EEN BEDELAARSKIND.
Daarbij is het moeilijk hun deskundig
heid', ook als ze zich noemen, te ver
gelijken.
Maar het gaat zeker niet aan zich Zon
der nader onderzoek vast te klampen aait
een groep van deskundigen, waarschijn
lijk de kleinste.
„Maar zoolang er nog deskundigen
zijn die de noodzakelijkheid in twijfel
trekken, staat d"eze niet „onwrikbaar"
vast'4.
Eischt .men een dergelijke eensge
zindheid |an de deskundigen, dan vrees
ik dat zelfs een proefondervindelijk be
wijs der noodzakelijkheid .daartoe niet
zal leiden.
In ieder geval is m'. i. de Nijrnleeg-
sche motie ten minste voorbarig.
Overleg.
De St a n d a a rdmeent, jdat het ge
beurde bij het debat over de Bakkers
wet allCTeerst gezocht moet worden en
gemis, ja in volkomen ontstentenis van
gemeen overleg. Het blad komt c'jaarbij
terug op zijn vroeger besproken meening,
datieen coalitie geen leider in de Kamer
kan hebben, maar haar leider moet vin
den in den president-minister.
„Als drie partijen 'in coalitie saam-
werken, geschiedt d'it op voet van gelijk
heid, en deze gelijkheid zou ten eenen-
male wegvallen, zoo dén der drie groepen
de leiding van alle drie aan zich trok.
Toe hmoet er leiding zijn, en deze leiding
kan alleen buiten de Kamer, in het Kabi
net, worden gezocht. De Coalitie is in
drieën gedeeld, het Kabinet is één, en in
alle leiding is eenheid eerste verei-schte.
Thans echter zijn we reeds zoover af
gedoold, dat tegen de Bakkerswet in let
terlijken zin een Iaatmaar-waaien-politiek
is toegepast ,en dat men onder de drie
fractiën, met het Kabinet incluis, ieder
zijn eigen deun zong, en het Kabinet ten
slotte zelfs half en half de leiding van
Mr. Troelstra aanvaardde. De gevolgen
bleven dan ook '.niet uit. De wijze waarop
Mr. Idsinga den Minister aanviel, was
geen oogenblik voor verdediging vatbaar,
en voorts tapte ieder naar hartelust uit
zijn eigen vaatje, iets wat bij een zoo spe
ciaal sociale, wet door het ontwerp zelf
schier werd uitgelokt en tot onvergeeflijke
tijdverspilling leidde; en in 't eind alles
weer op losse schroeven zette. Ook van
antirevolutionaire zijde liep 't in de war
Op zichzelf nu is het volkomen verklaar
baar. Bij zulk een speciale wet spelen al
lerlei ingewikkelde verhoudingen, op ver
schillende lijn iiggende beginselen en te
genstrijdige belangen door elkaar. In elk
Parlement' en onder elk Kabinet katj dit
dan ook niet anders dan tot chaotische
verwarring leiden, zoo voorafgaand dege
lijk overleg dit niet voorkomt. Bij een
meerderheid Links zou 't evenzoo geweest
zijn, indien ook daar behoorlijk overleg
niet ware voorafgegaan.
Het verheugt ons daarom, dat in de
Pers der Rechterzijde thans meer alge
meen op deze ontstentens van overleg, als
op een ernstig dreigend gevaar, gewezen
wordt.
De oppositie legt 't er natuurlijk op
toe, om te maken dat er deze periode zoo
weinig mogelijk tot stand komt. Dat is
haar recht, en kan voor haar goede tak-
tiek zijn Doch juist daaruit volgt dat on
zerzijds die tactiek niet mag bevorderd;
worden En dit toch is thans geschied.
Ware het anders en beter aangelegd,
dan zou de Bakkerswet zeer goed voor de
indische begrooting kunnen Zijn afgedaan.
Nu begint 't pas weer in Februari, en tot
Paschen zal 'er de tijd zoo goed als mee
weg zijn. Wat^al er dan wel van terecht
komen, zoo de Ziektewet, de Ongevallen
wet en de Invaliditeitswet aan de ord,e
komen? En hoe zal dit alles voor Juni
1913 in het „Staatsblad" geraken?
