjaarswenschen Het lied van Clarens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 21 December. In het nummer, verschijnende Za terdag 31 December, bestaat gele genheid om op goedkoope en doel treffende wijze de gebruikelijke Nieuwjaarswenschen bij advertentie in De Leidsche Courant aan te bieden, bijv.: J. VAN LEIDEN. p. 1.1.1911. Deze advertentie kost f 0.25 per vakje. BON OM AF TE KNIPPEN. Ondergeteekende - wonende wenscht een Nieuwjaars-advertentie vol- geus ingesloten tekst over ko- lom(men) waarvoor de kosten hierbij gaan. Handteekening: Brieven uit Noordwijk. ii. Wit van de korte droogte tusschen de vele buien gebruik maakt om even een kleine wandeling te doen, zal met vreug de hebben waargenomen, dat er nu ook In onze gemeente onmisbare teekenen zijn, dat de electrisohe tram eerlang zal ver schijnen. Reeds dagen lang is men bezig met het vervoer van lange, zware rails, de men op verscihillende punten langs de lijn van Noordwijk aan Zee en Noord- wijk Binnen neerlegt. Vooral zij, die met Vteezen en beven instappen, wanneer zij gedwongen wa ren van de tram gebruik te maken, en wier binnenste in opstand kwam, als zij door Noordwijk's en Rijnsburg's landou wen werden geslingerd, zullen met genoegen deze toebereidselen hebben ga degeslagen. Hopen we, dat er flinken spoed achter de werkzaamheden worde gezet, opdat wij in het nieuwe zomersei zoen op een aangenamer en vlugger ma nier in Rijnsburg en Leiden kunnen ko men. Op verschillende plaatsen in ons dorp is men aan het afbreken, om den weg voor de electrische tram vrij te maken, jToch bestaat er nog 'n quaestie tusschen het College van-Kerkvoogden van de Ned. Herv. gemeente te Noordwijk-Binnen en de Maatschappij over de onteigening van een stuk grond „het kerkhof", onmiddel lijk aan het kerkgebouw gelegen. Naar aanleiding hjervan heeft het College aan den Minister van Waterstaat een adres gezonden, waarin het verzocht bedoeld gedeelte niet te onteigenen, omdat dan de tram dichter langs het kerkgebouw zal rijden, dan thans het geval is, zoodat [hinder voor den dienst in de kerk wordt gevreesd. Zelfs verklaart het College zich bereid, eene tegemoetkoming toe te ken nen, tot aankoop van een pand aan de overzijde van den weg, waardoor naar het meent, ontegeniing van het kerkhof niet noodig zal zijn. Het o. i. billijk verzoek van het kerk bestuur schijnt ingewilligd te zullten wor den. Tenminste het bezwaarschrift is in de afdeeüngen der Tweede Kamer ter sprake gebracht en verschillende leden verklaarden, dat het bedoelde bezwaar alleszins gegrond is te achten, en drongen er daarom met klem op aan, dat bij het uitwerken der plannen daarmede reke ning zal worden gehouden. Waarover we het nu zullen hebben? Natuurlijk over de strandquaestie. Ons FEUILLETON. Een verhaal uit de Fransche revolutie. 21) „En dan dacht ik nog wel dat de mij ontbrekende vijf duizend frank de eeni- ge hinderpaal was. Zij is de hinder|>aal de onoverkomelijke hinderpaal. Als de da me zich vertoond heeft, a!s men kennis draagt van haar terugkeer, kan ik van •voren af beginnen. Weg zijn de mooie plannen. Weg is het fortuin! Dan ben [ik weer de dienaar, de eenvoudige knecht ,de boschwachter voor de rest van mijn leven. Ik had honderd maai liever nooit volmacht gehad, als ik, na een zoodani- .ge vrijheid te hebben genoten, na al de bedwelming van het bezitten en bevelen te hebben gesmaakt, weer de livrei zou moeten dragen en onder het juk zou moe ten terugvallen. Den ruggestreng krom men, te ploeteren voor anderen.... gehoor zamen?ik kan het niet meer. Neen! Overigens heb ik rechten verkregen, want Ik heb het domein tegen verval feehojqd^ dorpje wordt langzamerhand door het ge- heele land berucht, om deze onaangename geschiedenis. Nu er in de groote pers, zooals „N. Rott. Ct", „Maasbode",- el- lange ingezonden stukken zijn ver schenen,- weet een groot gedeelte