Het lied van Clarens. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Maandag 19 December. Uit de Pers. De crisis aan het departement van oorlog. De ontslagaanvrage van den minister Van oorlog, welke wij Zaterdagavond nog konden vermelden, is tamelijk onver wacht gekomen. De aanleiding ertoe was het aannemen der motie Duymaer van Twist om de 'herziening van de salarisregeling der of ficieren uit te stellen totdat de minister de nieuwe regeling der pensionneering ge reed 'had. Een verhooging van de tracte- menten maakt het verschil tusschen tracte- nient en pensioen veel grooter. Dienten gevolge wordt het moeilijker bejaarde of ficieren uit het leger te verwijderen. De promotie wordt slechter en de slagvaar digheid van het leger wordt er minder door. iWat men derhalve hebben moet is niet een regeling van de tractementeai alleen, maar een regeling van de financieele po sitie der officieren. Vandaar de motie welke de minister uitnoodigt de tracte- m entsregeling terug te nemen om die door een regeling van de geheele finan cieele positie te vervangen. De Minister verzette zich tegen uitstel, deed de toezegging zoo spoedig mogelijk een pensioenvoorstel te zullen laten vol gen, doch stelde aanvankelijk de porte- feuillekwestie niet. Dit deed hij pas op 'i laatste oogenblik na overleg met den minister-president en de heeren de Savor- nin Lohman en O. van Nispen van Seve- naer. De Kamer aanvaardde echter met 36 te gen 31 stemmen de motie. Uit de beschouwingen der bladen over de crisis knippen wij het volgende: De „T ijd": Een zonderlingsten indruk maakt de stemmingslijst, die een bonte staalkaart te zien geeft van allerlei richtingen. Van overeenstemming en van een te voren vastgestelde gedragslijn bij de rechterzij de noch bij één hrer fracties viel ook maar een spoor te ontdekken. Ergerlijk ook, dat een beslissing van zooveel belang voor Reg. en voor 't vaderland door 'n hoogst onvoltallige Kamer moest genomen wor den. Houdt men rekening met het feit, dat de'socialisten zich voor de stemming verwijderden, dan blijkt het, dat de zit ting door niet meer dan een 70 leden werd bijgewoond. De „Maasbode": Onvoorzien is de val van minister CooJ gekomen. Op het allerlaatst de portefeuillekwes tie stellend, kon de min. niet verhoe den, dat de onaannemelijk verklaarde mo tie eene meerderheid verwierf. Een ding mag zeker geconstateerd: groote politieke beginselen stonden hier niet op het spel. De vraag mag misschien worden ge steld, of de ernst van een dreigende cri sis" genoegzaam werd gevoeld. En voor al bij eene zaak waar eenig beginsel niet bij gemoeid is, mag men met zulk eene overweging rekening houden. Zeker is, in het licht van deze niet- pvincipiee'e en toch niet onbelangrijke zaak gebleken, dat er veel te zeggen valt, voor den raad dezer dagen door Dr. Kuij- per gegeven, dat onder de régeeringspar- tijen zooevel als met het wezen van onze tijen, zooveel als met het wezen van onze hebbe. Een wondeplek is er door en vóór dezen nieuwen val weer blootgelegd. De desolate toestand, waarin onze defensie zich bevindt en de groote moeielijkheid daarin wijziging ten goede aan te bren gen. Hieraan ook zal voor een deel zijn toe- te schrijven dat de minister het besluit om aan te blijven te zwaar is gevallen. lntusschen, hoe meer wisseling van de partementshoofden, hoe meer slingeren tusschen verschillende stelsels, hoe meer onze nationale weerkracht daarvan de du pe is. FEUILLETON. Eeu verhaal uit de Fransche revolutie. 