Te meer daar men voor de Ziektewet
nu weer een Commissie van Voorberei
ding heeft gevormdiets wat natuurlijk de
schriftelijke behandeling nogmaals ver
lengt. Raadpleeg maar wat er vroeger ge
komen is van «de Commissie van Voorbe
ding voor de Vaccine wet, voor de Ver
zekeringswetten van vroeger, en nu weer
voor de gemeente-financiën.
Een „caveant consules" ischijnt ons hier
niet te onpas."
Het „Huisgezin" gaat met de be
schouwingen over de leiding der coalitie
niet accoord.
„Hoe men elders daarover moge den
ken, schrijft het Bossche blad, laten wij
daar, een N ed e r 1 a n d s ch e gedachte
is hét niet.
De ministers zijn dienaren der Kroon,
de Staten-Generaal vertegenwoordigen
het volk bij de Kroon.
Deze tegenstelling sluit onzes erachtens
uit wat de „Standaard" wenscht: dat de
minister-president over de meerderheid
der Staten-Generaal de leiding hebbe.
Maar die leiding is ook niet noodig
om te komen tot hetgeen de „Standaard"
en wij gelijkelijk "wenschengemeen over
leg tusschen de meerderheid, waarop het
ministerie steunt, en (het kabinet.
De groepen van rechts hebben haar
eigen clubvergaderingen, waarin de voor
stellen der regeering worden besproken.
De besturen der clubs kunnen onder
ling voeling houden, en daarna met den
minister overleg plegen.
Zoo kan hetzelfde worden bereikt, zon
der dat men zijn toevlucht behoeft te ne
men totüieton-Nederlandsche middelaan
den minister-president de leiding der co
alitie opdragen."
STATEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER.
Oorlogsbegrooting.
In d'e .afdeelingen der Kamer bleek
men zich verheugd te hebben over de
aankondiging (in de Troonrede), van de
wijziging der militie wet 1901.
Toch werd het algemeen b e 1 e i d' v a n
den minister aan critiek onderwor
pen. Men verweet hem onvastheid en het
gehoor geven aan een reactie buiten het
leger. Verder meende men dat de minis
ter teveel zijn aandacht aan de doode
weermiddelen wijdde. De geest in het
lege: zoo werd' betoogd is niet
zooals die wezen moet, tegenover ver
hoogde uitgaven staat geen vermeerde
ring van weerkracht, het tweeploegen-
stelsel is mislukt.
Anderzijds werd opgemerkt, dat den
tegenvvoordigen bewindsman van dat al
les niet de schuld mag worden gegeven,
de aanmerking omtrent de doode weer
middelen werd onjuist geacht en even
eens die omtrent het tweeploegensftfel-
sel, slechts werd toegegeven, dat de,
uitvoering van het denkbeeld' niet geluk
kig was geweest.
Ook in het algemeen werd de afbre
kende critiek onbillijk en verlammend
geacht.
Velen keurden het af, dat over tal
van maatregelen van het hoogste ge
wicht slechts bij de begrooting kon wor
den beslist. Terugneming van de betrok
ken posten werd verzocht.
Anderen meenden, dat afzonderlijke
behandeling buiten de begrooting lasti
ger en tijdroovender zou zijn.
Het eindcijfer van de begrooting
wekte onrust wegens de daaruit spre
kende stijging: f 1,282,161 meer dan ver
leden jaar.
Men vraagt verklaring en vreest voor
onvoldoende rekening houden met de
financieele draagkracht van het land.
Ten aanzien van de officieren!
klaagt men over den geest in hun corps
heerschende. Zij zijn ontevreden en moe
deloos en de oprichting van een officiers-
bond zou daarvan het bewijs zijn.
Afgekeurd1 wordt de bevordering van
een in rang jongere dan de commanfiant
van het veldfeger tot chef van den gene
rale staf van een luit.-kolonel die ook
tal van hoogeren en puderen in rang
boven zich had. De benoeming van een
kolonel tot inspecteur der infanteriet
werd' wel door eenige leden afgekeurd
op grond, dat de betrokkene geen juist
begrip zou hebben van de rechten zijner
ondergeschikten.
