Derde Blad, behoorende bij De LeidscheCourantvan Zaterdag 3 December. Landbouwzaken. Da heer F. H. van Wichen, afg'vaar- Idigde voor Haarlemmermeer, Keeft bij 'jde behandeling van de landbouwbegroo- füng1 eenige punten naar voren gebracht Voor dien landbouw van groot belang. Uit de Handelingen (pag. 514—515) jdirukken wij enkele gedeelten van zijn in teressante redevoering af. Na den Minister geluk gewenscht te Rebben met de keuze van den heer Van jfcloek ais opvolger van den heer Lovink, gesprak de heer van Wichen allereerst de [wetgeving betreffende den landbouw. Hieromtrent heeft de Minister mede gedeeld, dat de indiening van eenwets-, [ontwerp totregelingvan grond- {V er strekking aan landarbeiders vjbn idit zittingjaar kan worden tegemoet ge- 'fcien. Ik meen, dat wij den Minister wer jgens die toezegging dankbaar kunnen zijn 1 ïnaar het zal mi, toch benieuwen hoe Vieze belangrijke zaak in het wetsontwerp jzal worden geregeld. Ik zal daar niet diep op ingaan, maar heb mij afgevraagd zal leen iicgeling worden getroffen, volgens '{welke gronden van derden onder zekere .voorwaarden aan landarbeiders in ge- Jfruik worden gegeven, of zuilen Rijks- gronden, domeingronden, daarvoor in (aanmerking komen? Dit laatste ligt dunkt mij het meest voor de hand, en de Minis ter zegt in zijn Memorie van Antwoord (cfcn ook, dat de uitgifte van domeingron- jden aaji landarbeiders ook nu reeds door ihem wordt bevorderd. Het eerste zal echter door het oprichten yan particuliere vereenigingen, uitsluitend yoor de bevordering van grondgebruik jdoor landarbeiders werkzaam, ook moge lijk worden gemaakt. Deze maatrege.en tot bevordering van den welstand der landarbeiders zijn m. i. ten zeerste toe te juichen, evenals het twerkverschaffen bij het Staats- boschbeheer aan landarbeiders in den tijd van het jaar, dat overigens wei nig of niets op het veld te doen en der halve ook niets te verdienen valt. Maar door die werkverschaffing worden slechts gebaat de landarbeiders in den omtrek van het Staatsboschbeheer gevestigd, een groote menigte elders in verschi.lende provinciën wonende landarbeiders wor den daardoor in de geregeld terugkee- rende tijden van werkloosheid niet ge holpen Nu ve.ronderstelt de Minister twee soorten van particuliere vereenigin gen, een voor gr on elvers chaffing en een voor werkverschaffing aan landarbeiders die beide, als ik de bedoeling goed heb [begrepen, zullen kunnen werken met Rijkssteun Na eenige beschouwingen over dit punt, vestigde de heer van Wiehen nog maals de aandacht op het voor land- en tuinbouw meer productief maken van de vele en groote, langs de duinen binnen waarts gelegen strooken domeingrond, waarbij het Rijk tevens ais werkverschaf- fer aan de landarbeiders gedurende de jaargetijden van werkloosheid niet alleen aan die in den omtrek van 't Staatsbosch beheer, maar ook aan de landarbeiders "uit verschil.ende andere deelen des -lands op kan treden. De Regeering kan zelf over die gronden beschikken, door de uitvoering dier wer ken gedurende vele jaren in de werk loosheid der arbeiders voorzi :n, daardoor allengs in de behoeften aan land- en tuin- bouwgronden eenigermate tegemoet ko men en het Rijk krijgt dan de daaraan be stede gelden later in verschillende vor men met rente zeker terug. Dit denkbeeld wensch ik nog eens ern stig p*an dezen Minister ter overweging aan te bevelen. In de tweede plaats een kort woord over de jacht- en V o g e 1 e n we t. Ik meen, dat de tegenwoordige toestand in St. Nicolaas op school. (Voor de kinderen.) 