BINNENLAND. EEN BEDELAARSKIND. meer te keeren noodlottigen invloed van sommige openbare onderwijzers. En toch? Joch worden nog'tal van ou ders feitelijk gedwongen hun kinderen tegen hun zin te zenden naar de openbare schoor. Niet de gegoedenzij kunnen met de rijkssubsidie, hoog schoolgeld en par ticuliere bijdragen, "bijzondere scholen op richten en in stand houden. En wij zien van die gelegenheid veelvuldig gebruik gemaakt, én door hen, die godsdienstig onderwijs verlangen, 'én door hen, die geen confessioneel onderwijs verlangend, toch allerminst hun kinderen wenschen over te geven aan de hedendaagsche open bare school. 'Maar de mingegoeden en de armerT? Zeker, tal van bizondere scholen heeft de liefdadigheid voor hen in rt leven geroe pen, maar de kosten zijn, vooral In de sfe- den, te hoog voor allen, die het be- geeren, scholen op te richten. En zóó worden nog steeds velen wegens plaats gebrek genoodzaakt, hun kinderen naar de openbare school te zenaen. Maar is het dan geen dure plicht, is het geen eisch van gezonde democratie, nu oo"k te zor gen, dat de zoodanigen allen dat onder wijs voor hun kinderen kunnen'bekomen, waf zij voor het zieleheil hunner kinde ren noodig achten? Of waar blijft an ders de gewetensvrijheid, waarvan steeds zóó hoog wordt opgeheven? Welnu, bovenstaande woorden toonen aan, dat naar de zóó vurig gewenschte oplossing van het onderwijsvraagstuk door den tegenwoordigen Minister van Binnenlandsche Zaken ernstig wordt ge streefd. De zaak is bij hem in goede han den. Ook op dit gebied derhalve, mag men het Kabinet met volle vertrouwen aan den arbeid blijven zien. Koninklijke Besluiten. Bij Kon. besluit is tijdelijk benoemd tot directeur van de Tuchtschool te Gin- niken, W. M. C. Langlois van <Jen Bergh kapitein bij het regiment grenadiers en jagers te 's Gravenhage. is aan J. Muijten eervol ontslagen con cierge bij de Rijks Kweekschool voor onderwijzers te Maastricht de eereme daille der orde van Oranje-Nassau toe gekend in zilver zijn benoemd tot commies der pos terijen en telegraphie van de 4e klasse H. Henseler, A. H. v. d. Vijver, L. A. P. Beudt, allen thans surnumerair der posterijen en telegrafie. is benoemd tot Rijkskeurmeester in al- gemeenen dienst le klasse de Rijkskeur meester in algemeenen dienst 2e kl. D. Hubertus te Oss. Is aan de heeren dr. G. W. Bruinsma te Teferingen A. de Leur, te Haarlem, en A. A. J. Quanjer, te 's Gravenhage, op hun verzoek eervol ontslag verleend als lid der bij Kon. Besluit van 6 Maart 1907, no. 54, ingestelde commissie in het belang van het verleenen van eerste hulp bij bedrijfsongevallen. Volksbond en patronaten. Op de agenda van de a.s. Centrale Raadsvergadering van den Ned. R. K. Volksbond komt o.a. een motie Amster dam voor inzake de oprichting van pa tronaten door den Bond. Naar aanleiding hiervan heeft d'e afd. Hoorn een schrijven gericht aan de zus- terafdeelingen, waarin aanneming dezer motie beslist wordt ontraden. Allereerst zijn patronaat en. volksbond in wez e n geheel gescheiden. Oprichting van pa tronaten zou tevens strijdig zijn met het standpunt van den Bond en er zou een stoot door gegeven worden in de richting van den klassenstrijd. Vervolgens vreest de afdeeling Hoorn, dat oprichting fi nancieel onmogelijk zal blijken, terwijl ten slotte betoogd wordtt, dajt er geen behoefte aan bestaat. In een 15-tal plaat sen, waar de Bond afdeelingen heeft, zijn 39 patronaten. De veronderstelling wordt geuit, dat mogelijk vrees voor de St. Jozefsgezellenvereeniging de voorstel Iers beiiivloed heeft, een vrees die en kel voor een der groote afdeelingen als Amsterdam geldt. Mocht deze veronder* stelling juist zijn, dan is het aan de groo te afdeelingen, zich te reformeeren om! de concurrentie het hoofd te kunnen bie den, maar geenszins in dón geheelen Bond een toestand te scheppen, in strijd met zijn eige1 wezen. Gemeentewerklieden