Nieuwjaarswenschen
BINNENLAND.
Het lied van Clarens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Dinsdag 20 December.
In het nummer, verschijnende Za
terdag 31 December, bestaat gele
genheid om op goedkoope en doel
treffende wijze de gebruikelijke
Nieuwjaarswenschen
bij advertentie in De. Leidsche
Courant aan te bieden, bijv.:
J. VAN LEIDEN.
p. f. 1.1.1911.
Deze advertentie kost f 0.25 per
vakje.
BON OM AF TE KNIPPEN.
Ondergeteekende
wonende
wenscht een Nieuwjaars-advertentie vol
gens ingesloten tekst overko-
om(men) waarvoor de kosten hierbij gaan.
Handteekening:
Uit de Pers.
De crisis aan het departement
van oorlog.
De „Tijd", onthoudt zich tot dusverre
naar meening over de crisis te zeggen.
In het Kameroverzicht van dit blad lezen
wij o. a.
„Wat is de diepe grond van de crisis?
Ik kan het niet zeggen. Nadat het woord
„onaannemelijk" duidelijk was uitgespro
ken, kunnen manrfen als de vier Katho
lieken, die vóór de motie hebben ge
stemd, zich niet hebben vergist, en de
16 anti-revolutionairen met dr. Kuyper
aan het hoofd, die hetzelfde deden, ze
ker evenmin.
Een groot redenaar is generaal Cool
niet, maar ik heb toch wel den indruk ge-
Uregen, dat hij niet alles gedaan heeft,
wat hij vermocht, om de crisis te keeren.
Dat de sociaal-democraten vóór de
stemming de vergaderzaal verlieten, is
zeer begrijpelijk. Zij konden niet vóór
de motie stemmen, omdat deze verbe
tering van de financieele positie der offi
eieren noodzakelijk verklaarde, en niet
tegen, omdat, als zij zou worden ver
worpen, de tractementsverhooging dade
lijk zou ingaan.
De Haagsche briefschrijver van „De
.Tijd", „die ook over hetzelfde onderwerp
schrijft, merkt op, dat de officierstracte-
menten hoofdzakelijk een quaestie van
opportuniteit was.
Het is dan ook moeilijk aan te nemen,
dat de Minister de portefeuillekwestie zou
hebben gesteld, indien hij overigens zich
sterk en zeker van den steun van het
Parlement had gevoeld en de overtuiging
in zich had rondgedragen, dat hij als
hoofd van het Departement op zijn plaats
was en nog veel groots zou kunnen tot
stand brengen. Omgekeerd lijkt het vrij
onaannemelijk dat de meerderheid dien
Minister op grond van een dergelijke
opportuniteitsquaestie zou hebben laten
vallen, indien zij in hem hadde geëerd een
krachtig bewindsman. Als zoodanig gold
hij dan ook niet. Minister Cool is een man
van groote bekwaamheid, maar hij is geen
krachtige figuur. Weifelend van aard, ge
neigd om in alles zijn adviseurs te volgen
wist hij, zoo zeide mij een Kamerlid, de
Kamer niet te imponeeren, niet te bren
gen onder den indruk, dat hij wist, wait
hij wilde en stuurde naar een vast doel.
In de toekomst zal men eerst kunnen
zeggen, meent schrijver, of de Kamergoed
deed.
Voorloopig is uit een algemeen oog
punt slechts nadeel te zien. De aan
gekondigde Militiewet en tal van militai
re ontwerpen zijn voor onbepaalden tijd
verdaagd. Er is, en dat terwijl er pericu-
lum in mora is, stilstand op militair ge
bied. Het ergste is echter, dat voortdu
rende en zich steeds herhalende crisis
sen onwillekeurig een gevoel van onrust
en onzekerheid geven op militair gebied,
dat de energie doodt en op de werk
zaamheid van anderen verlammend werkt.