Geklaagd' werd over onjuiste behan
deling van een kapitein, gestraft we
gens ondermijning van de krijgstucht,
door een hoogeren chef van de straf
ontheven, doch in weerwil daarvan door
een nog hoogeren wieer berispt we
gens hetzelfde feit. De kapitein zou'
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Dinsdag 8 November.
Uit de Pers.
Een nieuwe partij groepeering.
De „N e d e 11 a n d e r 'het orgaan van
'Jjhr. deSavornin Lobman, wijdt een hoofd
artikel aan bovenstaand onderwerp.
Daaraan is Ihetvolgende ontleend:
Niet zoodra was bij de behandeling
van het ontwerp-Bakkerswet verschil van
opinie geconstateerd tusschen onderschei
dene rechtsche afgevaarciigdenin ons par
lement, of voorde zooveelste maal werd
van verschillende zijden betoogd, dat de
huidige politieke constellatie tot niets, nut
was, en dat een verbond tusschen zooge-
'inaamde „democraten" eener- en zooge
naamde „conservatieven,, anderzijds, ver
re de voorkeur verdiende boven een par-
.tijgroepeering, die aansluiting zocht bij
de godsdienstige overtuiging van ons volk.
Wij erkennen, dat oppervlakkig
iveel voor een nieuwe groepeering zou
pleiten.
Intusschen meenen wij, Idat eene derge-
ilijke groepeering practisch niet wel uit
voerbaar is, zich niet bij de werkelijkheid
'aansluiten en tot inconstitutioneels prak
tijken leiden zou, terwijl de tegenwoordi
ge groepeering juist (de tegenovergestelde
I eigenschappen bezit.
Eene nieuwe groepeering is prac
tisch niet wei uitvoerbaar. Waar
om niet? Een dergelijke groepeering zou
geven eene „samenwerking tusschen hen,
die gelijke doeleinden nastreven." gelijk
het Voorl. Versl. het uitdrukt. Nu kan
reeds aanstonds worden opgemerkt, dat
'zulk eene omschrijving al heel vaag is,
eigenlijk nietszeggend. Iedere partij ten
zij misschien de soc. dem. die slechts
het belang van één klasse op het oog
heeft, streeft naar hetzelfde doel, n.l.
Ihet heil van'het geheele volk. Het verschil
bestaat veeleer hierin, dat de een dit doel
op deze, de ander op een andere wijze
zoekt te bereiken. Nu zeggemen niet, dat
daaruit volgt, dat derhalve zij, die dezelfde
1 middelen tot bereiking van dat doe! na
streven, zich moeten vereenigen, want
hiertegen bestaat tweeerlei bezwaar. Het
.bezwaar Sis, dat men ook die middelen
niet dan zeer in 't algemeen kar. aangeven,
lzoodat bij de practische wetgeving zou
blijken, dat men aan dit criterium nog
veel minder had dan aan het tegenwoor
dig criterium r> e ch ts of links. Dit
zou weer ten gevolge 'hebben, dat zich
omdat men aan geen hooger beginsel ge
bonden is, telkens nieuwe partij-vormin
gen zouden voordoen. De tegenwoordige
Brokkeling der linkerzijde en de poli -
tieke geschiedenis van Frankrijk toonen
dit reeds voldoende aan. Het tweede
bezwaar is, dat de kiezers onmogelijk kun
nen fceoordeelen, welke middelen goed
zijn ter bereiking van het door allen be
oogde doel. Reeds nu bestaat de verkeer
de praktijk, de kiezers allerlei fraaie za
ken, die door de „democratie' zouden
worden bereikt, voor te spiegelen. Na
tuurlijk komen die kiezers, die al heel ge
makkelijk geneigd zijn hem te volgen,
die 'het meeste belooft, vaak bedrogen uit.
