EEN BEDELAARSKIND. Daarbij is het moeilijk hun deskundig heid', ook als ze zich noemen, te ver gelijken. Maar het gaat zeker niet aan zich Zon der nader onderzoek vast te klampen aait een groep van deskundigen, waarschijn lijk de kleinste. „Maar zoolang er nog deskundigen zijn die de noodzakelijkheid in twijfel trekken, staat d"eze niet „onwrikbaar" vast'4. Eischt .men een dergelijke eensge zindheid |an de deskundigen, dan vrees ik dat zelfs een proefondervindelijk be wijs der noodzakelijkheid .daartoe niet zal leiden. In ieder geval is m'. i. de Nijrnleeg- sche motie ten minste voorbarig. Overleg. De St a n d a a rdmeent, jdat het ge beurde bij het debat over de Bakkers wet allCTeerst gezocht moet worden en gemis, ja in volkomen ontstentenis van gemeen overleg. Het blad komt c'jaarbij terug op zijn vroeger besproken meening, datieen coalitie geen leider in de Kamer kan hebben, maar haar leider moet vin den in den president-minister. „Als drie partijen 'in coalitie saam- werken, geschiedt d'it op voet van gelijk heid, en deze gelijkheid zou ten eenen- male wegvallen, zoo dén der drie groepen de leiding van alle drie aan zich trok. Toe hmoet er leiding zijn, en deze leiding kan alleen buiten de Kamer, in het Kabi net, worden gezocht. De Coalitie is in drieën gedeeld, het Kabinet is één, en in alle leiding is eenheid eerste verei-schte. Thans echter zijn we reeds zoover af gedoold, dat tegen de Bakkerswet in let terlijken zin een Iaatmaar-waaien-politiek is toegepast ,en dat men onder de drie fractiën, met het Kabinet incluis, ieder zijn eigen deun zong, en het Kabinet ten slotte zelfs half en half de leiding van Mr. Troelstra aanvaardde. De gevolgen bleven dan ook '.niet uit. De wijze waarop Mr. Idsinga den Minister aanviel, was geen oogenblik voor verdediging vatbaar, en voorts tapte ieder naar hartelust uit zijn eigen vaatje, iets wat bij een zoo spe ciaal sociale, wet door het ontwerp zelf schier werd uitgelokt en tot onvergeeflijke tijdverspilling leidde; en in 't eind alles weer op losse schroeven zette. Ook van antirevolutionaire zijde liep 't in de war Op zichzelf nu is het volkomen verklaar baar. Bij zulk een speciale wet spelen al lerlei ingewikkelde verhoudingen, op ver schillende lijn iiggende beginselen en te genstrijdige belangen door elkaar. In elk Parlement' en onder elk Kabinet katj dit dan ook niet anders dan tot chaotische verwarring leiden, zoo voorafgaand dege lijk overleg dit niet voorkomt. Bij een meerderheid Links zou 't evenzoo geweest zijn, indien ook daar behoorlijk overleg niet ware voorafgegaan. Het verheugt ons daarom, dat in de Pers der Rechterzijde thans meer alge meen op deze ontstentens van overleg, als op een ernstig dreigend gevaar, gewezen wordt. De oppositie legt 't er natuurlijk op toe, om te maken dat er deze periode zoo weinig mogelijk tot stand komt. Dat is haar recht, en kan voor haar goede tak- tiek zijn Doch juist daaruit volgt dat on zerzijds die tactiek niet mag bevorderd; worden En dit toch is thans geschied. Ware het anders en beter aangelegd, dan zou de Bakkerswet zeer goed voor de indische begrooting kunnen Zijn afgedaan. Nu begint 't pas weer in Februari, en tot Paschen zal 'er de tijd zoo goed als mee weg zijn. Wat^al er dan wel van terecht komen, zoo de Ziektewet, de Ongevallen wet en de Invaliditeitswet aan de ord,e komen? En hoe zal dit alles voor Juni 1913 in het „Staatsblad" geraken? Te meer daar men voor de Ziektewet nu weer een Commissie van Voorberei ding heeft gevormdiets wat natuurlijk de schriftelijke behandeling nogmaals ver lengt. Raadpleeg maar wat er vroeger ge komen is van «de Commissie van Voorbe ding voor de Vaccine wet, voor de Ver zekeringswetten van vroeger, en nu weer voor de gemeente-financiën. Een „caveant consules" ischijnt ons hier niet te onpas." Het „Huisgezin" gaat met de be schouwingen over de leiding der coalitie niet accoord. „Hoe men elders daarover moge den