Alle deze bezwaren kunnen slechts dan
niet de gevallen beslissing doen betreu
ren, indien men erin slaagt aan Minis
ter Cool een opvolger te geven, die de
deugden van dezen heeft en zijn gebreken
mist.
Het „Centrum" meent, dat mis
schien niet zoo heel eenvoudig een oplos
sing te vinden is.
De opvolger toch van den demissionnai-
ren bewindsman zal voor een niet gemak
kelijke taak komen te staan. De geest van
critiek is in onze Tweede Kamer vooral
vaardig tegenover den titularis voor Oor
log en in weinige jaren tijds zagen wij
nu reeds het vierde hoofd van dat Depar
tement heen gaan.
De positie van den heer Cool scheen
reeds sinds eenigen tijd niet zeer hecht.
Toch komt zijn va! vrij onverwacht en...
ook vrij ongelegen. Het is toch te vreezen
•dat nieuw uitstel hiervan het gevolg zijn
zal. De minister scheen met zijn voorbe
reidende plannen gereed gekomen; zijne
voorstellen waren in aantocht; men zou
spoedig aan 't werk kunnen gaan en de
lang beloofde en urgent geachte hervor
mingen ter hand nemen. De motie van
den heer van Twist is het parlementaire
lood geweest, dat den minister eensklaps
in het zand deed bijten.
De partijen mengden zich bij de stem
ming dooreen. Het was geen strijd tus-
sdhen Rechts en Links, en het doet dan
ook zonderling aan, sommige liberale en
vrijz.-dem. organen met groote veront
waardiging te zien toornen tegen de rech
terzijde. Negen liberalen en zeven vrijzin
nig-democraten hebben voor de motie ge
stemd, wat zij toch naar wij moeten
veronderstellen om z a k e 1 ij ke rede
nen hebben gedaan. Maar waarom treft
dan het odium van de liberale en vrijz.-
democratische pers alleen den afgevaar
digde voor Steen wijk en de 19 leden van
Rechts, die hun stem voor zijn motie uit
brachten?
Het blad zegt, dat vooral onder de te
genwoordige omstandigheden een
krachtige persoonlijkheid voor het be
heer van het oorlogsdepartement wordt
gevorderd.
En dan moge de band tusschen den
minister en de Kamer hechter worden,
Want al beteekenthet heengaan van gene
raal Cool nu juist niet het grootste ver
lies, dat het Kabinet treffen kan, een par-
tieele crisis brengt toch altijd zijne be
zwaren mee, en het is dus zaak, dergelijke
minder gelukkige evenementen zooveel
mogelijk te voorkomen.
In een driestar van de „Standaard"
wordt, na een uiteenzetting van het ver
schil tusschen Minister en Kamer, ver
volgd
Hoe nu een Minister der Kroon van
zulk een klein verschil op zoo onbedui
dend punt een portefeuillequaestle kon
maken, zal wel altoos een raadsel blijven.
Dat de portefeuillequaestie door hem
gesteld ware bij de reorganisatie van de
veld-artillerie, zou men hebben kunnen
verstaan.
Dat ware constitutioneel geweest.
Maar wat ter wereld heeft de veilig
heid van het land uitstaande met de sim
pele vraag, of de officieren eenige hon
derden guldens hooger tractement zullen
krijgen in 1910 of in 1911.
In constitutioneelen zin kan en mag op
zulk een geheel ordinair vraagstuk geen
crisis uitbreken en dus ook geen porte-
feuillekwestie gesteld worden. Dat nu
een generaal dit anders opvatte, is te ver
staan. Een militair is in de politiek vaak
vreemdeling. Maar de Minister zat toch
niet alleen in het Kabinet, en het is van
algemeene bekendheid, dat de Rechter
zijde niet onbeproefd had gelaten, om
tijdig tot een schikking te geraken.