't Was de vijfde December, St. Nico- laasmorgen. Op school waren alle kinderen vlijtig aan 't werk. Alle dagen deden de meesten goed hun best, maar nu luierde er geen een, want St. Nicolaas werd op school verwacht om te vragen, hoe de kinderen het maak ten, of ze gehoorzaam waren en goed leerden. Daarom was het zoo rustig en daarom iwerd er zoo best opgelet. Het eerste uur van den schooltijd ge- jbeurdle er nog niets. Maar tegen half elf werd er zoo'n harde ruk aan de bel ge geven, dat je 't de heele school door kon hooren. „Daar komt hij", dachten de kinderen. In de vierde klasse zaten een paar jon gens, die bij het hooren an die harde bel opsprongen van schrik. Ze zaten vlak riaast elkaar op de achterste bank en de een zei zacht tegen den ander: „Daar (heb j'em!" Men hoorde 'n k et ling rammelen in de gang, de ketting van Pi eter den knecht. Deuren werden open- en toegeslagen. £>t. Nicolaas was-in de eerste klasse, bij (de kleintjes. Die kleuters waren altijd yoet geweest. De goede Heilige had er heel weinig te zeggen en allen kregen verband met de Jachtwet hoe langer hoe meer onhoudbaar wordt, zooals men ook vrij algemeen hoort uitspreken, terwijl, naar mijn meening, van het werk der Staatscommissie inzake de herziening der Jachtwet veel goeds en belangrijke ver beteringen kunnen worden verwacht. Ik zou mij willen aansluiten bij den wensch, dat maatregelen zullen worden getrof fen, tengevolge waarvan de grondgebrui kers te allen tijde het recht zullen hebben zich van voor land- en tuinbouw schade lijk wild zonder veel omslag te ontdoen. Met groot genoegen heb ik in de stuk ken gelezen, dat ook een voorstel tot wet telijke regeling der vogelbescher ming spoedig kan worden verwacht. In- tusschen wensch ik de aandacht der Re- geering speciaal te vestigen op de be scherming van een bijzonder soort vo gels, de kieviten, welke vogels nuitig zijn voor den landbouw en tevens voor- deelig voor vele landarbeiders, die in het voorjaar met het zoeken der zoo zeer gewilde eieren groote verdiensten ma ken. Deze vogels worden in het najaar door stroopers, die van een jachtakte zijn voorzien, op vele plaatsen als gewoon wild neergeschoten, en bij poeliers tegen 20 tot 25 cent per stuk verkocht. Volgens een in het Voorloopig Verslag voorko mende passage zou men aan iederen eige naar bedoeld zal wel zijn gebruiker van grond ,het recht willen zien toege kend om en dan zonder jachtakte op zijn grond te jagen. Indien die wensch zou worden verwezenlijkt, zouden hoogst waarschijnlijk zeer weinig kieviten over blijven. Deze vogels zijn vrij mak, in het najaar in goeden voedingstoestand en door de poeliers zeer gewild. De op brengst der eieren is voor 'n eieren* leg gende kievit wel te stellen op gemiddeld één gulden 's jaars; deer deze eieren meestal in handen komen van landarbei ders ,profiteeren dezen daarvan viermaal zooveel 's jaars als de strooper eens voor het boutje krijgt. Naai* aanleiding van deze door mij kort medegedeelde omstandigheden neem ik de vrijheid bij den Minister beleefd doch ernstig er op aan te dringen, dat hij in overleg met zijn ambtgenoot van Justitie nadere maatregelen beraamt tot strenger toezicht om het wegstroopen van deze voor den landbouw bijzonder nut ige en voor de landarbeiders voordeel aanbren gende vogelsoort meer dan tot dusverre het geval was te doen, tegen te gaan. Uii tie Pers» Meer loon, minder werk. In een driestar zegt het „Hulisgïe- z i n" „De uurloon en der ambachtslieden, zijn, bij vroeger vergeleken, aanmerke lijk omhoog gegaan. 1 En er is een voortdurend streven bij de vakorganisatie om de loonen nog te verbeteren. Maar nu verneemt men ook herhaalde lijk, dat men minder dan vroeger laat werken. En er wordt verband' gelegd tusschen beide verschijnselen. Men laat niet meer doen dan het hoog- noodige, omdat de metselaar, de timmer man, de verver enz. zoo duur zijn. Wij oordeelen niet, wij constateeren, Aldus zou ook de vaak voorkomende werkloosheid ten deelete verklaren zijn. misschien geen feiten, maar toch in ieder geval beweringen, welke men herhaalde lijk verneemt. Zou het niet van belang zijn dat de zaak eens werd onderzocht? Dat een enquête werd ingesteld naar de juistheid, de beteekenis en den