Derde Blad, behoorende
bij De LeidscheCourantvan
Zaterdag 3 December.
Landbouwzaken.
Da heer F. H. van Wichen, afg'vaar-
Idigde voor Haarlemmermeer, Keeft bij
'jde behandeling van de landbouwbegroo-
füng1 eenige punten naar voren gebracht
Voor dien landbouw van groot belang.
Uit de Handelingen (pag. 514—515)
jdirukken wij enkele gedeelten van zijn in
teressante redevoering af.
Na den Minister geluk gewenscht te
Rebben met de keuze van den heer Van
jfcloek ais opvolger van den heer Lovink,
gesprak de heer van Wichen allereerst de
[wetgeving betreffende den landbouw.
Hieromtrent heeft de Minister mede
gedeeld, dat de indiening van eenwets-,
[ontwerp totregelingvan grond-
{V er strekking aan landarbeiders
vjbn idit zittingjaar kan worden tegemoet ge-
'fcien. Ik meen, dat wij den Minister wer
jgens die toezegging dankbaar kunnen zijn
1 ïnaar het zal mi, toch benieuwen hoe
Vieze belangrijke zaak in het wetsontwerp
jzal worden geregeld. Ik zal daar niet diep
op ingaan, maar heb mij afgevraagd zal
leen iicgeling worden getroffen, volgens
'{welke gronden van derden onder zekere
.voorwaarden aan landarbeiders in ge-
Jfruik worden gegeven, of zuilen Rijks-
gronden, domeingronden, daarvoor in
(aanmerking komen? Dit laatste ligt dunkt
mij het meest voor de hand, en de Minis
ter zegt in zijn Memorie van Antwoord
(cfcn ook, dat de uitgifte van domeingron-
jden aaji landarbeiders ook nu reeds door
ihem wordt bevorderd.
Het eerste zal echter door het oprichten
yan particuliere vereenigingen, uitsluitend
yoor de bevordering van grondgebruik
jdoor landarbeiders werkzaam, ook moge
lijk worden gemaakt.
Deze maatrege.en tot bevordering van
den welstand der landarbeiders zijn m. i.
ten zeerste toe te juichen, evenals het
twerkverschaffen bij het Staats-
boschbeheer aan landarbeiders in
den tijd van het jaar, dat overigens wei
nig of niets op het veld te doen en der
halve ook niets te verdienen valt. Maar
door die werkverschaffing worden slechts
gebaat de landarbeiders in den omtrek
van het Staatsboschbeheer gevestigd, een
groote menigte elders in verschi.lende
provinciën wonende landarbeiders wor
den daardoor in de geregeld terugkee-
rende tijden van werkloosheid niet ge
holpen Nu ve.ronderstelt de Minister
twee soorten van particuliere vereenigin
gen, een voor gr on elvers chaffing en een
voor werkverschaffing aan landarbeiders
die beide, als ik de bedoeling goed heb
[begrepen, zullen kunnen werken met
Rijkssteun
Na eenige beschouwingen over dit
punt, vestigde de heer van Wiehen nog
maals de aandacht op het voor land- en
tuinbouw meer productief maken van de
vele en groote, langs de duinen binnen
waarts gelegen strooken domeingrond,
waarbij het Rijk tevens ais werkverschaf-
fer aan de landarbeiders gedurende de
jaargetijden van werkloosheid niet alleen
aan die in den omtrek van 't Staatsbosch
beheer, maar ook aan de landarbeiders
"uit verschil.ende andere deelen des -lands
op kan treden.
De Regeering kan zelf over die gronden
beschikken, door de uitvoering dier wer
ken gedurende vele jaren in de werk
loosheid der arbeiders voorzi :n, daardoor
allengs in de behoeften aan land- en tuin-
bouwgronden eenigermate tegemoet ko
men en het Rijk krijgt dan de daaraan be
stede gelden later in verschillende vor
men met rente zeker terug.
Dit denkbeeld wensch ik nog eens ern
stig p*an dezen Minister ter overweging
aan te bevelen.
