J.C.
VISMARKl
VIH KAf
■Ruim gesorteerd ir
Het mandje bloemen.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorend
bij De Leidsche Courant van
Zaterdag 8 October.
De Week.
JVaar tfe aarid'advt der geheele wereld
[jverd bezig" gehouden Idoor de crises in
verschillende industriecentra, waarvan
sommige, als in Berlijn, tot bloedige uit
barstingen kwamen, en door den steeds
gespannen toestand' in den Balkan!, met
%\jn herhaalde en steeds weer tegenge
sproken berichten over militaire bonda
ge nootschap pen, over d'e geheime inmen
ging van andere mogendheden in dat on
derlinge geharrewar, en over het wan
kelen van het Europeesch evenwidhU
door insluiping van Turkije in den drie
bond1; daar had niemand gedacht een
oog te houden op de gebeurtenissen in
Portugal, te minder waar de strenge cen-
Buur geen telegrammen doorliet, die iets
yan öeteekenis vermeldden.
Tooh wist men reeds maanden Jang,
Ölat de toestand er treurig was. Men her-
innere zich de indertijd door ons vermel
de woorden van den republikein Costa
ina de verkiezing gesproken. In zijn roes
over de, zich gering toonende, overwin
ning der republikeinen, schroomde hij
piet te beweren, dat de tijd van koning
iManuel gekomen was en hij het beste
deed vrijwillig heen te gaan. De repu
bliek moest komen, zij het ook met
bloedvergieten. Maar de koning bleef
met een ongeloovig lachje op zijn open
vriendelijk jongensgezicht toezien, blind
voor de gevaren die dreigden, niet ont
hutst door berichten over het ontdekken
van groote bommenvoorraden.
En tot op het laatste oogenblik, toen
men hem zeide, dat hij vluchten moest,
kon hij het dreigende van den 'toestand
niet gelooven en glimlachend met een
cigarette tusschen de lippen verliet hij
zijn paleis.
Te plotseling was het voor hem ge
komen, gelijk ook te plotseling de zwa
re mantel van het gezag hem over d'e
schouders gelegen werd.
Koning Manuel jn het Portugeesch
Manoel is den 15den November 1889
als jongste zoon van wijlen koning Car
los 1 en hertogin Marie Amélie, doch
ter van Filips hertog van Orleans, gebo
ren en volgde zijn vader op, toen deze
met zijn oudsten broeder prins Luiz Phi
lip den lsten Februari 1908 vermoordl
was.
Het Portugeesche regeeringshuis be
hoort tot het huis van Braganza, dat dag-
teekent uit het einde van de veertiende
eeuw. Alfonso, een buiten echtelijk en
zoon van koning Johan I, werd toen
door zijn vader tot graaf van Bareel los,
heer van "Ouimaes, en later (1442) door
koning Affonso V tot hertog van Bra
ganza verheven. Toen de oude lijn der
Portugeesche koningen, uit het huis Avis
.uitstierf tengevolge van het overlijden
van koning Sebastian en diens opvol
ger kardinaal Henrique, werd Filips II
van Spanje koning van Portugal, krach
tens zijn afstamming van een Portui-
geesehe prinses. Nadat het land 60 ja
ren lang door een unie met Spanje ver
bonden was geweest, kwam het Portu
geesche volk in opstand1 en riep Dom
Joao, den toenmaügen hertog van Bra
ganza, als naasten erfgenaam van den
troon tot koning uit. De hertog nam
daarop den naam van Joao IV aan. Por
tugeesdie geschiedschrijvers gaven jjlem
den bijnaam van den Hervormer. Van de
zen Joao stamden de latere koningen
van Portugal af. Koningin Maria II
bracht door haar huwelijk met een prins
van Koburg-Gotha, Fernando, hertog
van Saksen, het huis van Braganza met
een Duitsdi vorstenhuis in betrekking.
iManuel II is de vierde souverein uit de
linie Braganza-Koburg.
Hij heeft een civiele lijst van 365.000
milreis. De geheele uitkeerjng aan de
koninklijke familie bedraagt 501.000 mil
reis.
Neit bestemd voor de regeering, was
Ik had vijftien jaar lang voor de fir
ma M. en Co. gereisd1 zonder dat me
jets was overkomen, dat werkelijk de
moeite waard' was verteld te worden.
