Het erfdeel der Malleroy's. Tweede Blad, behoorend bij De Leidsche Courant van Woensdag 12 October. Leidsche R.-K. Winkel- Kantoorbedienden. en Onze tijd staat in het teeken van „Ver eeniging". Telkens en telkens leest men van nieuw opgerichte vereenigingen en bon den op allerlei terrein. En inderdaad, de hedendaagschc so ciale toestanden maken het oprichten van vereenigingen, van vakvereenigin'gen vooral, noodzakelijk. Het „Eendracht maakt Macht" werd nooit meer dan in onze dagen gevoeld en begrepen. Aaneensluiting, vereeni ging, is een eisch des tijds. Ook van Katholieken kant wordt dat 200 goed begrepen. Werkgevers en werknemers, arbeiders, middenstanders, patroons, allen zoeken in vereeniging het middel ter bevordering hunner be langen. Ook te Leiden zijn de vereenigingen talrijk. Doch wat we onder de Katholieke' ver eenigingen hier pog steeds missen, dat dseen vereeniging van R. K. Kantoor- Handels- en Winkelbedienden. Waarom toch? Als we onze blik naar andere steden richten, waar wél een dergelijke vereeni ging bestaat, en zien hoe nuttig die daar werken, dan dringt ons onwillekeurig de vraag op: kan Leiden zonder zijn? Bestaan hier vooral op winkelgebied, geen misstanden? Bestaan hier, in onze stad geen geen overmatig lange werktijden Qeen onnoodige Zondagsdienst? Is h i e r in véél bedrijven eeh b'etere regeling niet noodzakelijk? Ik geloof het wel En zijn alle Leidsche winkelbedienden zóó bekwaam in hun vak, dat aankwee king van meerdere kennis niet jnoodig is Ik geloof het niet. Neen ik geloof dat ook hier te Lei den een R. K. Ver. van Handels-, Kan toor- en Winkelbedienden alle reden en rechten v$n bestaan -heeft. Alsonze R. K. Bedienden zich slechts eens verklaarden! Als uit hun midden eens stemmen opgingen. Is hier te Leiden ook onlangs niet een afdeeling der R. K. Middenstandsveree- niging „De Hanze" tot stand gekomen [Daarin hebben zich de patroons en vele winkeliers vereenigd. Mogen hunne bedienden hier dan ach terblijven Immers neen. Inderdaad, veel, wat door den enke ling niet bereikt kan worden, kan door middel van vereeniging in hunne positie verbeterd worden. Een bediendenvereeniging kan van'zoo veel nut zijn. Onlangs maakten jve nog eenige ver gaderingen der Amstendamsclu veree niging „St. Nicolaas" mede. En 't zien werken van zoo'n vereeni ging in de stad waar zij bestaat, 'tgoe de wat zij in 't belang der leden doen kan, doét genoegen, maar doet tevens 't treurige gemis van een dergelijke ver eeniging in eigen stad voelen. Hoewel in groote steden nog heel \vat andere misstanden bestaan, vooral wat betreft later sluitingsuur e. adan hier 1in Amsterdam bijv. bestaan nog win keltijden van 16 uren, met Zondagst- dienst en zónder yrijen avond is toch ook hier in Leiden lang niet alles roos kleurig. Zijn ook hier toestanden, '(die anders, héél anders zijn moesten. Welnu, het beste middel tot verbete ring, is 'ten eerste aaneensluiting, Biet tot stand komen eener goede en hechte vereeniging. Het nut daarvan leert ons de steden waar zij bestaat. In Amsterdam bijvoorbeeld. In één der Amsterdamsche „Bazars" met veel per soneel, had het personeel geen vrijen avond of vacantiedag. De vereeniging „St. Nicolaas" spande zich ervoor... ver betering is er. En de woorden voor wettelijke win kelsluiting, die al dringender in den Amsterdamschen Raad géhoord worden, het streven naar een wetsvoorstel voor beperkte winkeluren, is ook voor een groot deel aan de ijverige actie der be dienden te danken. Omdat zij vereenigd zijn. Daarom, als we zien het goede, dat door „vereeniging" in andere stedlen verkregen wordt, en overtuigd zijn van de werkelijke behoefte van een derge lijke instelling, ook in onze stad, wil len we de Leidsche Kantoor-, Handels- en Winkelbedienden toeroepen„Ver- eenigt U". Maar... vereenigt U in een Katho