Het lied van Clarens.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Maandag 19 December.
Uit de Pers.
De crisis aan het departement van
oorlog.
De ontslagaanvrage van den minister
Van oorlog, welke wij Zaterdagavond
nog konden vermelden, is tamelijk onver
wacht gekomen.
De aanleiding ertoe was het aannemen
der motie Duymaer van Twist om de
'herziening van de salarisregeling der of
ficieren uit te stellen totdat de minister de
nieuwe regeling der pensionneering ge
reed 'had. Een verhooging van de tracte-
menten maakt het verschil tusschen tracte-
nient en pensioen veel grooter. Dienten
gevolge wordt het moeilijker bejaarde of
ficieren uit het leger te verwijderen. De
promotie wordt slechter en de slagvaar
digheid van het leger wordt er minder
door.
iWat men derhalve hebben moet is niet
een regeling van de tractementeai alleen,
maar een regeling van de financieele po
sitie der officieren. Vandaar de motie
welke de minister uitnoodigt de tracte-
m entsregeling terug te nemen om die
door een regeling van de geheele finan
cieele positie te vervangen.
De Minister verzette zich tegen uitstel,
deed de toezegging zoo spoedig mogelijk
een pensioenvoorstel te zullen laten vol
gen, doch stelde aanvankelijk de porte-
feuillekwestie niet. Dit deed hij pas op
'i laatste oogenblik na overleg met den
minister-president en de heeren de Savor-
nin Lohman en O. van Nispen van Seve-
naer.
De Kamer aanvaardde echter met 36 te
gen 31 stemmen de motie.
Uit de beschouwingen der bladen over
de crisis knippen wij het volgende:
De „T ijd":
Een zonderlingsten indruk maakt de
stemmingslijst, die een bonte staalkaart te
zien geeft van allerlei richtingen. Van
overeenstemming en van een te voren
vastgestelde gedragslijn bij de rechterzij
de noch bij één hrer fracties viel ook maar
een spoor te ontdekken. Ergerlijk ook,
dat een beslissing van zooveel belang voor
Reg. en voor 't vaderland door 'n hoogst
onvoltallige Kamer moest genomen wor
den. Houdt men rekening met het feit,
dat de'socialisten zich voor de stemming
verwijderden, dan blijkt het, dat de zit
ting door niet meer dan een 70 leden
werd bijgewoond.
De „Maasbode":
Onvoorzien is de val van minister CooJ
gekomen.
Op het allerlaatst de portefeuillekwes
tie stellend, kon de min. niet verhoe
den, dat de onaannemelijk verklaarde mo
tie eene meerderheid verwierf.
Een ding mag zeker geconstateerd:
groote politieke beginselen stonden hier
niet op het spel.
De vraag mag misschien worden ge
steld, of de ernst van een dreigende cri
sis" genoegzaam werd gevoeld. En voor
al bij eene zaak waar eenig beginsel niet
bij gemoeid is, mag men met zulk eene
overweging rekening houden.
Zeker is, in het licht van deze niet-
pvincipiee'e en toch niet onbelangrijke
zaak gebleken, dat er veel te zeggen valt,
voor den raad dezer dagen door Dr. Kuij-
per gegeven, dat onder de régeeringspar-
tijen zooevel als met het wezen van onze
tijen, zooveel als met het wezen van onze
hebbe.
Een wondeplek is er door en vóór
dezen nieuwen val weer blootgelegd. De
desolate toestand, waarin onze defensie
zich bevindt en de groote moeielijkheid
daarin wijziging ten goede aan te bren
gen.
Hieraan ook zal voor een deel zijn toe-
te schrijven dat de minister het besluit
om aan te blijven te zwaar is gevallen.
lntusschen, hoe meer wisseling van de
partementshoofden, hoe meer slingeren
tusschen verschillende stelsels, hoe meer
onze nationale weerkracht daarvan de du
pe is.
FEUILLETON.
Eeu verhaal uit de Fransche revolutie.