om vang van het verschijnsel, dat wij signa leerden Zouden de vakorganisaties van pa troons en werklieden ten deze geen be trouwbare gegevens kunnen verschaf fen Want indien het juist ware, dat er in de verschillende vakken, die m:t het bouwbedrijf verband houden, minder ze een paar koekjes en een geschenkje van hem. Pieter de knecht behoefde geen eenen keer zijn roe te laten zien, of zijn zak open te maken. St. Nicolaas ging verder en kwam ein delijk ook in de vierde klasse. O, wat beefden die twee jongens, Jan van Dam en Piet van Dracht, daar op de achterste bank! Ze durfden haast niet !op te kijken. Maar toch, zoo even ter sluiks, moesten ze eens zien, wat voor een gezicht St. Nicolaas zette. Dat viel. nog al niet tegen. „Goeden morgen, St. Nicolaas", sprak meester. „Hoe gaat het met u? 't Is lang geleden, dat ik u voor den laatsten keer zag.," „Och, hoe zou het gaan, meester? Niet best. „Elk jaar een jaartje ouder", ant woordde hij met zwakke stem. „U zult wel moe wezen, St. Nicolaas, na zoo'n verre reis heelemaal uit Span je. Wilt u niet even gaan zitten?" De meester zelte een stoei voor hem neer en St. Nicolaas nam p'aals. Piet de knecht ging vlak achter hem staan. Zijn oogen rolden in zijn zwarte gezicht en het wit van die oogen glin sterde tegen je in. Piet keek de klasse eens rond. Alle kinderen durfden hem •flink aan te zien, behalve die twee ach terste daar. Die sloegen telkens de 'oo gen neer. „Dat Is niet pluis, met die heeren", dacht Pieter, „Die hebben yftst ,wat op hu,n geweten/4 werk was omdat de loonen belangrijk gestegen zijn, en indien bleek dat dit verschijnsel zich in aanzienlijke mate voordeed, dan zou daaraan zekere ernst niet kunnen worden ontzegd, mede met het oog öp de nog voortdurende actie voor loonsverhooging. Blijkt uit het onderzoek dat het ver schijnsel niet bestaat, althans niet in een verhouding van eenige beteekenis, dan is het nuttig dat een bewerirjj worde ge stuit, welke men; vaak verneemt, en die dan een eeniger^nate tendentieus karak ter zou dragen, j Hoe de uitslag ook zij, voor een onder zoek lijken oin's wel gronden aanwezig.1" Wijziging der Arbeidswet. Het „Dagblad van Noord-Bra bant" geeft een overzicht van de door Minister Talma ontworpen wijziging der Arbeidswet. „De wet van 5 Mei 1889, lalgemeen' bekend onder den naam van Arbeids wet, heeft tot strekking, gelijk men weet, het tegengaan van overmatigen en ge vaarlijken arbeid van jeugdige personen en van vrouwen. Minister Talma heeft een ontwerp in gediend tot wijziging dezer wet, en wel naar aanleiding van een te Bern in 1906 gesloten internationale conventie, betref fende het verbod van nachtarbeid van vrouwen in de industrie, was een wijzi ging onzer Arbeidswet noodzakelijk ge worden. Minister Talma stelt zich echter niet tevreden m^t die geringe wijziging voor te stellen welke door de Berner- conventie noodzakelijk geworden was, maar hij heeft van deze gelegenheid te vens gebruik gemaakt om andere wijzi gingen voor te stellen, die inderdaad voor de beschermde personen belang rijke verbeteringen mogen genoemd wor den. Wij kunnen onmogelijk al die wij zigingen bespreken, maar daar het toch voor een ieder van belang is om thans ten naastenbij van die wijzigingen op de hoogte te zijn moge hier een kort verge lijkend overzicht volgen van de voor naamste punten, waarin het ontwerp van de thans geldende wet verschilt: Geldende wet. Wijzigingsontwerp. Geen arbeid mag verricht worden door een kind beneden 12 jaar. Onder jeugdige per sonen worden verstaan personen beneden 16 jaar. Vrouwen en jeugdige personen mogen als regel in fabrieken en werkplaatsen niet lan ger wei ken dan 11 uren per dag; het werk mag niet can vangen vóör-5 uur des morgens en niet eindigen na 7 uur des avonds. De arbeid van vrou wen en jeugdige per sonen in werkp aatsen of fabrieken moet ten minste worden afge wisseld door