lieke vereeniging! Dat is, om iets dergelijks tot stand te brengen een eerste vereischte. Gaarne zouden we door dit schrijven, wat beroering ,wat geestdrift voor het plan, onder de Leidsche bedienden zien gebracht. Laat, wie wil, zijne meening eens doen hooren, Dan komt er wrijving, die tot goede resultaten in deze kan brengen. En dan zullen er in onze stad wel man nen zijn, die de taak op zich nemen wik- len, ook déze sociale zaak ten goede te leiden. Mannen, die hunne arbeid -en krachten aan de ontwikkeling en belan gen der Leidsche bedienden wijden wil len. Daarom, wie pakt déze zaak eens aan Wie laat Zijne meening in deze eens hooren En dat we dan komen, door actie der bedienden zelf, tot, wat we hier al lang hadden moeten hebben, een KHan dels-, Kantoor- en Witikelbedlenden-Ver eentging" in Leiden C. v. O. Uit de Pers. Het rapport van de Ineenschakelings° commissie. In een derde (slot)artikel bespreekt D e T ij d" het vakonderwijs. Het is ze ker zegt het blad geen geringe ver dienste van den arbeid der commissie, dat in haar rapport de verhouding van het vakonderwijs tot het algemeen vor mend onderwijs duidelijk wordt aange wezen. Het vakonderwijs was tot nu toe in hoofdzaak aan particuliere zorg over gelaten, zij het dat rijk, provincie en ge meenten dit werk door subsidies krachtig steunden. De commissie lis van gevoelen en ook hierin gaan zij volkomen met haar ak koord dat het vakonderwijs ook in de toekomst hoofdzakelijk aan particuliere krachten moet worden overgelaten; dat, zooals in dl. I. p. 321 i. zeer juist wordt gezegd: „de vakscholen in den ré gel bijzondere scholen moeten blijven, waarmede de overheid zich alleen door het toekennen van subsidie en dus ook door het oefenen van 'toezicht heeft in te laten." Bij aanvragen om rijkssubsidie voor ambachts-, teekenscholen, eliz. heeft tot dusver het zeer juiste beginsel gegolden, dat aan "de aanvragen niet werd voldaan, tenzij kon worden aangetoond, dat door particulieren en door gemeenten reeds op onbekrompen wijze steun verleend of al thans steun was toegezegd. Zóó moge het ook bjijven in de toe komst! De vakschool (hoewel in vorige eeuw niet geheel onbekend) is eigenlijk eerst in de vorige eeuw uit de toenemen de behoeften van het ?ich steeclis meer ontwikkelde maatschappelijk leven en van de steeds hooger eischen stellende tech niek geboren. Bij eene vergelijking van dat onderwijs hier te lande met datzelfde onderwijs el ders, vooral in staten, waar de industrie grooteren vlucht heeft genomen dan bij ons, blijf Nederland er zeer verre van af, een eerste plaats in te nemen. Schier zonder voorbeeld echter moet het geacht worden, dat dit onderwijs zich bij ons heeft ontwikkeld, als het ware, geheel buiten de wet om, Bij den omvang, welken het thans verkregen heeft, schijnt het tijdstip voor een wettelijke regeling in derdaad niet langer verschoven te kun nen worden. „Het verleenen van subsidie, zeggen wij met de commissie, kan afhankelijk ge steld wordgn van het voldoen aan 'de eischen van het normaal (en, "voegen wij erbij, niet te hoog gesteld) program ma, waarbij afwijkingen kunnen worden toegestaan, ter beoordeeüng van de re- geering." Met blad eindigt zijne beschouwingen over het rapport aldus: Groot en oprecht is onze waardeering van den arbeid van de ineenschakelings- commissie. Gelijk reeds uit deze arti kelen, zal' dit nog nader blijken, als wij, iets vroeger of later, ook gelegenheid zul len vinden, hare plannen ten aanzien van het Middelb. Voorb. Hooger en Hooger Onderwijs te bespreken. Dit belet even wel niet, dat de strekking (bewust of onbewust) naar centralisatie en unifor miteit van de voorstellen der commissie alsook de ontzettende verzwaring van las ten, welke het zeer uitgebreide regee- ringstoezicht, de talrijke nieuwe instel lingen van onderwijs, de verhoogde en in in aantal sterk toenemende subsidien enz. zouden medebrengen, ons niet zonder zorg laten. Een les naar buiten,een lesnaar binnen. 