Het erfdeel der Malleroy's.
Tweede Blad, behoorend
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 12 October.
Leidsche R.-K. Winkel-
Kantoorbedienden.
en
Onze tijd staat in het teeken van „Ver
eeniging".
Telkens en telkens leest men van
nieuw opgerichte vereenigingen en bon
den op allerlei terrein.
En inderdaad, de hedendaagschc so
ciale toestanden maken het oprichten
van vereenigingen, van vakvereenigin'gen
vooral, noodzakelijk.
Het „Eendracht maakt Macht" werd
nooit meer dan in onze dagen gevoeld
en begrepen. Aaneensluiting, vereeni
ging, is een eisch des tijds.
Ook van Katholieken kant wordt dat
200 goed begrepen. Werkgevers en
werknemers, arbeiders, middenstanders,
patroons, allen zoeken in vereeniging
het middel ter bevordering hunner be
langen.
Ook te Leiden zijn de vereenigingen
talrijk.
Doch wat we onder de Katholieke' ver
eenigingen hier pog steeds missen, dat
dseen vereeniging van R. K. Kantoor-
Handels- en Winkelbedienden.
Waarom toch?
Als we onze blik naar andere steden
richten, waar wél een dergelijke vereeni
ging bestaat, en zien hoe nuttig die daar
werken, dan dringt ons onwillekeurig
de vraag op: kan Leiden zonder zijn?
Bestaan hier vooral op winkelgebied,
geen misstanden?
Bestaan hier, in onze stad geen
geen overmatig lange werktijden Qeen
onnoodige Zondagsdienst?
Is h i e r in véél bedrijven eeh b'etere
regeling niet noodzakelijk?
Ik geloof het wel
En zijn alle Leidsche winkelbedienden
zóó bekwaam in hun vak, dat aankwee
king van meerdere kennis niet jnoodig
is
Ik geloof het niet.
Neen ik geloof dat ook hier te Lei
den een R. K. Ver. van Handels-, Kan
toor- en Winkelbedienden alle reden en
rechten v$n bestaan -heeft.
Alsonze R. K. Bedienden zich
slechts eens verklaarden! Als
uit hun midden eens stemmen opgingen.
Is hier te Leiden ook onlangs niet een
afdeeling der R. K. Middenstandsveree-
niging „De Hanze" tot stand gekomen
[Daarin hebben zich de patroons en vele
winkeliers vereenigd.
Mogen hunne bedienden hier dan ach
terblijven Immers neen.
Inderdaad, veel, wat door den enke
ling niet bereikt kan worden, kan door
middel van vereeniging in hunne positie
verbeterd worden.
Een bediendenvereeniging kan van'zoo
veel nut zijn.
Onlangs maakten jve nog eenige ver
gaderingen der Amstendamsclu veree
niging „St. Nicolaas" mede.
En 't zien werken van zoo'n vereeni
ging in de stad waar zij bestaat, 'tgoe
de wat zij in 't belang der leden doen
kan, doét genoegen, maar doet tevens
't treurige gemis van een dergelijke ver
eeniging in eigen stad voelen.
Hoewel in groote steden nog heel \vat
andere misstanden bestaan, vooral wat
betreft later sluitingsuur e. adan hier
1in Amsterdam bijv. bestaan nog win
keltijden van 16 uren, met Zondagst-
dienst en zónder yrijen avond is toch
ook hier in Leiden lang niet alles roos
kleurig. Zijn ook hier toestanden, '(die
anders, héél anders zijn moesten.
Welnu, het beste middel tot verbete
ring, is 'ten eerste aaneensluiting, Biet
tot stand komen eener goede en hechte
vereeniging.
Het nut daarvan leert ons de steden
waar zij bestaat.
In Amsterdam bijvoorbeeld. In één der
Amsterdamsche „Bazars" met veel per
soneel, had het personeel geen vrijen
avond of vacantiedag. De vereeniging
„St. Nicolaas" spande zich ervoor... ver
betering is er.