Nu zijn er, die zeggen dat de Minister
verlangde weer vrij man te worden en
daarom deze gelegenheid slechts aan
greep, om zijn portefeuille te kunnen neer
leggenen ware dit zoo, dan zou veel ver
klaard zijn.
Maar anders blijft deze crisis ons een
volstrekt onoplosbaar raadsel, en -brengt
ze geheel ongemotiveerd weer stagnatie
in de Defensie te weeg die juist, thans
meer dan ooit flink aanpakken noodig
heeft.
Een geheel andere toon klinkt uit een
ander orgaan van de A. R. partij n.l. de
„Rotterdammer", die met groot
leedwezen constateert, dat de Minister
aftreedt en betreurd den gang van zaken
met name om drieërlei reden:
Allereerst doet deze beslissing ons
leed om Minister Cool zelf. Van dezen
man van hooge bekwaamheid, werkend
met onverdroten ijver, staande voor ge
wichtige hervormingen, waaraan zijn
naam zou worden verbonden, mocht men
goede dingen voor onze landsverdedi
ging verwachten. Het heeft niet zoo mo
gen zijn. Warmen dank voor hetgeen
hij voor 's lands zaak heeft gewirodht
en willen doen^ mogen wij hemfhiet ont
houden. f
In de tweede"plaats betreuren wij deze
crisis om het Ministerie-Heemskerk. Dat
het door het verlies van dit lid eeniger-
mate wordt verzwakt, kan niet worden
geloochend. Voor een Kabinet als het
tegenwoordige, dat in verzet tegen de be
handeling der militaire quaestie bij de
linkerzijde de naaste aanleiding van zijn
bestaan vindt is met name deze beslissing
van beduidenis,
Hoezeer er ook in het amende
ment van den heer Duymaer v. Twist veel
sympathieks lag, toch is ons niet recht
duidelijk waarom niet onzerzijds door de
gr-cote bezwaren aan het aftreden van
den Minister verbonden deze sympathie
kon worden onderdrukt. Te gemakkelij
ker had zulks kunnen geschieden waar de
Minister door zijn belofte van spoedige
indiening der pensioenregeling en reser
veering van een deel der tractementsver
hooging voor de pensionneering zulk
eene tegemoetkomende houding had .aan
genomen.
Bij opoffering van eenige persoonlijke
voorliefde zou ongetwijfeld de kracht
van het Ministerie-Heemskerk, dat in za
ke 's lands defensie eene roeping heeft
te vervullen, zijn versterkt en het ver
trouwen in de rechterzijde zijn vermeer
derd.
En eindelijk stemt ons deze verwfiki-
kelnig droef om 's lands defensie.
Zco zijn er dan voor ons vele rede
nen om in Zaterdag 17 December te
zien een dag, d'ie niet slechts In het rijk
der natuur mag worden betiteld als
één der „donkere dagen vóór Kerst
mis".
De „N ederlande r", het orgaan
van Jhr. de Savornin Lohman, geeft een
relaas, van hetgeen van de stemming,
van Zaterdag voorafging, ter verdedi
ging van de houding van Jhr. de Savor
nin Lohman en de Kamer. Wij verne
men daaruit het volgende
Er is inderdaad geweest eene verga
dering der rechterzijde, waarin de quaes
tie, waarom de Minister is gestruikeld,
behandeld wierd
Die vergadering heeft geleid tot eene
conferentie met den Minister van Oor
log, op Zaterdag een half uur voor den
aanwang der zitting.
In die vergadering heeft de Minis
ter toegezegd, niet alleen, da(t hij zoo
spoedig mogelijk met een voorstel zou
komen betreffende de pensioneeriug der
officieren, maar ook, want dit was es
sentieel, daar anders de kosten te hoog
zouden wvorden, dat voor de pensioen-
verheoging premies zouden moeten wor
den gestort, en dat, teneinde hetteen mot
het ander samen te koppelen, de Mi
nister zou verklaren, een zeker percen
tage van de tractemenltsverhooging |te
zullen inhouden.
