staten-genëraalT" F——" bestuurder, „BIESIOT van de Haar lemmerstraat opent hedenavond 'n nieuwe winkel en daarom.../' De Heilige was de tram reeds uit en op den winkel toegestapt, waar hij 'n massa marsepain en ^ndere snoeperij! insloeg, en tevens ,een flinke be.-.r>/l- Tmg opgaf van de bekende koek „Hol land's Roem". jOnderfusschen ging Pieterman, die al ioo lang gezeurd had oin een goede fiets lantaarn, bij HENRI F. W. MEIjERAAN, rijwielhandelaar H o o g e w o e rdi 36, een helder lichtgevende earbid-Iantaarn koo- pen. Toen gingen we vermoeid naar huis, waar wc een pakje vonden met Anthraciet briketten van de Firma CREYGHTON, Kantoor Middelweg 19c, waarvan de roep uitgaat dat ze zoo lang kunnen branden. We besloten dan ook te trachten er ge durende der. nacht den haard mede aan te houden, daar we naar ons bed verlang den om 's anderdaags weer fiisch te zijn voor onze wandeling. fWordt vervolgd.) Uit de PerSo De Roomsch katholieken en de kermis. De „N edermelding makend van hetgeen wij over bovenstaand onder werp schreven, geeft dadelijk toe, dat haar woordende R. K. zijn over 't al gemeen nergens te vinden voor de af schaffing van de kermis, een min-ge'.ukki- ge formuleering van haar gedachten ga ven, en dat liet blad aan Leiden, dat een goed voorbeeld gaf, niet dacht. „Maar daarmee, vervolgt het C. H. or gaan, is toch de tegenspraak van ons be weren door de „Leidsche Ct." volstrekt: niet gerechtvaardigd. Het blad za' toe geven moeien, dat de Roomsch-Katho.ie- ken jarenlang de anti-revolutionairen ('t woord in algemeen en zin genomen) in den strijd tegen de kermis alleen hebben laten staan, en dat, waar zij dit niet deden in den laatsten tijd, van een gelukkige kentering moet worden gesproken. De opmerking van de „Leidsche Ct.", dat in de Sleutelstad de Chr. Hist, zwegen, en dat wij dat niet meldden, beteekent niets, omdat zij in den Raad alle vóór de af schaffing stemden. In Utrecht stemden alle Roomschen op één na tegen, in Haarlem het blad vermeldt het zelf is alleen de heer Thyssen voorstander der afschaf.ing. Andere roomsch-katholieken hebben daar, enkele jaren geleden, de kermis nog warm verdedigd. Het zal ons steeds verheugen, wanneer het minder wordt, maar het gaat niet aan om gevolgtrekkingen omtrent oud-liberale sympathieën te maken naar aanleiding van één, ook door ons betreurd geval, terwijl men de oogen sluit voor de geval len die dergelijke verwijten in andere richting beter gemotiveerd zouden doen £'in- iJat alleen hebben wij willen doen uit komen." Met de laatste alinea's kunnen wij vol komen accoord gaan. Het fiasco van mr. Goeman Borgesius in de rumoerige Kamerzitting van Vrij dagmiddag, waarin de leider der Unie liberalen, mr. H. Goeman Borgesius, de regeeriug beschuldigde bij het verleenen eene medaille, te hebben onderzocht of de gedecoreerde wel posit.ef Christelijk was, is de afgevaardigde van Rotterdam 1 van een koude reis thuis gekomen en heeft met zijn bewering een leelijk fiasco ge maakt. L;it erkennen allereerst de Kamerovcr- zichtsohrijvers der liberale bladen. Zoo erkent de „Nieuwe R o 11 e r d. Courant" dat het beroep van mr. Goe man Borgesius vrij zwak werd, toen later uit de mededeelingen van minister Talma bleek, dat de rechercheur, die dit onder zoek heeft ingesteld, allerminst in op dracht van de regeering had gehandeld. En de „Ni eu we Courant" laatz.ch aldus uit: „De onwaarheid van het feit: dat een rechercheur naar de positieve christelijk heid van bedoelden meesterknecht was komen vragen, was hiermee