BINNENLAND.
EEN BEDELAARSKIND.
meer te keeren noodlottigen invloed van
sommige openbare onderwijzers.
En toch? Joch worden nog'tal van ou
ders feitelijk gedwongen hun kinderen
tegen hun zin te zenden naar de openbare
schoor. Niet de gegoedenzij kunnen met
de rijkssubsidie, hoog schoolgeld en par
ticuliere bijdragen, "bijzondere scholen op
richten en in stand houden. En wij zien
van die gelegenheid veelvuldig gebruik
gemaakt, én door hen, die godsdienstig
onderwijs verlangen, 'én door hen, die
geen confessioneel onderwijs verlangend,
toch allerminst hun kinderen wenschen
over te geven aan de hedendaagsche open
bare school.
'Maar de mingegoeden en de armerT?
Zeker, tal van bizondere scholen heeft de
liefdadigheid voor hen in rt leven geroe
pen, maar de kosten zijn, vooral In de sfe-
den, te hoog voor allen, die het be-
geeren, scholen op te richten. En zóó
worden nog steeds velen wegens plaats
gebrek genoodzaakt, hun kinderen naar
de openbare school te zenaen. Maar is het
dan geen dure plicht, is het geen eisch
van gezonde democratie, nu oo"k te zor
gen, dat de zoodanigen allen dat onder
wijs voor hun kinderen kunnen'bekomen,
waf zij voor het zieleheil hunner kinde
ren noodig achten? Of waar blijft an
ders de gewetensvrijheid, waarvan steeds
zóó hoog wordt opgeheven?
Welnu, bovenstaande woorden toonen
aan, dat naar de zóó vurig gewenschte
oplossing van het onderwijsvraagstuk
door den tegenwoordigen Minister van
Binnenlandsche Zaken ernstig wordt ge
streefd. De zaak is bij hem in goede han
den.
Ook op dit gebied derhalve, mag men
het Kabinet met volle vertrouwen aan den
arbeid blijven zien.
Koninklijke Besluiten.
Bij Kon. besluit is tijdelijk benoemd
tot directeur van de Tuchtschool te Gin-
niken, W. M. C. Langlois van <Jen Bergh
kapitein bij het regiment grenadiers en
jagers te 's Gravenhage.
is aan J. Muijten eervol ontslagen con
cierge bij de Rijks Kweekschool voor
onderwijzers te Maastricht de eereme
daille der orde van Oranje-Nassau toe
gekend in zilver
zijn benoemd tot commies der pos
terijen en telegraphie van de 4e klasse
H. Henseler, A. H. v. d. Vijver, L. A.
P. Beudt, allen thans surnumerair der
posterijen en telegrafie.
is benoemd tot Rijkskeurmeester in al-
gemeenen dienst le klasse de Rijkskeur
meester in algemeenen dienst 2e kl. D.
Hubertus te Oss.
Is aan de heeren dr. G. W. Bruinsma
te Teferingen A. de Leur, te Haarlem,
en A. A. J. Quanjer, te 's Gravenhage,
op hun verzoek eervol ontslag verleend
als lid der bij Kon. Besluit van 6 Maart
1907, no. 54, ingestelde commissie in
het belang van het verleenen van eerste
hulp bij bedrijfsongevallen.
Volksbond en patronaten.
Op de agenda van de a.s. Centrale
Raadsvergadering van den Ned. R. K.
Volksbond komt o.a. een motie Amster
dam voor inzake de oprichting van pa
tronaten door den Bond.
Naar aanleiding hiervan heeft d'e afd.