19).
i,Komaan, Geneviève, kom aan, vroeg
Jean, „wat beteekenen die fratsen?"
op minder ruwen toon evenwel dan waar
op hij gewoon was te spreken. Je bent
niet gewoon, bang te wezen, meisje.
Dag en nacht loop je het bosch in en uit
zonder de minste vrees. Wat scheelt je
dus van avond r"
Het kind stak hare koude, kleine hana
in de zware, grove hand van :<auut, -*n
zich bangelijk tegen ;j
gaf zij wat van haar ontsteltenis nag
restte lucht in een diepen zucht.
„O, ziet u, oom, dat ik niet bang '>/as,
dat kwam omdat men op dit uur no 1
iets tegenkomt in het bosch; dat men
ten minste alleennatuurlijke dingen
ziet en alleen levende menschen ontmoet
terwijl vanavond.... op het
Gissend dat de reden van den angst
der kleine hem wellicht zijn eigen igc-
rustneid zou verklaren, vroeg Raff ut, die
Hoe langer hoe hopeloozer wordt de
wensch, eenmaal een man met een stelsel
te zien.
De „Nieuwe Rott. Cour.":
De aanneming van de motie behoefde
op zich zelve tot een ontslagaanvrage niet
te leiden. Het verschil tusschen den minis
ter en de voorstellers van de motie was
daartoe gedurende de discussie tot te klei
ne proportiën teruggebracht. Maar voor
wie wat nader de zaken beziet gelijk de
minister natuurlijk gedaan heeft is de
stemming over de motie-van Twist niet
anders geweest, dan een symptoom van
de moeilijkheid, waarmee deze minister
in het algemeen had te kampen. Reeds
bij de behandeling van de suppletoire
begrooting van oorlog in het najaar is
juist van de rechterzijde, met name door
den heer Duymaer van Twist tegen den
minister niet zonder succes een guerilla
gevoerd, die den bewindsman moet heb
ben afgemat,, en weinig aangenaam ge
stemd. Die strijd op allerlei onderdeel-en
is bij deze begrooting met volharding
voortgezet.
Vermoedelijk zal van de zijde van het
kabinet nog wel eene poging worden ge
daan, om minister Cool op zijn besluit
terug te doen komen. Treedt hij uit het
Kabinet, dan moet dat onvermijdelijk het
Kabinet in nieuwe ongeiegenheid bren
gen. De militaire kwesties zijn het ge
weest, die dit Kabinet aan het bewind
hebben gebracht, en het heeft dus zon
der twijfel een zedelijke roeping, om in
de eerste plaats op militair gebied met
kracht en voortvarendheid aan het werk
te blijven. Door het uittreden van minister
Cool uit het Kabinet zal er echter onver-j
mijdellijk weer eene stagnatie komen,
waarvan niemand den duur kan bereke
nen.
Dat het in 's lands belang zoude zijn,
indien de minister, die juist op dit punt
stond met zijn groote plannen bij de Ka
mer voor den dag te komen, kon worden
behouden, spreekt vanzelf. De voortdu
rende afwisseling van bewindvoerders
aan het departement moet hoogst scha
delijk terugwerken op onze geheele mili
taire organisatie.
Wij vreezen echter, dat op behoud van
den minister zeer weinig kans is.
Onder de leuze, dat de politiek moet
blijven buiten de militaire aangelegen
heden, heeft wellicht onder geen minister
de politiek zidh sterker doen gelden, dan
onder minister Cool. Niet zoo openlijk
als vroeger, wel is waar, maar daarom
misschien des te gevaarlijker. Het is in elk
geval teekenend, dat in den anti-rev. hoek,
waar men veel vergeefsChe moeite heeft
gedaan, om den minister voor de anti-rev.
Zondagsheiliging te winnen, bijna geen
stem voor den minister is uitgebracht.
Dus voorzien wij, dat het bij het be
sluit van minister Cool, om- zijn ontslag
aan te vragen, niet blijven zal. Het
departement van oorlog zal opnieuw een
crisis beleven, als onvermijdelijk gepaard
gaat aan eene verwisseling van hoofd.