19). i,Komaan, Geneviève, kom aan, vroeg Jean, „wat beteekenen die fratsen?" op minder ruwen toon evenwel dan waar op hij gewoon was te spreken. Je bent niet gewoon, bang te wezen, meisje. Dag en nacht loop je het bosch in en uit zonder de minste vrees. Wat scheelt je dus van avond r" Het kind stak hare koude, kleine hana in de zware, grove hand van :<auut, -*n zich bangelijk tegen ;j gaf zij wat van haar ontsteltenis nag restte lucht in een diepen zucht. „O, ziet u, oom, dat ik niet bang '>/as, dat kwam omdat men op dit uur no 1 iets tegenkomt in het bosch; dat men ten minste alleennatuurlijke dingen ziet en alleen levende menschen ontmoet terwijl vanavond.... op het Gissend dat de reden van den angst der kleine hem wellicht zijn eigen igc- rustneid zou verklaren, vroeg Raff ut, die Hoe langer hoe hopeloozer wordt de wensch, eenmaal een man met een stelsel te zien. De „Nieuwe Rott. Cour.": De aanneming van de motie behoefde op zich zelve tot een ontslagaanvrage niet te leiden. Het verschil tusschen den minis ter en de voorstellers van de motie was daartoe gedurende de discussie tot te klei ne proportiën teruggebracht. Maar voor wie wat nader de zaken beziet gelijk de minister natuurlijk gedaan heeft is de stemming over de motie-van Twist niet anders geweest, dan een symptoom van de moeilijkheid, waarmee deze minister in het algemeen had te kampen. Reeds bij de behandeling van de suppletoire begrooting van oorlog in het najaar is juist van de rechterzijde, met name door den heer Duymaer van Twist tegen den minister niet zonder succes een guerilla gevoerd, die den bewindsman moet heb ben afgemat,, en weinig aangenaam ge stemd. Die strijd op allerlei onderdeel-en is bij deze begrooting met volharding voortgezet. Vermoedelijk zal van de zijde van het kabinet nog wel eene poging worden ge daan, om minister Cool op zijn besluit terug te doen komen. Treedt hij uit het Kabinet, dan moet dat onvermijdelijk het Kabinet in nieuwe ongeiegenheid bren gen. De militaire kwesties zijn het ge weest, die dit Kabinet aan het bewind hebben gebracht, en het heeft dus zon der twijfel een zedelijke roeping, om in de eerste plaats op militair gebied met kracht en voortvarendheid aan het werk te blijven. Door het uittreden van minister Cool uit het Kabinet zal er echter onver-j mijdellijk weer eene stagnatie komen, waarvan niemand den duur kan bereke nen. Dat het in 's lands belang zoude zijn, indien de minister, die juist op dit punt stond met zijn groote plannen bij de Ka mer voor den dag te komen, kon worden behouden, spreekt vanzelf. De voortdu rende afwisseling van bewindvoerders aan het departement moet hoogst scha delijk terugwerken op onze geheele mili taire organisatie. Wij vreezen echter, dat op behoud van den minister zeer weinig kans is. Onder de leuze, dat de politiek moet blijven buiten de militaire aangelegen heden, heeft wellicht onder geen minister de politiek zidh sterker doen gelden, dan onder minister Cool. Niet zoo openlijk als vroeger, wel is waar, maar daarom misschien des te gevaarlijker. Het is in elk geval teekenend, dat in den anti-rev. hoek, waar men veel vergeefsChe moeite heeft gedaan, om den minister voor de anti-rev. Zondagsheiliging te winnen, bijna geen stem voor den minister is uitgebracht. Dus voorzien wij, dat het bij het be sluit van minister Cool, om- zijn ontslag aan te vragen, niet blijven zal. Het departement van oorlog zal opnieuw een crisis beleven, als onvermijdelijk gepaard gaat aan eene verwisseling van hoofd. De verantwoordelijkheid daarvoor berust in eerste instantie bij den heer Duymaer van Twist en de zijnen, die heden wel ge toond hebben, dat zelfs eene rechter meer derheid als wij thans hebben, voor conti nuïteit en zekerheid van beleid in zaken van oorlog geen waarborgen biedt. Ook op hef stuk van militaire aangelegenhe den blijven wij met eene rechter meerder heid, waarmede bergen konden worden verzet, om het woord van den heer v. Twist te bezegelen „in het moeras". Dat is de droeve slotsom van hetgeen Zaterdag in de Kamer is gebeurd.' De (oud-lib.) „Nieuwe Courant": Misschien zoo meende men (ter rech terzijde) zou zelfs door minister Cool's val aan het kabinet Heemskerk een dienst bewezen worden. Want al mocht de heer Cool niet de ziel van het kustverdedigings voorstel worden genoemd, door een crisis aan Oorlog kwam dat ontwerp op de lan ge baan, werd wijziging, omwerking, in krimping mogelijk; werd tijd gewonnen, voor een „krijgsman" al genoeg, en voor een staatsman nog veel meer. Het Kabinet, let wel, dat in 1908 in de plaats van het liberale trad, om op de landsverdediging eindelijk eens orde te stellen. Het Kabinet dat om van de kustvoorstellen nu te zwijgen een zeer belangrijke wijziging van de Militiewet als nieuwsgierig was geworden door ie hor tend uitgebrachte woorden van Gene viève, ongeduldig: „Komaan, bedaar, raap je gedachten bij elkander en tracht wat je me te zeggen hebt dat op verstaanbare wijze te doen." Door de hardheid dezer stern gerust gesteld, ziah goed beschermd wetend door dien krachtigen arm en die grove hand, welke de hare zacht drukte, deelde het meisje mede: „Nadat ik melk naar de herberg had ge bracht en het kerkhof overliep om den koristen weg te nemen, heb ik in de schemering een verschijning gezien..*." „Wat, een verschijning?..." „Ja, oom, een verschijning; de ver schijning van een vrouw, of liever van een dame, neergeknield op een graf." „Op welk graf?" „Op hert graf van mijnheer den mar kies." Jean Raffut sidderde. „En die dame", hernam hij met geheel veranderde stem, waarin ontroering tril de, „die verschijning, wil ik zeggen, want het kan niet anders dan een verschijning wezen, hoe zag die eruit, Geneviève?" „Nog jong en heel lief. Kastanjebruine kru ien golfden om een bleek en zacht gelaat De kicu»' van faar oogen hefe ik zeer aanstaande heeft aangekondigd. Dat Kabinet toont de rechtsche meerderheid zich niet in staat ongeschonden overeind te houden en maakt het zijn minister van oorlog afhandig om een kwestie van lots verbetering der officieren... nu of later. Hiermede heeft de coalitie een machte loosheid geopenbaard, die veel erger is dan de persoonlijke zwakheid van minis ter Cool of de berekeningsfout die het ministerie zelf moge hebben begaan. Uit sluitend op de rechterzijde drukt de volle verantwoordelijkheid voor deze crisis, welke ons nu een vijfden minister van Oorlog in vijf jaren zal bezorgen, de on rust en de onzekerheid in de landsdefensie zal verergeren en met een slag de hervor ming van de levende strijdkrachten, de versterking van de doode weermiddelen en de verbetering van de financieele po sitie der officieren op losse schroeven zet. Het is in waarheid een ontmoedigende dag geweest voor allen wien de groote zaak der landsverdediging ter harte gaat en die althans daarvoor van het bewind der machtige rechtsche coalitie iets had den gehoopt. Uit het Kameroverzicht van het (Lib.) „Handelsblad": Wij betreuren den uitslag van deze stemming zeer. Ten eerste om den persoon van den gaanden Minister. Parlementair maakte de heer Cool aller minst een indruk van kracht. Maar dat is geen maatstaf voor zijn administratief en legislatief vermogen. De heer Tydeman getuigde nog eergisteren dat er uit deze begrooti-ng „een wakkere geest" straalde en dat ze getuigde van „strevingen" die vroeger niet te bespeuren waren bij het Departement van oorlog en die met groo te waardeering moet worden begroet." Ja, dat zei de heer Tydeman. En toch stemde hij voor de motie die dezen Minister moest vellen en de reorga nisatie van onze weermiddelen weer stop zet. Het is vooral om dit laatste meer nog dan om het verdrietelijke van het geval voor d£zen sympatnieken generaa., meer nog ze.is dan om de teleurstelling die het onzen officieren moet brengen, dat wij het votum van Jieden zoo betreuren. Er is weer een stok in 't wiel gestoken, van onze nauwelijks weer wat in gang gebrachten defensie wagen. Is dit laatste, bij sommige rechtsche vóórstemmers misschien juist het doel ge weest? Wilden zij voorloopig de lastige kustverdediging van zich wegschuiven en aan dien wensöh dezen parlementair wei nig weerbaren minister opofferen. De stel selmatige en kleinzielige oppositie die on der aanvoering van den heer Duymaer v. Twist in den laatsten tijd tegen den heer Cool gevoerd is, zou deze onderstelling wel haast aannëtfielijk maken. Maar laat ons slechts motieven aanne men aan de zaak zélf