Hoorn een schrijven gericht aan de zus-
terafdeelingen, waarin aanneming dezer
motie beslist wordt ontraden. Allereerst
zijn patronaat en. volksbond in wez e n
geheel gescheiden. Oprichting van pa
tronaten zou tevens strijdig zijn met het
standpunt van den Bond en er zou een
stoot door gegeven worden in de richting
van den klassenstrijd. Vervolgens vreest
de afdeeling Hoorn, dat oprichting fi
nancieel onmogelijk zal blijken, terwijl
ten slotte betoogd wordtt, dajt er geen
behoefte aan bestaat. In een 15-tal plaat
sen, waar de Bond afdeelingen heeft,
zijn 39 patronaten. De veronderstelling
wordt geuit, dat mogelijk vrees voor de
St. Jozefsgezellenvereeniging de voorstel
Iers beiiivloed heeft, een vrees die en
kel voor een der groote afdeelingen als
Amsterdam geldt. Mocht deze veronder*
stelling juist zijn, dan is het aan de groo
te afdeelingen, zich te reformeeren om!
de concurrentie het hoofd te kunnen bie
den, maar geenszins in dón geheelen
Bond een toestand te scheppen, in strijd
met zijn eige1 wezen.
Gemeentewerklieden te Amsterdam
Een voordracht van B. en W. te Am*
sterdam strekt om den 9-u r e n d a g vooii
gemeentewerklieden in te voeren, en dien!
9-urendag te laten volgen door een ver*
hooging der weekloonen.
Uitvoerige financieelle beschouwingen
vergezellen het voorstel. Afgescheiden
van de meerdere aanschaffing van hel
materiaal, zal met de invoering van den
9-urendag een bedrag van f250.000 peil
jaar genomen zijn, waarvan de grootste
helft valt ten laste der bedrijven.
Een en ander kan niet meer voor Ja*
nuari a.s. zijn beslissing krijgen, doqhj
pas Juli 1911.
De staking te Waalwijk.
In de j,Lederbewerker" worden de
brieven medegedeeld, over de onderhan
delingen tussohen het bianze-comité en
de firma van Schijndel. De firma heeft
de volgende voorwaarden gecteld:
le. Het bestuur van den \ikbond moet
erkennen, dat er fouten zijn gemaakt;
2e. Het bestuur moet efkennen, dat het
geschrevene in vakbladen en circulaires
leugen en faster is;
3e. als dat erkend is, dan wil de heer
van Schijndel onderhandelen met J. van
Rijzewijk en .B Vestèrs, doch niet met
C. Roestenberg, hondsvoorzitter, en Anna
Bergmans, presidente der meisjesaïdee-
ling.
Door de vakvereeniging (N. K. L. A<
B.) is daarop geantwoord:
„r^. "Wij verzoeken UEd. beleefd, doch'
dringend, ons op te willen geven *e fou
ten, tfelke er, volgens uwe meening, door
ons zijn begaan.
2e. Of u ons wilt opgeven welke ge
schreven feiten onwaar en als laster be
schouwd moeten worden.
Bij' het opnoemen van fouten, leugens
en laster zult u wel de noodige toelich
ting willen geven.
*3e. Wat betreft de we'igering, om als
dan C. Roestenberg en Anna Bergmans
te ontvangen, kunnen wij l5Ed. meckdee-
len, dat wij eene conferentie zonuBr C.
Roestenberg als onmogelijk beschouwen,;
mede omdat Roestenberg zaakkundig in
deze is en omdat Roestenberg als v >r-
zitter van den bond en als vrijgesteld be
ambte de persoon is, die in de toekomst
bij uwe firma toch de eventueel voorko
mende quaesties als representant der ver-
eenigde arbeiders(sfers) zal moeten be
handelen. Wat Anna Bergmans betreft*
hebben wij er niet tegen dat die bij de
conferentie niet tegenwoordig zal zijn."-
Waarop de firma het volgende terug
schreef:
„Hiermede bevestigen wij de ontvangst
van uw schrijven van heden, en 'deelen u
mede, dat wij daarop niet verder ingaan?*
Alweer een staaltje.
De socialisten zijn voor de vrijheid.
De Katholieken kennen die niet be
weren zij.
Wij worden „gemassregelt," geringel
oord, wij loopen aan een touwtje.
Zij niet. „Leve de vrijheid".
En zoo gebeurde het naar wij in 't
K. V. lezen dat de socialisten te Bre
da, die het provinciale sociaal-democra
tische orgaan voor N.-Brabant verschij
nende te Eindhoven, vervelend vonden,
een eigen blad wenschten uit te geven'
hetgeen door hun partijbestuur is...-
verboden.