Verder, zoo zeide de Minister, kon Ihij
beslist niet gaan, en de traatemenits-ver-
hooging uitstellen wilde hij in geen'ge
val.
Bovendien had de Minister hem den
vorigen dag zeer beslist meegecfejeflfl,
dat hij de begrooting niet verder zou
verdedigen, zoo de niotie werd aangeno
men. Hij wilde van dat besluit niet af
wijken, ondanks het dringend!,
verzoek van den heer Lohman.
Geen enkel oogenblik heeft dus idle
Minister gewankeld in zijn' besluit om
heen te gaan. Hij schijnt het\echter nieft
goed geacht te hebben, op de Kamer
pressie uit te oefenen, en het is ons ook
niet bekend dat iemand hem dit aangera
den heeft.
Daar de conferentie met den Minis
ter had geduurd tot na den aanvang
van de zitting, kon geen nadere ver
gadering der rechtsche leden meer plaats
hebben. De heer Lohman heeft aan ver
schillende leden meegedeeld, stellig te
weten dat de Minister van de zaak een
Kabinets-quaestie maakte, enj om allen
te bereiken, wtees hij in zijne rede oj)
de mogelijkheid daarvan.
Dat het, Chr. Hist. Orgaan ontsticht
is over de houding der A. R. Kamer
fractie blijkt het beat uit het Kamer
overzicht:
De heer Duymaer van Twist, blijkbaar
gesteund door dr. Kuyper, heeft zich
bij de behandeling dezer begrooting ge
voeld als nooit te voren. Reeds bij de
eerste begrooting van Minister Cool
voerde de heer Duymaer, militaire „spe
cialiteit" van de antirevolutionaire Ka-
mergroep, een geweldigen krijg tegen
den Minister, een krijg echter met kleine
middelen. En ook ditmaal was hetweder
de krijgsvaardige Steenwrijksche afge
vaardigde die den Minister had willen
bestoken met een reeks amendementen,
maar immers „uithoofde van gebrek aan
tijd had de moed hem ontbroken", Izooals
de heer Duymaer in zijn gewteldig pa
thos verzekerd had. De heer Duymaer
had zijn „reeks" echter niet noodilg,
want hij had genoeg met den Minister
geconfereerd om precies te weten, waar
de kwetstbare plek van dezen Achilles
te raken viel.
En toen dan ook de Minister de brug
sloeg, waarover naar redelijkheid ep
welwillendheid de oppositie naar hem
had kunnen overkomen* toen bleef de
heer Duymaer, als trouw adjudant van
den Generaal, die gedecreteerd had dat
zulk een pensioenregeling- in een paar
weken klaar komen kon, zoo onvermurw
baar als een rots, en zeideOok zóó
niet!
Het denkbeeld om de portefeuilk»-
quaestie te stellen was volstrekt niet een
denkbeeld a 1'impromptu, het was het
vooraf-vaststaande gevolg van de afwij
zing der Ministeriëele voorstellen.