niet aange toond en de heer Borgesius hield haar dan ook vol, zeggende, dat, al stond de Minister zelf hier geheel buiten, het toch als een bedenkelijk gevolg van den regee- ringskoers moest worden aangemerkt, dat door of vanwege welke autoriteit ook, ter zake van zulke onderscheidingen naar ge loofsovertuiging werd geïnformeerd'. In dit antwoord ligt een grond van waar heid, maar die hier en op dit oogenblik geen indruk meer kon maken. Want de vermelding van het feit had deel uitge maakt van een feilen aanval op het ministerie en daarvan was 4e spits volkomen afgebroken door het recht- sireeksche bewijs eener volkomen ont stentenis van alle regeeringsverantwoor- delijkheid voor deze daad." Wijselijk voegt het blad er dan ook aan toe „Uit dit incident bleek opnieuw, dat critiek op benoemingen een buitenge woon moeilijk te hanteeren wapen is, ge vaarlijk voor dengene die het gebruikt, zelfs als hij een zoo oude rot is als de heer Borgesius." De hoefijzer-correspondent van het y,H a n d e 1 s b a d" schreef „Het spotgelach en gejoel aan de rech terzijde en aan de Ministerstafel toonde dat de afgevaardigde van Rotterdam I met deze woorden nauwelijks zijn aftocht had gedekt. Want inderdaadAls beschuldiging te gen de regeering beduidde het medege deelde niets/-' Ten slotte de „neutrale" „Telegr.": j „Het waren woelige oogenblikken en, naar ons voorkwam, voorloopig voor den heer Borgesius niet erg gelukkig. Z'n fout was, dat hij bij zijn eerste mededee- ling niet duidelijk liet uitkomen geens zins de Regeering te willen be schuldigen van het onderzoek." Als de liberale bladen reeds zoo schrij ven, blijkt maar al te goed, met welk een onbeduidend geval de heer Goeman Bor gesius de Regeering wilde verpletteren. Borgesius heeft pech, zegt het „H u i s - gezin" dan ook terecht. De heer Borge sius is een parlementaire ongeluksvogel. „Gerijpt en grijs, met het etiquet „po litieke siimmeling" door den heer Treub versierd, is hij Iichtgeloovig als een kind. Hetgeen zijn politieke tegenstanders, vooral als die minister zijn, wordt ten laste gelegd, gelooft hij als een evange lie. Met zoo'n. groote dosis lichtgeloovig- heid moet hij natuurlijk vastloopen. En hij is er leelijk mee vastgeloopen. Men had hem verield, dat de regeering alvorens z,j aan een werkman een eere- medail e verleende, had laten onderzoeken of cle man wel zuiver in de christelijke leer was. Zoo iets was een schandaal, en de heer Borgesius trok dan ook geducht tegen het ministerie van leer. Het leek voor den vaak onfortuinlijken ouJ-nii .ister een politiek fortui t e. Ei'acie, er b.cek van he: neele vertelsel geen woord waar. En de heer Borgesius stond daar met beschaamde kaken. De lieele liberale pers erkent en be weent des heeren Borgesius' f'.aier. 't Is te hopen, dat de heer Roodhuyzen zijn trouwen secondant, mat t debiteeren van een goede mop den ouden heer weer een beetje op dreef heeft weten te bren gen. Nog zoo'n domheid', en wat er van Borgesius' gehavende reputatie is over gebleven is naar de maan. Het gevaar der openbare leeszalen. Ds. P. J. Kromsigt van Amsterdam komt in de „N e d e r 1 a n d e r" nogmaals terug op hetgeen hij vroeger over de openbare leeszalen heeft gesclueven. Ik heb, zoo schrijft hij, na hetgeen van verschillende zijden i£ ingebracht, nog eens rijpelijk over de zaak nagedacht, doch mijne conclusie is dezelfde geble ven in van overheidswege ge subsidieerde leeszalen ligt een ernstig gevaar voor ons volks- le ven, tenzij men zeer strenge waarborgen stelt, ten opzichte van godslasterlijke, z e d e 1 o o ze, gezag ondermijnende en onbe duidende literatuur (dit laatste, opdat-de menschen zich niet „dom" lezen, want dat kn ook.