Dat ligt niét aan den -remmend-en invloed
van „conser. atieve smaldeelen" (stijl
„Standaard") maar eenvoudig hieraan, dat
een Regeering niet alles vervullen kan,
wat door propagandandisten aan de goë-
gemeente is voorgespiegeld, en dat zal
net zoc blijven, als de consequentie van
dit verkeerde systeem wordt getrokken,
er. de nieuwe partijverdeeling wordt
doorgevoerd.
De nieuwe groepeering is dus onprac-
tisch. De tegenwoordige is daarentegen
practisch om de eenvoudige reden, dat
zij een criterium geeft, dat wél zeker
is, en waaraan de burgers wel houvast
hebben, en dat zij kunnen begrijpen.
Dit brengt ons tot onze tweede opmer
king; de nieuwe groepeering houdt
geen rekeningmet de bestaande
verhoudingen. Het feit ligt er nu een
maal. dai ons volk meer dan eenige an-
FEUILLETON.
Vertelling uit Bohemen, van J, Vond rak.
13)
Zoo vloog d'e tijd' om en de ouldjes,
liefdevolle vrouw ging voort met in Ro
salias hart zaden te strooien van gods-
Vrucht en deugd. Ze gewende haar aan
|zind;elijk.,eid, leende haar manieren, in 't
kort voedde haar op, zooals ze een eigen
idiochter slechts had kunnen doen.
Daarbij gaf ze telkens wat uit de han
den dat ze dan aan het meisje overliet.
„Mijn óogen beginnen me te fopp'dn,
Rosalie, toe, maak jij dat naaiwerk eens
yoor mij af.
„ïk ben vandaag erg moe. 't Kon geen
geen kwaad', als jij 't wascjhgoed van
middag eens streek."
Zoo werd Rosalie, zonder diat ze 't
eigenlijk merkte, een dbor en door be
kwame huishoudster.
En dat was 'goed ook, want moeder
itje kwam weinig meer van 'haar stoel
af. Ze werd slecht ter been en kon al
leen nog maar voort, met behulp van een
stokje, of als Rosalie jhaar onderste;un
ite
dere zaak, den godsdienst hoogschat. Dat
openbaart zich meer dan iets anders in het
sociale leven. Er bestaat eene antithese,
men moge het ontkennen of niet, tusschen
hen, die met de Openbaring Gods reke
nen en hen, die dat niet doen. In hoelager
kringen men komt, Ihoe meer die antithe
se zich in de praktijk openbaart, b.v. wat
den omgang, het huwelijk, de levensge
woonten aangaat.
Uitvoerig wordt de tegenwoordige
groepeering door het blad verdedigd:
In de derde plaats zou eene tegenover
gestelde partijgroepeering tot inconsti
tutioneel e p r a k t ij k e n leiden.
Immers, de kiezers zouden over aller
lei onderwerpen van praktische politiek
hebben te oordeelen.
Zij kunnen dat wel niet, maar zij oor
deelen dan maar'zonder voldoende kennis.
Gevolg is, dat wanneer een partij aan de
de regeering kómt, die partij omdat zij
geen andere bestaansredenen heeft, dan
liet bezigen van zekere middelen tot het
bereiken van een bepaald doel, van de
kiezers, die over die middelen uitspraak
hebben gedaan, geheel afhankelijk is.
Men krijgt dan p a r tij-regeering, d. i.
niet democratie, maar regeering van de
demagogen of propagandisten. De gevol
gen; verdrukking der minderheden en
onvastheid van regeeringspolitiek daar
de Regeering toch niet alle beloften kan
vervullen en dan telkens wordt wegge
jaagd liggen voor de hand.
Wij stellen de vraag slechts of het
land er zoo beter aan toe is, dan wanneer
het bestuurd wordt door eene Regeering,
die 'het vertrouwen heeft van het grootste
gedeelte van ons volk, dat immers nog aan
den godsdienst vasthoudt, en die in de
punten van practische politiek, die slechts
zelden den godsdienst raken ,tot eigen
oordeelen geroepen is en zelf de verant
woordelijkheid draagt.
De Nijmeegsche motie.