van het lezend publiek, wat hier aan de hand is. Onder de stukken, die in de groote bla den* naar aanleiding van de strandkwestie zijn geschreven, spant een artikel in de ,N. Rott Courant" de kroon. Daarin wordt niets meer of minder be proefd, dan Protestanten naar Noordwijk Binnen en vooral naar Noordwijk aan Zee te lokken, om daar een affaire of winkel te beginnen. Een vereischte is, dat zij kie zer voor den gemeenteraad kunnen wor den. Hun wordt zelfs verzekerd, dat zij op den steun der geheele Protestantsche bevolking kunnen rekenen. Afgezien van de vraag, aan welken kant in deze quaestie het recht staat, zal toch ieder weldenkend mensch zulk een manier van strijden minder edel noemen. Ook is het licht te begrijpen, dat vele neringdoen den in Noordwijk aan Zee vooral onder der de Protestanten, tegen zulk eene han delwijze in verzet komen. Zouden er on- de ingezetenen zelf der badplaats niet menschen genoeg gevonden worden, die met eenige financieele hulp gaarne een zaak zouden willen opzetten? Maar het is, men begrijpt het, niet alleen te doen om de Katholieken te verdringen, maar ook en vooral om het aantal niet-Kath. kiezers voor den gemeenteraad te ver- grooten. Dit bleek ook uit eene advertentie in het „Weekblad voor Bloembollencultuur" waarin door de Maatschappij „Huis ter Duin" een meesterknecht werd gevraagd die niet Roomseh Katholiek is, en de vereischten bezit om kiezer voor den gemeenteraad te kunnen worden. De strandquaestie is weer een nieuw stadium ingetreden, waardoor ze naar wij hopen, de oplossing meer nabij komt. Naar aanleiding van een adres aan den gemeenteraad is er op voorstel van B. en W. een commissie uit den Raad be noemd, aan welke wordt opgedragen, de zaak met den Minister te bespreken. Het is te hopen dat de quaestie spoedig wor de opgelost en den vrede onder Noord- wijks ingezetenen worde hersteld. Zooals ook in dit blad is vermeld, had zich een commisse gevormd met het doel, eene inzameling te houden voor den ongelukkigen Caspers, wien door de tram beide beenen werden afgereden. Naar wij vernemen heeft die colecte f250 opge bracht, welke som zal worden besteed, om den beklagenswaardigen jongen man een paar kunstoeenen te verschaffen. Hij zal dan misschien nog in staat zijn, op eenigerlei wijze het brood voor zijn moe der eene weduwe, te verdienen. De vorige week hebben de leden van 'het St. Jeroensgilde een heerlijken avond gehad. Zij, die door ge"brek aan belang stelling deze vergadering niet hebben be zocht, hadden ongelijk. Woorden, zooals daar gesproken zijn, door den heer Th. B. Wilmer, redacteur van „De Leidsche Courant", moesten gehoord worden door iederen Katholiek. Uit den aard der zaak kan in een courantenverslag de inhoud eener lezing sledhts beknopt worden weer gegeven. En wat blijft er over van het overtuigende, het bezielende, dat een spreker in.zijn woorden kan leggen? De hoorders van den heer Wilmer heb ben niet alleen een hoog geestelijk ge not gesmaakt, maar ook is hun overtui gend gebleken, dat wij Katholieken allen groot of klein, geleerd of ongeletterd, een plicht hebben te vervullen jegens on ze medemenschen. Dat wij allen moeten zijn leekenapos telen. Hun werd aangetoond, dat zij een schat bezitten in hun Roomsch geloof overtuiging; een schat, dien zij ook moe ten bewaren en bevestigen door het lezen van, hel adverteeren in Katholeike cou ranten. Dus door 'het steunen van de Roomsohe pers. Ten slotte een woord aan mijn con frater uit Warmond. Na wedergroet en dank voor zijn waarschuwend woord, kan ik hem mededeelen, dat „de dichter van Utiie Dulci", ondanks het schild van zijn lachend gezicht, toch den toestand te kri tiek vindt, om dit jaar een revue samen te stellen. NOORDWIJKER Uit de Pers, Ja, wat ik zooeven dacht is waar: tegen de onverschilligheid en achteloosheid der meesters heb ik geheel Clarens behoed. Het moet mij