() Nu heeft tot nu toe niemand aange wezen langs welken weg voor bedoelde waarborgen kan worden gezorgd. Derhalve blijft mijne conclusie: de over heid, inzonderheid een Christelijke overheid, moet zich van steun in deze onthouden, omdat zij' zo o g r o o.t e ver antwoordelijkheid niet op zicli ne men mag, en heeft dus deze zaak over te laten aan het particulier initia tief. Schr. merkt verder op, dat het van de tegenstanders handig is, dat men ons bij de Roomschen indeelt en dan schermt met een zoogenaamd „Protestantsch be ginsel", precies op dezelfde manier zoo als men het woord „vrijheid" vaak ge bruikt in een geheel anderen zin dan de „vrijheid van den Christenmensch" waarvan Luther sprak. Doch ik g,a daarop niet te diep in. Mijn hoofdbezwaar blijft rijp cn groen leest er rijp en groen. Het leven heeft sommige n a t u u r 1 ij- ke veiligheidskleppen. Wij hebben drukpersvrijheid, die uit den aard der zaak zoo ruim mogelijk moet zijn. Daardoor verschijnt er heel wat giftige en zedelooze lectuur. Doch nu is de natuurlijke veiligheidsklep deze, dat niet iedereen alles koopen kan, waarin hij -zoo eens lust heeft. De keuze wórdi. dus beperkt en zoo kiest men allicht met meer ernst dan men anders zou gedaan hebben. Zóó ligt er dus heel wat on be- dui dendeen giftige lectuur te ver- bleeken voor de ramen onzer boekwin kels en doet verder geen of weinig kwaad. Ik zie dat vaak met vreugde. Doch nu zal men 'deze natuurlijke veiligheidsklep wegnemen en zul ke giftige literatuur op eens met volle handen werpen onder de menigte. In derdaad, dit is geen kwestie, die „het Protestantsche beginsel" in het geding brengt, maar dit is, zooals cle „Stand aard" terecht opmerkte, eene „p a e d a- gogische kwestye". Jongens en meisjes van 18 jaar lig gen natuurlijk bloot voor de meest onbe kookte theoriën. Vrije liefde, vrijheid van gezag, anti-militarisme, anarchisme, dat alles ligt geheel in hunne lijn. Als men eens hoort, wat er zoo al omgaat onder onze tegenwoordige jeugd', dan staat men verbaasd. En als men dan naar de oorzaak vraagt, dan vindt men die meest al in zedelooze lectuur. Vooral- indien de genoemde fraaiigheden in ro manvorm worden voorgesteld, dan worden ze meestal geheel argeloos aan- gc nemen. Hoe menig leven is door zul ke vergulde pillen voor goed bedorven Schr. deelt vervolgens iets uit pjm ondervinding mede: Toen ik eens met iemand sprak over een dergelijke bibliotheek, deelde deze perspon. mij mede: „Vrpeger piochteui hier de boeken van Zola niet uitgeleend! worden, zij waren niet In circulatie, thans sinds jaren wel." Hij vond dit blijkbaar een vooruitgang. Men was nu over die bekrompenheid heen. (Wat ik dan ook te Dordrecht zag liggen, [was geheel van het door mij veroordeelde genre. Laat men maar eens onderzoe ken.) Dit is een typisch staaltje. Zoo zal het ook in de toekomst gaan. Op^enrtiare leeszalen worden noodwendig op eik- gebied hoe langer hoe rood!er. De radicalen schreeuwen steeds het hardst en dezen zullen dus steeds den meesten invloed hebben. Alleen als men de zaak aan het particulier initiatief over laat, is er eenige kans, dat men nog dra gelijke leeszalen vindt, omdat men dan met de locale kleur van een plaats al thans eenigszins rekening moet houden. Hier kunnen dan ook de meer conserva tieve en orthodoxe elementen hun in vloed ten goede aanwenden. Doch