En de antirevolutionairen, die desniet
temin het voorstel, met de gedane -con
cessie,. afwezen, stonden volstrekt niet
voor een verrassing, toen de Minister
heenging. Wie nog ineenen mocht, dat
bij de antirevolutionaire groep hetkwiaad
niet ten volle besloten wps, kon' heft
leeren uit de in dit geval zeer opmer
kelijke vergissing van dr. Kuyper, die
stemde vóór de motie-Ter Laan, blijkbaar
in de meennig dat het reeds' ging over
de motie-Duymaer. Van de discussies
had dr. Kuyper blijkbaar wleinig ver
staan, maar het kw;am er immers'slechts
op aan tegen te stemmen. Men kan
nu eenmaal niet altijd zijn behoefte On
derdrukken, om den machthebber te spe
len, al moét dit dan ook geschieden te
gen alle overleg en afspraak jn
Aan dit overleg hielden zich slechts
twee antirevolutionairen, de heeren Van
der Borch van Verwölde en Van Vliet,
die blijkbaar aan het relletje tegen iden
Minister niet hebben willen meedoen
wat hen tot eer s{trek|ï de Christe
lijk-Historischen, en tien van de veer
tien Katholieken. De heer Nolens had
voor zich zijn stem vóór het amende
ment gemotiveerd. Tot veler verbazing
stemden ook de vrij-liberalen, behalve
de heer Van Karnebeek, tegen den Miuis«
ter, niettegenstaande hij door den heef,
Tydeman zeer sympathiek was bejegende
Zagen zij, met een aantal leden van links;
de Kans schoon om het Kabinet-Heems
kerk een slag toe te brengen? I
Dan is hun aat wiel gelukt. Maar do
hoofdsChuld rust op de antirevolutie^
naire partij, die niet begrepen heeft
welke verplichtingen men heeft, tegenf-
over een Kabinet, dat uit de rechfterzijdö
is voortgekomen.
Misschien hebben enkelen pok ge
meend dat niet het heengaan van deuif
Mini-ster Cool meteen de Ikustverdeldi-
gingsplannen zouden verdwijnen.
Vereeniging van gemeenten
De oommissie bestaande uit de hee
ren Mr. E. P. van Lanschot, burgemees
ter van Breda, J. Simons, wethouder
van 's Gravenhage, Mr. A. F. baron van
Lynden, burgemeester van JJtrecht, Jhr.
Mr. C. A. Elias, burgemeester van Zaan
dam en Mr. J. van Royen heeft aan de
Gemeentebesturen van alle Nederland-
sche Gemeenten welker bevolkingscij
fer 10.000 zielen te bovengaat, eene
memorie doen toekomen ten geleide
van ontwerp-statuten voor eene o pte
richten vereeniging van Nederlandsche
gemeenten.
De commissie heeft in hare memorie
uiteengezet .dat zij met de oprichting
van een zoodanige vereeniging beoogt te
bereiken
In hoofdzaak wijst zij als de werk
kring van eene vereeniging als de be
doelde aande leden van advies te die
nen op administratief, technisch en eco
nomisch gebied
de materieele belangen der leden te
bevorderen, door gezamenlijk optreden,
bij den aan- en verkoop van producten,
die door de exploitatie der gemeente
bedrijven of andere takken van gemeen
tedienst hetzij benoodigd zijn, hetzijl
voortgebracht wordeneen en ander met
uitsluiting van' het behalen van winst
voor de Vereeniging zelve;
maatregelen te nemen ,tot het gezar
menlijk dragen' van risico's waartegen
verzekering mogelijk is, waarbij, als vail'
dadelijk tastbaar belang wordt gedacht
aan onderling verzekering tegen brand
schade en tegen wettelijke aansprakelijk
heid van de gemeenten voor door haar
organen of bedrijven toegebrachte na-
deelen
een bibliotheek te vormen, waarin o.
a. alle door de leden in druk uitgegeten
geschriften aanwezig zijn
de uitgifte van speciale studiën op
verschillend gemeentelijk gebied, al dan
niet gepaard met de uitgifte van eqm
eigen orgaan, ter hand te nemen
te pver^yegen of door de oprichting
eener onderlinge gemeentelijke hypo
theekbank te gemoet te komen ware aan
de bezwaren, welke de gemeenten bij
de exploitatie van gemeente-bouwter
reinen en Inzonderheid bij het in erf
pacht uitgeven dier terreinen ondervin
den
overleg te plegen over belastingvoor
schriften, opdat niet de verordeningen
van de een egemeente onnoodig schade
toebrengen aan de belangen van andere
gemeenten
onderling te overleggen over het op
nemen en beleggen van gelden
te komen tot meer pvereenstemmeni-
de bepalingen omtrent de positie >en
d esalarieering van /mbtenaren en het
in rekening brengen yan dienstjaren d
andere gemeenten doorgebracht bij de
regeling van jaarwedde en pensioenen
van gedachten te wisselen over ge-
wenschte" wijzigingen in de organisatie
van stedelijke en fandelijke gemeenten
en haar verhouding tot het Rijk, zoowel
ten opzichte van haar medewerking tot
de uitvoering van jjjkswettcn als ten
opzichte van de financiën.