In de tweede plaats een kort woord
over de jacht- en V o g e 1 e n we t. Ik
meen, dat de tegenwoordige toestand in
St. Nicolaas op school.
(Voor de kinderen.)
't Was de vijfde December, St. Nico-
laasmorgen.
Op school waren alle kinderen vlijtig
aan 't werk.
Alle dagen deden de meesten goed hun
best, maar nu luierde er geen een, want
St. Nicolaas werd op school verwacht
om te vragen, hoe de kinderen het maak
ten, of ze gehoorzaam waren en goed
leerden.
Daarom was het zoo rustig en daarom
iwerd er zoo best opgelet.
Het eerste uur van den schooltijd ge-
jbeurdle er nog niets. Maar tegen half elf
werd er zoo'n harde ruk aan de bel ge
geven, dat je 't de heele school door
kon hooren.
„Daar komt hij", dachten de kinderen.
In de vierde klasse zaten een paar jon
gens, die bij het hooren an die harde
bel opsprongen van schrik. Ze zaten vlak
riaast elkaar op de achterste bank en de
een zei zacht tegen den ander: „Daar
(heb j'em!"
Men hoorde 'n k et ling rammelen in de
gang, de ketting van Pi eter den knecht.
Deuren werden open- en toegeslagen.
£>t. Nicolaas was-in de eerste klasse, bij
(de kleintjes. Die kleuters waren altijd
yoet geweest. De goede Heilige had er
heel weinig te zeggen en allen kregen
verband met de Jachtwet hoe langer hoe
meer onhoudbaar wordt, zooals men ook
vrij algemeen hoort uitspreken, terwijl,
naar mijn meening, van het werk der
Staatscommissie inzake de herziening der
Jachtwet veel goeds en belangrijke ver
beteringen kunnen worden verwacht. Ik
zou mij willen aansluiten bij den wensch,
dat maatregelen zullen worden getrof
fen, tengevolge waarvan de grondgebrui
kers te allen tijde het recht zullen hebben
zich van voor land- en tuinbouw schade
lijk wild zonder veel omslag te ontdoen.
Met groot genoegen heb ik in de stuk
ken gelezen, dat ook een voorstel tot wet
telijke regeling der vogelbescher
ming spoedig kan worden verwacht. In-
tusschen wensch ik de aandacht der Re-
geering speciaal te vestigen op de be
scherming van een bijzonder soort vo
gels, de kieviten, welke vogels nuitig
zijn voor den landbouw en tevens voor-
deelig voor vele landarbeiders, die in het
voorjaar met het zoeken der zoo zeer
gewilde eieren groote verdiensten ma
ken. Deze vogels worden in het najaar
door stroopers, die van een jachtakte zijn
voorzien, op vele plaatsen als gewoon
wild neergeschoten, en bij poeliers tegen
20 tot 25 cent per stuk verkocht. Volgens
een in het Voorloopig Verslag voorko
mende passage zou men aan iederen eige
naar bedoeld zal wel zijn gebruiker
van grond ,het recht willen zien toege
kend om en dan zonder jachtakte
op zijn grond te jagen. Indien die wensch
zou worden verwezenlijkt, zouden hoogst
waarschijnlijk zeer weinig kieviten over
blijven. Deze vogels zijn vrij mak, in het
najaar in goeden voedingstoestand en
door de poeliers zeer gewild. De op
brengst der eieren is voor 'n eieren* leg
gende kievit wel te stellen op gemiddeld
één gulden 's jaars; deer deze eieren
meestal in handen komen van landarbei
ders ,profiteeren dezen daarvan viermaal
zooveel 's jaars als de strooper eens voor
het boutje krijgt.
Naai* aanleiding van deze door mij kort
medegedeelde omstandigheden neem ik
de vrijheid bij den Minister beleefd doch
ernstig er op aan te dringen, dat hij in
overleg met zijn ambtgenoot van Justitie
nadere maatregelen beraamt tot strenger
toezicht om het wegstroopen van deze
voor den landbouw bijzonder nut ige en
voor de landarbeiders voordeel aanbren
gende vogelsoort meer dan tot dusverre
het geval was te doen, tegen te gaan.