als alles g.a;t u it den rcotöfl staatsbuidel, is ook deze waarbo.g weg. Ook zullen dan deze leeszalen zinkputten blijken, die hoe langer hoe meer geld verslinden, thans f 10,000, straks f 100,000 enz. Zoo za! dan de overheid met haar eigen geld haar eigen gezag steeds meer laten ondermijnen. In het verlichte Rotterdam. De „Nieuwe Koerier" neemt een loopje met Brusse, den bekenden schrij1- ver van „Onder de Menschen" in de „N. R. Crt.", die in Sittard' had vertcfefdl onder enkele kroegloopers, en toen ge noeg van onze katholieke streken wist, om ze te beschuldigen van een „bijge loof waarvan ge versteld zoudit s ta a n." Maar in een echt Rotterdamsch volks blad, een blad, dat met duizenden gele zen wordt in de vaderstad van Brusse, in de stad, waarin de liberale „N.iR.Crt." sinds tientallen van jaren zijn liberale be schaving heeft gebracht, ziet de „N. K." iets, wat ze nooit of nimmer in een en kel Blad zagen van het katholieke Zui den. Niet minder dan 17 advertentiën treft het aan van z.g. planeetkundigen, die de toekomst van alle mogelijk verborgen zaken voorspellen. Toe, Mijnheer Brusse, ga in uw eigen stad, in het verlichte Rotterdam eens rondzien, en u zult daar een bijgeloof vinden, zooals wij het ons in onze katho lieke streken miet droomen kunnen. Want werd er geen bijzonder ruim gebruik ge maakt van deze „planeetkundigen", die ook ziekten genezen, zooals uit de aan kondigingen blijkt,-dan zouden er in één enkel nummer van één "enkel -Rotter- damèch volksblad, geen zeventien men schen zijin, die zich voor deze bijgeloovi- ge praktijken, aanbieden. Wellicht kan dan de heer Brusse in eene eerlijke bui bekennen, dat Limburg beschaafder is dan Rotterdam, inldée.i het zich bezighouden met bijgeloof als maatstaf wordt aangelegd. EERSTE KAMER. Oorlogsbeleid. Bij het afdeeiingsonderzoek van eene suppletoire oor'.ogsbegrooling 1910 gaven e .ele leden ontevreden ov.er de in diening, bq deze aanvullingsbegrootiiig, van nieuwe, ingrijpende voorstellen als hun oordeel te kennen, dat op dezen Minister van Oorlog vóór alles de plicht rust om te komen met voorstellen betref fende algeheele reorganisatie van het le ger, door herziening van de Mi'.itiewet. Van uit dit oogpunt bezien, meenden deze leden sommige der bij de suppl. Begrooting gedane voorstellen te moeien afkeuren, omdat, in afwachting van de groote taak, die op 's Ministers schouders rust, alleen de zaken van het Departe ment moesten gaande gehouden worden. Andere leden konden deze uiterst pes simistische beschouwingen niet deelen, ofschoon zij toegaven, dat veel bij het le ger verbetering eischt. In allen gevalle is deze Minister 'niet uitsluitend verant woordelijk voor de heerschënde misstan den. Ook zij verlangden, dat de Minister spoedig met een doeltreffende wijziging van de Miiitiewet zou komen. Zij konden zich echter niet voorstellen, dat door een dergelijke wetswijziging ineens, a'.s bij tooverslag, alles ten goede zou verande ren. Over de verschillende posten dezer sup-, pletoire aanvraag werd nog in uiteenloo penden zin van gedachten gewisseld. Voedingsgeld voor gehuwde onderofficieren. In zijn antwoord op het Voorloopig Verslag omtrent het desbetreffend wets ontwerp-tot verhooging der Marinebe- grooting voor 1910 merkt de Minister op, dat hij door de indiening van dit ontwerp niet heeft gehandeld in strijd met vroe ger door hem ontwikkelde denkbeelden, en dat evenmin de destijds door hem ge opperde principieele bezwaren thans ter zijde zijn gezet. Wordt door de voorgestelde