Mgr. Dr. W. H. Nolens, zet in d'e
„Nieuwe Ven 1. Crt." uiteen dat de
Nijmeegsche motie ten minste voorbarig
is. Na gewezen te hebben dat er inder
daad moed toe behoorde on het voor
stel inzake de kustverdediging ie doen,
omdat defensieuitgaven in ons land ze
ker niet gewild zijn, betoogt schrijver
dat op dit oogenblik', nu het voorstel
zelfs nog niet in de afdeelingen omldler-
zocht is, er nog niet zoo heel veel le
den zijn, die hun oordeel reeds hebben
gevestigd'.
De Nijmeegsche kiesvereen. schijnt
spoediger klaar te zijn.
Overwegende o.a. dat de bovenbe
doelde noodzakelijkheid geenszins geble
ken is, besluit zij de Staten-Generaal te
verzoeken hef wetsontwerp niet aan ie
nemen.
De vraag zou gesteld kunnen worden
of het wel op den weg eener kiesver-
eeniging ligt zoodanig verzoek aan de
Staten-Generaal te richten omftrent een
wetsontwerp van dezen aard.
In ieder geval is het verzoek ten min
ste voorbarig.
Waaruit toch zou gebleken zijn dat
die noodzakelijkheid niet bestaat?
Natuurlijk niet uit de ervaring, die
geleerd' zou hebben, dat onze kust geen
verdediging behoeft, of dat de bestaan
de verdedigingsmiddelen voldoende zou
den zijn.
Uit de toelichting op het voorstel dan?
Bij deze behoort echter, en zij ver
wijst 'naar een geheim rapport, waar
van de kiesvereeniging zonder twijfel
geen kennis heeft kunnen nemen.
Maar de deskundjgen.
Onder deze zijn er die den maat«
regel dringend noodig achten, en in de
eerstel plaats de verantwoordelijke Mi
nisters van Oorlog en Marine.
Anderen achten het voorgestelde te
weinig.
Weer anderen meenen met minder te
kunnen volstaan.
Ook zijn er die wat thans voorgesteld
wordt, niet noodig oordeelen.
Nu mag men het betreuren, dat de des
kundigen ook in dit geval het niet eens
zijn.
Dat schijnt nu eenmaal het eigenaar
dige 'van deskundigen, vooral op mili
tair gebied', te zijn.
Maar op zekeren dag bleef de stoel
leeg. Moeder lag te bed'. Ze was ziek,
ernstig ziek.
De pastoor liep treurig rond', want hij
vreesde het ergste. Om den heelén dag
in moeders onmiddellijke nabijheid te
te kunnen zijn, had' hij zijn schrijftafel
in de ziekenkamer laten brengen.
Hij hield daar overdlag de wadht.
Rosalie waakte 's nachts.
Na lange weken van dobberen tus
schen leven en dood, gaf de dokter
weer moed en werkelijk, tegen alle ver
wachting in, kwam de oude vrouw Weer
zoo ver dat ze haar plaatsje weer kon
innemen.
Maar toen het gure najaar kwam stort
te ze weer in en werd zieker dan ooit te
voren
Er heerschte een treurige stemming in
de pastorie en d'e vele bezoeksters, dtie
naar den toestand van de zieke kwamen
vragen, maakten die stemming niet beter.
„Ziet u", klonk het dan bij 't afscheid
nemen, „ziet u, onze Dina, die is zin
delijk en netjes .Zal ik ze maar sturen om
wat te komen helpen Rosalie heeft het
al druk. Die kan al het werk niet af."
,,En hoe staat het met*de oppassing
Ik geloof, die kon wel beter zijn. >Vaar
heeft zoo'n dienstmeid ook verstanjdl
van? En die deugt daar niet voor, ook.
U. moet y/eten tik jh.qb nog een fealvg sui
ter, ze is weduwe en heeft geen kinde
ren, die zou u beter kunnen verzorgen,
't Is een beschaafd' mensch en ze heeft
verstand om met zieken om te gaan. Als
u er op staat, 't hoeft me maar een letter
tje te kosten, en u hebt ze morgen all
hier."