Uii tie Pers»
Meer loon, minder werk.
In een driestar zegt het „Hulisgïe-
z i n"
„De uurloon en der ambachtslieden,
zijn, bij vroeger vergeleken, aanmerke
lijk omhoog gegaan. 1
En er is een voortdurend streven bij
de vakorganisatie om de loonen nog te
verbeteren.
Maar nu verneemt men ook herhaalde
lijk, dat men minder dan vroeger laat
werken.
En er wordt verband' gelegd tusschen
beide verschijnselen.
Men laat niet meer doen dan het hoog-
noodige, omdat de metselaar, de timmer
man, de verver enz. zoo duur zijn.
Wij oordeelen niet, wij constateeren,
Aldus zou ook de vaak voorkomende
werkloosheid ten deelete verklaren zijn.
misschien geen feiten, maar toch in ieder
geval beweringen, welke men herhaalde
lijk verneemt.
Zou het niet van belang zijn dat de
zaak eens werd onderzocht?
Dat een enquête werd ingesteld naar
de juistheid, de beteekenis en den om
vang van het verschijnsel, dat wij signa
leerden
Zouden de vakorganisaties van pa
troons en werklieden ten deze geen be
trouwbare gegevens kunnen verschaf
fen
Want indien het juist ware, dat er
in de verschillende vakken, die m:t het
bouwbedrijf verband houden, minder
ze een paar koekjes en een geschenkje
van hem. Pieter de knecht behoefde
geen eenen keer zijn roe te laten zien,
of zijn zak open te maken.
St. Nicolaas ging verder en kwam ein
delijk ook in de vierde klasse.
O, wat beefden die twee jongens, Jan
van Dam en Piet van Dracht, daar op
de achterste bank! Ze durfden haast niet
!op te kijken. Maar toch, zoo even ter
sluiks, moesten ze eens zien, wat voor
een gezicht St. Nicolaas zette. Dat viel.
nog al niet tegen.
„Goeden morgen, St. Nicolaas", sprak
meester. „Hoe gaat het met u? 't Is lang
geleden, dat ik u voor den laatsten keer
zag.,"
„Och, hoe zou het gaan, meester? Niet
best. „Elk jaar een jaartje ouder", ant
woordde hij met zwakke stem.
„U zult wel moe wezen, St. Nicolaas,
na zoo'n verre reis heelemaal uit Span
je. Wilt u niet even gaan zitten?"
De meester zelte een stoei voor hem
neer en St. Nicolaas nam p'aals.
Piet de knecht ging vlak achter hem
staan. Zijn oogen rolden in zijn zwarte
gezicht en het wit van die oogen glin
sterde tegen je in. Piet keek de klasse
eens rond. Alle kinderen durfden hem
•flink aan te zien, behalve die twee ach
terste daar. Die sloegen telkens de 'oo
gen neer.
„Dat Is niet pluis, met die heeren",
dacht Pieter, „Die hebben yftst ,wat op
hu,n geweten/4
werk was omdat de loonen belangrijk
gestegen zijn, en indien bleek dat dit
verschijnsel zich in aanzienlijke mate
voordeed, dan zou daaraan zekere ernst
niet kunnen worden ontzegd, mede met
het oog öp de nog voortdurende actie
voor loonsverhooging.
Blijkt uit het onderzoek dat het ver
schijnsel niet bestaat, althans niet in een
verhouding van eenige beteekenis, dan is
het nuttig dat een bewerirjj worde ge
stuit, welke men; vaak verneemt, en die
dan een eeniger^nate tendentieus karak
ter zou dragen, j
Hoe de uitslag ook zij, voor een onder
zoek lijken oin's wel gronden aanwezig.1"
Wijziging der Arbeidswet.
Het „Dagblad van Noord-Bra
bant" geeft een overzicht van de door
Minister Talma ontworpen wijziging der
Arbeidswet.