te Amsterdam Een voordracht van B. en W. te Am* sterdam strekt om den 9-u r e n d a g vooii gemeentewerklieden in te voeren, en dien! 9-urendag te laten volgen door een ver* hooging der weekloonen. Uitvoerige financieelle beschouwingen vergezellen het voorstel. Afgescheiden van de meerdere aanschaffing van hel materiaal, zal met de invoering van den 9-urendag een bedrag van f250.000 peil jaar genomen zijn, waarvan de grootste helft valt ten laste der bedrijven. Een en ander kan niet meer voor Ja* nuari a.s. zijn beslissing krijgen, doqhj pas Juli 1911. De staking te Waalwijk. In de j,Lederbewerker" worden de brieven medegedeeld, over de onderhan delingen tussohen het bianze-comité en de firma van Schijndel. De firma heeft de volgende voorwaarden gecteld: le. Het bestuur van den \ikbond moet erkennen, dat er fouten zijn gemaakt; 2e. Het bestuur moet efkennen, dat het geschrevene in vakbladen en circulaires leugen en faster is; 3e. als dat erkend is, dan wil de heer van Schijndel onderhandelen met J. van Rijzewijk en .B Vestèrs, doch niet met C. Roestenberg, hondsvoorzitter, en Anna Bergmans, presidente der meisjesaïdee- ling. Door de vakvereeniging (N. K. L. A< B.) is daarop geantwoord: „r^. "Wij verzoeken UEd. beleefd, doch' dringend, ons op te willen geven *e fou ten, tfelke er, volgens uwe meening, door ons zijn begaan. 2e. Of u ons wilt opgeven welke ge schreven feiten onwaar en als laster be schouwd moeten worden. Bij' het opnoemen van fouten, leugens en laster zult u wel de noodige toelich ting willen geven. *3e. Wat betreft de we'igering, om als dan C. Roestenberg en Anna Bergmans te ontvangen, kunnen wij l5Ed. meckdee- len, dat wij eene conferentie zonuBr C. Roestenberg als onmogelijk beschouwen,; mede omdat Roestenberg zaakkundig in deze is en omdat Roestenberg als v >r- zitter van den bond en als vrijgesteld be ambte de persoon is, die in de toekomst bij uwe firma toch de eventueel voorko mende quaesties als representant der ver- eenigde arbeiders(sfers) zal moeten be handelen. Wat Anna Bergmans betreft* hebben wij er niet tegen dat die bij de conferentie niet tegenwoordig zal zijn."- Waarop de firma het volgende terug schreef: „Hiermede bevestigen wij de ontvangst van uw schrijven van heden, en 'deelen u mede, dat wij daarop niet verder ingaan?* Alweer een staaltje. De socialisten zijn voor de vrijheid. De Katholieken kennen die niet be weren zij. Wij worden „gemassregelt," geringel oord, wij loopen aan een touwtje. Zij niet. „Leve de vrijheid". En zoo gebeurde het naar wij in 't K. V. lezen dat de socialisten te Bre da, die het provinciale sociaal-democra tische orgaan voor N.-Brabant verschij nende te Eindhoven, vervelend vonden, een eigen blad wenschten uit te geven' hetgeen door hun partijbestuur is...- verboden. Leve de vrijheid. Censuur kennen de heeren niet... j Koningin Emma. Naar „Reuter" ons uit Weenen meldt, heeft Koningin Emma zich met gevolgi naar Baaden (bij Weenen) begeven, waar zij het noenmaal gebruikte bij aartsher tog en aartshertogin Reinier. H. M< keerde 's middags te 5 uur in Haar ho tel terug en gebruikte daarna het rnidi- dagmaal bij den gezant dr. jhr. W. M. van Wee ie van Berencamp. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 3 November. Uit de Pers. Een duidelijke les. Jfet „Centrum" driestart: y,Briand maakt hert steeds erger. Of liever, hij maakt het steeds d ui de- Jij k er, hoe een sociaal-democraat, >een- jnaal tot macht gekomen, tegen de ar beiders en ook tegen zijn eigen partijge- Uiooten weet op te treden. Ter onderdrukking van de spoorweg staking in Frankrijk, nam hij v e e 1 k r a s- s er maatregelen, dan anno 1903 in ons land door het ministerie-Kuyper werden gebezigd. Niet slechts riep hij het leger te kuip, maar hij liet zijn voormalige vrienden in arrest brengen en ontzag geen middelen, om den „misdadigen aanslag", zooals