Met het oog op het verschil tusschen
de belangen der kleinere plattelands-
en der grootere gemeenten, heeft de
Commissie als grens voor de toetreding
als lid een bevolkingscijfer van 10000
gesteld, doch tevens door het toekennen
FEUILLETON.
Een verhaal uit de Fransche revolutie.
20)
„O, ik geloof het stellig", zeide Ge
nevieve naïef; „maar u hebt me door uw
boosheid zoo bang gemaakt. Ik dacht, dat
u niet geloofde, dat het een spook was;
want waarom u anders kwaad gemaakt
over bovennatuurlijke dingen?"
„je redeneert te veel voor je leeftijd,
kind," gaf- Raffut, zich weder beheer-
sChend, kalm ten antwoord, en trad met
het meisje de eetzaal der hoeve weder
binnen. „Vergeet het avontuur."
A! sprekend begaf Rjf.'ut zich naar den
schoorsteen, boven welks mantel, bij wij
ze van tropee, waren opgehangen twee
hondenzweepen, een jachtgeweer, twee
jachtmessen en een pistool. Hij nam dit
laatste, laadde het, stak het met den loop
omlaag in zijn leeren gordel en knoopte
er zijn wambuis van bruin laken over
heen.
„Gaat u dus uit, oom?" vroeg Gene-
viève.
.jQaat d naar het kerkhof, om 14 te ver
gewissen dat die verschijning nog altijd
op -het graf is geknield?"
En wijl Raffut niet antwoordde, ging
Geneviève voort:
„Het is heelemaal overbodig, dat u het
pistool meeneemt, omdat men op spo
ken niet schieten moet. Mijn lieve moe
heeft rrfe heel dikwijls verteld, dat het
zieltjes uit het vagevuur zijn, die op de
leege graven komen schreien en die aan
de levenden hoegenaamd geen kwaad
doen. Ze worden boos, als men haar in
haar nachtelijke bezoeken stoort, of als
men haar zelfs maar aankijkt. Men moet
ze niet beleedigen, en nog minder drei
gen. Dat brengt ongelukzij wreken zich.
Mama heeft me verzekerd, dat een wacht
van Portvieux, die 's nachts dienst had,
en in het bosch had hooren zuchten, door
het struikgewas drong, en een spook zag,
schreiende op een grafsteen. Hij was zoo
bang, dat hij het pistool, dat hij in dehand
'hield, omhoog hief, op de verschijning
milete en afdrukte. Het schot knalde, maar
het spook barstte in lachen los, want de
kogels, die er dwars doorheen waren
gegaan, zonder het in het minst te deren,
rolden over den grond en sprongen van
kei tot kei als een paar eenvoudige knik
kers."
Ofschoon de geschiedenis indruk op
hem had gemaakt, grinnikte Raffut:
uOqh, waf, o^we wijvenpraat) es.. Boyen
dien kleine, ga ik niet naar het kerkhof
om mijn kruit te verpaffen op spoken;
ik heb genoeg met de levenden te stellen,
om mij met de dooden te bemoeien."
„Gaat u dus een ronde doen in het
park, om de stroopers achterna te zitten?
„Je hebt het geraden, kind", beves
tigde Raffut met zijn gebruikelijken sar-
castischen glimlach om zijn mond. „Ik
heb dezer dagen verscheiden strikken ont
dekt, en ik vind dat men er wat te ruim
gebruik van maakt op de gronden van
Clarens."