„De wet van 5 Mei 1889, lalgemeen'
bekend onder den naam van Arbeids
wet, heeft tot strekking, gelijk men weet,
het tegengaan van overmatigen en ge
vaarlijken arbeid van jeugdige personen
en van vrouwen.
Minister Talma heeft een ontwerp in
gediend tot wijziging dezer wet, en wel
naar aanleiding van een te Bern in 1906
gesloten internationale conventie, betref
fende het verbod van nachtarbeid van
vrouwen in de industrie, was een wijzi
ging onzer Arbeidswet noodzakelijk ge
worden. Minister Talma stelt zich echter
niet tevreden m^t die geringe wijziging
voor te stellen welke door de Berner-
conventie noodzakelijk geworden was,
maar hij heeft van deze gelegenheid te
vens gebruik gemaakt om andere wijzi
gingen voor te stellen, die inderdaad
voor de beschermde personen belang
rijke verbeteringen mogen genoemd wor
den. Wij kunnen onmogelijk al die wij
zigingen bespreken, maar daar het toch
voor een ieder van belang is om thans
ten naastenbij van die wijzigingen op de
hoogte te zijn moge hier een kort verge
lijkend overzicht volgen van de voor
naamste punten, waarin het ontwerp van
de thans geldende wet verschilt:
Geldende wet. Wijzigingsontwerp.
Geen arbeid mag
verricht worden door
een kind beneden 12
jaar.
Onder jeugdige per
sonen worden verstaan
personen beneden 16
jaar.
Vrouwen en jeugdige
personen mogen als
regel in fabrieken en
werkplaatsen niet lan
ger wei ken dan 11 uren
per dag; het werk mag
niet can vangen vóör-5
uur des morgens en
niet eindigen na 7 uur
des avonds.
De arbeid van vrou
wen en jeugdige per
sonen in werkp aatsen
of fabrieken moet ten
minste worden afge
wisseld door één rust
tijd van een uur tus
schen 11 uur des voor
middags en 3 uur des
natniddngF.
Geen arbeid magver-
richt worden dooreen
kind beneden 13 jaar
of een kind dat nog
leerplichtig is (al is het
ook reeds ouder dan
13 jaar.
Onder jeugdige per
sonen worden verstaan
personen beneden 17
jaar.
Vrouwen en jeugdige
personen mogen als
legel in fabrieken en
werkplaatsen niet lan
ger werken dan 10 uur
per dag; het werk mag
niet aanvangen vóór 6
uur des morgens en
niet eindigen na 7 uur
des avonds.
Een gehuwde vrouw
mag des Zaterdags in
fabrieken en werkplaat
sen geen arbeid verrich
ten na 4 uur des na
middags.
De arbeid van vrou
wen en jeugdige per
sonen in werkplaatsen
en fabriekeu moet tel
kens na 4Yi uur ten
minste door een half
uur rusttijd worden
onderbroken.
De gezamenlijke rust
tijd per dag moet voor
vrouwen en jeugdige
personen, die arbeid
verrichten in werk
plaatsen en fabrieken,
bedragen
minstens 1 uur wan
neer de arbeid eindigt
vóór 6 uur des avonds;
minstens 1 uur wan
neer de arbeidstijd ein
digt om zes uur des
avonds of later.
Dit is slechts een betrekkelijk klein
gedeelte v.in de verschilpunten maar
het zijn verreweg de belangrijkstej vvaar-
„Piet, het boek!" zei St. Nicolaas.
,Ais 't u blieft. St. Nicolaas". En Pieter
reikte hem een boek over, heel dik.
St. Nicolaas bladerde er in.
„Ik zie, meester", zoo begon hij na
een paar minuten, dat bijna alle kin
deren van 't jaar hun best gedaan heb
ben. Is 't zoo niet?
,,'t Gaat wel, St. Nicolaas".
„En... Hé, wat is dat? Twee namen!
Laat ik eens zien! Jan van Dam. Piet
van Dracht. Wat is daarbij opgeteek-
kend?"
St. Nicolaas las het.
„Waar zitten die jongens, meester?"