En de woorden voor wettelijke win
kelsluiting, die al dringender in den
Amsterdamschen Raad géhoord worden,
het streven naar een wetsvoorstel voor
beperkte winkeluren, is ook voor een
groot deel aan de ijverige actie der be
dienden te danken. Omdat zij vereenigd
zijn.
Daarom, als we zien het goede, dat
door „vereeniging" in andere stedlen
verkregen wordt, en overtuigd zijn van
de werkelijke behoefte van een derge
lijke instelling, ook in onze stad, wil
len we de Leidsche Kantoor-, Handels-
en Winkelbedienden toeroepen„Ver-
eenigt U".
Maar... vereenigt U in een Katho
lieke vereeniging!
Dat is, om iets dergelijks tot stand te
brengen een eerste vereischte.
Gaarne zouden we door dit schrijven,
wat beroering ,wat geestdrift voor het
plan, onder de Leidsche bedienden zien
gebracht. Laat, wie wil, zijne meening
eens doen hooren, Dan komt er wrijving,
die tot goede resultaten in deze kan
brengen.
En dan zullen er in onze stad wel man
nen zijn, die de taak op zich nemen wik-
len, ook déze sociale zaak ten goede te
leiden. Mannen, die hunne arbeid -en
krachten aan de ontwikkeling en belan
gen der Leidsche bedienden wijden wil
len. Daarom, wie pakt déze zaak eens
aan
Wie laat Zijne meening in deze eens
hooren
En dat we dan komen, door actie der
bedienden zelf, tot, wat we hier al lang
hadden moeten hebben, een KHan
dels-, Kantoor- en Witikelbedlenden-Ver
eentging" in Leiden
C. v. O.
Uit de Pers.
Het rapport van de Ineenschakelings°
commissie.
In een derde (slot)artikel bespreekt
D e T ij d" het vakonderwijs. Het is ze
ker zegt het blad geen geringe ver
dienste van den arbeid der commissie,
dat in haar rapport de verhouding van
het vakonderwijs tot het algemeen vor
mend onderwijs duidelijk wordt aange
wezen. Het vakonderwijs was tot nu toe
in hoofdzaak aan particuliere zorg over
gelaten, zij het dat rijk, provincie en ge
meenten dit werk door subsidies krachtig
steunden.
De commissie lis van gevoelen en ook
hierin gaan zij volkomen met haar ak
koord dat het vakonderwijs ook in de
toekomst hoofdzakelijk aan particuliere
krachten moet worden overgelaten; dat,
zooals in dl. I. p. 321 i. zeer juist
wordt gezegd: „de vakscholen in den ré
gel bijzondere scholen moeten blijven,
waarmede de overheid zich alleen door
het toekennen van subsidie en dus ook
door het oefenen van 'toezicht heeft in te
laten."
Bij aanvragen om rijkssubsidie voor
ambachts-, teekenscholen, eliz. heeft tot
dusver het zeer juiste beginsel gegolden,
dat aan "de aanvragen niet werd voldaan,
tenzij kon worden aangetoond, dat door
particulieren en door gemeenten reeds op
onbekrompen wijze steun verleend of al
thans steun was toegezegd.
Zóó moge het ook bjijven in de toe
komst! De vakschool (hoewel in vorige
eeuw niet geheel onbekend) is eigenlijk
eerst in de vorige eeuw uit de toenemen
de behoeften van het ?ich steeclis meer
ontwikkelde maatschappelijk leven en van
de steeds hooger eischen stellende tech
niek geboren.
Bij eene vergelijking van dat onderwijs
hier te lande met datzelfde onderwijs el
ders, vooral in staten, waar de industrie
grooteren vlucht heeft genomen dan bij
ons, blijf Nederland er zeer verre van af,
een eerste plaats in te nemen.