Ik had' natuurlijk op mijn reizen
heel wat ontzettende geschiedenissen'
gehoord, maar ik zelf kon er geen ver
halen, die mij wlas overkomen, zonder
iniijn toevlucht te moeten nemen tot ver
zinsels.
Collega's van mij, voor wier waar
heidsliefde ik durf instaan, hadden wel
eens avonduurtjes beleefd, waaruit ze
munt hadden w'eten te slaan voor een
Nveelderig leventje van eenige maanden.
Maar ik nooit. "Mijn baantje was "heel
ernstig, maar toch niet onvoordleelig.
Na die vijftien vreedzame jaren werd
mijn rust plotseling verstoord' en nog
wel door een vrouw.
Ik wachtte in A. op den trein. Op
het perron waren een aantal reizigers
van welke mij bijzonder opviel een al
lerbekoorlijkst jong slank meisje, met
"Cen prachtigen donzigen haardos. Ze
'[was alleen. Een mandje met bloemen
(dat ze in de hand hieldi, scheen Kaar
tuilcrsic zorg en oplettendheid te ver-
Mschen.
hij niet opgevoed als toekomstig vorst,
maar kon hij zich overgeven aan zijn lief
de voor de kunst, vooral de muziek. Men
had1 een zeeman van hem willen maken,
maar hij kon niet wennen op zee en
bracht zijn meeste tijd' aan de piano
door of las, vooral reisverhalen.
Toen den len Februari 1908
zijn vader en oudste broer prins Luiz
Philip, als slachtoffers van een aanslag
vielen en werd hem op het jeugdig hoofd
de kroon gezet, die hij, verplet nog door
den rouw over wat hem' het naast stond1,
met de beste bedoelingen voor het heil
van zijn volk aannam. En dat hij liefde
voor zijn volk in zijn gevoelig hart koes
terde, blijkt wel hieruit, dat hij bij zijn
troonsbestijging beval de uitgaven van
het hof te verminderen daar hij niet in
overdaad wilde leven, terwijl zijn volk
arm was.
Zulke woorden geven een kijk op zijn
warmvoelend1 hart, dat hem, bezield met
de van zijn moeder geërfde liefdadig
heidszin, eens zijn mantel aan een bede
laar deed geven.
Had1 zulk een koning goede raadslie
den gehad, die energiek het sch;ip van
staat door de branding weten te lood
sen, het ware wellicht niet zoover ge
komen. Maar Portugal het land der
eeuwige konkelarij om macht en baantjes
levert zulke mannen niet op en schijnt
gedoemd door ononderbroken revoluties,
langzaam ten gronde te gaan.
Van het jaar 1758 af is het voortdu
rend door revolutie gëteisterd* Op ko
ning Dom José I werd' in September
1758 een aanslag gepleegd. De opstand
die zich hierbij aansloot, werd door Pom-
bal op uiterst wreede wijze onderdrukt.
In hetzelfde jaar werden de Jezuieten
het land' uitgezet. Daarna werd het land
door Napoleon onveilig gemaakt, op 27
October 1807 werd het huis Braganza
onttroond en vluchtte naar Brazilië. In
1817 begon een opstand', die in 1820
te Oporto het hoogtepunt bereikte. Een
hoogste Junta nam de regeering op zich
en verklaarde de bijeenroeping van de
Cortes tot een noodzakelijkheid. Op 15
September werd ook te Lissabon het
revolutionaire vaandel ontplooid. De ko
ning, die uit Brazilië was teruggekeerd
mocht niet aan land ^omen, voordat hij
beloofd had, den eed op de grondwet
te zullen afleggen. Dit geschiedde 23
September 1822. Een jaar later was er
tegen-revolutie en de grondwet werd met
d,e hulp van het leger afgeschaft. Toen
begon een strijd' tusschen Dom Miquel
en zijn vader, koning Johannes VI, die
op 10 Maart 1826 met dén dood van
laatstgenoemde eindigde. Op 29 April
schonk Pedro I het land de grondwet
weer. Later kwam Dom Miquel als echt
genoot van de Infante Maria II da Glo
ria aan het bewind. De revolutionaire
stormen staken opnieuw op en op 3'0
Juni 1828 werd de grondwet weer op-
ge heven. 23 September 1833 werd Dom
Miquel verjaagd en Maria II da Gloria
besteeg den troon. De grondwet werd
weer ingevoerd. Het duurde tot 9 Sep-'
tember 1836 voordat er een nieuwe re
volutie kwam, die in November 183*6
en Augustus 1837 door tegenrevoluties
werd gevolgd. Deze mislukten beidd;
maar de rust keerde niet weer. Deze on
zekere toestand duurde tot 12 October
1846, toen een revolutie te Oporto uit
brak, Dom 'Miquel in het land bracht;
én vreemde mogendheden moesten zich
met het herstellen der orde bemoeien.