't Volgende is aan de „U t r e c h t s c h e Courant" ontleend. In de jaren 1903 tot en mét 1909 wer den hier te lande het volgend aantal fail lissementen afgedaan: In 1903: 1368 1904: 1480 1905: 1486 T 9061528 1907: 1569 1908: 1745 1909: 1788 Laarbij tij opgemerkt, dat'het aantal in 1909 uitgesproken faillissementen 1814 bedraagt, en "in 1908 zelfs 2043. In 1099 werden in ons klein landje der halve ruim 34 faillissementen per week afgedaan, hetgeen wij een ontzettend cij fer noemen, terwijl er "bijna 35 per week werden uitgesproken. Inderdaad, bij vergelijking met ónze stof tot overdenking. Dan blijft eerstens, dat waar de fail lissementen vrijwel met het jaar ten on zent in aantal stijgen, in Duitschland de cijfers sedert 1903 ongeveer constant blij ven. Doch er fs meer. Waar in Nederland over 1909 bijna 35 faillissementen per week plaats hadden, dat is ruw bekend, één op de 170.000 in woners, daar hadden er in het zoo en orme vee/ grooetre Duitschland in het zelfde jaar 165 per week plaats. Dat maakt ongeveer één op de ruim 420.000 inwoners. Waarom zijn die Duitsche cijfers nu zooveel gunstiger dan de Nederlandsche? Niet omdat wij gelooven, dat Duitsch land, vergelijkender wijze gesproken, rij ker is dan Nederland; doch wél omdat het crediet wezen daar te lande o. 'i. beter is geregeld. In het bijzonder beter geregeld voor den kleinen man. Want nu mag men reaeneerén, dat het meerendeel der faillissementen het nood lottig en onvermijdelijk gevolg is van ei gen schuld, vast staat toch ook zeker, dat velen der gevallenen hadden kunnen gered worden, wanneer voor hen op gemakkelij ke en niet te dure wijze aan geld te komen ware geweest. Duitschland, waar men daartoe meer gelegenheid heeft, komt daarom mét vrij gunstige faillissementscijfers, Nederland daarentegen met zeer slechte Eene nieuwe vingerwijzing voor de eco nomisch zwakken om schouder aan schou der samen te werken ter bereiking Van het eenig noodige, n.l. goéde en goe'dkoope credietinStellingen. FEUILLETON. Zijn weifelenden en bezorgdien blik richtte hij ;naar links en rechts om hem Voortdurend \vee;r óp die Novère te rich ten. Men kon zien dat de jongen geheel Onder diens macht stond!, Tvepeens maakte de barones jdfë (Ca- nisy een beweging, als wilde zij op staan, maar zich bedenkende bedacht zij dat het beter was haar tegenstanders hun spel te laten ontmaskeren. LW.elke bewijzen brengt gij bij ter ondersteuning van die bewering, graaf de Novère? vroeg 'de notaris, die hem te goéd kende, dan dat hij hem vertrouw de. Vooreerst mijn eerewoord.... her nam de graaf. De notaris boog eerbiedig, maar hij scheen naar verdere bewijzen 'te blijVen wachten. Vervolgens enkele papieren,- die ge vonden zijn op den jongen man, toen hij als kind opgelicht werd bij de vrouw, aan wie zijn vader hem had toever trouwd. Zooals men ongetwijfeld begrijpt, wa ren lüeze papieren het, die in het zakje vervat waren, dat Thierry zijn zoon had omgehangen en 'dat deze spelend als kind Antoine Cauchois, den zoon van de voed ster op een avond had omgehangen. Slimmer dan zijn médeplichtigen had de Novère gezorgd deze papieren in zijn macht te krijgen. Dank zij deze papleren en hetgeen li ijvan "Rchard de Mail er oy vernomen had, was hij op de hoogte met Thierry's geheim. Ten einde zijn mede plichtigen meer oiider zijn macht te kun nen houden, had hij er zich tegen verzet dat men het kind zou clooden en had hij het buiten Parijs doen opvoeden. Bekend met Yeje yan ^ïard/s mid den dreigde hij hem voortdurend met Raoul als eeii schrik voor de toekomst en buitte zoo meedoogenloos zijn neef reeds jaren lang uit. De kas van graaf de Malleroy was "de