Schier zonder voorbeeld echter moet
het geacht worden, dat dit onderwijs zich
bij ons heeft ontwikkeld, als het ware,
geheel buiten de wet om, Bij den omvang,
welken het thans verkregen heeft, schijnt
het tijdstip voor een wettelijke regeling in
derdaad niet langer verschoven te kun
nen worden.
„Het verleenen van subsidie, zeggen wij
met de commissie, kan afhankelijk ge
steld wordgn van het voldoen aan 'de
eischen van het normaal (en, "voegen wij
erbij, niet te hoog gesteld) program
ma, waarbij afwijkingen kunnen worden
toegestaan, ter beoordeeüng van de re-
geering."
Met blad eindigt zijne beschouwingen
over het rapport aldus:
Groot en oprecht is onze waardeering
van den arbeid van de ineenschakelings-
commissie. Gelijk reeds uit deze arti
kelen, zal' dit nog nader blijken, als wij,
iets vroeger of later, ook gelegenheid zul
len vinden, hare plannen ten aanzien van
het Middelb. Voorb. Hooger en Hooger
Onderwijs te bespreken. Dit belet even
wel niet, dat de strekking (bewust of
onbewust) naar centralisatie en unifor
miteit van de voorstellen der commissie
alsook de ontzettende verzwaring van las
ten, welke het zeer uitgebreide regee-
ringstoezicht, de talrijke nieuwe instel
lingen van onderwijs, de verhoogde en in
in aantal sterk toenemende subsidien enz.
zouden medebrengen, ons niet zonder
zorg laten.
Een les naar buiten,een lesnaar binnen.
't Volgende is aan de „U t r e c h t s c h e
Courant" ontleend.
In de jaren 1903 tot en mét 1909 wer
den hier te lande het volgend aantal fail
lissementen afgedaan:
In 1903: 1368
1904: 1480
1905: 1486
T 9061528
1907: 1569
1908: 1745
1909: 1788
Laarbij tij opgemerkt, dat'het aantal in
1909 uitgesproken faillissementen 1814
bedraagt, en "in 1908 zelfs 2043.
In 1099 werden in ons klein landje der
halve ruim 34 faillissementen per week
afgedaan, hetgeen wij een ontzettend cij
fer noemen, terwijl er "bijna 35 per week
werden uitgesproken.
Inderdaad, bij vergelijking met ónze
stof tot overdenking.
Dan blijft eerstens, dat waar de fail
lissementen vrijwel met het jaar ten on
zent in aantal stijgen, in Duitschland de
cijfers sedert 1903 ongeveer constant blij
ven.
Doch er fs meer.
Waar in Nederland over 1909 bijna 35
faillissementen per week plaats hadden,
dat is ruw bekend, één op de 170.000 in
woners, daar hadden er in het zoo en
orme vee/ grooetre Duitschland in het
zelfde jaar 165 per week plaats.
Dat maakt ongeveer één op de ruim
420.000 inwoners.
Waarom zijn die Duitsche cijfers nu
zooveel gunstiger dan de Nederlandsche?
Niet omdat wij gelooven, dat Duitsch
land, vergelijkender wijze gesproken, rij
ker is dan Nederland; doch wél omdat het
crediet wezen daar te lande o. 'i. beter
is geregeld.
In het bijzonder beter geregeld voor
den kleinen man.
Want nu mag men reaeneerén, dat het
meerendeel der faillissementen het nood
lottig en onvermijdelijk gevolg is van ei
gen schuld, vast staat toch ook zeker, dat
velen der gevallenen hadden kunnen gered
worden, wanneer voor hen op gemakkelij
ke en niet te dure wijze aan geld te komen
ware geweest.
Duitschland, waar men daartoe meer
gelegenheid heeft, komt daarom mét vrij
gunstige faillissementscijfers, Nederland
daarentegen met zeer slechte
Eene nieuwe vingerwijzing voor de eco
nomisch zwakken om schouder aan schou
der samen te werken ter bereiking Van het
eenig noodige, n.l. goéde en goe'dkoope
credietinStellingen.