hij de staking noemde, den kop in te druk ken. ""Meer nog: in het Kamerdebat sprak hij tiet Zaterdag onomwonden uit, dat, wan neer hij onwettige maatregelen had moeten gebruiken, hij daarvoor niet zou zijn teruggedeinsd! Ziedaar een socialist als minister te genover een spoorwegstaking! Welk een belachelijk figuur maakt bij die houding vergeleken, het misbaar van onze S. D. A. P. over KuypePs optreden jn 1903! Laten de arbeiders, die al te dikwijls worden beetgenomen door de ronkende phrasen en opruiende taal der socialisti sche propagandisten, thans toch goed hun oogen openhouden en hun voordeel doen met de lessen, welke Briand's ijzeren ma nier zoo overvloedig geeft." Parlementaire arbeid. De „S t a n d a a r d" wijst er op, dat het voorlpopig verslag over hoofdstuk 1 der Staatsbegrooting dit jaar liiet uitmunt door prikkelende belangrijkheid. Hoofd moot in dit Verslag waren ditmaal de Financiën en buiten cte Financiën is eigenlijk alleen het vraagstuk dier partij- groepeering mét eenige uitvoerigheid ter sprake gekomen. Voor het overige wor den slechts ondergeschikte punten be handeld, die eigenlijk bij de afzonderlijke hoofdstukken moesten zijn ondergebracht Dit schijnt er op te wijzen, dat ditmaal de Algemeene beraadslagingen geen wij de vlucht zullen nemeniets wat met het oog op den beschikbaren tijd zou zijn toe te juichen. Vermoedelijk komt nu voor medio November de Indische Begroo ting aan de orde, die wel een week vor deren zal. Dan zal er sectie-arbeid zijn, met name over de kustverdediging. Niet veel vóór 20 November zal men daarom aan de Staatsbegrooting toekomen, ter wijl Vrijdag 28 December alles moet zijn afgeloopen. Veel meer dan vier wéken zullen dus niet vrij komen voor de twaalf hoofdstuk ken waaronder er zijn, die veel tijd zul len vorderen; en al te kwistig moet men .met avondvergaderingen niet zijn. In zoover is er dan ook vree mee te ne men, dat de Bakkerswet, voor wat de ar tikelen betreft, naar Februari verschoven is, al stelde de heer IBrummelkamp te recht voor om nu reeds door te gaan. Al- feen de omstandigheid, dat de Minister zelf tijd voor gezet overleg niet onge- wenscht achtte, kon en mocht de Kamer Bewegen, om halt te maken. Toch zie men wel toe, waarop dit uit loop!. Februari gaat dan aliicht met de artikelen van de Bakkerswet heen en weer dreigt de oogst van het parlementaire jaar te schraal te worden. Er is nog zooveel voor den boeg, en de meest tijdroovende wetten moeten nog komen. We gaan nu naar 1911 en als dat jaar om is, staan we over anderhalf jaar reeds weer voor de Kamerverkiezingen, en zal de rekening worden opgemaakt. De schade is nog in te halen, maar dan mag er mét getalmd worden. Én daarom is, niet te lang in de Staatsbegrooting FEUILLETON. Vertelling uit Bokemenvan Vondrak. 9) „Vijf gulden! Wat denk je? En dat voor zoo'n domme gans, die van toeten noch blazen weet. Dank jehartclijk. Vier kan ze krijgen, en als ze haar best doet, dan schiet er gauw meer voor haar over. Je moet niet vergeten, dat ze heel wat verval heeft. Elk pakje, dat ze bij de klan ten thuis brengt, geeft wat. Er valt altijd wat af. Nu, hoe denk je er over?" Rosalie vond vier gulden per maand ge noeg en bleef. Maar wat had het arme kind het ook hier al weer slecht getroffen! Men hield haar voor den gék om alles en nog wat. Om haar uitspraak, om haar kleeren, om haar boersche manieren. Ze vloog trap op, trap af en sjouwde van 's morgens vroeg tot 's avonds Iaat, om het haar meesteres maar naar den zin te maken en toch ze kon geen goéd doen. „Hier in de stad zijn de menschen nog erger dan bij ons op het dorp", dacht ze bitter. „Ze behandelen een dienstbode als een beest. hangen, stellig geboden, en moét het uit stel van de Bakkerswet worden betreurd. Vandaar, dat we den uiterst beknopten inhoud van het Voorloopig Verslag op Hoofdstuk T toejuichen, mits het de in leiding zij op een niet te lang gerekt de bat Valsche vrijheid. In ons Kameroverzicht hebben wij er tijdens de behandeling 'der Bakkerswet, herhaaldelijk op gewezen^ dat het beroep van de liberalen op de vrijheid, valsch was. Ook het vrijz.