De verantwoordelijkheid daarvoor berust
in eerste instantie bij den heer Duymaer
van Twist en de zijnen, die heden wel ge
toond hebben, dat zelfs eene rechter meer
derheid als wij thans hebben, voor conti
nuïteit en zekerheid van beleid in zaken
van oorlog geen waarborgen biedt. Ook
op hef stuk van militaire aangelegenhe
den blijven wij met eene rechter meerder
heid, waarmede bergen konden worden
verzet, om het woord van den heer
v. Twist te bezegelen „in het moeras".
Dat is de droeve slotsom van hetgeen
Zaterdag in de Kamer is gebeurd.'
De (oud-lib.) „Nieuwe Courant":
Misschien zoo meende men (ter rech
terzijde) zou zelfs door minister Cool's
val aan het kabinet Heemskerk een dienst
bewezen worden. Want al mocht de heer
Cool niet de ziel van het kustverdedigings
voorstel worden genoemd, door een crisis
aan Oorlog kwam dat ontwerp op de lan
ge baan, werd wijziging, omwerking, in
krimping mogelijk; werd tijd gewonnen,
voor een „krijgsman" al genoeg, en voor
een staatsman nog veel meer.
Het Kabinet, let wel, dat in 1908 in de
plaats van het liberale trad, om op de
landsverdediging eindelijk eens orde te
stellen. Het Kabinet dat om van de
kustvoorstellen nu te zwijgen een zeer
belangrijke wijziging van de Militiewet als
nieuwsgierig was geworden door ie hor
tend uitgebrachte woorden van Gene
viève, ongeduldig:
„Komaan, bedaar, raap je gedachten bij
elkander en tracht wat je me te zeggen
hebt dat op verstaanbare wijze te doen."
Door de hardheid dezer stern gerust
gesteld, ziah goed beschermd wetend
door dien krachtigen arm en die grove
hand, welke de hare zacht drukte, deelde
het meisje mede:
„Nadat ik melk naar de herberg had ge
bracht en het kerkhof overliep om den
koristen weg te nemen, heb ik in de
schemering een verschijning gezien..*."
„Wat, een verschijning?..."
„Ja, oom, een verschijning; de ver
schijning van een vrouw, of liever van
een dame, neergeknield op een graf."
„Op welk graf?"
„Op hert graf van mijnheer den mar
kies."
Jean Raffut sidderde.
„En die dame", hernam hij met geheel
veranderde stem, waarin ontroering tril
de, „die verschijning, wil ik zeggen, want
het kan niet anders dan een verschijning
wezen, hoe zag die eruit, Geneviève?"
„Nog jong en heel lief. Kastanjebruine
kru ien golfden om een bleek en zacht
gelaat De kicu»' van faar oogen hefe ik
zeer aanstaande heeft aangekondigd. Dat
Kabinet toont de rechtsche meerderheid
zich niet in staat ongeschonden overeind
te houden en maakt het zijn minister van
oorlog afhandig om een kwestie van lots
verbetering der officieren... nu of later.
Hiermede heeft de coalitie een machte
loosheid geopenbaard, die veel erger is
dan de persoonlijke zwakheid van minis
ter Cool of de berekeningsfout die het
ministerie zelf moge hebben begaan. Uit
sluitend op de rechterzijde drukt de volle
verantwoordelijkheid voor deze crisis,
welke ons nu een vijfden minister van
Oorlog in vijf jaren zal bezorgen, de on
rust en de onzekerheid in de landsdefensie
zal verergeren en met een slag de hervor
ming van de levende strijdkrachten, de
versterking van de doode weermiddelen
en de verbetering van de financieele po
sitie der officieren op losse schroeven zet.
Het is in waarheid een ontmoedigende
dag geweest voor allen wien de groote
zaak der landsverdediging ter harte gaat
en die althans daarvoor van het bewind
der machtige rechtsche coalitie iets had
den gehoopt.
Uit het Kameroverzicht van het (Lib.)
„Handelsblad":
Wij betreuren den uitslag van deze
stemming zeer.