bron van het goud, dat de Novère zoo kwistig rondstrooide tot groote verwon dering van hen, die met zijn voortdurende geldpood bekend waren. Vele omstandigheden hadden graaf de Malleroy 'in twijfel gebracht over de iden titeit van den jongen man, 'dien de No vère nooit aan hem vertoond had vóór het beslissende oogenblik.. De aankomst van de waren Raoul In het ,iWitte Paard", de tochten van den ouden Gilbert, de brief van barones de Canisy en éindelijk de papieren dteAdè- le hem had laten zien, hadden hem tot het inzicht gebracht dat de Novère hem een strik spande. Hij zou dan ook zeker geweigerd heb ben den pupil van de Novère te erken nen als den zoon van Thierry,- indien het testament van de gravin hem niet dwong te kiezen 'tusschen jden waren Raoul en dien van Novère. Ondervraagd door den notaris verklaar de de Novère, dat hij tijdens zijn verblijf in' Indië, op een dag twee Hindoes een kind in den Ganges zag werpen, hoe hij toen te hulp was gesneld en het geluk had het kind te redden. Dat alles leek nog zoo onmogelijk niet. Het bezit van het zakje en de papieren erj,a ygrv^tj vormden .een .b&vyijs Gereformeerde Gymnasiasten en het tooneel. In de laatste weken is er in de bladen heel wat te doen geweest over een plan van leerlingen aan 't Amsterdamséh Ge reformeerd Gymnasium om in de Stads schouwburg de „Caesar" van Shake speare op te voeren. Dit voornemen, en de houding van curatoren dier instelling werd nogal aan critiek onderworpen Thans deelt dr. J. Woltjer, president Curator, in de bladen de juiste toedracht der zaak mede „Een paar jaar geleden hebben eenige leerlingen der hoogste drie klassen eene vereeniging gevormd, om zich te oefenen in de letterkunde en voordracht. Bij oenige van die 16 a 18 leden kwam in den vorigen winter het denkbeeld op eene uit voering te geven van den Caesar van Shakespeare in de vertaling van Dr. Mer- kes (niet in den handel). Toen zij mij daar over, in Januari of Februari 1.1., kwa men spreken, heb ik de zaak met mijne medecuratoren overwogen. "Er werd, zoo- als reeds vroeger vermeld is, besloten, dat de uitvoeringen beperkten kring en zon der'heffing van entree, zou kunnen plaats hebben. De vragen en mededeelingen, over en weer, hadden natuurlijk alleen mondeling plaats. Van de uitvoering van het plan is echter, voor de groote vacantie aanving, niets ge komen. Toen ik echter in de eerste dagen van September van eene reis naar Brussel in Amsterdam teruggekeerd was, vernam ik, dat de jongelieden, op eene enkele uit zondering na, uie het plan van de uit voering opgevat hadden, de zaak niet hadden laten riisten, maar uitnoodigingen hadden verzonden en inteek en lijsten doen rondgaan mef net oog op eene uitvoering in den Stadsschouwburg. Ik heb daarop terstond den uitvoerders van het plan, die toen reeds student aan 'de Gemeente Uni versiteit alhier en dus geen leerlingen van het gymnasium meer waren mijne ver wondering en verontwaardiging overliet het gebeurde'te kennen gegeven. In een gesprek met de bovenbedoelde studenten, die als leiders bij de uitvoering van het plan optraden, bleek mij daarop dat zij het antwoord, in Februari door Curatoren hun gegeven, hadden misver staan en daardoor tot eene opvatting waren gekomen, die met hunne w'enschen strookte; zij hadden geen geschikt lokaal kunnen vinden en daarom in de meening, dat dit geoorloofd was, eindelijk den stads schouwburg gevraag:deene entrée had den zij willen heffen, in de onderstelling dat het goede doel hetwelk zij beoog den n.l. een eventueel batig saldo aan één of meer weldadigheidsveroenigingen te geven, dit rechtvaardigde; uitnoodigin gen hadden zij verzonden alleen in be perkten kring, terwijl zij bovendien de en- tréekaarten alleen o'p naam zouden stel len. Ik heb daarop 'geantwoord, dat deze verklaring allerminst