één rust tijd van een uur tus schen 11 uur des voor middags en 3 uur des natniddngF. Geen arbeid magver- richt worden dooreen kind beneden 13 jaar of een kind dat nog leerplichtig is (al is het ook reeds ouder dan 13 jaar. Onder jeugdige per sonen worden verstaan personen beneden 17 jaar. Vrouwen en jeugdige personen mogen als legel in fabrieken en werkplaatsen niet lan ger werken dan 10 uur per dag; het werk mag niet aanvangen vóór 6 uur des morgens en niet eindigen na 7 uur des avonds. Een gehuwde vrouw mag des Zaterdags in fabrieken en werkplaat sen geen arbeid verrich ten na 4 uur des na middags. De arbeid van vrou wen en jeugdige per sonen in werkplaatsen en fabriekeu moet tel kens na 4Yi uur ten minste door een half uur rusttijd worden onderbroken. De gezamenlijke rust tijd per dag moet voor vrouwen en jeugdige personen, die arbeid verrichten in werk plaatsen en fabrieken, bedragen minstens 1 uur wan neer de arbeid eindigt vóór 6 uur des avonds; minstens 1 uur wan neer de arbeidstijd ein digt om zes uur des avonds of later. Dit is slechts een betrekkelijk klein gedeelte v.in de verschilpunten maar het zijn verreweg de belangrijkstej vvaar- „Piet, het boek!" zei St. Nicolaas. ,Ais 't u blieft. St. Nicolaas". En Pieter reikte hem een boek over, heel dik. St. Nicolaas bladerde er in. „Ik zie, meester", zoo begon hij na een paar minuten, dat bijna alle kin deren van 't jaar hun best gedaan heb ben. Is 't zoo niet? ,,'t Gaat wel, St. Nicolaas". „En... Hé, wat is dat? Twee namen! Laat ik eens zien! Jan van Dam. Piet van Dracht. Wat is daarbij opgeteek- kend?" St. Nicolaas las het. „Waar zitten die jongens, meester?" St. Nicolaas keek de kinderen eens goed aan. „Ha!" riep hij, „daar zie ik ze al, daar achteraan. Ze durven me niet aan té kij ken?" En nu begon St. Nicolaas hardop te lezen. „Jan van Dam en Piet van Dracht zijn erg lastig op school en in de leering en op straat halen ze allerlei kattekwaad uit. Verleden week zijn ze naar den bakker op den hoek gegaan. Ze hebben hem een half pond koek besteld en toen hij het afge wogen had, zijn ze hard weggeloopen en hebben hem uitgescholden voor baas kantekoek. Voor veertien dagen hebben ze de schuit van Teunis den melkboer losge maakt, zijn daarmee gaan varen en later hebben ze de schuit laten drjven. Teunis Jieeit (d,ea fteelen ftvoud ®oete& ?oej^gji ^•or de eigenlijke inhoud van de wet de aanzienlijkste verandering ondergaat. Verdere wijzigingen hebben betrek king op de gevallen waarin, en de wij ze waarop uitzonderingen op de regels zijn toegelaten, pp het houden van ar beidskaarten, lijsten- en registers, .de ze laatste worden bij het ontwerp inge voerd op het toezicht op de naleving der wet, op de strafbaarheid ingeval van overtreding der voorschriften behalve het hoofd of de bestuurder der onder neming is volgens het ontwerp ook strafbaar het door het hoofd of den bestuurder met de zorg voor de naleving der wettelijke bepalingen is gelast STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Verg. van Vrijdag 2 Dec. (Vervoeg:) Na de pauze werd de post op de be grooting van landbouw betreffende hot instellen van een Zuiderzee-Raad, waar over de stemming tot hedenmiddag was uitgesteld, aangenomen met 37 tegen 32 stemmen. Bij de voortzetting van het algemeen debat over de begrooting van Buiten- landsche Zaken, rekende de heer De Beaufort de zaak v. Heeckeren feite lijk tot de kleine zaken en ontsproten uit de rijke verbeeldingskracht van dien oud-gezant, die in deze geheele zaaJc meer als beklaagde dan als veroordeel de te beschouwen is. Spreker sloot zich aan bij hen, die verlangen dat wij als! kleine onzijdige staat onze bescheiden plaats. Als zoodanig moeten blijven in nemen. Moegn wij ons in zaken van groot belang niet als tammelingen ge dragen, aan den anderen kant mogen we niet overmoedig zijn maar wel mogen en moeten yre maatregelen