ontleend. Er was inderdaad wel wat tegen ,s Ministers voor stel in te brengen. Doch zóóveel dat men hem daarvoor moest doen vallen. Dat komt ons schromelijk overdreven voor. En wij gelooven dat velen die voor de motie stemden, de gevolgen van hun stem, de stremming der reorganisatie van onze defensie, niet voldoende hebben overwogen. De schrijver gaat dan geweldig tegen de rechtsche meerderheid te keer, die niet eens zooveel besef van politiek beleid heeft, dat zij eenheid genoeg kan vinden om den minister gelegenheid te geven zijn plannen in te dienen. De schipbreuk van Minister Cool is meteen de schipbreuk van de rechtsche militaire politiek. Schrijver vervolgt dan sarcastisch „Er ist tot! Ein Andrerl" Wie? Wel wie anders dan Hij, De Held, De Groote, De Verschrikkelijke, De Mach tige 'tls vaste pafïementair-constitutioneele zede dat de leider van de oppositie de plaats inneemt van dengene dien hij veldie. Welnu, laat ons den nieuwen minister dus een heilgroet brengen. Heil u, Duymaer van Steenwijk, Excel lentie der Excellenties, man van rechts, heteronome kapitein U zij onze lands- niet kunnen zien, want zij hield ze neer geslagen; maar de lippen bewogen zidh zadht alsof ze baden, ofschoon ik geen woord hooren kon. Ze zat daar als een beeld, heelemaal grijs en zwart in den avondnevel en veel, veel bleeker dan ie mand die levend is." gezicht doen denken „En heeft ze je aan geen enkel bekend „O jaU weet wel, oom, het groote portret, dat in de groene kamer van den noordelijken toren is, in de eerekamer, het portret, dat,, zooals ma zeide, lady Roswald, de zuster van mevrouw de mar kiezin voorstelde." „Je vergist je kind. Ik heb nooit de zus ter van onze meesteres gezien; maar dat portret gelijkt zoo sprekend op de mar kiezin, dat het stellig en vast haar eigen portret is. Overigens doet er dat ook wei nig toe „Nu, de dame, die ik heb zien knielen op het graf van mijnheer den markies lijkt geheel en al op dat portret." Jean Raffut werd bleek. „Ben je daar zeker van?" vroeg hij. Verschrikt door het schorre van Jean's stem en tegelijkertijd voelend, dat hij, zonder het te weten, haar hand schier vermorzelde tusschen zijn shrke vingers begon te schreien. Ofschoon Raffut, verdediging toevertrouwd. Heil u, van Kuyper gegeven militaire leider der anti-rev. welsprekende redenaar Demosthenes (zonder steentjes in den mond) Gij moogt ons nu bekoren van achter de groene tafel. Heil u, geduchte strateeg, onvergelijke tacticus, verbijsterend veldheer, die leerling wat zeggen wij leerm ees- ter van Napoleon zoudt zijn geweest, als die niet voor uw eeuw geleefd had Gij zult heel ons leger kunnen com- mandeeren. Heil uw stem, o Duymaer! Heil uwe tale, o Duymaer! Heil uw aangezicht, o Duymaer. En heil vooral uw buikje! Duymaers buikje vooruit! Achter de Ministerstafel. Maar als de coalitie dat niet aandurft, den heer Duymaer van Twist niet de plaats achter de Ministerstafel durft te ge ven, waarop hij, naar parlementaire zede, recht heeft, dan blameert zij daarmede én hem, en haarzelve, in den mail dien zij althans hare eene helft, gevolgd heeft en als leider heeft doen optreden in de op positie tegen Minister Cool. Doch wie er ook Minister worde, onze officieren kunnen weer wat wachten. Het (Unie-Lib.) „Vaderland": De politieke beteekenis van des Minis ters aftreden is groot. In Mr. Heems- kerck's regeerkasteel, dat onaantastbaar scheen door zijn wacht van anti-revolu- tionnairen, christ.