„O, wat is u toch bezorgd voor uwi
meesters", zeide Geneviève, haar oom
naderend en haar aardig blond kopje ver
trouwelijk op den arm van Raffut leggend
„Wat is u een slaaf van uw plicht, en met
hoeveel ijver beloont u het vertrouwen,
dat zij in u stellen."
Die voor een kind zoo wijze, zonder
de minste nevenbedoeling gesproken
woorden waren in zoo tastbare tegen
spraak met de gevoelens, die op dat
oogenblik het gemoed van Raffut ver
ontrustten, dat hij de kleine aandachtig
aankeek, zich afvragend, of zij zijn ge
dachten niet beter had doorschouwd dan
hij-zelf en er in haar woorden dus niet een
diepe ironie was gelegen. Maar de vlam
van den haard verlichtte het fijne, bekoor
lijke kopje, over haar trekken speelde
sen lieflijke zaqhtheid, en baar groote.
mooie oogen, naar den ruwen man opge
heven, drukten a! de naïeveteit en de rein
heid uit van hare ziel.
De klaarheid dier heldere oogappels
hinderden Raffut. Dat gelaat, d'ie groote
oogen, die glimlach herinnerden hem aan
zijn zuster, zijn zuster, die zoo goed voor
hem was, zijn zuster, die, toen iedereen
hem verliet, hem had opgenomen, ver
sterkt, bemoedigd, hem de plaats van
boschwachter had verschaft door hare
voorspraak bij den markies. Die herinne
ring hinderde hem nog meer dan de blik,
die haar had wakker geroepen. Hij wend
de het hoofd af, duwde het lieve kopje,
dat op zijn arm rustte, terug en gaf, den
blik van Geneviève ontwijkend, haar zijn
laatste wenken:
„Sluit zorgvuldig de deur adhter mij,
en schuif er den grendel voor. Ga onder
geen voorwaarde naar buiten en open
slechts op het geluid van mijn stem."
„O, wees gerust oom. Ofschoon ik al
tijd wakker b.ijf als gij des nachts in de
bosschen rondzwerft en dat gebeurt
maar al te dikwijls, helaas verroer ik
mij niet vóór het oogenblik van uw terug
keer. Alleen thuis te zijn maakt me min
der bang dan alleen het kerkhof over te
steken. Maar dat doet er niet toe, oom
Jean, kom niet laat terug."
„Waarom slaap je niet? De tijd zou je
zoo lang niet vallen," antwoordde Jeai?
barsch. „Dezen nacht zal ik juist heel
lang uitblijven. Mogelijk kom ik eerst te
gen het aanbreken van den terug. Wacht
niet op me en ga slapen."
Toen Geneviève hem tegemoet liep, om
zich op het voorhoofd te laten kussen,
vreesde hij dien zoo zachten blik, dien
blik van zijn zuster, die hem angst aan
joeg, te ontmoeten. Hij overschreed den
drempel, voordat de kleine hem had be
reikt, en zonder ditmaal den hond los te
maken, was hij weldra in de duistere laan
verdwenen. Geneviève slaakte een diepen
zucht. Vervolg gewoon, 3an de bar-
sche erf zondt bevelen van haar oom
en er zich inscmKkend alleen te blijven,
voerde zij stipt uit wat Jean Raffut haar
had gelast; zij schoof de grendels vóór de
deur en legde ziah te bed. Uit de oogen
der kleine, in de eenzaamheid en frisch-
heid van den nacht, was Jean allengs
zichzelven weer geheel meester gewor
den, voelde hij zich opnieuw vol energie
en bereid tot handelen.
„Er valt niet aan te twijfelen", bromde
hij tusschen de tanden onder het loopen<
„Het vizioen van het kind is geen droom,
de dame is teruggkeerd. Die verwensch-
te Piernic heeft haar hierheen gebracht
Waarom? Wat komt ze doen? Dat moet
ik weten, en dat zal ik weten."
(W.ordt vervolgd,)