Ten eerste om den persoon van den
gaanden Minister.
Parlementair maakte de heer Cool aller
minst een indruk van kracht. Maar dat is
geen maatstaf voor zijn administratief en
legislatief vermogen. De heer Tydeman
getuigde nog eergisteren dat er uit deze
begrooti-ng „een wakkere geest" straalde
en dat ze getuigde van „strevingen" die
vroeger niet te bespeuren waren bij het
Departement van oorlog en die met groo
te waardeering moet worden begroet."
Ja, dat zei de heer Tydeman.
En toch stemde hij voor de motie die
dezen Minister moest vellen en de reorga
nisatie van onze weermiddelen weer stop
zet.
Het is vooral om dit laatste meer nog
dan om het verdrietelijke van het geval
voor d£zen sympatnieken generaa., meer
nog ze.is dan om de teleurstelling die het
onzen officieren moet brengen, dat wij
het votum van Jieden zoo betreuren.
Er is weer een stok in 't wiel gestoken,
van onze nauwelijks weer wat in gang
gebrachten defensie wagen.
Is dit laatste, bij sommige rechtsche
vóórstemmers misschien juist het doel ge
weest? Wilden zij voorloopig de lastige
kustverdediging van zich wegschuiven en
aan dien wensöh dezen parlementair wei
nig weerbaren minister opofferen. De stel
selmatige en kleinzielige oppositie die on
der aanvoering van den heer Duymaer v.
Twist in den laatsten tijd tegen den heer
Cool gevoerd is, zou deze onderstelling
wel haast aannëtfielijk maken.
Maar laat ons slechts motieven aanne
men aan de zaak zélf ontleend. Er was
inderdaad wel wat tegen ,s Ministers voor
stel in te brengen.
Doch zóóveel dat men hem daarvoor
moest doen vallen.
Dat komt ons schromelijk overdreven
voor.
En wij gelooven dat velen die voor
de motie stemden, de gevolgen van hun
stem, de stremming der reorganisatie van
onze defensie, niet voldoende hebben
overwogen.
De schrijver gaat dan geweldig tegen
de rechtsche meerderheid te keer, die
niet eens zooveel besef van politiek beleid
heeft, dat zij eenheid genoeg kan vinden
om den minister gelegenheid te geven zijn
plannen in te dienen.
De schipbreuk van Minister Cool is
meteen de schipbreuk van de rechtsche
militaire politiek. Schrijver vervolgt dan
sarcastisch
„Er ist tot! Ein Andrerl"
Wie?
Wel wie anders dan Hij, De Held,
De Groote, De Verschrikkelijke, De Mach
tige
'tls vaste pafïementair-constitutioneele
zede dat de leider van de oppositie de
plaats inneemt van dengene dien hij veldie.
Welnu, laat ons den nieuwen minister
dus een heilgroet brengen.
Heil u, Duymaer van Steenwijk, Excel
lentie der Excellenties, man van rechts,
heteronome kapitein U zij onze lands-
niet kunnen zien, want zij hield ze neer
geslagen; maar de lippen bewogen zidh
zadht alsof ze baden, ofschoon ik geen
woord hooren kon. Ze zat daar als een
beeld, heelemaal grijs en zwart in den
avondnevel en veel, veel bleeker dan ie
mand die levend is."
gezicht doen denken
„En heeft ze je aan geen enkel bekend
„O jaU weet wel, oom, het groote
portret, dat in de groene kamer van den
noordelijken toren is, in de eerekamer,
het portret, dat,, zooals ma zeide, lady
Roswald, de zuster van mevrouw de mar
kiezin voorstelde."
„Je vergist je kind. Ik heb nooit de zus
ter van onze meesteres gezien; maar dat
portret gelijkt zoo sprekend op de mar
kiezin, dat het stellig en vast haar eigen
portret is. Overigens doet er dat ook wei
nig toe
„Nu, de dame, die ik heb zien knielen
op het graf van mijnheer den markies
lijkt geheel en al op dat portret."