regeling te gemoet gekomen aan den door een groot deel der leden van de Staten-Gene- raal geuiten wensch, de dienstbezwaren welke voortspruiten uit eene regeling tot uitbetaling van voedinggeld worden ook door haar ondervangen. Wat nu de thans voorgestelde wijze van toekenning van voedinggeld betreft, deelt de Minister niet de vrees, dat niet immer de toelage welke onderofficieren ^qljen ontvangen4 zal worden feesteedxoor het doel, waarvoor zij worden gegeven. In enkele gevallen, waarin vaststaat, dat de betrokkene zich aan de onderhouds plichten van zijn gezin onttrekt, zal de Mi nister niet aarzelen om de noodige maat regelen te nemen. Dat een onbillijkheid zou worden be gaan tegenover de gehuwde korporaals en minderen, kan de Minister niet toe geven. TWEEDE KAMER. Vergadering van Dinsdag 29 N-nvc'ntber. Minister Heemskerk zijn rede vervolgende, bestreed de stelling dat er een nieuwe partij-formatie moet komen. De regeering sluit zich niet aan bij dien aandrang naar eene nieuwe groepeering, welke plaatsende op het standpunt van Dr. Kuyper dat de rechtsche coalitie be houden moet blijven in 's lands belang. De klacht van verscherping der antithese door dit kabinet wees de Minister beslist af. Trouwens van linksche zijde is zelf erkend dat de Regeering niet uitdagend optreed. En waar dit nu zoo is, kon de Minister zich de klacht over de antithese niet anders verklaren dan dat men er zich bij de linksche partijen verzet, tegen het bestaan van andersdenkenden die dan toch in ieder geval dingen doen, waarop de Regeering geen invloed kan uitoefenen. Daar behoort men zich links* bij neer te leggen, als het ware te toonen dat men de zon in het water kan zien schijnen. Wat b. v. gebeurd is in kerk te Dordrecht, daartegen kan de Regeering toch nietsdoen en men zal toch zeker niet wenschen dat de Regeering zich mengt in dergelijke confessicneele geschillen. Ook uit het openstellen van hel Rijksmusseum te Am sterdam op Zondag, een half uur later dan gewoonlijk, valt niets af te leiden voor een recht der Regeering om de an tithese weer op den voorgrond te brengen. Die maatregel is eenvoudig genomen om de suppoosten gelegenheid te geven de volledige godsdienstoefening in de kerk bij te wonen. Een streven naar Zondags heiliging is bij de Regeering niet zoo sterk merkbaar de regeering bepaalt zich tot maatregelen gericht tegen ver storing van zondagsheiliging dat tegen dingen in strijd met de Zondags rust is. Het door eenige sprekers gecritiseerde ontwerp betreffende gehuwde ambte naressen grijpt niet in het huwelijks leven want het is niet gericht tegen ge huwde ambtenaressen, maar tegen ambte naressen, die voornemens zijn in het huwelijk te treden. Met de antithese heeft het absoluut niets te maken. De benoemingen door de regeering gedaan, geschieden met de meeste on partijdigheid. Dikwijls, en vooral bij burgemeestersbenoemingen is het vaak wenschelijk, de richting van den te be noemen persoon te weten met het oog op de richting der bevolking van de plaats waar hij burgemeester zal worden. Als een staaltje van de onpartijdig heid bij burgemeestersbenoemingen deel de de Minister mede, dat sedert zijn op treden burgemeestersbenoemingen zijn geschied, waarbij 25 kaïholieken zijn vervangen door evenveel katholieken, drie protestanten door drie protestanten, en een katholiek is benoemd in plaats van een protestant. In geen enkel opzicht heeft noch rechts noch links eenige reden van klagen over den Minisler, die zich van een volkomen vrij geweten be wust is in