FEUILLETON.
Zijn weifelenden en bezorgdien blik
richtte hij ;naar links en rechts om hem
Voortdurend \vee;r óp die Novère te rich
ten. Men kon zien dat de jongen geheel
Onder diens macht stond!,
Tvepeens maakte de barones jdfë (Ca-
nisy een beweging, als wilde zij op
staan, maar zich bedenkende bedacht zij
dat het beter was haar tegenstanders hun
spel te laten ontmaskeren.
LW.elke bewijzen brengt gij bij ter
ondersteuning van die bewering, graaf
de Novère? vroeg 'de notaris, die hem
te goéd kende, dan dat hij hem vertrouw
de.
Vooreerst mijn eerewoord.... her
nam de graaf.
De notaris boog eerbiedig, maar hij
scheen naar verdere bewijzen 'te blijVen
wachten.
Vervolgens enkele papieren,- die ge
vonden zijn op den jongen man, toen hij
als kind opgelicht werd bij de vrouw,
aan wie zijn vader hem had toever
trouwd.
Zooals men ongetwijfeld begrijpt, wa
ren lüeze papieren het, die in het zakje
vervat waren, dat Thierry zijn zoon had
omgehangen en 'dat deze spelend als kind
Antoine Cauchois, den zoon van de voed
ster op een avond had omgehangen.
Slimmer dan zijn médeplichtigen had
de Novère gezorgd deze papieren in zijn
macht te krijgen. Dank zij deze papleren
en hetgeen li ijvan "Rchard de Mail er oy
vernomen had, was hij op de hoogte met
Thierry's geheim. Ten einde zijn mede
plichtigen meer oiider zijn macht te kun
nen houden, had hij er zich tegen verzet
dat men het kind zou clooden en had
hij het buiten Parijs doen opvoeden.
Bekend met Yeje yan ^ïard/s mid
den dreigde hij hem voortdurend met
Raoul als eeii schrik voor de toekomst
en buitte zoo meedoogenloos zijn neef
reeds jaren lang uit.
De kas van graaf de Malleroy was "de
bron van het goud, dat de Novère zoo
kwistig rondstrooide tot groote verwon
dering van hen, die met zijn voortdurende
geldpood bekend waren.
Vele omstandigheden hadden graaf de
Malleroy 'in twijfel gebracht over de iden
titeit van den jongen man, 'dien de No
vère nooit aan hem vertoond had vóór
het beslissende oogenblik..
De aankomst van de waren Raoul In
het ,iWitte Paard", de tochten van den
ouden Gilbert, de brief van barones de
Canisy en éindelijk de papieren dteAdè-
le hem had laten zien, hadden hem tot
het inzicht gebracht dat de Novère hem
een strik spande.
Hij zou dan ook zeker geweigerd heb
ben den pupil van de Novère te erken
nen als den zoon van Thierry,- indien
het testament van de gravin hem niet
dwong te kiezen 'tusschen jden waren
Raoul en dien van Novère.
Ondervraagd door den notaris verklaar
de de Novère, dat hij tijdens zijn verblijf
in' Indië, op een dag twee Hindoes een
kind in den Ganges zag werpen, hoe hij
toen te hulp was gesneld en het geluk
had het kind te redden.
Dat alles leek nog zoo onmogelijk niet.
Het bezit van het zakje en de papieren
erj,a ygrv^tj vormden .een .b&vyijs
Gereformeerde Gymnasiasten en
het tooneel.