Jean Raffut werd bleek.
„Ben je daar zeker van?" vroeg hij.
Verschrikt door het schorre van Jean's
stem en tegelijkertijd voelend, dat hij,
zonder het te weten, haar hand schier
vermorzelde tusschen zijn shrke vingers
begon te schreien. Ofschoon Raffut,
verdediging toevertrouwd.
Heil u, van Kuyper gegeven militaire
leider der anti-rev. welsprekende redenaar
Demosthenes (zonder steentjes in den
mond) Gij moogt ons nu bekoren van
achter de groene tafel.
Heil u, geduchte strateeg, onvergelijke
tacticus, verbijsterend veldheer, die
leerling wat zeggen wij leerm ees-
ter van Napoleon zoudt zijn geweest,
als die niet voor uw eeuw geleefd had
Gij zult heel ons leger kunnen com-
mandeeren.
Heil uw stem, o Duymaer!
Heil uwe tale, o Duymaer!
Heil uw aangezicht, o Duymaer.
En heil vooral uw buikje!
Duymaers buikje vooruit!
Achter de Ministerstafel.
Maar als de coalitie dat niet aandurft,
den heer Duymaer van Twist niet de
plaats achter de Ministerstafel durft te ge
ven, waarop hij, naar parlementaire zede,
recht heeft, dan blameert zij daarmede
én hem, en haarzelve, in den mail dien zij
althans hare eene helft, gevolgd heeft en
als leider heeft doen optreden in de op
positie tegen Minister Cool.
Doch wie er ook Minister worde, onze
officieren kunnen weer wat wachten.
Het (Unie-Lib.) „Vaderland":
De politieke beteekenis van des Minis
ters aftreden is groot. In Mr. Heems-
kerck's regeerkasteel, dat onaantastbaar
scheen door zijn wacht van anti-revolu-
tionnairen, christ.-Hist. en Roomschen is
de eerste bres geslagen en nog wel van
binnen uit..
Het ministerie Heemskerk is indertijd
opgetreden om de defensie uit het moeras
te redden. Het zou, zonder de politiek te
mengen in het legervraagstuk, toonen dat
het kon, wat het van een vrijzinnig minis
terie niet verwachtte. En wat is 't resul
taat geweest? Zijn eersten minister van
oorlog heeft door het tweeploegenstelsel
de defensie meer dan ooit gedesor
ganiseerd, zijn tweede Minister van oor
log wordt van de regeeringstafel verjaagd
op het moment dat de herziening der mili
tiewet gereed is om naar de Kamer te
worden verzonden, dat eindelijk dus eens
zaken gedaan konden worden. Zoo toont
het ministerie Heemskerk zijjn onmacht
zoo toont de rechterzijde haar gebrek aan
verantwoordelijkheidsbesef en is de over
tuiging gewettigd dat dit kabinet en deze
meerderheid niet in staat zijn en niet be
reid om liet legerbelang behoorlijk te be
vorderen.
De vraag: wat nu? dringt zich op. Con
stitutioneel zou de heer Duymaer v. Twist
met de portefeuille van oorlog moeten
worden belast, hij immers heeft den Mi
nister Cool weggewerkt. Maar het staat
niet vast dat Mr. Heemskerk dezen kapi
tein op non-activiteit wiens houdng in
de Kamer zoo menigmaal 1ot ernstige kri
tiek heeft geleid en wiens kunde on
danks zijn langdurig kamerlidmaatschap
en zijn talrijke redevoeringen nog niet vol
doende is gebleken, het hooge ambt van
Minister waardig zal keuren. Wij zeiven
zouden zelfs geen ander motief kunnen
bedenken dan het louter constitutioneels
om 'n man als den Steenwijkschen afge
vaardigde de portefeuille toe te vertrou
wen.
Het orghan der vrijzinnig-democraten
„Land en Volk" hekelt allereerst
het heengaan der socialisten tijdens de
stemming over de motie.
Het is weer een bewijs, hoe zelfs de
parlementaire sociaal-democraten, zoo-
dra er een crisis dreigt, voor hun eigen
verantwoordelijkheid op den loop gaan.