Leve de vrijheid.
Censuur kennen de heeren niet... j
Koningin Emma.
Naar „Reuter" ons uit Weenen meldt,
heeft Koningin Emma zich met gevolgi
naar Baaden (bij Weenen) begeven, waar
zij het noenmaal gebruikte bij aartsher
tog en aartshertogin Reinier. H. M<
keerde 's middags te 5 uur in Haar ho
tel terug en gebruikte daarna het rnidi-
dagmaal bij den gezant dr. jhr. W. M.
van Wee ie van Berencamp.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Donderdag 3 November.
Uit de Pers.
Een duidelijke les.
Jfet „Centrum" driestart:
y,Briand maakt hert steeds erger.
Of liever, hij maakt het steeds d ui de-
Jij k er, hoe een sociaal-democraat, >een-
jnaal tot macht gekomen, tegen de ar
beiders en ook tegen zijn eigen partijge-
Uiooten weet op te treden.
Ter onderdrukking van de spoorweg
staking in Frankrijk, nam hij v e e 1 k r a s-
s er maatregelen, dan anno 1903 in ons
land door het ministerie-Kuyper werden
gebezigd.
Niet slechts riep hij het leger te kuip,
maar hij liet zijn voormalige vrienden in
arrest brengen en ontzag geen middelen,
om den „misdadigen aanslag", zooals hij
de staking noemde, den kop in te druk
ken.
""Meer nog: in het Kamerdebat sprak hij
tiet Zaterdag onomwonden uit, dat, wan
neer hij onwettige maatregelen had
moeten gebruiken, hij daarvoor niet zou
zijn teruggedeinsd!
Ziedaar een socialist als minister te
genover een spoorwegstaking!
Welk een belachelijk figuur maakt bij
die houding vergeleken, het misbaar van
onze S. D. A. P. over KuypePs optreden
jn 1903!
Laten de arbeiders, die al te dikwijls
worden beetgenomen door de ronkende
phrasen en opruiende taal der socialisti
sche propagandisten, thans toch goed hun
oogen openhouden en hun voordeel doen
met de lessen, welke Briand's ijzeren ma
nier zoo overvloedig geeft."
Parlementaire arbeid.
De „S t a n d a a r d" wijst er op, dat het
voorlpopig verslag over hoofdstuk 1 der
Staatsbegrooting dit jaar liiet uitmunt
door prikkelende belangrijkheid. Hoofd
moot in dit Verslag waren ditmaal de
Financiën en buiten cte Financiën is
eigenlijk alleen het vraagstuk dier partij-
groepeering mét eenige uitvoerigheid ter
sprake gekomen. Voor het overige wor
den slechts ondergeschikte punten be
handeld, die eigenlijk bij de afzonderlijke
hoofdstukken moesten zijn ondergebracht
Dit schijnt er op te wijzen, dat ditmaal
de Algemeene beraadslagingen geen wij
de vlucht zullen nemeniets wat met het
oog op den beschikbaren tijd zou zijn toe
te juichen. Vermoedelijk komt nu voor
medio November de Indische Begroo
ting aan de orde, die wel een week vor
deren zal. Dan zal er sectie-arbeid zijn,
met name over de kustverdediging. Niet
veel vóór 20 November zal men daarom
aan de Staatsbegrooting toekomen, ter
wijl Vrijdag 28 December alles moet zijn
afgeloopen.
Veel meer dan vier wéken zullen dus
niet vrij komen voor de twaalf hoofdstuk
ken waaronder er zijn, die veel tijd zul
len vorderen; en al te kwistig moet men
.met avondvergaderingen niet zijn.
In zoover is er dan ook vree mee te ne
men, dat de Bakkerswet, voor wat de ar
tikelen betreft, naar Februari verschoven
is, al stelde de heer IBrummelkamp te
recht voor om nu reeds door te gaan. Al-
feen de omstandigheid, dat de Minister
zelf tijd voor gezet overleg niet onge-
wenscht achtte, kon en mocht de Kamer
Bewegen, om halt te maken.