-dem. orgaan „Land en Volk" critiseert de vrijheidsopvat ting van deii oud-liberalen Mr. Tydeman. Het blad schrijft: „Toch is 't niet kwaad geweest, dat ook de heer Tydeman zich liet hooren. Men kon nu weer eens vernemen, hoe hij ieder, bij wien hij liefde ontdekt voor individueele vrijheid als geestverwant be schouwen gaat. Dat wil zeggen, als in het bezit van een der kostbaarste hoeda nigheden van den „vrij-liberaal." „Gij rekent te veel naar u toe", viel de heer Schaper hem snedig in de rede. Zoo is het. De liefde voor de individueele vrijheid van de vrije-liberalen is de liefde voor de vrijheid van enkelen, en, zoo zij er meer omvat, voor een eenzijdige vrij heid. Voor de vrijheid van den werkgever zien zij gaarne de gebondenheid van de arbeiders over "het hoofd. En evenzoo moet aan de vrijheid om versch brood te eten, diezelfde vrijheid van het geheele bakkersleven blijmoedig worden ten offer gebracht. Zoo kras mogelijk heelt de heer Tyde man het gezegd: de gewoonte om versch brood te eten is nu eenmaal volksge woonte. En die gewoonte is niet afkeu renswaardig. Dan mag de wet Tegen die gewoonte niet reageeren. Als de heer Tydeman den heer Pas- stoors verwijt, dat hij terug wil naar ele gilden van vóór de hervorming, geve hij zichzeif toch rekenschap van het lelt, dat hij zeif in 1910 de maatschappij ver steend wil iaten staan. Het a.r-. „Amhemsch Dag b 1 ad" noemt deze bewering volkomen juist. „De vrijheid, door de oud-liberalen ge predikt, is een vaische. Het is een „vrij heid" voor de sterken, om de economisch zwakken te onderdrukken. Het is een „vrijheid" die leidt tot tyrannie. De redevoering van Mr. Tydeman was wel de meest onsympathieke, die in de Kamér dezer dagen werd uitgebroken. Sociaal gevoel werd er in gemist. De oud-liberale leider schijnt meer medelij den te hebben met de menschen, -die des morgens hun versch cadetje zullen moeten missen, dan met de bakkersgezel- Ten, wier gezinsleven wor'dt- verwoest. Ook Mr. Lohman's denkbeelden over de bevoegdheid der Overheid om in te grijpen in iheisociale leven, zijn niet de onze. Maar ioch sprak uit de rede van den afgevaardigde voor Goes een geheel an dere gee?!. Er is verschil tusscheti „conservatis me" en „conservatisme." De ontslagaanvrage van Vice-admiraal van den Bosch. Het „Huisgezin" merkt op, dat de linkerzijde thans zelf schijnt te gaan in zien, dat het tumult over het ontslag- vragen van vice-admiraal van den Bosch minstens voorbarig was. Het „Hbld." althans constateert, dat het, schoon ze wat meer licht meent te hebben gekregen, nog bijzonder moei lijk lijkt een oordeel te vellen. Men behoeft dus niet te vragen hoe moeilijk dat een week geleden was, toen men over niet meer dan vage, tegenstrij dige geruchten beschikte. Toen heeft zulks de liberale pers niet belet, aanstonds tegen den „vlootprc- dikant", tegen den minister van Marine en tegen het kabinet van leer te trekken. Als bij instinct voelde men, dat er voor links wat aan zat. 'Maar men kon zich in dit instinct en in dat voelen wél eens vergist hebben. Want wat nader licht brengen de be richtgevers van het „Hbld. Ditde admiraal had „principieel be- Todi bieel ze, want terugkeeren naar 't dorp dat wilde ze niet, voor geen geld ter wereld. Men zou haar nawijzen en zeggen „Kijk, daar is Rosalie, dat trotschc nest! Die dacht het hier zoo slecht te hebben, en nou is ze terug. Net haar verdiende loon 1" En toch kwam ze terug. 