Iiï 1856 werden onlusten te Lissabon
met geweld onderdrukt en op 2 Januari
1868 was er weer revolutie. In 1870 ge
raakte evenals nu het leger in opstand
en Saldan, gesteund „door het garnizoen
van Lissabon, dwong den koning hem
tot eersten minister te benoemen. De
volgende jaren brachten min óf
regelmatig onlusten. In October 1882
werd beweerd, dat Dom Luiz door ver
gift was omgekomen. Zijn zoon en klein
zoon vielen op 1 Febr. 1908.
De huidige revolutie was door de aan-
Ieggers van het complot handig voorbe
reid. De samenzweerders vereeni^
zich in drie groepjes van drie, een cho
ca; ieder der drie leden vormde weer ei
andere choca, waarvan de leden niet aan
zijn twee andere makkers bekend waren.
Deze drie clubjes vomden een cabana,
Zoodoende was men voldoende bevei
ligd' tegen verraad op grooten schaal
en konden de besprekingen weer in het
geheim geschieden. De kopstukken nu
schijnen het niet speciaal op Manuel ge
munt te hebben. Immers hebben zij hem,
zoo verzekerde hij aan een medewerker
van de „Oaulois" de Maizière indertijd
het presidentschap van hun republiek
aangeboden. Men heeft Manuel het ant
woord' in den mond gelegd „men vraagt
niet aan een dokter om veearts te wor
den", maar zoo verklaarde hij, „dat heb
ik niet gezegd', ik ben niet zoo onbe
leefd geweest".
Deze revolutie, die dus niet bepaald
tegen Manuel gericht is, moet volgens
den 'Correspondent van den „New-York
Herald' 'slechts te beschouwen zijn als
een onderdeel van een wijdvertakte sa
menzwering, die zich ook zou uitstrekken
over Spanje en Italië.
Ook van anderen kant komen gelijk
luidende berichten en gezien het feit
dat de datum eerst bepaald was op 13
dezer, den verjaardag van Ferrers dood
en de propagande die de „Lanterne"
voor zulk een drievoudige samenzwering
maakt, is d'e gissing niet al te gewaagd,
dat dit weer een manoeuvre der vrijmet
selarij is, die dacht door den godsdienst-
te ondermijnen de republiek te verkrij
gen en door de republiek den godsïdienst
te kunnen verdelgen.
Hoe het ook zij, een feit is, dat men
niet meer den 13den heeft kunnen af
wachten, maar den moord op Dr. Bom-
barda als aanleiding genomen heeft om
den 3den onlusten te verwekken.
Al spoedig sloten zich de artilleristen
bij de oproerlingen aan en namen hun.
officieren gevangen, ook andere regi
menten tegen hen uitgezonden, sloegen;
aan het muiten en doodden hunne officie
ren. Marineofficieren stelden zich toen
aan het hoofd der rebellen, de vloot
heesch de republikeinsche vlag in top
en bombardeerde 'het paleis en de mi
nisteries van marine en oorlog. Het ver
dere relaas heeft men reeds uit onze be
richten vernomen, slechts is men het er
nog niet over eens, of de rebellen de
macht in handen zullen krijgen. De mo
gelijkheid' bestaat nog dat de regimen
ten, die monarchie zijn trouw geble
ven naar de hoofdstad kunnen gediri
geerd worden. Waar het volk reeds meer
malen bewees verknocht te zijn aan de
Monarchie, zou het best kunnen gebeu
ren als de moed, op het zien van het
monarchale 'leger herleeft, dat h-et
volk zich weer aan de zijde van den
.koning schaart en hem zijn rechtmatige
plaats helpt heroveren. In ieder geval
heeft de republiek nog geen vat gehad
cfj> de provincie en is alle proclamatie
minstens nog- zeer voorbarig.
V.
Weekpraatje.
1 ÜN I 1
>e-
Toen de trein binnenstoomde, vergat
ik het meisje, stapte in een ledige cou
pé en zette mij in een en hoek neer. Er
volgde mij maar één reiziger, en dat wjasi
waarachtig dat aardige kind.