Toch zie men wel toe, waarop dit uit
loop!. Februari gaat dan aliicht met de
artikelen van de Bakkerswet heen en weer
dreigt de oogst van het parlementaire jaar
te schraal te worden.
Er is nog zooveel voor den boeg, en
de meest tijdroovende wetten moeten nog
komen. We gaan nu naar 1911 en als dat
jaar om is, staan we over anderhalf jaar
reeds weer voor de Kamerverkiezingen,
en zal de rekening worden opgemaakt.
De schade is nog in te halen, maar dan
mag er mét getalmd worden. Én daarom
is, niet te lang in de Staatsbegrooting
FEUILLETON.
Vertelling uit Bokemenvan Vondrak.
9)
„Vijf gulden! Wat denk je? En dat
voor zoo'n domme gans, die van toeten
noch blazen weet. Dank jehartclijk. Vier
kan ze krijgen, en als ze haar best doet,
dan schiet er gauw meer voor haar over.
Je moet niet vergeten, dat ze heel wat
verval heeft. Elk pakje, dat ze bij de klan
ten thuis brengt, geeft wat. Er valt altijd
wat af. Nu, hoe denk je er over?"
Rosalie vond vier gulden per maand ge
noeg en bleef.
Maar wat had het arme kind het ook
hier al weer slecht getroffen!
Men hield haar voor den gék om alles
en nog wat. Om haar uitspraak, om haar
kleeren, om haar boersche manieren.
Ze vloog trap op, trap af en sjouwde
van 's morgens vroeg tot 's avonds Iaat,
om het haar meesteres maar naar den
zin te maken en toch ze kon geen goéd
doen.
„Hier in de stad zijn de menschen nog
erger dan bij ons op het dorp", dacht ze
bitter. „Ze behandelen een dienstbode als
een beest.
hangen, stellig geboden, en moét het uit
stel van de Bakkerswet worden betreurd.
Vandaar, dat we den uiterst beknopten
inhoud van het Voorloopig Verslag op
Hoofdstuk T toejuichen, mits het de in
leiding zij op een niet te lang gerekt de
bat
Valsche vrijheid.
In ons Kameroverzicht hebben wij er
tijdens de behandeling 'der Bakkerswet,
herhaaldelijk op gewezen^ dat het beroep
van de liberalen op de vrijheid, valsch
was. Ook het vrijz.-dem. orgaan „Land
en Volk" critiseert de vrijheidsopvat
ting van deii oud-liberalen Mr. Tydeman.
Het blad schrijft:
„Toch is 't niet kwaad geweest, dat
ook de heer Tydeman zich liet hooren.
Men kon nu weer eens vernemen, hoe
hij ieder, bij wien hij liefde ontdekt voor
individueele vrijheid als geestverwant be
schouwen gaat. Dat wil zeggen, als in
het bezit van een der kostbaarste hoeda
nigheden van den „vrij-liberaal."
„Gij rekent te veel naar u toe", viel de
heer Schaper hem snedig in de rede. Zoo
is het. De liefde voor de individueele
vrijheid van de vrije-liberalen is de liefde
voor de vrijheid van enkelen, en, zoo zij
er meer omvat, voor een eenzijdige vrij
heid. Voor de vrijheid van den werkgever
zien zij gaarne de gebondenheid van de
arbeiders over "het hoofd.
En evenzoo moet aan de vrijheid om
versch brood te eten, diezelfde vrijheid
van het geheele bakkersleven blijmoedig
worden ten offer gebracht.
Zoo kras mogelijk heelt de heer Tyde
man het gezegd: de gewoonte om versch
brood te eten is nu eenmaal volksge
woonte. En die gewoonte is niet afkeu
renswaardig. Dan mag de wet Tegen die
gewoonte niet reageeren.
Als de heer Tydeman den heer Pas-
stoors verwijt, dat hij terug wil naar ele
gilden van vóór de hervorming, geve hij
zichzeif toch rekenschap van het lelt, dat
hij zeif in 1910 de maatschappij ver
steend wil iaten staan.