Al die praatjes deldien Rosalie Veel
verdriet. Maar daar de oude vrouw heel
goed merkte waar bet die indringsters
om te doen was, wees ze alle aanbiedin
gen beslist vande 'hand. Ze had een ander
plan. Zc wenschte Rosalie voor de huis
houding van haar zoon te behouden. Maar
ihoe? Ze wist heel goed, wat Rosalie's
voornemen was en dan £ou haar zoon
zoo geeehl alleen staan.
„Kind", zei ze op zekeren dag, toien
ze nog al wel was tegen Rosalie „kindi,
kom eens hier."
„Wat is er,moeder?"
„Kind, ik heb je wat te vragen. Iets
ehel gewichtigs te vragen. En als je in
mijn vra,ag zoudt kunnen toestemmen,
zou ik o, zoo gelukkig zijn en geruist*"
kunnen sterven!"
„Moeder, zeg het maar. Ik zal alles
doen wat ik kan om u genoegen te ge
ven."
„Nog een paar dagen misschien, ien
ik zal er niet meer zijn. Wat zal er dan
van mijn zoon worden! O, beloof me,
ajs jq ';t $at je ftem noojt guit yer-
laten, dat je altijd als huishoudster bij
hem zult blijven. Ik-vraag veel van je,
want ik weet wat je er voor opoffert.
Maar als je ja zoudt kunnen zeggen, wat
zou ik dan een gerust sterfbed hebben
Rosalie ontroerde op 'het hooren van
die vraag en barstte in tranen uit.
„Later als je hem overleeft, dan kan
je immers nog in bet klooster gaan",
vervolgde d'e zieke met stokkende stem.
„Toe, beloof bet me. Wil je?"
En Rosalie zwichtte voor de bede van
de bijna stervende vrouw, die zooveel
voor ihaar, arme verlatene, gedaan had
en stemde toe.
Den volgenden morgen bleven de gor
dijnen van de pastorie neergelaten. Noch
de gebeden van den pastoor, noch ie
tranen van Rosalie, noch het gelui van het
doodsklok je, dat droevig klonk over de
velden, waren in staat lief moedertje te
wekken uit de eeuwige rust, die ze kalm
was ingegaan na een leven van zorg en
opofferende liefde.
IX.
,Wat een praatjes gingen er in het dorp
rond, toen 'het bekend werd, dat de pas
toor Rosalie als buishoudster wenschte
te behouden en elke aanbieding van dien
aard van de hand wees.
„Zeg weet je 't ai?. Üqb je 't alge-
daardoor in de onmogelijkheid zijn om
d'e zaak voor het Hoog Militair Gerechts
hof te brengen.
Het ambtsgehe im van militai
ren kwam ter sprake naar aanleiding
van wat in de Eerste Kamer gezegni
werd' door een generaal-majoor op non*
activiteit over hetgeen in 1904 in Den1
Helder zou zijn gebeurd1. Moet zoo
vroeg men een militair hef geheim zij
ner instructies ook bewaren nadat hij
op non-activitdt is gesteld of gepen-
sionneerd is
Over de voorschriften nopens die bei
oordeelingslijsten werd iwiedei?
om geklaagd'.
Dat de minister de posten omtrent! o f-
ficierstraktementen zou terugne
men bleef men hopen, maar overigens
werd verklaard, dat men ingenomen was1
m'et d'e verbooging der traktementen zelft
Andere leden wanen ecjhter tegen de ver-
hooging. i
Bij herhaling werd geklaagd over den
geest onder onderofficier*.,
enmin deren. Als oorzaken, die tot de
slechte geest, leidden, werden genoemd
ongelijke toepassing van de nieuwe sol
dijregeling, tegengaan van inwilliging
hunner billijke verlangens, het bc-staan
van militaire bonden enz.
Berperking van het recht van vereeni-
ging van militairen krachtens art. 9 dec
Grondwet .(belang der ppenb'are .orde)
vond verdediging en bestrijding.
„Gevraagd1 werd naar de geoefendheid
van v i e r m a a ncf e r s en van het resul
taat van de oefeningen op de strijkfi-
vaardigheicf van de troepen.