Terwijl ik mijn reisdeken over mij
uitspreidde, zag ik, dat mijn vis-a-vis
slechts een licht grijs manteltje over een
donker kleed droeg.
't Was mistig dien middag en de lucht
was kilzonder aarzeling bood ik ;de
jonge dame het gebruik van mijn deken
aan. Ze dankte mij hartelijk en legde
hem over de knieën. Ik piaakte een op
merking over het weer een onder
werp dat altijd te pas komt en kreeg
antwtoord op de zachte, verlegen ma
nier, zooals een kind wel eens doet, en
die onwillekeurig inneemt. Terwijl ik
luisterde naar de meisjesstem uit den
anderen hoek van "de coupé, knikte mijn
hoofd, nu en dan op verdachte manier.
Ik wilde nu niet slapen, maar 't kostte
me heel wpt moeite, om me niet aan
mijn gewoonte over'te geven. Eens* mid
den in het gepraat van het meisje, viel
mijn hoctfd op mijn borst. Ik ging recht
zitten, ikeek in het donkere hoekje te
genover mij en had' reeds een veront
schuldiging op de lippen.
Ga gerust uw gang, zegde mijn
reisgenoot, mij vlak in het gelaat zien
de ik zal u niet meer storen.
Ik mpmpeide ie.ts en er kwiakn .eeg
in behandeling zal komen de wet op den
bakkersnachtarbeid. Er zal toch niemand
onder ons zijn, die zoo egoïstisch, zoo
zelfzuchtig is, dat hij tegen de afschaf
fing van nachtarbeid is, omdat hij anders
's morgens geen versch broodje'zal eten?
En ook ben ik verbazend nieuwsgierig
naar de wet op het .afleggen van 3en
eed. We zullen gauw te weten komen
welke \pegeling de minister zal treffen
voor hen, die zeggen gewetensbezwa
ren te hebben tegen het .uitspreken van
den eed. Dit even terloops gezegd. Nog
maals, ofschoon ik graag mijn b!ileken
sla over heel het Land, ik kan niets bij
zonders meedeelen, en daarom werd mijn
aandacht het eerst getrokken door wat
in onze stad is gebeurd: de viering van
den 3 October-dag.
En nu ben ik mijn beschouwing be
gonnen met de ik geef 't graag toe
schijnbaar nurksche verzuchting: Ik
kan de zon best in 't water zien schij
nen, maarpiaar toch heeft me iets
gehinderd op den 3 October-dag.
„Feestvieren is een Roomscbe deugd"
heeft Alberdingk Thijm eens gezegd).
Werkelijk; dat is waar, maar het is...
een allermoeilijkste deugd'. j;e moet je
eigen gemaakt hebbende rechtvaardig
heid en de matigheid', anders zou je
gauw te kostbaar óf te yeél feesten. En
zijn volksfeesten dan geen geschikte uiting
voor die Roomsche deugd? Wis en
waarachtig. Ik vind volksfeesten gewoon
weg allervoortreffelijkst. Je voelt zoo'n
dag, dat die noodzakelijke scheidsmuur,
welke tusschen de burgers bestaan móet,
eens is afgebroken. Je viert feest en maakt
pret en geniet naast en met alle standen,...
als ten minste 't feest goed is georgani
seerd. Begrijp me goed: standenverschil
moet er bestaan, doch 't is opperbest
als we nu en dan eens worden herin
nerd aan onze gelijkheid en broeder
schap. Dat is niet rood, maar roomsch!
Zóó ben ik voor een gezamenlijk feest
vieren, dat ik vurig wensch een Leid
sche vlieg week, niet slechts om te
zien vliegen, niaar ook om aan allen 'een
gezamenlijk pleiziertje te geven.
Maar, ja, je bemerkt, dat zoo velen
bij dien 3 October feestdag de matigheid
niet kunnen bewaren. Dat er een glaasje
meer wordt gedronken, nu, als het maar
niet een glaasje te veel is; dat de jon-
geheeren op 3 October meer van de jon
gedames houden, dan op den 2den of den
4den October, Üit is een vraagstuk, het
welk ik maar liever ter beantwoording
overlaat aan een of anderen professor
op 'n psychologisch congres. Dat alles
vind ik nog zoo heel erg niet, want
ik kan de zon best in het water zien
schijnen.