dus toebehooren Steeds met gebogen hoofd en neerge slagen oogen voortloopende, onderdrukte hij de woeste kreten, die naar zijn lippen drongen, door deze op elkaar te klem men. Daarna het hoofd opheffend, legde hij zijne hand, een kille hand, op zijne slapen, als om de onstuimige kloppingen van zijn brandend en koortsachtig bloed' te doen bedaren. Zich beheerschend door zijn overpeinzingen en, groote wilskracht besloot hij, zijn schouders ophalend, met de volgende woorden „Waarom mijn brein nog langer door zooveel voorstellingen geplaagd? De te rugkeer der dame zal wellicht voor mij beter zijn dan ik meende; zij brengt wel licht de eenige beslisesnde omstandigheid aan, welke ik zoo lang met ongeduld heb verbeid. Komaan, Jean Raffut, koel bloedigheid, een vast oog en een vaste hand. Het oogenbük, dat over je toekomst gaat beslissen, is gekomen. Geen valsohe verteedering, en zoo de gelegenheid1 zich aanbiedt, laat ze niet ontglippen." Met vluggen, veerkrachtigen, vastbera den tred, keerde Jean, na zich te hebben vergewist, dat alles eenzaam om h&s was De cr isis aan het departement van Oorlog. De „Tijd" schrijft: 't Zal zelden voorgekomen zijn, dat een ministerieele crisis is ontstaan, omgeven met zóóveel duisternis als de tegenwoor- dieg. Dat de quaestie, waarom het ten slotte gegaan is, of de officieren één, hoogstens twee jaar vroeger of later deel achtig zouden worden aan verhoogd: pen sioen op zichzelf te onbeduidend was, om een crisis uit te lokken, staat vrijwel vast Maar wat dan? Heeft er bij een deel dier Rechterzijde, met name de anti-revolu- tionnairen en een deel der Katholieken een te voren beraamd plan bestaan, om Minister Cool te doen tuimelen? Ook hiervan gelooven wij niets. De vele afwezigen ter Rechterzijde zijn niet ver sohenen, omdat zij niets bijzonders ver wachtten en den laatsten dag der week thuis hun zaken hadden. Waren allen pre sent geweest, de loop van zaken zou ech ter geen andere geweest zijn. Wat ge beurd is, is in werkelijkheid het einde geweest van een proces, hetwelk reeds lang in werking >vas. Er bestond bij de Rechterzijde in Minister Cool niet het volle vertrouwen, hetwelk op dit oogen- blik een Minister van oorlog, die afdoen de verbetering wil brengen in den jam merlijken toestand onzer defensie noodza kelijk behoeft Of hetgeen gebeurd is, in waarheid een verzwakking v*in het Kabinet mag heeten. Het antwoord' op deze vraag zal, dunkt ons, geheel afhangen van den opvolger welke de plaats van generaal Cool gaat innemen. Laten we hopen, dat het Kabinet geluk kig moge wezen in het vinden van den man, dien het thans aan H. M. de Konin gin ter benoeming zal voordragen om de noodlijdende belangen van onze weer macht in beteren staat te brengen. Doch wordt zulk een man gevonden, en meent ook de Rechterzijde der Kamer dezen haar vertrouwen te kunnen schen ken, dat aan ook dat vertrouwen geschon ken worde ten volle. Dat men dan besef te welk geluk liet voor 't vaderland is in dien onder het betrekkelijk klein getal onzer hoofd- en opperofficieren een man van zulke geheel bijzondere qualiteiten gevonden wordt Dat men dan ook dien man volge en ervoor wake, dat de Linkerzijde bijv. niet van een zeer verklaarbare onbekendheid met de gewoonten en eigenaardigheden van den parlementairen strijd gebruik ma ke, om hem ten val te brengen. De Minister van Oorlog, die de zaken van ons krijgswezen, na zóóveel misluk te proefnemingen, in het goede spoor zal terugbrengen, moet een "buitengewoon man zijn. En buitengewone persoonlijk heden zijn zeldzaam, overal, maar vooral bij een klein volk als het onze. Uit het „Huisgezin": Er valt in verband met de motie Duy- maer van Twist, waarover de minister van Oorlog Zaterdag struikelde, drieërlei op te merken en te betreuren: le. Minister Cool had de portefeuille quaestie niet behooren te stellen 2e. de Kamer had den Minister om de motie van Twist niet behooren te laten vallen. 