overeenkwam met de bedoeling van Curatoren en, al nam ik gaarne aan, dat zij te goeder trouw meen den te mogen handelen, zooals zij gediaan hadden, door mij moest gewraükt worden. Daarop is 12 September door de boven bedoeld. studenten séhriftelijk geant woord: „Hoewel wij door verandering onzer plannen in niet geringe moeidijk- heden komen, zullen wij desniettemin aan den wënsch van u en de Curatoren van het Gymnasium voldoen. Wij zullen der halve voor de voorstelling, die thans later zal plaats hebben, in Dec. o7 Jan. alleen vrijkaarten aanbieden en ze alleen in on ze respectieve kringen uitreiken','. Daarmede was dus, naar mijne mee ning, het schouwburgplan en het heffen van entree van de baan. Toch meenden directeuren en curatoren dat ook aldus het plan der letterkundige vereeniging nog verder ging dan de bedoeling van tie cura toren was geweest. Daarom' deelden zij aan het bestuur dier Vereeniging mede, dat zoowel directeuren als curatoren wen- schen, dat aan het vroeger opgevatte voor nemen thans in het geheel geen uitvoe ring meer zai worden gegeve" tel be stuur der vereeniging heeft d mt- voor den pupil van de Novère op dit oogenbük waarop men niet hopen kon overtuigende bewijzen te erlangen. De vraag bleef echter bestaan waar'de ontbrekende helft der brieven was, maar die afwezigheid was geen gegronde re den om "den beschermeling van de No vère af te wijzen. Notaris Miriaud, die met de beide ma gistraten te beslissen had, begon te gëloo- ven dat hij wél verplicht was, den jon gen man te erkennen als den zoon van Thierry, alhoewel een voorgevoelen hem zeide dat het nog niet 7.00 zeker was. Zijn angstige en weifelende blik ont moette dien van "barones de Canisy. Wat is uw meening, barones? vroeg hij. Die jonge man is niet de zoon van Thierry de Montenay, hernam de ba rones opstaande, op vasten toon. Zuster, onderbrak haar Richard, waarom tegen duidelijke bewijzen ge streden? Mijn moeder was altijd on rechtvaardig jegens mij. Ik zal er mij niet over wreken dan door mét groo'tcn ijver aan haar verlangens te voldoen. De papieren die deze jonge man, als bewij zen toont, schijnen mij genoeg zéker heid te verschaffen, en ik voor mij, stem er in toe hem te erkennen als Raoul de Montenay. Raoul de Montenay bestaat werke lijk hernam, mevrouw 3e Canisy. [Hij is te Parijs, maar ik herhaal het:'deze7on- gë m^j, js njet RaouJ de Mouten^ woord, dat het volkomen zal handelen; overeenkomstig den wensch van directeu ren en curatoren. Daarmede is dus de zaak thans afge daan." "Bij dit schrijven 'teekent „de Tijd'* aan Wij 'behoeven wel niette zeggen, dat de opvattingen van Curatoren van het Gereformeerd Gymnasium, waarvan hun optreden blijk gaf, niet de onze zijn. Wij zien in de tooneelkunst, gelijk in alle andere kunsten, niets wat op zich zelf afkeuring zou verdienenen erkennen gaarne in het tooneel eene kracht, wélke ten goede geleid, veel tot zedelijke verhef fing yan eeii volk kan bijdragen. Bijna nergens 'het feit staat helaas vas't voldoet het tooneel, gelijk wij het tegen woordig kennen aan de bovengèsteldjel voorwaarde. Reden te meer, dunkt ons, om pogin gen tot veredeling van den smaak en' liet zedelijkheidsbewustzijn op dit stuk! en om meer bepaald de jonge generatie in een ernstig én hoog zedelijk tooneel behagen te doen scheppen, van ganschier harte toe te juichen. Wij "gelooven dan ook, dat aan een( katholieke onderwijsinrichting voor 'jon gelieden \an gelijken leeftijd het opvoeren! van een drama als de Julius Caesar'* van Shakespeare van 3e zijde van hef bestuur 'der inrichting eerder aanmoe diging dan tegenwerking zou ondervon den hebben. Wij achten, vooral bij dei opvoeding, het tooneel een "kracht, wel- ke door geen goed paedagoog mag ge minacht of verwaarloosd worden." De keerzijde. Het „Huisgezin" schrijft: De huismoeders