de aangelegenheid der be noemingen. Ook is volkomen onwaar dat naar de godsdienstige gezindheid der candidaten geïnformeerd wordt. Van een inquisitoriaal onderzoek is geen sprake. Wat betrett het geval van de verleening van een medaille aan een werkman van den lieer Leis te Kinder dijk verzekerde de Minister dat ook daarbij noch door de regecring noch door den burgemeester van Rotterdam een speciaal onderzoek is ingesteld naar de godsdienstige richting. Spr. gaat over tot de kwestie van den Rotcercamschen burgemeester. De burgemeester van Rotterdam staat boven elke verdenking, dat hij een aan beveling tot decoratie afhankelijk zou wenschen te maken van de godsdiensti ge richting van den te decoreeren per soon. De rechercheur met het onderzoek belast, heeft geheel uit zich zelf het on derzoek ingesteld op zijin eigen wijze. Wat betreft de Heldersche kwestie hierop zal nader teruggekomen worden bij de behandeling van de marinebe- grooting, maar de Minister van Marine heeft tot dusver alles meegedeeld wat gebeurd is tot aan de ontslagaanvrage van vice-admiraal van den Bosch. De houding van de regeering in deze zaak had meer waardeering verdiend. Men zegt dat de Minister van Mari ne opperdominé is en tegelijk klaagt men dat ds. Warners geen ambtenaar is, maar als ds. Warners ambtenaar was, dan zou juist de minister opperdominé zijn. De minister weersprak de bewering dat de regeering door indiening van het kustverdedigingsontwerp zich gemakke lijk heeft gemaakt door doode weermid delen beter te willen maken dan leven de. Dit is onjuist, waar de regeering immers aangekondigd heeft de herzie ning der Miiitiewet, die levende weer middelen betreft. De Minister weersprak ten stelligste dat het kustverdedigings- voorstel is geboren onder pressie van het buitenland, een onbillijk en anti nationaal verwijt, waar de regeering nim mer aanleiding heeft gegeven tot die verdenking, dat zij zich door vreemde pressie laat leiden. Waar gewezen is op de mislukking van het twee-ploegen,, stelsel bij het leger ocioogde de Minis ter dat dit stelsel nooit is aangemerkt als oplossing der militaire quaestie. .Wij ziging der Miiitiewet zil Get vee! (neer lasten meebrengen a.s bij den tcgeni woordigen toestand. De Minister bestreed daarna dat Jiei; onder het tegenwoordig bewind Ver-* keerd gaat met de sociale wetgeving. Het was Minister Talma niet mogelijk eerder met üe socia.e verzekeringen te komen het betreft hier ten hoogst moei lijke materie en daaroq moet rekening gehouden worden met de organen, die werkzaam moeten z-;u om die wetsont werpen tot uitvoering ie brengen. De ziekteverzekering u .iu ingediend; de ouderdoms- en invaliditeitsverzekering is bij den Raad van Sta ie, terwijl de her ziening der ongevahenwet zoover gevor derd is, dat z.j in December gereed zal! zijn waarschijnlijk. Spreker deed ecu be roep op de medewerking der Kamer, ten einde üe sociale verzekeringen zoo spoe dig mogelijk tot stand te brengen. Zeker is het, dat zonder tariefsverhooging geen geld te vinden is voor sociale wetgeving». Wat betreft 's lands financiën, stelt men slechts op kunstmatige wijze den Minister van Financiën verantwoordelijk voor den toestand. Spr. gaf de verzeke ring, dat vóór de tegenwoordige begroo ting werd ingediend, er bezuinigd is zoo veel maar eenigszins mogelijk was, juist omdat Minister Kolkman zich schrap stelde tegenover zijm ambtgenoot©». In verband hiermede bepleitte de Mi nister een andere wijze van behandeling van het budget, daar hij de tegenwoor dige