't Was midden in den zomer, en ze was ongeveer een jaar in de stad geweest toen ze op een vroegen morgen, ademloos van het harde loopen bij tante Chora in huis kwam vallen. „Kind!" riep deze verschrikt uit, „wat is er met jou gebeurd? Hoe kom je hier!' „Weggeloopcn", schreide Rosalie, ter wijl ze het gelaat met heide handen be dekte. Rosalie schreide steeds door. „Kind, zeg dan toch wat! Wat is er?" „Vraag me niet", bracht Rosalie er met moeite uit. „Maar daar wil ik niet blijven." Toen hief ze het hoofd op. Haar oogen schoten vuur, en met bittere stem zpide ze: „Neen, daar blijf ik niet. Dat zijn beesten. Dan leef ik nog liever hier op het dorp onder echte varkens. Die kunnen op zijn hoogst mijn kleeren bederven door hun vuiligheid, maar mijn ziel loopt bij hen geen gevaar. Ginder wel. Hoor eens, tante, fijn ben ik niet. Jjij he^t mij nj,ej zwaar tegen de werkzaamheid van den marine-dominee", óf met andere woor den d'e admiraal wilde neutraliteit. Is deze lezing juist, dim treft dén vlootpredikant niet de minste schuld óf blaam, en gaat de admiraal heen om dat hij zich niet voegen kon in den nieu wen toestand, niet strookend' met zijn inzichten. Op die manier als een inspecteur van het lager' onderwijs, tegenstandier van de bijzondere school, zou bedanken, om dat de règeering zou weigleren enkel de neutrale school als de school te aan vaarden en op te leggen. De admiraal moge een bekwaam vloot voogd zijn, niet hij heeft uit te makén of van de vloot alle godsdienst moet worden geweerd en haar d'e stem piel der neutraliteit dient opgedrukt. Nederlandsche langzaamheid. In „L a n d en Volk" lezen wij „Op 14 December 1909 diende de heer Hubrecht, mede namens d'e heeren Pa- tijn, Middelburg, Bos en Aalberse, bij de Tweede Kamer een motie in, strek kende om te verklaren, „dat spoedige invoering van een postchèque en giro dienst gewenscht is." De voorstellers hoopten, dat de behandeling dier motie overbodig zou worden, doordien de Re geering tot invoering van der0cIijk^em* dienst overging. En zij mochten daarop hopenimmers de zaak, die van groot belang is voor onze handeldrijvenden en neringdoenden, was reeds sedert jaren „in óverweging". „Intusschen, er is opnieuw haast een jaar verloopen en de regeling blijft nog altijd uit. „In andere landen weet men beter aan te pakken en staat niet voortdurend moeilijkheden te overwegen of... te ver zinnen. Zoo treedt op heden 1 November 1910, krachtens een overeenkomst door het Belgische postbestuur met de Duit- sche, Oosienrijksch-Hongaarsche en Zwitsersche administratiën gesloten, een internationale girodienst tusschen die landen in werking. Tegen een zeer ma tig tarief een halve frank voor iedere duizend franken kan iedere rekening houder in een dezer landen geldsommen doen overschrijven op de rekening van een der duizenden aangeslotenen in de andere Staten. Men gevoelt onmiddellijk welk een gemak en besparing deze re geling verschaft bij tal van betrekkingen. „En in Nederland kunnen wij nog al tijd niet eens geraken tot den binnen- landscheu girodienst. Waarom moeten wij toch altijd op zijn elf-en-dertigs't achteraan komen sukkelen?" Minister Heemskerk en het Onderwijs In het „C e n t r u m" citeert X. het ver slag van de redevoering van minister Heemskerk op de feestviering van de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Onderwijs. Dez. .voorden zullen ongetwijfeld met belangstelling, 'instemming en vreugde vernomen zijn, oincat daaruit mag wor den afgeleid, dat het ernstig streven bij den Minister voorzit, de gelijkstelling tus schen openbaar en bijzonder onderwijs tot werkeiijkheid te maken, zooveel hem zulks in de gegeven omstandigheden mo gelijk zal blijken te zijn. Te bevreemden meent schr. 6e- hoett zulks al weer niet, wij! juist op he den die eisch mee* en meer dringend worden gaat, hetgeen den Minister ook niet kan zijn ontgaan. op twee zaken mogen we in dit ver- öand in het bijzonder de aandacht ves tigen. "Vanncvr bij de aanstaande regeling der G.eïueentefinanciën het gemeentelijk be lastinggebied gaat verruimd worden, zal het daardoor mogehjk worden, dat