In de laatste weken is er in de bladen
heel wat te doen geweest over een plan
van leerlingen aan 't Amsterdamséh Ge
reformeerd Gymnasium om in de Stads
schouwburg de „Caesar" van Shake
speare op te voeren. Dit voornemen, en
de houding van curatoren dier instelling
werd nogal aan critiek onderworpen
Thans deelt dr. J. Woltjer, president
Curator, in de bladen de juiste toedracht
der zaak mede
„Een paar jaar geleden hebben eenige
leerlingen der hoogste drie klassen eene
vereeniging gevormd, om zich te oefenen
in de letterkunde en voordracht. Bij oenige
van die 16 a 18 leden kwam in den
vorigen winter het denkbeeld op eene uit
voering te geven van den Caesar van
Shakespeare in de vertaling van Dr. Mer-
kes (niet in den handel). Toen zij mij daar
over, in Januari of Februari 1.1., kwa
men spreken, heb ik de zaak met mijne
medecuratoren overwogen. "Er werd, zoo-
als reeds vroeger vermeld is, besloten, dat
de uitvoeringen beperkten kring en zon
der'heffing van entree, zou kunnen plaats
hebben. De vragen en mededeelingen,
over en weer, hadden natuurlijk alleen
mondeling plaats.
Van de uitvoering van het plan is echter,
voor de groote vacantie aanving, niets ge
komen. Toen ik echter in de eerste dagen
van September van eene reis naar Brussel
in Amsterdam teruggekeerd was, vernam
ik, dat de jongelieden, op eene enkele uit
zondering na, uie het plan van de uit
voering opgevat hadden, de zaak niet
hadden laten riisten, maar uitnoodigingen
hadden verzonden en inteek en lijsten doen
rondgaan mef net oog op eene uitvoering
in den Stadsschouwburg. Ik heb daarop
terstond den uitvoerders van het plan, die
toen reeds student aan 'de Gemeente Uni
versiteit alhier en dus geen leerlingen van
het gymnasium meer waren mijne ver
wondering en verontwaardiging overliet
het gebeurde'te kennen gegeven.
In een gesprek met de bovenbedoelde
studenten, die als leiders bij de uitvoering
van het plan optraden, bleek mij daarop
dat zij het antwoord, in Februari door
Curatoren hun gegeven, hadden misver
staan en daardoor tot eene opvatting
waren gekomen, die met hunne w'enschen
strookte; zij hadden geen geschikt lokaal
kunnen vinden en daarom in de meening,
dat dit geoorloofd was, eindelijk den stads
schouwburg gevraag:deene entrée had
den zij willen heffen, in de onderstelling
dat het goede doel hetwelk zij beoog
den n.l. een eventueel batig saldo aan
één of meer weldadigheidsveroenigingen
te geven, dit rechtvaardigde; uitnoodigin
gen hadden zij verzonden alleen in be
perkten kring, terwijl zij bovendien de en-
tréekaarten alleen o'p naam zouden stel
len.
Ik heb daarop 'geantwoord, dat deze
verklaring allerminst overeenkwam met
de bedoeling van Curatoren en, al nam ik
gaarne aan, dat zij te goeder trouw meen
den te mogen handelen, zooals zij gediaan
hadden, door mij moest gewraükt worden.
Daarop is 12 September door de boven
bedoeld. studenten séhriftelijk geant
woord: „Hoewel wij door verandering
onzer plannen in niet geringe moeidijk-
heden komen, zullen wij desniettemin aan
den wënsch van u en de Curatoren van
het Gymnasium voldoen. Wij zullen der
halve voor de voorstelling, die thans later
zal plaats hebben, in Dec. o7 Jan. alleen
vrijkaarten aanbieden en ze alleen in on
ze respectieve kringen uitreiken','.
Daarmede was dus, naar mijne mee
ning, het schouwburgplan en het heffen
van entree van de baan. Toch meenden
directeuren en curatoren dat ook aldus
het plan der letterkundige vereeniging nog
verder ging dan de bedoeling van tie cura
toren was geweest. Daarom' deelden zij
aan het bestuur dier Vereeniging mede,
dat zoowel directeuren als curatoren wen-
schen, dat aan het vroeger opgevatte voor
nemen thans in het geheel geen uitvoe
ring meer zai worden gegeve" tel be
stuur der vereeniging heeft d mt-
voor den pupil van de Novère op dit
oogenbük waarop men niet hopen kon
overtuigende bewijzen te erlangen.