-Hist. en Roomschen is de eerste bres geslagen en nog wel van binnen uit.. Het ministerie Heemskerk is indertijd opgetreden om de defensie uit het moeras te redden. Het zou, zonder de politiek te mengen in het legervraagstuk, toonen dat het kon, wat het van een vrijzinnig minis terie niet verwachtte. En wat is 't resul taat geweest? Zijn eersten minister van oorlog heeft door het tweeploegenstelsel de defensie meer dan ooit gedesor ganiseerd, zijn tweede Minister van oor log wordt van de regeeringstafel verjaagd op het moment dat de herziening der mili tiewet gereed is om naar de Kamer te worden verzonden, dat eindelijk dus eens zaken gedaan konden worden. Zoo toont het ministerie Heemskerk zijjn onmacht zoo toont de rechterzijde haar gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef en is de over tuiging gewettigd dat dit kabinet en deze meerderheid niet in staat zijn en niet be reid om liet legerbelang behoorlijk te be vorderen. De vraag: wat nu? dringt zich op. Con stitutioneel zou de heer Duymaer v. Twist met de portefeuille van oorlog moeten worden belast, hij immers heeft den Mi nister Cool weggewerkt. Maar het staat niet vast dat Mr. Heemskerk dezen kapi tein op non-activiteit wiens houdng in de Kamer zoo menigmaal 1ot ernstige kri tiek heeft geleid en wiens kunde on danks zijn langdurig kamerlidmaatschap en zijn talrijke redevoeringen nog niet vol doende is gebleken, het hooge ambt van Minister waardig zal keuren. Wij zeiven zouden zelfs geen ander motief kunnen bedenken dan het louter constitutioneels om 'n man als den Steenwijkschen afge vaardigde de portefeuille toe te vertrou wen. Het orghan der vrijzinnig-democraten „Land en Volk" hekelt allereerst het heengaan der socialisten tijdens de stemming over de motie. Het is weer een bewijs, hoe zelfs de parlementaire sociaal-democraten, zoo- dra er een crisis dreigt, voor hun eigen verantwoordelijkheid op den loop gaan. Alsof zij aldus anders deden dan struis vogels Men kan nu zien, dat zij, vv<a- ren zij gebleven en hadden zij tegen de motie gestemd, juist den minister zou den hebben gered. Voor zijn val zijn zij even goed verantwoordelijk als de voor stemmers. Met praatjes als uw|ij laten het de heeren onder elkander uitvech ten" komt men daar niet af. De vraag rijst nu: \yjat zal liet gevolg zijn van deze crisis? De Regeering heeft wellicht een wel kome aanleiding om van het kruis der 46 millioen af te komen. Een op volger heeft een ander inzicht in som mige onderdeelen, dierhalve winst van tijd. Politiek ongetwijfeld, dat de invloed van sanguinisch temperament, sonis ter prooi was van een plotseling opwellenden razenden toorn, zoo rnen hem dwars boomde, was ditmaal zijn uitbarshng zoo weinig gewettigd, dat de kleine er nog banger voor was dan gewoonlijk. „O, oom, u doet me pijn! Waarom knijpt u me zoo hard?" zei ze, haar be traand, lief gezichtje naar heni ophef fend ,„En wat is u bleek. Wat hebt u toch? Is u ook bang voor spoken?" „Ja, ik ook, kleine, ik ben bang voor spoken," kwam het woest en stoott.id over Raffut's lippen, „maar niet voor de zelfde spokenJe moet vooral zwijgen. Zeg aa nniemand een woord van hetgeen je gezien hebt." „Waarom niet?" vroeg het land ver baasd. „Omadtl ik het je verbied, versta jc!" voegde hij haar plotseling op ruwen, dreigenden toon toe, de kleine hand schier plat drukkend. „Als je het wagen mocht, mij ongehoorzaam te wezen Hij zweeg stil, eensklaps door de ver wrongen gelaatstrekken van het kind, haar schokkend terugdeinzen en de ver schrikte poging, welke zij aanwendde, om hare hand uit de zijne te rukken, begrij pend de onhandigheid, die hij had begaan. Hij deed zich geweld aan, en ofschoon van den heer Kuyper en zijn antirevolu tionaire phalanx in de coalitie is ver sterkt. Hij kan daarvoor zijn vriend Lohman bedanken. En wanneer wij aannemen, dat de mi ester Heemskerk zijn ambtgenoot tot het liïterste Tieeft gedreven uit begeerd om hem te behouden hieraan mogen' wij niet twijfelen laat de trouw van christelijk-historischen aan het Kabinet niets te \\<enschen over, en zijn de ka* tholieken heel wat trouwer d£n de antti* revolutionairen. Gevraagd1 za*l nu worden een minister, die niet op Zondag naar Olieslagers! gaat kijken, die het schieten oj> Zondagf zal verbieden, 'die legerpredikanten zall aanstellen, die uitzonderingsmaatregelen' neemt tegen Ons Belang en die de Chris ten-onder- en bovenofficierenvereeniginj* gen zal subsidieeren. Laat men op deze eischen niet 'al te zeer letten, maar laaf