klagen steen en beeti. Aardappelen, boter, koffie, steenko len, enz. alles is duur, blijft duur, en' wordt duurder. Men weet niet meer hoe men er zal! komen. Met groote bekommering ziet men dert winter tegemoet, die weer nieuwe uit gaven gaat vergen. De klaéhten zijn volkomen gerecht vaardigd, en de huismoeders, die van' een zeker, niet te hoog sommetje moe ten rondkomen, staan er slecht voor. Het zijn „beroerelijcke" tijden. Dit is de eene kant; maar bezie (nil ook de keerzijde van de medaille. Laat er eens ergens iets te doen zijn, of neen, niet eens ergens, maar over al en altijd is er tegenwoordig wat te' doen. Het eene feest, de eene verma- makelijkheid volgt op de andere. Welnu, bij die gelegenheid kent men' geen krimp, en wordt vlot en royaal verteerd en de paar centen verhooging op levensmiddelen, waarover men han denwringend jammert, zinken in 'tniet bij de kwartjes, en zelfs grootere geld stukken, welke alsdan met volle han den worden uitgegeven. We staan frier met beide voeten bp het terrein van de weelde, waarover! op den jongsten Bosschen Katholieken dag zoo ware woorden gesproken zijn. Maar aan het beleven van die woor den is men nog niet overal toe. En zei zullen nog wel meer dan eens herhaald mogen worden, voor dat met wat ge notzucht, naijver, menschelijk opzicht en' sleur op dit gebied kwaads brouwen ge heel gebroken zal zijn. STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER. Vergadering van Dinsdag 11 October Geopend 31/2 uur. De Voorzitter stelt voor 'Dinsdag 18 October eenige wetsontwerpen van kleinen omvang te behandelen, zoonnedie: suppletoire betreffende de Hoofdstukken VI en VIII der Staatsbegrootingdaar na een vergadering te houden met ge sloten deuren en hierna die Bakkerswet te behandelen. 'Na bestrijding door de heeren Duy- ni a er van Twist en v. VI ij m e n, Wil de barones zoo goed zijn ons te zeggen, waarop hare overtuiging is gegrond? Ik heb den jongen man, van wien ik spreek, gezien, en zijn gelijkenis met zijn vader is zoo treffend, dat het onmo gelijk is te aarzelen hem te herkennen Bij hem is, vertelde hij mij, een vriend) van zijn vader, die aanwezig was bij hef sterven van 'Thierry de Montenay, en diens laatste verlangens vernomen heeft, Waar is die jonge man gebleven? Waar hebt u hem gezien? vroeg de No vère. Ik heb hem een uur geleden ge sproken. Eu hebt gij hem niet bij u gehou den? te v/as verplicht hem een oogen- blïk ü.iecn te faten, en toen ik terug, kwam was hij verdwenen. Het is mij ech ter des te onverklaarbaarder, daar hij gewaarschuwd was, dat hij zich heden* avond hier moest bevinden om zijn rech ten te doen erkend worden. .Hebt u geen aanwijzing, geen ver moeden betreffende de afwezigheid van dezen jongen man"? vroeg die Barnadd. Ik weet 't niet....? antwoordde zij verlegen, want zij kon er diet toe be sluiten'haar broeder te beschuldigen, ten toch gevoelde zij dat het haar plicht was' de waarheid te zeggen, ojWat Raoul ge réd werd, indien net niet reeds te laat wa,sc {Wordt yeryojgdk 59) Thierry de Montenay en zijn zoon worden verzocht zich aan te melden om hun rechten te doen gelden op die erfe nis van gravin Berengère de Malleroy, herhaalde de plechtige stem van den no taris wederom. Thierry de Montenay is dood, zeide Novère plotseling, maar hier is zijn zoon Raoul. Terzelfder tijd trok hij den jongenman naar voren en bracht hem bij den nota ris. Het was een vrij goed gevormde jongen, met een niet al te slim gezicht en Wiens trekken de sporen droegen van die vermoeidheid', zoo eigen aan jonge lieden, clie reeds vroeg ieen leven vól nachtbraken en uitspattingen hebben ge leid. Alhoewel hij smaakloos en 'deftig ge kleed was, miste hij toch het deftig voor komen, dat de pupil van ridder de Ker- Varec bezat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5