ken, schrijft het Bossche blad, laten wij daar, een N ed e r 1 a n d s ch e gedachte is hét niet. De ministers zijn dienaren der Kroon, de Staten-Generaal vertegenwoordigen het volk bij de Kroon. Deze tegenstelling sluit onzes erachtens uit wat de „Standaard" wenscht: dat de minister-president over de meerderheid der Staten-Generaal de leiding hebbe. Maar die leiding is ook niet noodig om te komen tot hetgeen de „Standaard" en wij gelijkelijk "wenschengemeen over leg tusschen de meerderheid, waarop het ministerie steunt, en (het kabinet. De groepen van rechts hebben haar eigen clubvergaderingen, waarin de voor stellen der regeering worden besproken. De besturen der clubs kunnen onder ling voeling houden, en daarna met den minister overleg plegen. Zoo kan hetzelfde worden bereikt, zon der dat men zijn toevlucht behoeft te ne men totüieton-Nederlandsche middelaan den minister-president de leiding der co alitie opdragen." STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER. Oorlogsbegrooting. In d'e .afdeelingen der Kamer bleek men zich verheugd te hebben over de aankondiging (in de Troonrede), van de wijziging der militie wet 1901. Toch werd het algemeen b e 1 e i d' v a n den minister aan critiek onderwor pen. Men verweet hem onvastheid en het gehoor geven aan een reactie buiten het leger. Verder meende men dat de minis ter teveel zijn aandacht aan de doode weermiddelen wijdde. De geest in het lege: zoo werd' betoogd is niet zooals die wezen moet, tegenover ver hoogde uitgaven staat geen vermeerde ring van weerkracht, het tweeploegen- stelsel is mislukt. Anderzijds werd opgemerkt, dat den tegenvvoordigen bewindsman van dat al les niet de schuld mag worden gegeven, de aanmerking omtrent de doode weer middelen werd onjuist geacht en even eens die omtrent het tweeploegensftfel- sel, slechts werd toegegeven, dat de, uitvoering van het denkbeeld' niet geluk kig was geweest. Ook in het algemeen werd de afbre kende critiek onbillijk en verlammend geacht. Velen keurden het af, dat over tal van maatregelen van het hoogste ge wicht slechts bij de begrooting kon wor den beslist. Terugneming van de betrok ken posten werd verzocht. Anderen meenden, dat afzonderlijke behandeling buiten de begrooting lasti ger en tijdroovender zou zijn. Het eindcijfer van de begrooting wekte onrust wegens de daaruit spre kende stijging: f 1,282,161 meer dan ver leden jaar. Men vraagt verklaring en vreest voor onvoldoende rekening houden met de financieele draagkracht van het land. Ten aanzien van de officieren! klaagt men over den geest in hun corps heerschende. Zij zijn ontevreden en moe deloos en de oprichting van een officiers- bond zou daarvan het bewijs zijn. Afgekeurd1 wordt de bevordering van een in rang jongere dan de commanfiant van het veldfeger tot chef van den gene rale staf van een luit.-kolonel die ook tal van hoogeren en puderen in rang boven zich had. De benoeming van een kolonel tot inspecteur der infanteriet werd' wel door eenige leden afgekeurd op grond, dat de betrokkene geen juist begrip zou hebben van de rechten zijner ondergeschikten. Geklaagd' werd over onjuiste behan deling van een kapitein, gestraft we gens ondermijning van de krijgstucht, door een hoogeren chef van de straf ontheven, doch in weerwil daarvan door een nog hoogeren wieer berispt we gens hetzelfde feit. De kapitein zou' Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 8 November. Uit de Pers. Een nieuwe partij groepeering. De „N e d e 11 a n d e r 'het orgaan van 'Jjhr. deSavornin Lobman, wijdt een hoofd artikel aan bovenstaand onderwerp. Daaraan is Ihetvolgende ontleend: Niet zoodra was bij de behandeling van het ontwerp-Bakkerswet verschil van opinie geconstateerd tusschen onderschei dene rechtsche afgevaarciigdenin ons par lement, of voorde zooveelste maal werd van verschillende zijden betoogd, dat de huidige politieke constellatie tot niets, nut was, en dat een verbond