wijze waarbij tijd te kort komt eii de begrooting niet practisch genoeg kan behandeld worden, een ziekte in onsi staatkundig leven acht. Er moest niet ieder jaar een begrooting behoeven te worden ingediend. Eindigende zeide de Minister, dat het Kabinet blijft rekenen op den steun der geheel e rechterzijdedat de steun der linkerzijde niet wordt afgewezen en ver klaarde hij nadrukkelijk, dat de tariefs- verhooging in 's lands belang beslist moet tot stand komen, anders wordt het vooruitzicht wanhopig. De Minister van Financiën hoopte, dat hij dit jaar voor het Laats! zou behoeven gebruik te maken van het noodmiddel van opcenten-heffing op het bedrijf. Onjuist is, dat de Minister de successie- en de inkomsten-belastingen van het Kabinet-De Meester zou heb ben overgenomen, na er vroeger als Ka merlid tegen te hebben geageerd. Steeds heeft hij die belastingen noo-dig geacht.t Evenzeer weersprak de minister ten stellgiste, dat hij een veranderd stand punt ten opzichte zijner financieeie plan nen had ingenomen. Er is alleen buiten) zijn wi'. en tegen zijn zin vertraging in de uitvoering gekomen. De minister deelde mede, dat het wets ontwerp, waarbij een debietrecht op tabak wordt geheven hedenochtend van den. .Raad van State door den minister is terug ontvangen- Spreker zette uiteen, dat de financieeie toestand er inderdaad donker uitziet, maar overdrijving ook in deze schaadt en reden om het hoofd te laten hangen is er in geen geval. De raming, dat het ta rief minstens 40 millioen zal opbrengen, zal naar menscheüjke berekening niet te genvallen. Hij hoopt dat in het voorjaar van 1912 de inkomstenbelasting behan deld zal kunnen worden. De minister kwam in den loop zijnen rede er tegen op, dat men zijn beslist voornemen om een gedeelte van het tarief te bestemmen voor de ouderdoms- en in validiteitsverzekering, als volksmisleiding heeft gekenschetst en zette, in de verdere verdediging van zijn beleid tegenover de heeren De Meester en Patijn uiteen, dat beslist 9 millioen gereserveerd zal wor den voor de ouderdomsverzekering. De minister verzekerde, dat op den dag dat aan de reserve, die hij voor de ouder domsverzekering op die wijze zal hebben gevormd, gebruikt zou worden voor een ander doel, hij niet zou aarzelen zijn por tefeuille ter beschikking te stellen. Wat voorts het tarief betreft, denkt de minister er niet aan, de eerste levensbe- hoeften als tarwe, graan of rogge te belasten. Spoed zal worden gemaakt, deelde de minister, nog mede, met het wetsontwerp] waarbij aan de rijkspostspaarbank be voegdheid zal worden verleend een bui- tenlandsche wisselportefeuille aan te leg- gen. Voor een belasting op goederen in de doode hand gevoelt de minister niets, en een voorstel op dat stuk is niet van herrt te verwachten. i' De Minister heeft zijn rede geëindigd, Morgen half 11 voortzetting van hef' algemeen debat. Justitiebegrooting. Aan de Memorie van Antwoord word! het volgende ontleend Met groote in genomenheid nam de Minister kennis vati de woorden van I hulde enwaard'eeringi in het voorloopig verslag gewijd aan' dé bekwaamheid en toewijding van zijneif verdienstelijken ambtsvoorganger, Mi nister Nelissen. Voor de welwillende wijze waarop door vele leden het optreden van dleif' Minister werd begroet, is deze ten zeer*.' ste erkentelijk. Dat inderdaad een krachtig etrevdf bij hem voorzit, om de 1 openbare z edel ij kheid waar mogelijk, te bevorderen, hoopt hl] te hebben getoond en gaarne *al Jijj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 6