de gemeenten eene nog scherpere concurren tie het bizonder onderwijs gaan aandoen dan thans reeds liet geval is. Noodig is het derhalve, dat tijdig maatregelen ge nomen worden om zulks te voorkomen. Vervólgens: juist het laatste jaar is in sterke mate aan het licht gekomen, waar toe op menige plaats de openbare school vervormd worden gaat tengevolge van den reeds ihier en daar blijkbaar niet zoo groot gebracht, maar bij zulke slechte menschen blijf ik niet langer. Daar ben ik nog te goed voor." En die woorden, ruw, bitter uitgestoo- tend hortend en stootend op schorren toon, ze wezen er op, dat er in de ziel van dat kind een hevige verwoesting had plaats gegrepen, en dia er uitgerukt was met ruwe hand alle geloof, alle vertrou wen in de menschen. Tante Chora stond ontsteld. Zóó had ze Rosalie nog nooit gehoord of gezien. Eén oogenblik greep haar zelfs een ontzetten- vrees aan. Ze meende, dat het kind krank zinnig was geworden. Beiden zwegen een poos. En dan vroeg Rosalie op eens: „Weet je 'hier geen boer die een stalmeid noodig heeft?" Bij die vraag kwam tante Chora eigen lijk weer tot bezinning. „Wa wat vroeg je ook weer? Of er een boer is die een stalmeid noodig heeft?,* „Ja" „Laat ik eens kijken. Is de meid van Beran gisteren niet weggeloopen Heb ben ze me dat niet verteld? Wiel ja. Be ran moet er een hebben." Ze ging dadelijk naar Beran toe en ver huurde zich als stalmeid. Oom begaf zich den volgenden Zon dag naar (de stajd „en flwldé Rosalie's boejtj^ „En", vroeg zijn vrouw, „ben je nog wijzer geworden?" „Zottin, die ze is. De jongeheer Ru- dolf, die te Weenen in de rechten stu deert, is met vacantie thuis en maakte nu en dan wat gekheid met haar. Zoo ver telde mevrouw me ten minste. Die vond haar ook al een dwaas, een grillig en ongemanierd schepsel." Daar bleef het bij. Rosalie had het bij de Beran's wel naar haar zin. Ze wist precies wat ze doen of laten mocht. Haar arbeid bepaalde zich geheel tot het vee en den stal. En als alles in orde was, had men niets te zeg gen. Nu, daar zorgde ze wel voor. Het vee paste ze zoo goed op, dat het spoedig meer melk begon te geven. De stal zag er altijd zindelijk uit. De boer was over haar tevreden en prees haar. Met menschen bemoeide zich zoo weinig mogelijk. Het liefst zou ze in een klooster zijn gegaan, vooral toen ze merkte, dat er onder de boerenknechts waren, die haar niet alleen hinderden door hun onbeschaamde blik ken, maar zich ook niet ontzagen haar lastig te vallen met vuile, liederlijke taal. „Van ons wil ze niets weten", spotten ze dan, „maar als er een rijke boerenzoon om haar kwam, dan zou je eens wat zien. Dat doet net, of ze al heel fijn is. Wacht maar, we zijn nog geen paar jaar verder!" Rosalje hoorde dje praatjes, wel, jna^r liet ze langs haar koude kleeren glijden.; Ze zei niets, drukte de lippen stijf op el kaar en hield zich, alsof ze met stomheid geslagen was. Ze haatte en verachtte die vuile vle gels. In den stal tusschen de koeien raakte ze weer op dreef. Daar vergat ze de we reld. Daar leefde ze voor de dieren, die ze liefhad en met wie ze sprak, alsof het menschen waren. Ja, somtijds gebeur de het wel eens, dat er een vroolijk lied .door den stal klonk. I VI. Omstreeks dien tijd kwam er te Wer- bitz een nieuwe pastoor. Op zekeren dag dat de starost hem; een visite bracht, zei hij: „Burgemees ter, ik heb een vriendelijk verzoek aan u. Zooals ik u zooeven vertelde, blijft mijn moeder bij mij in de pastorie. Die kan al het werk dat hier is, niet af. En daarbij is ze al op jaren. Weet u nu mis schien een geschikt meisje, dat haar irt de huishouding zou kunnen helpen, n.l. iemand, die niet al te wereldschgezindi is en die zin zou hebben om den tuin waf bij te houden, de koe te melken en an dere bezigheden te verrichten, die moe* der zoo niet kan doen?" j (Wfirdt YOTPlgdJi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5