tusschen zooge- 'inaamde „democraten" eener- en zooge naamde „conservatieven,, anderzijds, ver re de voorkeur verdiende boven een par- .tijgroepeering, die aansluiting zocht bij de godsdienstige overtuiging van ons volk. Wij erkennen, dat oppervlakkig iveel voor een nieuwe groepeering zou pleiten. Intusschen meenen wij, Idat eene derge- ilijke groepeering practisch niet wel uit voerbaar is, zich niet bij de werkelijkheid 'aansluiten en tot inconstitutioneels prak tijken leiden zou, terwijl de tegenwoordi ge groepeering juist (de tegenovergestelde I eigenschappen bezit. Eene nieuwe groepeering is prac tisch niet wei uitvoerbaar. Waar om niet? Een dergelijke groepeering zou geven eene „samenwerking tusschen hen, die gelijke doeleinden nastreven." gelijk het Voorl. Versl. het uitdrukt. Nu kan reeds aanstonds worden opgemerkt, dat 'zulk eene omschrijving al heel vaag is, eigenlijk nietszeggend. Iedere partij ten zij misschien de soc. dem. die slechts het belang van één klasse op het oog heeft, streeft naar hetzelfde doel, n.l. Ihet heil van'het geheele volk. Het verschil bestaat veeleer hierin, dat de een dit doel op deze, de ander op een andere wijze zoekt te bereiken. Nu zeggemen niet, dat daaruit volgt, dat derhalve zij, die dezelfde 1 middelen tot bereiking van dat doe! na streven, zich moeten vereenigen, want hiertegen bestaat tweeerlei bezwaar. Het .bezwaar Sis, dat men ook die middelen niet dan zeer in 't algemeen kar. aangeven, lzoodat bij de practische wetgeving zou blijken, dat men aan dit criterium nog veel minder had dan aan het tegenwoor dig criterium r> e ch ts of links. Dit zou weer ten gevolge 'hebben, dat zich omdat men aan geen hooger beginsel ge bonden is, telkens nieuwe partij-vormin gen zouden voordoen. De tegenwoordige Brokkeling der linkerzijde en de poli - tieke geschiedenis van Frankrijk toonen dit reeds voldoende aan. Het tweede bezwaar is, dat de kiezers onmogelijk kun nen fceoordeelen, welke middelen goed zijn ter bereiking van het door allen be oogde doel. Reeds nu bestaat de verkeer de praktijk, de kiezers allerlei fraaie za ken, die door de „democratie' zouden worden bereikt, voor te spiegelen. Na tuurlijk komen die kiezers, die al heel ge makkelijk geneigd zijn hem te volgen, die 'het meeste belooft, vaak bedrogen uit. Dat ligt niét aan den -remmend-en invloed van „conser. atieve smaldeelen" (stijl „Standaard") maar eenvoudig hieraan, dat een Regeering niet alles vervullen kan, wat door propagandandisten aan de goë- gemeente is voorgespiegeld, en dat zal net zoc blijven, als de consequentie van dit verkeerde systeem wordt getrokken, er. de nieuwe partijverdeeling wordt doorgevoerd. De nieuwe groepeering is dus onprac- tisch. De tegenwoordige is daarentegen practisch om de eenvoudige reden, dat zij een criterium geeft, dat wél zeker is, en waaraan de burgers wel houvast hebben, en dat zij kunnen begrijpen. Dit brengt ons tot onze tweede opmer king; de nieuwe groepeering houdt geen rekeningmet de bestaande verhoudingen. Het feit ligt er nu een maal. dai ons volk meer dan eenige an- FEUILLETON. Vertelling uit Bohemen, van J, Vond rak. 13) Zoo vloog d'e tijd' om en de ouldjes, liefdevolle vrouw ging voort met in Ro salias hart zaden te strooien van gods- Vrucht en deugd. Ze gewende haar aan |zind;elijk.,eid, leende haar manieren, in 't kort voedde haar op, zooals ze een eigen idiochter slechts had kunnen doen. Daarbij gaf ze telkens wat uit de han den dat ze dan aan het meisje overliet. „Mijn óogen beginnen me te fopp'dn, Rosalie, toe, maak jij dat naaiwerk eens yoor mij af. „ïk ben vandaag erg moe. 