Het a.r-. „Amhemsch Dag b 1 ad"
noemt deze bewering volkomen juist.
„De vrijheid, door de oud-liberalen ge
predikt, is een vaische. Het is een „vrij
heid" voor de sterken, om de economisch
zwakken te onderdrukken. Het is een
„vrijheid" die leidt tot tyrannie.
De redevoering van Mr. Tydeman was
wel de meest onsympathieke, die in de
Kamér dezer dagen werd uitgebroken.
Sociaal gevoel werd er in gemist. De
oud-liberale leider schijnt meer medelij
den te hebben met de menschen, -die
des morgens hun versch cadetje zullen
moeten missen, dan met de bakkersgezel-
Ten, wier gezinsleven wor'dt- verwoest.
Ook Mr. Lohman's denkbeelden over
de bevoegdheid der Overheid om in te
grijpen in iheisociale leven, zijn niet de
onze.
Maar ioch sprak uit de rede van den
afgevaardigde voor Goes een geheel an
dere gee?!.
Er is verschil tusscheti „conservatis
me" en „conservatisme."
De ontslagaanvrage van Vice-admiraal
van den Bosch.
Het „Huisgezin" merkt op, dat de
linkerzijde thans zelf schijnt te gaan in
zien, dat het tumult over het ontslag-
vragen van vice-admiraal van den Bosch
minstens voorbarig was.
Het „Hbld." althans constateert, dat
het, schoon ze wat meer licht meent
te hebben gekregen, nog bijzonder moei
lijk lijkt een oordeel te vellen.
Men behoeft dus niet te vragen hoe
moeilijk dat een week geleden was, toen
men over niet meer dan vage, tegenstrij
dige geruchten beschikte.
Toen heeft zulks de liberale pers niet
belet, aanstonds tegen den „vlootprc-
dikant", tegen den minister van Marine
en tegen het kabinet van leer te trekken.
Als bij instinct voelde men, dat er
voor links wat aan zat.
'Maar men kon zich in dit instinct en
in dat voelen wél eens vergist hebben.
Want wat nader licht brengen de be
richtgevers van het „Hbld.
Ditde admiraal had „principieel be-
Todi bieel ze, want terugkeeren naar 't
dorp dat wilde ze niet, voor geen geld
ter wereld.
Men zou haar nawijzen en zeggen
„Kijk, daar is Rosalie, dat trotschc nest!
Die dacht het hier zoo slecht te hebben,
en nou is ze terug. Net haar verdiende
loon 1"
En toch kwam ze terug.
't Was midden in den zomer, en ze
was ongeveer een jaar in de stad geweest
toen ze op een vroegen morgen, ademloos
van het harde loopen bij tante Chora in
huis kwam vallen.
„Kind!" riep deze verschrikt uit, „wat
is er met jou gebeurd? Hoe kom je hier!'
„Weggeloopcn", schreide Rosalie, ter
wijl ze het gelaat met heide handen be
dekte.
Rosalie schreide steeds door.
„Kind, zeg dan toch wat! Wat is er?"
„Vraag me niet", bracht Rosalie er
met moeite uit. „Maar daar wil ik niet
blijven."
Toen hief ze het hoofd op. Haar oogen
schoten vuur, en met bittere stem zpide
ze: „Neen, daar blijf ik niet. Dat zijn
beesten. Dan leef ik nog liever hier op het
dorp onder echte varkens. Die kunnen
op zijn hoogst mijn kleeren bederven door
hun vuiligheid, maar mijn ziel loopt bij
hen geen gevaar. Ginder wel. Hoor eens,
tante, fijn ben ik niet. Jjij he^t mij nj,ej
zwaar tegen de werkzaamheid van den
marine-dominee", óf met andere woor
den d'e admiraal wilde neutraliteit.
Is deze lezing juist, dim treft dén
vlootpredikant niet de minste schuld óf
blaam, en gaat de admiraal heen om
dat hij zich niet voegen kon in den nieu
wen toestand, niet strookend' met zijn
inzichten.