nemen om onze onzijdigheid te bewaren. B. v.: bij 'n algemeenen Europeeschen oorlog. Spreker ging in den breede na., op wel ke wijze kleine mogendheden behooren te handelen om hun neutraliteit te hand haven. De lieer De Beaufort vervolgde, dat voor handhaving onzer neutraliteit o.a. een wijziging der vreemde ingenwet noo- dig zal kunnen zijn in dier voege dat maatregelen genomen kunnen worden te gen lieden die in ons land komen om' onze verhoudingen tegenover het buiten land te vertroebelen. Spreker betoogde ten slotte, dat Nederland volkomen recht heeft de Westerschelde te versterken, maar een tweede vraag is of die verster king noodig is, waar spreker zeer ge wenscht acht de vriendschappelijke ver houding met België te .bestendigen. De h eer v a n 1 d s i n g a sloot zich aan bij den aandrang van den heer De Beaufort naar wijziging der vreemdelin genwet. Spreker uitte meteen, dat bij de maatregelen voor onze kustverdediging niet moet worden gedacht aan handha ving onzer neutraliteit, maar aan be scherming onzer onafhankelijkheid en daarom komt spreker er tegen op, dat fortenbouw op de Schelde beschouwd wordt als maatregel speciaal gericht te gen België, terwijl het inderdaad slechts een onderdeel uitmaakt onzer kustverde- digingimaatregelen. Wat betreft de zaak Van Heeckeren verbaasde spreker zich dat deze quaestie opnieuw thans in de Tweede Kamer ter sprake komt, na de pertinente verklaringen van minister De Marees in de Eerste Kamer die voor spreker alleszins afdoende zijn waar zij een absolute tegenspraak van alle praat jes inhielden. Nadere» inlichtingen be hoeven dus niet gevraagd te worden. De Tweede Kamer heeft met de verhoudin gen tusschen dr. Kuyper en den heer Van Heeckeren niets te maken, nu het voor naamste feit waarmee de Kamer wel licht iets te maken zou gehad hebben, nl. de brief van keizer Wilhelm fabel is gebleken. De heer Jansen (den Haag) verde- ddgde het gemeentebestuur van den Haag om hem te vinden. Drie weken geleden... t. „Neen, ik scheid er uit. 't Is erg, meer dian erg! Pieter haal ze." Pieter stapte bedaard naar de twee toe en zei ze niets anders dan mee! Maar dat zei h ij zoo streng en zijn oogen rol den daarbij zoo wild, dat ze dadelijk hem volgden. Daar stonden ze voor St. Nicolaas. Hij keek hen doordringend aan. Ze dachten, dat er een vreeseiijk standje voor hen zou opzitten en beefden als een riet. Maar St. Nicolaas vroeg zacht: „Is diat alles waar, wat ik van jelui gelezen heb?" „Ja, St. Nicolaas". „En weet je dan niet, dat het heel leelijk is zulke dingen te doen?" Ze hielden hun mond. Pieter stond onderwijl zijn zak al open te maken en zwaaide met zijn roe. „Nu, geeft antwoord", zei St. Nico laas, wat strenger, „weet je 't, of weet je 't niet?" „Ja St. Nicolaas". „Je doet je goeden ouders daardoor heel veel verdriet, hoor! En je meester ook. Daar mag je wel eens aan denken- En nu moest je eens probeeren om beter jongens te worden. Zou je me dat kunnen beloven?" „Ja St. Nicolaas", „Pieter, breng ze naar hun plaats." Pieter, die niet zoo zacht en goed was als zijn meerter, pakte hen .bij den kraag sette ze jn de tegen een verwijt van den heer KarnebeeK dat B. en W. niet voldoende mee zon werken, om een geschil met de Carnegie- stichting uit den weg te ruimen. Het ge meentebestuur wil zooveel mogelijk me* werken. De heer Kuyper kwam op tegen een aanval van den heer Patijn tegen zijn persoon. Hij verzekerde met nadruk, dat het hem slechts vijf minuten zou kosten,- om elk Kamerlid en ieder buiten de Ka mer te overtuigen, dat elk woord door hem in de bekende zaak gesproken of gé schreven, ten volle met de waarheid over eenstemt. Maar spreker mag als oud-mi nister niet mededeelen wat geschied is en de felste persoonlijke aanval zal hem er niet toe bewegen te zeggen datgene wat hij niet zeggen mag. Al.een mag men uit het niet kioppen van verklaringen door Minister