St. Nicolaas keek de kinderen eens
goed aan.
„Ha!" riep hij, „daar zie ik ze al, daar
achteraan. Ze durven me niet aan té kij
ken?"
En nu begon St. Nicolaas hardop te
lezen.
„Jan van Dam en Piet van Dracht zijn
erg lastig op school en in de leering en
op straat halen ze allerlei kattekwaad uit.
Verleden week zijn ze naar den bakker op
den hoek gegaan. Ze hebben hem een half
pond koek besteld en toen hij het afge
wogen had, zijn ze hard weggeloopen en
hebben hem uitgescholden voor baas
kantekoek.
Voor veertien dagen hebben ze de
schuit van Teunis den melkboer losge
maakt, zijn daarmee gaan varen en later
hebben ze de schuit laten drjven. Teunis
Jieeit (d,ea fteelen ftvoud ®oete& ?oej^gji
^•or de eigenlijke inhoud van de wet
de aanzienlijkste verandering ondergaat.
Verdere wijzigingen hebben betrek
king op de gevallen waarin, en de wij
ze waarop uitzonderingen op de regels
zijn toegelaten, pp het houden van ar
beidskaarten, lijsten- en registers, .de
ze laatste worden bij het ontwerp inge
voerd op het toezicht op de naleving
der wet, op de strafbaarheid ingeval van
overtreding der voorschriften behalve
het hoofd of de bestuurder der onder
neming is volgens het ontwerp ook
strafbaar het door het hoofd of den
bestuurder met de zorg voor de naleving
der wettelijke bepalingen is gelast
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Verg. van Vrijdag 2 Dec. (Vervoeg:)
Na de pauze werd de post op de be
grooting van landbouw betreffende hot
instellen van een Zuiderzee-Raad, waar
over de stemming tot hedenmiddag was
uitgesteld, aangenomen met 37 tegen 32
stemmen.
Bij de voortzetting van het algemeen
debat over de begrooting van Buiten-
landsche Zaken, rekende de heer De
Beaufort de zaak v. Heeckeren feite
lijk tot de kleine zaken en ontsproten
uit de rijke verbeeldingskracht van dien
oud-gezant, die in deze geheele zaaJc
meer als beklaagde dan als veroordeel
de te beschouwen is. Spreker sloot zich
aan bij hen, die verlangen dat wij als!
kleine onzijdige staat onze bescheiden
plaats. Als zoodanig moeten blijven in
nemen. Moegn wij ons in zaken van
groot belang niet als tammelingen ge
dragen, aan den anderen kant mogen we
niet overmoedig zijn maar wel mogen
en moeten yre maatregelen nemen om
onze onzijdigheid te bewaren. B. v.:
bij 'n algemeenen Europeeschen oorlog.
Spreker ging in den breede na., op wel
ke wijze kleine mogendheden behooren
te handelen om hun neutraliteit te hand
haven.
De lieer De Beaufort vervolgde, dat
voor handhaving onzer neutraliteit o.a.
een wijziging der vreemde ingenwet noo-
dig zal kunnen zijn in dier voege dat
maatregelen genomen kunnen worden te
gen lieden die in ons land komen om'
onze verhoudingen tegenover het buiten
land te vertroebelen. Spreker betoogde
ten slotte, dat Nederland volkomen recht
heeft de Westerschelde te versterken,
maar een tweede vraag is of die verster
king noodig is, waar spreker zeer ge
wenscht acht de vriendschappelijke ver
houding met België te .bestendigen.