't Kon geen geen kwaad', als jij 't wascjhgoed van middag eens streek." Zoo werd Rosalie, zonder diat ze 't eigenlijk merkte, een dbor en door be kwame huishoudster. En dat was 'goed ook, want moeder itje kwam weinig meer van 'haar stoel af. Ze werd slecht ter been en kon al leen nog maar voort, met behulp van een stokje, of als Rosalie jhaar onderste;un ite dere zaak, den godsdienst hoogschat. Dat openbaart zich meer dan iets anders in het sociale leven. Er bestaat eene antithese, men moge het ontkennen of niet, tusschen hen, die met de Openbaring Gods reke nen en hen, die dat niet doen. In hoelager kringen men komt, Ihoe meer die antithe se zich in de praktijk openbaart, b.v. wat den omgang, het huwelijk, de levensge woonten aangaat. Uitvoerig wordt de tegenwoordige groepeering door het blad verdedigd: In de derde plaats zou eene tegenover gestelde partijgroepeering tot inconsti tutioneel e p r a k t ij k e n leiden. Immers, de kiezers zouden over aller lei onderwerpen van praktische politiek hebben te oordeelen. Zij kunnen dat wel niet, maar zij oor deelen dan maar'zonder voldoende kennis. Gevolg is, dat wanneer een partij aan de de regeering kómt, die partij omdat zij geen andere bestaansredenen heeft, dan liet bezigen van zekere middelen tot het bereiken van een bepaald doel, van de kiezers, die over die middelen uitspraak hebben gedaan, geheel afhankelijk is. Men krijgt dan p a r tij-regeering, d. i. niet democratie, maar regeering van de demagogen of propagandisten. De gevol gen; verdrukking der minderheden en onvastheid van regeeringspolitiek daar de Regeering toch niet alle beloften kan vervullen en dan telkens wordt wegge jaagd liggen voor de hand. Wij stellen de vraag slechts of het land er zoo beter aan toe is, dan wanneer het bestuurd wordt door eene Regeering, die 'het vertrouwen heeft van het grootste gedeelte van ons volk, dat immers nog aan den godsdienst vasthoudt, en die in de punten van practische politiek, die slechts zelden den godsdienst raken ,tot eigen oordeelen geroepen is en zelf de verant woordelijkheid draagt. De Nijmeegsche motie. Mgr. Dr. W. H. Nolens, zet in d'e „Nieuwe Ven 1. Crt." uiteen dat de Nijmeegsche motie ten minste voorbarig is. Na gewezen te hebben dat er inder daad moed toe behoorde on het voor stel inzake de kustverdediging ie doen, omdat defensieuitgaven in ons land ze ker niet gewild zijn, betoogt schrijver dat op dit oogenblik', nu het voorstel zelfs nog niet in de afdeelingen omldler- zocht is, er nog niet zoo heel veel le den zijn, die hun oordeel reeds hebben gevestigd'. De Nijmeegsche kiesvereen. schijnt spoediger klaar te zijn. Overwegende o.a. dat de bovenbe doelde noodzakelijkheid geenszins geble ken is, besluit zij de Staten-Generaal te verzoeken hef wetsontwerp niet aan ie nemen. De vraag zou gesteld kunnen worden of het wel op den weg eener kiesver- eeniging ligt zoodanig verzoek aan de Staten-Generaal te richten omftrent een wetsontwerp van dezen aard. In ieder geval is het verzoek ten min ste voorbarig. Waaruit toch zou gebleken zijn dat die noodzakelijkheid niet bestaat? Natuurlijk niet uit de ervaring, die geleerd' zou hebben, dat onze kust geen verdediging behoeft, of dat de bestaan de verdedigingsmiddelen voldoende zou den zijn. Uit de toelichting op het voorstel dan? Bij deze behoort echter, en zij ver wijst 'naar een geheim rapport, waar van de kiesvereeniging zonder twijfel geen kennis heeft kunnen nemen. Maar de deskundjgen. Onder deze zijn er die den maat« regel dringend noodig achten, en in de eerstel plaats de verantwoordelijke Mi nisters van Oorlog en Marine. Anderen achten het voorgestelde te weinig. Weer anderen meenen met minder te kunnen volstaan. Ook zijn er die wat thans voorgesteld wordt, niet noodig oordeelen. Nu mag men het betreuren, dat de des kundigen ook in dit geval het niet eens zijn. Dat schijnt nu eenmaal het eigenaar dige 'van deskundigen, vooral op mili tair gebied', te zijn. Maar op zekeren dag bleef de stoel leeg. Moeder lag te bed'. Ze was ziek, ernstig ziek. De pastoor liep treurig rond', want hij vreesde het ergste. Om den heelén dag in moeders onmiddellijke nabijheid te te kunnen zijn, had' hij zijn schrijftafel in de ziekenkamer laten brengen. Hij hield daar