Op die manier als een inspecteur van
het lager' onderwijs, tegenstandier van
de bijzondere school, zou bedanken, om
dat de règeering zou weigleren enkel
de neutrale school als de school te aan
vaarden en op te leggen.
De admiraal moge een bekwaam vloot
voogd zijn, niet hij heeft uit te makén
of van de vloot alle godsdienst moet
worden geweerd en haar d'e stem piel
der neutraliteit dient opgedrukt.
Nederlandsche langzaamheid.
In „L a n d en Volk" lezen wij
„Op 14 December 1909 diende de heer
Hubrecht, mede namens d'e heeren Pa-
tijn, Middelburg, Bos en Aalberse, bij
de Tweede Kamer een motie in, strek
kende om te verklaren, „dat spoedige
invoering van een postchèque en giro
dienst gewenscht is." De voorstellers
hoopten, dat de behandeling dier motie
overbodig zou worden, doordien de Re
geering tot invoering van der0cIijk^em*
dienst overging. En zij mochten daarop
hopenimmers de zaak, die van groot
belang is voor onze handeldrijvenden en
neringdoenden, was reeds sedert jaren
„in óverweging".
„Intusschen, er is opnieuw haast een
jaar verloopen en de regeling blijft nog
altijd uit.
„In andere landen weet men beter
aan te pakken en staat niet voortdurend
moeilijkheden te overwegen of... te ver
zinnen. Zoo treedt op heden 1 November
1910, krachtens een overeenkomst door
het Belgische postbestuur met de Duit-
sche, Oosienrijksch-Hongaarsche en
Zwitsersche administratiën gesloten, een
internationale girodienst tusschen die
landen in werking. Tegen een zeer ma
tig tarief een halve frank voor iedere
duizend franken kan iedere rekening
houder in een dezer landen geldsommen
doen overschrijven op de rekening van
een der duizenden aangeslotenen in de
andere Staten. Men gevoelt onmiddellijk
welk een gemak en besparing deze re
geling verschaft bij tal van betrekkingen.
„En in Nederland kunnen wij nog al
tijd niet eens geraken tot den binnen-
landscheu girodienst. Waarom moeten
wij toch altijd op zijn elf-en-dertigs't
achteraan komen sukkelen?"
Minister Heemskerk en het Onderwijs
In het „C e n t r u m" citeert X. het ver
slag van de redevoering van minister
Heemskerk op de feestviering van de
Vereeniging voor Christelijk Nationaal
Onderwijs.
Dez. .voorden zullen ongetwijfeld met
belangstelling, 'instemming en vreugde
vernomen zijn, oincat daaruit mag wor
den afgeleid, dat het ernstig streven bij
den Minister voorzit, de gelijkstelling tus
schen openbaar en bijzonder onderwijs
tot werkeiijkheid te maken, zooveel hem
zulks in de gegeven omstandigheden mo
gelijk zal blijken te zijn.
Te bevreemden meent schr. 6e-
hoett zulks al weer niet, wij! juist op he
den die eisch mee* en meer dringend
worden gaat, hetgeen den Minister ook
niet kan zijn ontgaan.
op twee zaken mogen we in dit ver-
öand in het bijzonder de aandacht ves
tigen.
"Vanncvr bij de aanstaande regeling der
G.eïueentefinanciën het gemeentelijk be
lastinggebied gaat verruimd worden, zal
het daardoor mogehjk worden, dat de
gemeenten eene nog scherpere concurren
tie het bizonder onderwijs gaan aandoen
dan thans reeds liet geval is. Noodig is
het derhalve, dat tijdig maatregelen ge
nomen worden om zulks te voorkomen.
Vervólgens: juist het laatste jaar is in
sterke mate aan het licht gekomen, waar
toe op menige plaats de openbare school
vervormd worden gaat tengevolge van
den reeds ihier en daar blijkbaar niet
zoo groot gebracht, maar bij zulke slechte
menschen blijf ik niet langer. Daar ben ik
nog te goed voor."