3e. voor een beslissing met zoo vér strekkende gevolgen was de Kamer te on voltallig. Na dit uitvoerig te hebben uiteengezet, besluit het blad: Van links, waar men toch mede voor het heengaan van minister Cool aanspra kelijk sitaat, is men zeer ijverig en vrucht baar in bedenksels, die de houding der rechische voorstemmers van de motie in een minder gunstig licht kunnen stellen. Men geeft te verstaan, dat de val van Cool, met ipie van anti-rev. zijde ge wild en beraamd was, omdat hij niet „christelijk" genoeg was. Of wel men ver telt dat de minister van oorlog is losge laten, ten einde op min of meer fatsoen lijke manier van het ontwerp kustverde diging al te komen. Het een en het ander kunnen niet an ders dan verzinsels en dan boosaardige verzinsels zijn. Immers, 'indien er een geniepige toeleg had bestaan om den minister ten val te brengen, dan had de linkerzijde kunnen en moeten verhoeden, dat generaal Cool het slachtoffer van, natuurlijk door Dt. Kuyper gesmede, kuiperijen werd. Dat zij het niet deed, dat zij evenals rechts, half om half stemde, is het beste bewijs, dat aan sli.iksche streken niet be hoeft te worden gedacht Uit de „O elder la ïi der": Zeker is dat de crisis nu bestaat. Niet licht zal de heer Cool van zijn besluit zijn af te brengen, te minder omdat hij zich zooais gemeld werd, Zaterdag toch al ouwel voelde. Er zal dus een opvolger voor hem ge vonden moeten wordenmen noemt a's zoodanig al den anti-revolutionnair Colijn. Vfr.e die opvolger zij, hij zal tijd noodig iiebbeu om zich in de zaken van het de partement in tc werken; dat geeft nood zakelijk vertraging en zoo is het niet on- i: c'i'k, 'at veelbesproken kustver dediging sontwerp voorloopig achterwege blijft. Met het oog op de oppositie door dit ontwerp gewekt, kan de huidige crisis misschien de uitwerking hebben van een vul! afleiding. STATEN-GENERAAL. en Oeneviève uit de vensters der hoeve zijn verandering van richting niet kon zien het bosch den rug toe en begaf hij zich naar het kerkhof. HOOFDSTUK III. Voor mevrouw de Clarens, eerst ge knield later gezeten bij het graf van den markies een verwaarloosd graf, reeds overdekt door wilde planten en doorn struiken was een groot uur voorbijge gaan in een vloed van teedere herinnerin gen, vermengd met fluisterend gebed. Ein delijk stond zij op, en langzaam, noode, het gelaat gekeerd naar den granietsteen, die bijna verborgen was onder het voort gewoekerd gras, verwijderde zij zich van dezen hoek van het kerkhof, de meest woeste van alle. Waarom, ofschoon ze ker dat zij bij het dierbare graf den vol genden dag en nog vele andere diagen kon terugkeeren, ging zij heen met zoo weife lende schreden, het hart beklemd door een bang voorgevoel, dat zij het graf voor het laatst had gezien?.... Zij haalde met moeite adem, gevoelde zioh angstig, alsof de tegenwoordigheid van eenig we zen de betoovering van haar eenzame O-y.Süyegiugeu ïeriatóken, j^et heis TWEEDE KAMER. Vergadering van Dinsdag 20 December. Aan de orde is de begrooting der Ma rine Het algemeen debat wordt geopend door den heer de S a v o r n i n L o h ma n, die de bekende Heldersdhe kwestie, het geschil met den vlootvoogd v .d. Bosch, bespreekt. Spreker meent dat de houding van den marinecommandant niet getuigt van welwillende medewerking. De pre dikant moet voeling houden met den vice- admiraal, maar een officieele of hiërar chieke band bestaat niet. De predikant heeft alleen te maken met de christelijke officierenvereeniging. De Minister kan zeer goed een eigen predikant benoe men. Die predikant kan dan adviezen ge ven, boeken beoordeelen en dergelijke dingen doen. Maar de bovenbedoelde ver eeniging moet er buiten blijven. De ver antwoordelijkheid voor de benoeming van den predikant, of 'hij een modernen of een orthodoxen benoemd, moet bij den mi nister