Met leedwezen hadden verscheidend
leden kennis genomen van het besluit
om' den fouriersrangaf te schaffen.
Behandeling van militairen1.
Enkele leden klaagden er over dat aan'
miliciens te Assen gedurende den eer
sten tijd van verblijf onder de wapenen!
geen verlof op Zondag wordt verleen/cö
om hun familie buiten het garnizoen td
bezoeken. Gevraagd v'erd naar de re
den.
Ook omtrent andere v^va tl en werden
inlichtingen gevraagd, i. ooit)ent het
geen de dagbladen hebben vermeld aan
gaande de genees kun dl ge behandel ingt»;
die in den avond van 2 September j. I.
een milicien-sergeant van het regimen*
grenadiers en jagers zou hebben onder
gaan en aangaande de bewemde uit
latingen van den luitenant Noil the
n i u s tegenover Rooms c.h-K a t h o -
l> i e k' c miliciens.
Naar aanleiding var. de nieuv-e voor
schriften betreffende het huwen van'
militairen beneden den rang van officier
gaven eenige leder te kennen, dat die
voorschriften h. i. geheel zouden kunnen
vervallen, in elk geval zeer vereenvou
digd zouden kunnen woeden.
Sommige leden hadden, bezwaar tegen
de bestemming van soldaten v< or de be
waking van hef Ncdrrt paviljoen op die
Brussel sche tentoonstelling.
Gevraagd' werd of <Jaa*voor miLciens of
vrijwilligers zijn gebruikt.
Eenige leden hadden vernomen, dat
een grenadier, die, afgekeurd na 2esi
jaren dienst, in uniform v.p «truat stond
zonder middel van bestaan en /onder
geld om zich burgerkleeding, aan t.e
schaffen, op een ecnigszins zonderlinge
wijze waa opgepakt en daarna in den
kazerne burgerkl ceding had ontvangen,
in dezen vorm, dal men hem zijn uni
form teruggaf met blauwe knoopen. Men
vroeg ook wat den minister hicn'aii be
kend is.
Reorganisatie der Bereden
korpsen. Ten aanzien van het denk
beeld bij mobilisatie het aantal in vre
destijd bestaande batterijen te verdub
belen, werd dc. bedenking geopperd, dat
zulks op hei oogenblik der mobilisatie
tot groote moeilijkheden zou leiden.
Sommige leden, instemmende met liet
d'enkbeeid het aantal afdeelingen van het
regiment op drie te brengen, meenden
dat zulks niet reeds in vredestijd behoef
de te geschieden.
Vrij algemeen werd instemming be
tuigd met het plan tojfc ophefu'ng van
d'e hoofdadmmistratiën en van de «aden
hoord? Die boft ook maar niet eventjes!
't Is Schande! En de pastoor Lm zulke
nette meisjes voor de huishouding krij
gen!"
„Ja, zie je, ik zeg maar, hoe slechter
een mensch is,hoe meer geluk hij heeft!"
Maar alle praatjes nemen een einde en
ook deze hielden op. De babbelzucht van
de lui richtte zich op andere gebeurtenis
sen en ten laatste liet men Rosalie geheel
met rust. Eer een jaar verstreken was>:
wist men niet beter, of 't hoorde zoo.
In de pastorie waa allen bij 't oude.
Rosalie volgde in alles het voorbeeld van
moeder. De leunstoel stond nog steeds op
dezelfde plaats en Rosalie zag in haar ge
dachte daarin nog altijd de gestalte van
de goede oude vrouw. Met haar sprak ze.
Bij haar vroeg ze raad. Haar klaagde ze
haren nood'.
En da ntrachtte ze alles te doen ten
genoege van den pastoor. Van moeder
had ze het fijne gevoel geërfd en diep
in haar hart opgesloten om den priester
te ecren en te dienen, hem bij zijn werk
niet te storen, onnoodige zorgen van hem
verwijderd te houden en alles voor hem te
verbergen, wat hem 'eenig verdriet zon
hebben kunnen berokkenen.
(Wordt vwivolgd.)'