overdlag de wadht. Rosalie waakte 's nachts. Na lange weken van dobberen tus schen leven en dood, gaf de dokter weer moed en werkelijk, tegen alle ver wachting in, kwam de oude vrouw Weer zoo ver dat ze haar plaatsje weer kon innemen. Maar toen het gure najaar kwam stort te ze weer in en werd zieker dan ooit te voren Er heerschte een treurige stemming in de pastorie en d'e vele bezoeksters, dtie naar den toestand van de zieke kwamen vragen, maakten die stemming niet beter. „Ziet u", klonk het dan bij 't afscheid nemen, „ziet u, onze Dina, die is zin delijk en netjes .Zal ik ze maar sturen om wat te komen helpen Rosalie heeft het al druk. Die kan al het werk niet af." ,,En hoe staat het met*de oppassing Ik geloof, die kon wel beter zijn. >Vaar heeft zoo'n dienstmeid ook verstanjdl van? En die deugt daar niet voor, ook. U. moet y/eten tik jh.qb nog een fealvg sui ter, ze is weduwe en heeft geen kinde ren, die zou u beter kunnen verzorgen, 't Is een beschaafd' mensch en ze heeft verstand om met zieken om te gaan. Als u er op staat, 't hoeft me maar een letter tje te kosten, en u hebt ze morgen all hier." Al die praatjes deldien Rosalie Veel verdriet. Maar daar de oude vrouw heel goed merkte waar bet die indringsters om te doen was, wees ze alle aanbiedin gen beslist vande 'hand. Ze had een ander plan. Zc wenschte Rosalie voor de huis houding van haar zoon te behouden. Maar ihoe? Ze wist heel goed, wat Rosalie's voornemen was en dan £ou haar zoon zoo geeehl alleen staan. „Kind", zei ze op zekeren dag, toien ze nog al wel was tegen Rosalie „kindi, kom eens hier." „Wat is er,moeder?" „Kind, ik heb je wat te vragen. Iets ehel gewichtigs te vragen. En als je in mijn vra,ag zoudt kunnen toestemmen, zou ik o, zoo gelukkig zijn en geruist*" kunnen sterven!" „Moeder, zeg het maar. Ik zal alles doen wat ik kan om u genoegen te ge ven." „Nog een paar dagen misschien, ien ik zal er niet meer zijn. Wat zal er dan van mijn zoon worden! O, beloof me, ajs jq ';t $at je ftem noojt guit yer- laten, dat je altijd als huishoudster bij hem zult blijven. Ik-vraag veel van je, want ik weet wat je er voor opoffert. Maar als je ja zoudt kunnen zeggen, wat zou ik dan een gerust sterfbed hebben Rosalie ontroerde op 'het hooren van die vraag en barstte in tranen uit. „Later als je hem overleeft, dan kan je immers nog in bet klooster gaan", vervolgde d'e zieke met stokkende stem. „Toe, beloof bet me. Wil je?" En Rosalie zwichtte voor de bede van de bijna stervende vrouw, die zooveel voor ihaar, arme verlatene, gedaan had en stemde toe. Den volgenden morgen bleven de gor dijnen van de pastorie neergelaten. Noch de gebeden van den pastoor, noch ie tranen van Rosalie, noch het gelui van het doodsklok je, dat droevig klonk over de velden, waren in staat lief moedertje te wekken uit de eeuwige rust, die ze kalm was ingegaan na een leven van zorg en opofferende liefde. IX. ,Wat een praatjes gingen er in het dorp rond, toen 'het bekend werd, dat de pas toor Rosalie als buishoudster wenschte te behouden en elke aanbieding van dien aard van de hand wees. „Zeg weet je 't ai?. Üqb je 't alge- daardoor in de onmogelijkheid zijn om d'e zaak voor het Hoog Militair Gerechts hof te brengen. Het ambtsgehe im van militai ren kwam ter sprake naar aanleiding van wat in de Eerste Kamer gezegni werd' door een generaal-majoor op non* activiteit over hetgeen in 1904 in Den1 Helder zou zijn gebeurd1. Moet zoo vroeg men een militair hef geheim zij ner instructies ook bewaren nadat hij op non-activitdt is gesteld of gepen- sionneerd is Over de voorschriften nopens die bei oordeelingslijsten werd iwiedei? om geklaagd'. Dat de minister de posten omtrent! o f- ficierstraktementen zou terugne men bleef men hopen, maar overigens werd verklaard, dat men ingenomen was1 m'et d'e verbooging der traktementen zelft Andere leden wanen ecjhter tegen de ver- hooging. i Bij herhaling werd geklaagd over den geest onder onderofficier*., enmin deren. Als oorzaken, die tot de slechte geest, leidden, werden genoemd ongelijke toepassing van de nieuwe sol dijregeling, tegengaan van inwilliging hunner billijke verlangens, het bc-staan van militaire bonden enz. Berperking van het recht van vereeni- ging van militairen krachtens art. 9 dec Grondwet .