En die woorden, ruw, bitter uitgestoo-
tend hortend en stootend op schorren
toon, ze wezen er op, dat er in de ziel
van dat kind een hevige verwoesting had
plaats gegrepen, en dia er uitgerukt was
met ruwe hand alle geloof, alle vertrou
wen in de menschen.
Tante Chora stond ontsteld. Zóó had ze
Rosalie nog nooit gehoord of gezien. Eén
oogenblik greep haar zelfs een ontzetten-
vrees aan. Ze meende, dat het kind krank
zinnig was geworden.
Beiden zwegen een poos. En dan vroeg
Rosalie op eens: „Weet je 'hier geen
boer die een stalmeid noodig heeft?"
Bij die vraag kwam tante Chora eigen
lijk weer tot bezinning.
„Wa wat vroeg je ook weer? Of er
een boer is die een stalmeid noodig
heeft?,*
„Ja"
„Laat ik eens kijken. Is de meid van
Beran gisteren niet weggeloopen Heb
ben ze me dat niet verteld? Wiel ja. Be
ran moet er een hebben."
Ze ging dadelijk naar Beran toe en ver
huurde zich als stalmeid.
Oom begaf zich den volgenden Zon
dag naar (de stajd „en flwldé Rosalie's
boejtj^
„En", vroeg zijn vrouw, „ben je nog
wijzer geworden?"
„Zottin, die ze is. De jongeheer Ru-
dolf, die te Weenen in de rechten stu
deert, is met vacantie thuis en maakte nu
en dan wat gekheid met haar. Zoo ver
telde mevrouw me ten minste. Die vond
haar ook al een dwaas, een grillig en
ongemanierd schepsel."
Daar bleef het bij.
Rosalie had het bij de Beran's wel naar
haar zin. Ze wist precies wat ze doen
of laten mocht. Haar arbeid bepaalde zich
geheel tot het vee en den stal. En als
alles in orde was, had men niets te zeg
gen. Nu, daar zorgde ze wel voor. Het
vee paste ze zoo goed op, dat het spoedig
meer melk begon te geven. De stal zag er
altijd zindelijk uit. De boer was over haar
tevreden en prees haar. Met menschen
bemoeide zich zoo weinig mogelijk. Het
liefst zou ze in een klooster zijn gegaan,
vooral toen ze merkte, dat er onder de
boerenknechts waren, die haar niet alleen
hinderden door hun onbeschaamde blik
ken, maar zich ook niet ontzagen haar
lastig te vallen met vuile, liederlijke taal.
„Van ons wil ze niets weten", spotten
ze dan, „maar als er een rijke boerenzoon
om haar kwam, dan zou je eens wat zien.
Dat doet net, of ze al heel fijn is. Wacht
maar, we zijn nog geen paar jaar verder!"
Rosalje hoorde dje praatjes, wel, jna^r
liet ze langs haar koude kleeren glijden.;
Ze zei niets, drukte de lippen stijf op el
kaar en hield zich, alsof ze met stomheid
geslagen was.
Ze haatte en verachtte die vuile vle
gels.
In den stal tusschen de koeien raakte
ze weer op dreef. Daar vergat ze de we
reld. Daar leefde ze voor de dieren, die
ze liefhad en met wie ze sprak, alsof
het menschen waren. Ja, somtijds gebeur
de het wel eens, dat er een vroolijk lied
.door den stal klonk.
I
VI.
Omstreeks dien tijd kwam er te Wer-
bitz een nieuwe pastoor.
Op zekeren dag dat de starost hem;
een visite bracht, zei hij: „Burgemees
ter, ik heb een vriendelijk verzoek aan
u. Zooals ik u zooeven vertelde, blijft
mijn moeder bij mij in de pastorie. Die
kan al het werk dat hier is, niet af. En
daarbij is ze al op jaren. Weet u nu mis
schien een geschikt meisje, dat haar irt
de huishouding zou kunnen helpen, n.l.
iemand, die niet al te wereldschgezindi
is en die zin zou hebben om den tuin waf
bij te houden, de koe te melken en an
dere bezigheden te verrichten, die moe*
der zoo niet kan doen?" j
(Wfirdt YOTPlgdJi