De h eer v a n 1 d s i n g a sloot zich aan
bij den aandrang van den heer De
Beaufort naar wijziging der vreemdelin
genwet. Spreker uitte meteen, dat bij de
maatregelen voor onze kustverdediging
niet moet worden gedacht aan handha
ving onzer neutraliteit, maar aan be
scherming onzer onafhankelijkheid en
daarom komt spreker er tegen op, dat
fortenbouw op de Schelde beschouwd
wordt als maatregel speciaal gericht te
gen België, terwijl het inderdaad slechts
een onderdeel uitmaakt onzer kustverde-
digingimaatregelen. Wat betreft de zaak
Van Heeckeren verbaasde spreker zich
dat deze quaestie opnieuw thans in de
Tweede Kamer ter sprake komt, na de
pertinente verklaringen van minister De
Marees in de Eerste Kamer die voor
spreker alleszins afdoende zijn waar zij
een absolute tegenspraak van alle praat
jes inhielden. Nadere» inlichtingen be
hoeven dus niet gevraagd te worden. De
Tweede Kamer heeft met de verhoudin
gen tusschen dr. Kuyper en den heer Van
Heeckeren niets te maken, nu het voor
naamste feit waarmee de Kamer wel
licht iets te maken zou gehad hebben,
nl. de brief van keizer Wilhelm fabel is
gebleken.
De heer Jansen (den Haag) verde-
ddgde het gemeentebestuur van den Haag
om hem te vinden.
Drie weken geleden... t.
„Neen, ik scheid er uit. 't Is erg, meer
dian erg! Pieter haal ze."
Pieter stapte bedaard naar de twee toe
en zei ze niets anders dan mee! Maar
dat zei h ij zoo streng en zijn oogen rol
den daarbij zoo wild, dat ze dadelijk hem
volgden.
Daar stonden ze voor St. Nicolaas. Hij
keek hen doordringend aan. Ze dachten,
dat er een vreeseiijk standje voor hen zou
opzitten en beefden als een riet.
Maar St. Nicolaas vroeg zacht: „Is diat
alles waar, wat ik van jelui gelezen heb?"
„Ja, St. Nicolaas".
„En weet je dan niet, dat het heel
leelijk is zulke dingen te doen?"
Ze hielden hun mond.
Pieter stond onderwijl zijn zak al open
te maken en zwaaide met zijn roe.
„Nu, geeft antwoord", zei St. Nico
laas, wat strenger, „weet je 't, of weet
je 't niet?"
„Ja St. Nicolaas".
„Je doet je goeden ouders daardoor
heel veel verdriet, hoor! En je meester
ook. Daar mag je wel eens aan denken-
En nu moest je eens probeeren om beter
jongens te worden. Zou je me dat kunnen
beloven?"
„Ja St. Nicolaas",
„Pieter, breng ze naar hun plaats."
Pieter, die niet zoo zacht en goed was
als zijn meerter, pakte hen .bij den kraag
sette ze jn de
tegen een verwijt van den heer KarnebeeK
dat B. en W. niet voldoende mee zon
werken, om een geschil met de Carnegie-
stichting uit den weg te ruimen. Het ge
meentebestuur wil zooveel mogelijk me*
werken.
De heer Kuyper kwam op tegen een
aanval van den heer Patijn tegen zijn
persoon. Hij verzekerde met nadruk, dat
het hem slechts vijf minuten zou kosten,-
om elk Kamerlid en ieder buiten de Ka
mer te overtuigen, dat elk woord door
hem in de bekende zaak gesproken of gé
schreven, ten volle met de waarheid over
eenstemt. Maar spreker mag als oud-mi
nister niet mededeelen wat geschied is en
de felste persoonlijke aanval zal hem er
niet toe bewegen te zeggen datgene wat
hij niet zeggen mag. Al.een mag men uit
het niet kioppen van verklaringen door
Minister de Marees van Swinderen af
gelegd en sprekers verklaringen niet af
leiden, dat spreker onwaarheid heeft ge
sproken.
Verder hield ook deze spreker een be
toog over de wenschelijkheid om laster
lijke geruchten in de buitenlandsche pers
den kop in te drukken, zooals in de Ja-
pansche koloniale pers.