de Marees van Swinderen af gelegd en sprekers verklaringen niet af leiden, dat spreker onwaarheid heeft ge sproken. Verder hield ook deze spreker een be toog over de wenschelijkheid om laster lijke geruchten in de buitenlandsche pers den kop in te drukken, zooals in de Ja- pansche koloniale pers. De Min. v. Buitenl. Zaken ont kende tegenover den heer Hugeniholtz,- dat hij met de karwats achter den heer van Heeckeren gestaan Jiad en hem aan gevuurd had tot spreken, maar hem tege- gelijkertijd had voorgehouden dat hij zelf de verantwoordelijkneid behoorde te dra gen. HeJ- was noodzakelijk den heer van Heeckeren tot een concrete vraag te dwingen, waar het discrediieeren van een buitenlandsclien souverein en een geheel' buitenlandsch volk de ernsugste gevolgen kon hebben. Daarom moest de neer van Heeckeren bewijzen, dat de DuLsche Kei zer een brief had geschreven; op een inconcrete bewering kon de Minister zijn logenstrafiing niet gronden. De Minister kan niet anaers dan met den meesten na druk herhalen, wat hij in de Eerste Ka mer heeft medegedeeld. Er is geen grondi voor achterdocht: er bestaat niets; het is den Minister bekend en hij kan hier spreken met hooge autoriteit dat er geen feiten zijn die wijzen op éénige in menging van een vreemde Mogendheid in onze binnenlandsche aangelegenheden. De Minister zal de kwestie van de Schelde rustig bestudeeren, maar er is geen acuut geval dat die zaak urgent maakt. We ondervinden van Belgiscne zijde de meeste tegemoetkoming Ln vriendschap. Dinsdag zal' de Minister zijn rede voort zetten. Waterstaatsbegrooting. De Minister zegt in zijn Memorie van Antwoord, dat administratieve omslag bij de behandeling van waterstaatsaan- gelegenheden zooveel mogelijk wordt vermeden. Aan het verlangen om de geheele droog maling der Zuiderzee ter hand te nemen, kan door de regee- ring geen gevolg worden gegeven. Het kabelpontveer over liet N oo rdzeekanaal beoosten de Hembrug is gemaakt en' wordt onderhouden en bediend, om te voldoen aan een verplichting, die de toenmalige Amst. Kanaal Mij. op zich nam tegenover de gemeente Zaandam. Door het veer wordt aan die verplich ting voldaan en voor liet rijk bestaart geen aanleiding om verder te gaan door hier een stoompontveer in te richten. De Minister sluit zich aan bij zijn ambtsvoorgangers, dat om de groote kosten en het veelomvattende yan het onderwerp niet kan worden ingegaan op; het denkbeeld van aanlegging van automobielbanen. Een grootere diepte dan is vermeld in de wet van 2 Juli 1899 (Stbl. no. 194) kan voor de vissch ershaven te Scheveningen niet worden toegelaten^ De verbetering van de binnenhaven be hoort tot de taak der gemeente 's Gra- Toen begon de goede Sint uitdeeüng te houden en alle kinderen kregen iets. Jan en Piet waren het laatst aan de beurt. „Jelui denkt zeker", zei St. Nicolaas,' „diat ik je niets zal geven, omdat je zoo ondeugend bent geweest. Maar dat heb je mis. Je krijgt ook wat, omdat jc me beterschap hebt beloofd. Hier heb je elk een boekje en nu moet je iederen dag eens lezen, wat op de eerste bladzij staat. Wil je dat?" „Ja zeker, St. Nicolaas." „Gaat dan zirten. En nu, kinderen, ga ik mijn reis vervolgen. Dag meester! Dag kinderen! Kom Piet!" „Dag St. Nicolaas. Vriendelijk be dankt!" Toen de twee jongens thuis waren, en in ihun boekje keken, Lazen ze op de "eerste bladzijde: lk heb beloofd een be tere jongen te worden en iederen dag zal ik daartoe mijn best doen. En dat deden ze. En ze werden beste jongens. Niet maar zoo op eens. o neen! Ze hebben nog heel wat rare din gen gedaan. Maar als ze dan de eerste bladzij van hun boekje zagen, dan vonden ze het naar, dat ze zoo stout geweest waren en ze namen zich voor het niet weer te zijn. En zoo heeft St. Nicolaaa gemaakt, dat Jan en Piet flinke, brave menschen zijn geworden. Deq.-19.10.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 9