(belang der ppenb'are .orde) vond verdediging en bestrijding. „Gevraagd1 werd naar de geoefendheid van v i e r m a a ncf e r s en van het resul taat van de oefeningen op de strijkfi- vaardigheicf van de troepen. Met leedwezen hadden verscheidend leden kennis genomen van het besluit om' den fouriersrangaf te schaffen. Behandeling van militairen1. Enkele leden klaagden er over dat aan' miliciens te Assen gedurende den eer sten tijd van verblijf onder de wapenen! geen verlof op Zondag wordt verleen/cö om hun familie buiten het garnizoen td bezoeken. Gevraagd v'erd naar de re den. Ook omtrent andere v^va tl en werden inlichtingen gevraagd, i. ooit)ent het geen de dagbladen hebben vermeld aan gaande de genees kun dl ge behandel ingt»; die in den avond van 2 September j. I. een milicien-sergeant van het regimen* grenadiers en jagers zou hebben onder gaan en aangaande de bewemde uit latingen van den luitenant Noil the n i u s tegenover Rooms c.h-K a t h o - l> i e k' c miliciens. Naar aanleiding var. de nieuv-e voor schriften betreffende het huwen van' militairen beneden den rang van officier gaven eenige leder te kennen, dat die voorschriften h. i. geheel zouden kunnen vervallen, in elk geval zeer vereenvou digd zouden kunnen woeden. Sommige leden hadden, bezwaar tegen de bestemming van soldaten v< or de be waking van hef Ncdrrt paviljoen op die Brussel sche tentoonstelling. Gevraagd' werd of <Jaa*voor miLciens of vrijwilligers zijn gebruikt. Eenige leden hadden vernomen, dat een grenadier, die, afgekeurd na 2esi jaren dienst, in uniform v.p «truat stond zonder middel van bestaan en /onder geld om zich burgerkleeding, aan t.e schaffen, op een ecnigszins zonderlinge wijze waa opgepakt en daarna in den kazerne burgerkl ceding had ontvangen, in dezen vorm, dal men hem zijn uni form teruggaf met blauwe knoopen. Men vroeg ook wat den minister hicn'aii be kend is. Reorganisatie der Bereden korpsen. Ten aanzien van het denk beeld bij mobilisatie het aantal in vre destijd bestaande batterijen te verdub belen, werd dc. bedenking geopperd, dat zulks op hei oogenblik der mobilisatie tot groote moeilijkheden zou leiden. Sommige leden, instemmende met liet d'enkbeeid het aantal afdeelingen van het regiment op drie te brengen, meenden dat zulks niet reeds in vredestijd behoef de te geschieden. Vrij algemeen werd instemming be tuigd met het plan tojfc ophefu'ng van d'e hoofdadmmistratiën en van de «aden hoord? Die boft ook maar niet eventjes! 't Is Schande! En de pastoor Lm zulke nette meisjes voor de huishouding krij gen!" „Ja, zie je, ik zeg maar, hoe slechter een mensch is,hoe meer geluk hij heeft!" Maar alle praatjes nemen een einde en ook deze hielden op. De babbelzucht van de lui richtte zich op andere gebeurtenis sen en ten laatste liet men Rosalie geheel met rust. Eer een jaar verstreken was>: wist men niet beter, of 't hoorde zoo. In de pastorie waa allen bij 't oude. Rosalie volgde in alles het voorbeeld van moeder. De leunstoel stond nog steeds op dezelfde plaats en Rosalie zag in haar ge dachte daarin nog altijd de gestalte van de goede oude vrouw. Met haar sprak ze. Bij haar vroeg ze raad. Haar klaagde ze haren nood'. En da ntrachtte ze alles te doen ten genoege van den pastoor. Van moeder had ze het fijne gevoel geërfd en diep in haar hart opgesloten om den priester te ecren en te dienen, hem bij zijn werk niet te storen, onnoodige zorgen van hem verwijderd te houden en alles voor hem te verbergen, wat hem 'eenig verdriet zon hebben kunnen berokkenen. (Wordt vwivolgd.)'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5