Alsof zij aldus anders deden dan struis
vogels Men kan nu zien, dat zij, vv<a-
ren zij gebleven en hadden zij tegen de
motie gestemd, juist den minister zou
den hebben gered. Voor zijn val zijn zij
even goed verantwoordelijk als de voor
stemmers. Met praatjes als uw|ij laten
het de heeren onder elkander uitvech
ten" komt men daar niet af.
De vraag rijst nu: \yjat zal liet gevolg
zijn van deze crisis?
De Regeering heeft wellicht een wel
kome aanleiding om van het kruis
der 46 millioen af te komen. Een op
volger heeft een ander inzicht in som
mige onderdeelen, dierhalve winst van
tijd.
Politiek ongetwijfeld, dat de invloed
van sanguinisch temperament, sonis ter
prooi was van een plotseling opwellenden
razenden toorn, zoo rnen hem dwars
boomde, was ditmaal zijn uitbarshng zoo
weinig gewettigd, dat de kleine er nog
banger voor was dan gewoonlijk.
„O, oom, u doet me pijn! Waarom
knijpt u me zoo hard?" zei ze, haar be
traand, lief gezichtje naar heni ophef
fend ,„En wat is u bleek. Wat hebt u
toch? Is u ook bang voor spoken?"
„Ja, ik ook, kleine, ik ben bang voor
spoken," kwam het woest en stoott.id
over Raffut's lippen, „maar niet voor de
zelfde spokenJe moet vooral zwijgen.
Zeg aa nniemand een woord van hetgeen
je gezien hebt."
„Waarom niet?" vroeg het land ver
baasd.
„Omadtl ik het je verbied, versta jc!"
voegde hij haar plotseling op ruwen,
dreigenden toon toe, de kleine hand schier
plat drukkend. „Als je het wagen mocht,
mij ongehoorzaam te wezen
Hij zweeg stil, eensklaps door de ver
wrongen gelaatstrekken van het kind,
haar schokkend terugdeinzen en de ver
schrikte poging, welke zij aanwendde, om
hare hand uit de zijne te rukken, begrij
pend de onhandigheid, die hij had begaan.
Hij deed zich geweld aan, en ofschoon
van den heer Kuyper en zijn antirevolu
tionaire phalanx in de coalitie is ver
sterkt. Hij kan daarvoor zijn vriend
Lohman bedanken.
En wanneer wij aannemen, dat de mi
ester Heemskerk zijn ambtgenoot tot
het liïterste Tieeft gedreven uit begeerd
om hem te behouden hieraan mogen'
wij niet twijfelen laat de trouw van
christelijk-historischen aan het Kabinet
niets te \\<enschen over, en zijn de ka*
tholieken heel wat trouwer d£n de antti*
revolutionairen.
Gevraagd1 za*l nu worden een minister,
die niet op Zondag naar Olieslagers!
gaat kijken, die het schieten oj> Zondagf
zal verbieden, 'die legerpredikanten zall
aanstellen, die uitzonderingsmaatregelen'
neemt tegen Ons Belang en die de Chris
ten-onder- en bovenofficierenvereeniginj*
gen zal subsidieeren.
Laat men op deze eischen niet 'al
te zeer letten, maar laaf men zoeken!
naar een krachtige figuur, die breken
if\ met het bureaucratisch regime, w{aar-,
naar de laatste jaren vanuit de departe
ment met ons leger is geleefd.
Naar een man, die het oog heeft ge*
richt op de versterking van onze volks
weerbaarheid in het algemeen. Laat men'
ons eindelijk eens een minister van Oor
log geven, die beseft, dat de gewfichtigi-
ste arbeid aan de weerbaarheid1 van ons.
volk moet beginnen buiten het legeR
De (vrijz.) „Haagsche Cou-
ran t"
De Minister van Oorlog is heden ge
vallen. Niet op de groote punten van
zijn defensiebeleid, doch op 'n onderdeel
van zijn begrooting, dat in elk geval in
den loop dezer discussie zijn principieele
beteekenis verloren had'. De heer Duy
maer van Twist, triomfeerde: zijn motie
heeft een meerderheid behaald, en con
stitutioneel zou de heer Duymaer van
Twist nu aangewezen zijn om de porte
feuille van Oorlog over te nemen. Maar
zóó dwaas is de Minister van Binnen-
landsche Zaken, mr. Heemskerk, niet,
dat hij daartoe zijn med'ewterking zou
verleenen.