De vraag bleef echter bestaan waar'de
ontbrekende helft der brieven was, maar
die afwezigheid was geen gegronde re
den om "den beschermeling van de No
vère af te wijzen.
Notaris Miriaud, die met de beide ma
gistraten te beslissen had, begon te gëloo-
ven dat hij wél verplicht was, den jon
gen man te erkennen als den zoon van
Thierry, alhoewel een voorgevoelen hem
zeide dat het nog niet 7.00 zeker was.
Zijn angstige en weifelende blik ont
moette dien van "barones de Canisy.
Wat is uw meening, barones? vroeg
hij.
Die jonge man is niet de zoon van
Thierry de Montenay, hernam de ba
rones opstaande, op vasten toon.
Zuster, onderbrak haar Richard,
waarom tegen duidelijke bewijzen ge
streden? Mijn moeder was altijd on
rechtvaardig jegens mij. Ik zal er mij
niet over wreken dan door mét groo'tcn
ijver aan haar verlangens te voldoen. De
papieren die deze jonge man, als bewij
zen toont, schijnen mij genoeg zéker
heid te verschaffen, en ik voor mij, stem
er in toe hem te erkennen als Raoul de
Montenay.
Raoul de Montenay bestaat werke
lijk hernam, mevrouw 3e Canisy. [Hij is
te Parijs, maar ik herhaal het:'deze7on-
gë m^j, js njet RaouJ de Mouten^
woord, dat het volkomen zal handelen;
overeenkomstig den wensch van directeu
ren en curatoren.
Daarmede is dus de zaak thans afge
daan."
"Bij dit schrijven 'teekent „de Tijd'*
aan
Wij 'behoeven wel niette zeggen, dat
de opvattingen van Curatoren van het
Gereformeerd Gymnasium, waarvan hun
optreden blijk gaf, niet de onze zijn. Wij
zien in de tooneelkunst, gelijk in alle
andere kunsten, niets wat op zich zelf
afkeuring zou verdienenen erkennen
gaarne in het tooneel eene kracht, wélke
ten goede geleid, veel tot zedelijke verhef
fing yan eeii volk kan bijdragen. Bijna
nergens 'het feit staat helaas vas't
voldoet het tooneel, gelijk wij het tegen
woordig kennen aan de bovengèsteldjel
voorwaarde.
Reden te meer, dunkt ons, om pogin
gen tot veredeling van den smaak en'
liet zedelijkheidsbewustzijn op dit stuk!
en om meer bepaald de jonge generatie
in een ernstig én hoog zedelijk tooneel
behagen te doen scheppen, van ganschier
harte toe te juichen.
Wij "gelooven dan ook, dat aan een(
katholieke onderwijsinrichting voor 'jon
gelieden \an gelijken leeftijd het opvoeren!
van een drama als de Julius Caesar'*
van Shakespeare van 3e zijde van hef
bestuur 'der inrichting eerder aanmoe
diging dan tegenwerking zou ondervon
den hebben. Wij achten, vooral bij dei
opvoeding, het tooneel een "kracht, wel-
ke door geen goed paedagoog mag ge
minacht of verwaarloosd worden."
De keerzijde.
Het „Huisgezin" schrijft:
De huismoeders klagen steen en beeti.
Aardappelen, boter, koffie, steenko
len, enz. alles is duur, blijft duur, en'
wordt duurder.
Men weet niet meer hoe men er zal!
komen.
Met groote bekommering ziet men dert
winter tegemoet, die weer nieuwe uit
gaven gaat vergen.
De klaéhten zijn volkomen gerecht
vaardigd, en de huismoeders, die van'
een zeker, niet te hoog sommetje moe
ten rondkomen, staan er slecht voor.
Het zijn „beroerelijcke" tijden.
Dit is de eene kant; maar bezie (nil
ook de keerzijde van de medaille.