De Min. v. Buitenl. Zaken ont
kende tegenover den heer Hugeniholtz,-
dat hij met de karwats achter den heer
van Heeckeren gestaan Jiad en hem aan
gevuurd had tot spreken, maar hem tege-
gelijkertijd had voorgehouden dat hij zelf
de verantwoordelijkneid behoorde te dra
gen. HeJ- was noodzakelijk den heer van
Heeckeren tot een concrete vraag te
dwingen, waar het discrediieeren van een
buitenlandsclien souverein en een geheel'
buitenlandsch volk de ernsugste gevolgen
kon hebben. Daarom moest de neer van
Heeckeren bewijzen, dat de DuLsche Kei
zer een brief had geschreven; op een
inconcrete bewering kon de Minister zijn
logenstrafiing niet gronden. De Minister
kan niet anaers dan met den meesten na
druk herhalen, wat hij in de Eerste Ka
mer heeft medegedeeld. Er is geen grondi
voor achterdocht: er bestaat niets; het is
den Minister bekend en hij kan hier
spreken met hooge autoriteit dat er
geen feiten zijn die wijzen op éénige in
menging van een vreemde Mogendheid in
onze binnenlandsche aangelegenheden.
De Minister zal de kwestie van de
Schelde rustig bestudeeren, maar er is
geen acuut geval dat die zaak urgent
maakt. We ondervinden van Belgiscne
zijde de meeste tegemoetkoming Ln
vriendschap.
Dinsdag zal' de Minister zijn rede voort
zetten.
Waterstaatsbegrooting.
De Minister zegt in zijn Memorie van
Antwoord, dat
administratieve omslag
bij de behandeling van waterstaatsaan-
gelegenheden zooveel mogelijk wordt
vermeden.
Aan het verlangen om de geheele
droog maling der Zuiderzee
ter hand te nemen, kan door de regee-
ring geen gevolg worden gegeven.
Het kabelpontveer over liet
N oo rdzeekanaal
beoosten de Hembrug is gemaakt en'
wordt onderhouden en bediend, om te
voldoen aan een verplichting, die de
toenmalige Amst. Kanaal Mij. op zich
nam tegenover de gemeente Zaandam.
Door het veer wordt aan die verplich
ting voldaan en voor liet rijk bestaart
geen aanleiding om verder te gaan door
hier een stoompontveer in te richten.
De Minister sluit zich aan bij zijn
ambtsvoorgangers, dat om de groote
kosten en het veelomvattende yan het
onderwerp niet kan worden ingegaan op;
het denkbeeld van aanlegging van
automobielbanen.
Een grootere diepte dan is vermeld in
de wet van 2 Juli 1899 (Stbl. no. 194)
kan voor de
vissch ershaven
te Scheveningen niet worden toegelaten^
De verbetering van de binnenhaven be
hoort tot de taak der gemeente 's Gra-
Toen begon de goede Sint uitdeeüng te
houden en alle kinderen kregen iets. Jan
en Piet waren het laatst aan de beurt.
„Jelui denkt zeker", zei St. Nicolaas,'
„diat ik je niets zal geven, omdat je zoo
ondeugend bent geweest. Maar dat heb
je mis. Je krijgt ook wat, omdat jc me
beterschap hebt beloofd. Hier heb je elk
een boekje en nu moet je iederen dag
eens lezen, wat op de eerste bladzij staat.
Wil je dat?"
„Ja zeker, St. Nicolaas."
„Gaat dan zirten. En nu, kinderen, ga
ik mijn reis vervolgen. Dag meester! Dag
kinderen! Kom Piet!"
„Dag St. Nicolaas. Vriendelijk be
dankt!"
Toen de twee jongens thuis waren, en
in ihun boekje keken, Lazen ze op de
"eerste bladzijde: lk heb beloofd een be
tere jongen te worden en iederen dag
zal ik daartoe mijn best doen.
En dat deden ze. En ze werden beste
jongens. Niet maar zoo op eens.
o neen! Ze hebben nog heel wat rare din
gen gedaan. Maar als ze dan de eerste
bladzij van hun boekje zagen, dan vonden
ze het naar, dat ze zoo stout geweest
waren en ze namen zich voor het niet
weer te zijn. En zoo heeft St. Nicolaaa
gemaakt, dat Jan en Piet flinke, brave
menschen zijn geworden.
Deq.-19.10.