De (neutrale!) ^.Telegraaf:
...En als we in onze herinnering terug
roepen den dag waarop minister Sta
door de Eerste Kamer werd gewipt, daa
is de wijze, waarop de heer Cool nu werd)
ten val gebracht, wel héél droevig. Want
de eerste viel althans in 'n beginselstrijd:
in een groote, sensationeele worsteling
en minister Cool werd opgeofferd... nu ja
is het onze schuld, dat we aanstonds
denken aan het ontwerp-kustverdediging.
Was het noodig, deze amputatie op het
kabinet Heemskerk te verrichten, enkel en
alleen, omdat het pensioen voor offi
cieren iets later zou komen dan huntrac-
tement. En wat nu, laten we 't maar eer
lijk zeggende heer Duymaer van Twist
heeft verdiend, dat men hem minister
maakt. Hij, die onlangs bij een wijzi
gingswetje den minister al uit het za
del trachtte te lichten, hij, die nu op het
sein uit de Kanaalstraat, met moties en
amendementen kwam, die generaal Cool
onmogelijk zou kunnen aanvaarden,-
nister worden, hij speelde z'n rol, soit,
hij spele haar verder! Van kapt. op non
door de Christ.-Hist. absoluut niet, door
de Katholieken voor een klein gedeelte
gesteund, aanvoerde tegen de regeering
'hij moet ze 1 f nu maar eens mi-
worden. Hij speelde z'n rol, soit, hij
spele haar verder! Van kapitein op non
activiteit worde hij minister van oorlog,
stelle men hem boven alle generaals, op
dat zijn hervormenden arbeid ons vader
land ten goede kome. Op een oogenblik,-
dat ons leger meer dan ooit aan eeu
krachtigen geest, aan een vaste hand, aan
een groot karakter behoefte heeft, is mi
nister Cool gevallen. Laat thans de lieer
Duymaer van Twist Excellentie worden
en de jaren zullen terugkeeren, dat dc
wereld voor ons beeft.
En minister Cool
Deze eenvoudige, bescheiden, sympa
thieke generaal, die in z'n jongste be
grooting bewees, de hand aan den ploeg
te willen slaan, en daarin blijk gaf, ge
lijk mr. Tydeman (die hem thans mede
hielp ten val brengen) opmerkte, van „een
wakkeren geest", hij trooste zich. Het is
geen schande om zóó te sneven.
nog zeer bleek, ging hij op zachter toon
voort:
„Je moet niet spreken van de dame.
van dat spook, wil ik zeggen, aan niemand
omdat,omdat men je zou uitla
chen. Je herinnert je, Geneviève, dat je
arme moeder stervend je aan mij toever
trouwend, je op het hart drukte, om ge
hoorzaam aan mij te zijn, als aan je eigen
vader, als aan h aar-zelve."
„O, ja, oom" zuchtte het meisje, ter
wijl tranen over haar wangen stroomden,
„dat herinner ik mij en ik zal het mij
mijn gansahe leven herinnerèn.... Arme
moeder
„De beste manier om aan je moeder te
denken, is haar te gehoorzamen. Beloof
me aan niemand ter wereld iets te zeggen
van leze verschijning op het kerkhof."
„Ik beloof liet u, oom. Maar u gelooft
dan toch ook dat het een verschijning
was, niet waar?"
j,Zeker", antwoordde Jean met wan
trouwend oog het nog geheel bedrem
melde kind scherp aanziende. „Wat zou
het anders wezen?"
ÏWordt vervolgd.)