Laat er eens ergens iets te doen zijn,
of neen, niet eens ergens, maar over
al en altijd is er tegenwoordig wat te'
doen. Het eene feest, de eene verma-
makelijkheid volgt op de andere.
Welnu, bij die gelegenheid kent men'
geen krimp, en wordt vlot en royaal
verteerd en de paar centen verhooging
op levensmiddelen, waarover men han
denwringend jammert, zinken in 'tniet
bij de kwartjes, en zelfs grootere geld
stukken, welke alsdan met volle han
den worden uitgegeven.
We staan frier met beide voeten bp
het terrein van de weelde, waarover!
op den jongsten Bosschen Katholieken
dag zoo ware woorden gesproken zijn.
Maar aan het beleven van die woor
den is men nog niet overal toe. En zei
zullen nog wel meer dan eens herhaald
mogen worden, voor dat met wat ge
notzucht, naijver, menschelijk opzicht en'
sleur op dit gebied kwaads brouwen ge
heel gebroken zal zijn.
STATEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Dinsdag 11 October
Geopend 31/2 uur.
De Voorzitter stelt voor 'Dinsdag
18 October eenige wetsontwerpen van
kleinen omvang te behandelen, zoonnedie:
suppletoire betreffende de Hoofdstukken
VI en VIII der Staatsbegrootingdaar
na een vergadering te houden met ge
sloten deuren en hierna die Bakkerswet
te behandelen.
'Na bestrijding door de heeren Duy-
ni a er van Twist en v. VI ij m e n,
Wil de barones zoo goed zijn ons
te zeggen, waarop hare overtuiging is
gegrond?
Ik heb den jongen man, van wien
ik spreek, gezien, en zijn gelijkenis met
zijn vader is zoo treffend, dat het onmo
gelijk is te aarzelen hem te herkennen
Bij hem is, vertelde hij mij, een vriend)
van zijn vader, die aanwezig was bij hef
sterven van 'Thierry de Montenay, en
diens laatste verlangens vernomen heeft,
Waar is die jonge man gebleven?
Waar hebt u hem gezien? vroeg de No
vère.
Ik heb hem een uur geleden ge
sproken.
Eu hebt gij hem niet bij u gehou
den?
te v/as verplicht hem een oogen-
blïk ü.iecn te faten, en toen ik terug,
kwam was hij verdwenen. Het is mij ech
ter des te onverklaarbaarder, daar hij
gewaarschuwd was, dat hij zich heden*
avond hier moest bevinden om zijn rech
ten te doen erkend worden.
.Hebt u geen aanwijzing, geen ver
moeden betreffende de afwezigheid van
dezen jongen man"? vroeg die Barnadd.
Ik weet 't niet....? antwoordde zij
verlegen, want zij kon er diet toe be
sluiten'haar broeder te beschuldigen, ten
toch gevoelde zij dat het haar plicht was'
de waarheid te zeggen, ojWat Raoul ge
réd werd, indien net niet reeds te laat
wa,sc
{Wordt yeryojgdk
59)
Thierry de Montenay en zijn zoon
worden verzocht zich aan te melden om
hun rechten te doen gelden op die erfe
nis van gravin Berengère de Malleroy,
herhaalde de plechtige stem van den no
taris wederom.
Thierry de Montenay is dood, zeide
Novère plotseling, maar hier is zijn zoon
Raoul.
Terzelfder tijd trok hij den jongenman
naar voren en bracht hem bij den nota
ris.
Het was een vrij goed gevormde
jongen, met een niet al te slim gezicht en
Wiens trekken de sporen droegen van
die vermoeidheid', zoo eigen aan jonge
lieden, clie reeds vroeg ieen leven vól
nachtbraken en uitspattingen hebben ge
leid.
Alhoewel hij smaakloos en 'deftig ge
kleed was, miste hij toch het deftig voor
komen, dat de pupil van ridder de Ker-
Varec bezat.