men zoeken! naar een krachtige figuur, die breken if\ met het bureaucratisch regime, w{aar-, naar de laatste jaren vanuit de departe ment met ons leger is geleefd. Naar een man, die het oog heeft ge* richt op de versterking van onze volks weerbaarheid in het algemeen. Laat men' ons eindelijk eens een minister van Oor log geven, die beseft, dat de gewfichtigi- ste arbeid aan de weerbaarheid1 van ons. volk moet beginnen buiten het legeR De (vrijz.) „Haagsche Cou- ran t" De Minister van Oorlog is heden ge vallen. Niet op de groote punten van zijn defensiebeleid, doch op 'n onderdeel van zijn begrooting, dat in elk geval in den loop dezer discussie zijn principieele beteekenis verloren had'. De heer Duy maer van Twist, triomfeerde: zijn motie heeft een meerderheid behaald, en con stitutioneel zou de heer Duymaer van Twist nu aangewezen zijn om de porte feuille van Oorlog over te nemen. Maar zóó dwaas is de Minister van Binnen- landsche Zaken, mr. Heemskerk, niet, dat hij daartoe zijn med'ewterking zou verleenen. De (neutrale!) ^.Telegraaf: ...En als we in onze herinnering terug roepen den dag waarop minister Sta door de Eerste Kamer werd gewipt, daa is de wijze, waarop de heer Cool nu werd) ten val gebracht, wel héél droevig. Want de eerste viel althans in 'n beginselstrijd: in een groote, sensationeele worsteling en minister Cool werd opgeofferd... nu ja is het onze schuld, dat we aanstonds denken aan het ontwerp-kustverdediging. Was het noodig, deze amputatie op het kabinet Heemskerk te verrichten, enkel en alleen, omdat het pensioen voor offi cieren iets later zou komen dan huntrac- tement. En wat nu, laten we 't maar eer lijk zeggende heer Duymaer van Twist heeft verdiend, dat men hem minister maakt. Hij, die onlangs bij een wijzi gingswetje den minister al uit het za del trachtte te lichten, hij, die nu op het sein uit de Kanaalstraat, met moties en amendementen kwam, die generaal Cool onmogelijk zou kunnen aanvaarden,- nister worden, hij speelde z'n rol, soit, hij spele haar verder! Van kapt. op non door de Christ.-Hist. absoluut niet, door de Katholieken voor een klein gedeelte gesteund, aanvoerde tegen de regeering 'hij moet ze 1 f nu maar eens mi- worden. Hij speelde z'n rol, soit, hij spele haar verder! Van kapitein op non activiteit worde hij minister van oorlog, stelle men hem boven alle generaals, op dat zijn hervormenden arbeid ons vader land ten goede kome. Op een oogenblik,- dat ons leger meer dan ooit aan eeu krachtigen geest, aan een vaste hand, aan een groot karakter behoefte heeft, is mi nister Cool gevallen. Laat thans de lieer Duymaer van Twist Excellentie worden en de jaren zullen terugkeeren, dat dc wereld voor ons beeft. En minister Cool Deze eenvoudige, bescheiden, sympa thieke generaal, die in z'n jongste be grooting bewees, de hand aan den ploeg te willen slaan, en daarin blijk gaf, ge lijk mr. Tydeman (die hem thans mede hielp ten val brengen) opmerkte, van „een wakkeren geest", hij trooste zich. Het is geen schande om zóó te sneven. nog zeer bleek, ging hij op zachter toon voort: „Je moet niet spreken van de dame. van dat spook, wil ik zeggen, aan niemand omdat,omdat men je zou uitla chen. Je herinnert je, Geneviève, dat je arme moeder stervend je aan mij toever trouwend, je op het hart drukte, om ge hoorzaam aan mij te zijn, als aan je eigen vader, als aan h aar-zelve." „O, ja, oom" zuchtte het meisje, ter wijl tranen over haar wangen stroomden, „dat herinner ik mij en ik zal het mij mijn gansahe leven herinnerèn.... Arme moeder „De beste manier om aan je moeder te denken, is haar te gehoorzamen. Beloof me aan niemand ter wereld iets te zeggen van leze verschijning op het kerkhof." „Ik beloof liet u, oom. Maar u gelooft dan toch ook dat het een verschijning was, niet waar?" j,Zeker", antwoordde Jean met wan trouwend oog het nog geheel bedrem melde kind scherp aanziende. „Wat zou het anders wezen?" ÏWordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5