blijven. In het belang van de Marine moet dit standpunt gehandhaafd worden. De chris tenen moeten geen Voorzienigheid spe len, in dien zin dat zij der Regeering "moe ten opdringen, datgene wat zjj het beste achten. De regeering blijve alleen verant woordelijk. De heer Hugenholtz is tegen de aanvrage betreffende de torpedo-jagers, omdat hij daarmede eerst een proef wil zien genomen en gaat ook niet piee met bouw van onderzeebooten, wier practi- sohe waarde nog in geen gevecht geble ken is. Verder komt spreker op tegen het op drijven der uitgaven ook van marine. Ook deze minister handelt alsof er geen finan cieele nood bestaat. Met een beroep op mannen als Mac Leod, van Rossum en Cohen Stuart, bestreed hij 's Ministers vlootplannen. Spreker protesteert tegen geldverspil ling bij de marine. Nog besprak spreker het gebeurde bij het vlootbezoek aan Rotterdam en criti- seerde hij vooral de beide circulaires van den divisiecommandant der vloot. Ook de reprimande aan de machinis ten gegeven in verband met hun weige ring, welke echter uit andere motieven voortspruit, achtte spr. hoogst onbillijk. Het betrof hier een vrijwillig bijwonen van feestelijkheden, geen „dienst". ,Wat den marinepredikant betreft, be streed spr tegenover den heer Lohman het leggen van een officieelen band tus- sohen minister en predikant. De geheele politiek die achter deze subsidiekwestie is daarom zoo verkeerd, omdat volgens spr. de behoefte aan geestelijke verzor ging van de vloot nimmer gebleken is. De heer De Meester keurde af dat de minister geen rekening blijkbaar hou dende met den financieelen toestand en het tekort van 12H millioen, waar we voor staan, op deze begrooting de jaar- lijksche 4 millioen 2 ton heeft gebracht voor aanbouw. Voor dit in financieel op zicht exceptineele jaar had de minister zich in zijn eischen moeten matigen. Spreker behandelde de belangen van eenige groepen uit het personeel. In de eerste plaats de machinisten, wier positie niet goed geregeld is. Verder pleitte spreker voor betere trac- tementsregeling voor het personeel der marinewerven. Daarna besprak de heer De Meester de geestelijke verzorging van het marine personeel. De overheid moet zich ont houden van rechtstreekschen en financi eelen steun, daar waar de verantwoorde lijkheid moet rusten bij particulieren. De eenige weg is, om, zooals reeds in 1908 door minister Cohen Stuart is inge steld, geestelijken van elke richting te vergunnen op de vloot te hen te bezoeken, die daarom vragen. Thans is men helaas van die richting afgeweken Maar de scherpste critiek treft den Mi nister door de aanstelling van Ds. War ners, omdat door diens benoeming een. kiem van desorganisatie in de marine is binnengeloodst. Er is een autoriteit naast een autoriteit geplaatst. De dominé heeft een plaats gekregen, waarop hij niet be hoort. Door dezen predikant is de ove rigens zoo onaantastbare gezagspositie van den marine commandant, wel degelijk aangerand, uit de politieke overweging* dat 's Ministers zetel moet bevestigd wor den. Dit laatste is de diepere ondergrond van hei ontslag van vice-admiraal van den Bosah. De kwestie der verboden lectuur was slechts de zwakke aanleiding. De ondergrond is het sectarisch drijven van een politieke groep, waarvan 's Ministers zetel afhankelijk is. De minister moet trachten zich te ont wringen aan de politieke boeien, waarin hij in dit kabinet gesloten is. en waardoor deze Minister de marine heeft gedesor ganiseerd en in opspraak gebracht. Het toelaten van Ds. Warners op de vloot moest op den duur leiden tot ga- zagsonMermijning en conflicten. Spr. vroeg bepaaldelijk wat den Minister be wogen heeft wijziging te brengen in,' het reglement op 't bezoek van geestelij ken in arrestanten vertrekken, een wij ziging, die leidde tot een ingrijpen vare den Minister, zoo grievend voor vice-ad miraal Van den Bosch. Onder -hevig ru moer van links wees spr. op verschillen1- de feiten, waaruit bleek dat Ds. Warners geheel anders optrad in de boekenquaes- tie dan uit de mededeelingen van-den Mi nister is gebleken. Spr. eindigde met het uitspreken van de overtuiging dat in deze zaak het waarachtige belang dei vloot is opgeofferd aan een vermeend4he- lang der schepelingen en met een eeresa- luut te brengen aan vice-admiraal Van den Bosch. De vice-admiraal heeft zijn overtuiging gesteld hoven zijn positie en dit mag wel eens gezegd worden id deze dagen, waarin men bij de Marine dingen ziet gebeuren, die op gebrek aan beginselvastheid wijzen. (Toejuichingen links.) De heer Jansen (Den Haag) wees ook op de stijging der uitgaven voon marine en dat in velband hiermiede de bouw van torpedobooten niet gewenscht is. De heer Tydeman sloot zich vol komen aan bij den heer De Meester en handhaafde ten volle zijn vroegere con clusie dat ten opzichte van vice-admiraal Van den Bosch ongehoord is gehandeld- De heer Van der Voort van Zijp bestreed de z. ioverdreven klachten over stijgnig der marine-uitgaven. Wij mogen onze defensie niet verwaarloozen. Spr. zal voor de pantserbooten stemmen, doch wil zich niet binden voor verdere aan vragen van dien aard. Spr. bepleitte o.a. verbetering der tractementen van de zee officieren. Wat betreft de geestelijke "verzorging is spr. het eens, dat als de Minister blijft bij de tegenwoordige regeling van sub- sidieeren eener evreeniging, vcreenigin- gen van elke richting subsidie moeten ontvangen. Maar 't gaai niet aan een ver- eeniging als „Geestelijke Bijstand", die naderende, uit de schaduw der groote boomen in het volle licht der maan tre dend, beefde zij en deinsde zij verschrikt terug. De vrees, die haar benauwde, had een wezenlijken en levenden vorm aange nomen: een man, groot en forsch, wacht te haar, met zijn ellebogen leunend op het hek. Zij herkende Jean Raffut, en hem daar eensklaps vóór zich ziende, en zich her innerende de vermoedens, welke Piernic van hem had opgevat, sidderde zij. Toe gevend aan haar eersten drang van zelf behoud wilde zij vluchten en kon zij een uitroep van aangename verrassing niet weerhouden. Maar reeds groette haar Raffut, met zijn vilthoed in de hand en met gebogen hoofd, en hield het hek voor haar open, om haar den doorgang te ver gemakkelijken. „Ik heet u welkom, beste mevrouw", zeide hij, zoodra zij buiten het hek was en zich dicht genoeg bij hein bevond, dat zij hem kon verstaan, zonder dat hij zijn stem te veel behoefde te verheffen. „Welk een blijdschap u te zien teruggekeerd l O, waarom hebt u mij geen kennis gege ven van uwe komst, mevrouw de mar kiezin, heel het dorp zou u feestelijk ont vangen hebben." Nog ouder deu indruk 4er waajsqhy wen4e woorden van Picrnic, keek me vrouw de Clarens Jean aandachtiger aan dan zij dat gewoonlijk deed. Meestal had zij, verzonken in gepeins, van die vage, niets zeggende oogen, die in het ijle tuur den. Nu echter, nu haar wantrouwen op gewekt was, vestigde zij een helderen,- onderzoekenden blik op den rentmeester. Zóó geleek zij sprekend op lady Roswald, als de eene droppel water op den andere. Jean glimlachte. Zijn gebruind gezicht weerspiegelde slechts een behagelijke ge moedsstemming. Evenwel scheen me vrouw De Clarens op te merken, dat zijn blik steelsgewijze zich vergewiste van de verlatenheid van den omtrek. En waarom ook gaf hij op zoo gedempten toon zijn vreugde over het wederzien van zijne meesteres te kennen? Had hij niet in de volheid van zijn blijdschap, heel natuur lijk, luide moeten spreken? Gissend, met welke gedachten me vrouw de Clarens zich bezighield, zei hij aanstonds op nog gedempter toon: „O, mijn goede meesteres, ik ben zoo gelukkig, nu ik u wederzie, dat de aan doening mij verstikt en mij de woorden u» de keet blijven steken!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5