M?.ar allertreurigst is het, dat zoo
veel wordt.... gevochten, dat zoo velen
zich dronken drinken, en nog meerderen
hun uitsluitend genot zoéken in den bor
rel.
"En die menschen hebben toch in de
verste verte geen genot.
Ik denk hier ,aan zoo'n paar mooie
JC4 woorden uit het boekje: „Sta Vast". ^Al
leen 'hij kent diepe vreugde, alleen hij
heeft vrede en 'orde in zijn binnenste,
die onafgebroken naar heerschappij over
zichzelven streeft."
Eventjes een kleine afwijking s.v.pl.
Dat boekje „Sta Vast" is toch zoo bij
zonder mooi. Het is een heerlijk woord
„aan onze Jonge mannen", vertaald door
kapelaan Hoozemans, t-n kostvijf
centen.
Ter zake. Hoe komt 't toch, dat zoo
velen niet kunnen feestvieren zond-er zich
aan onmatigheid te bezondigen. Mgr. von
Keppler geeft ons ergens in (zijn boek
„Meer vreugde" het .antwoord: Het js
niet de dorst van de keel, maar de dorst
van het hart naar genot. Ja, genot wil
len de menschen, en velen zijn zoo.... on-
-beschaafd, dat ze 't zoeken in* buiten
sporigheden.
Ha, Tiier kom ik aan: Volksontwikke
ling! Volksontwikkeling; "Leiden en om
streken komen niet op de laatste plaats,
waar het geldt te streven naar beschaving,
naar ontwikkeling. Op de dorpen wordt
door de ijverige priesters zooveel in stilte
gewerkt door onderrichtingen enz. En in
lach om hare lippenhare oogen ze
W(aren hardgrijs flikkerden.
Wat hebt ge daar mooie bloemen,
zegde ik, om het gesprek wieer op te vat
ten. Ze geuren erg, d'e heele coupe is
er vol van.
Ja, antwpord'de ze het mandje dich
ter bij zich houdende, deze bloemen zijn
zeer zeldzaam.
Met wielkle opmerking ze zich weer in
haar hoekje terugtrok en hare oogen
sloot als een stille permissie voor mij
om hetzelfde tja doen.
Ik deed het en was spoedig zonder
eenige moeite ingedommeld. Bijna tegen
mijn wil sloeg ik twee- of driemaal mijn
oogen half op en zag dan vóór ze wleer
sloten, een paar ^schitterende oogjes
schuin tegenover mTj en telkens als ik
probeerde mijn oogen open te houden,
werd mijn macht daartoe geringer totdat
ik eindelijk was ingeslapen.
De trein snorde verder; dof hoorde
ik het gerammel door verwarde droo-
men.... droomen die bepaald onaange
naam waren en toch betooverend. Elke
mijner zenuwen scheen gewikkeld in een
strijd' met onzichtbare en daarom niet te
beschrijven demonen en toch waakten
ze steeds over mijn uitgeputte krachten.
De aderen in mijn voorhoofd voelde ik
opzwellen tot de dikte van een zweep-
koord1: als ze die dikte hadden bereikt,
spj&ngtA j IBjj1! heels w.ezen jyas
in stoom gehuld, juist als in een
Turksch bad. Toen werd ik koud, vree-
selijk koud mijn vingers bewogen zich
in stuiptrekkingen, terwijl mijn lic'iaam
roerloos bleef. Langzamerhand' wterdl
mijn bloed lauw, over mijn tobbend
hoofd' kwam gelijdelijk een kalmte, alsof
een koele, verfrissChende hand het H<ad
aangeraakt.
Kaartjes? Een koude luchtstroom
vergezelde dat wtoord. Ik sprong op,
mijn tanden klapperden en mijn vingers
maakten stuiptrekkingen juist zooals ze
in mijn droomen hadden gedaan.
Kaartjes. Hoort ge me niet.
Ja-a, zegde ik mijn handen in mijn
reiszak stekend en daarna in de kleinere
tastend.
De norsche man aan het portier keek
cynisch toedaar Jiield ik niet van. Ik
sloeg een hoogen toon aan en comman
deerde dat hij eerst maar de kaartjes
d'er andere passagiers moest controlee
ren en dan bij mij kon terugkomen. Maar
mijnheer bleef liever wiachten.
Hier is het! riep ik ten laatste uit,
op een knoopsgat van mijh jas Rijzen
de. Ik zou gezworen hebben, dat ik het
hier niet gestoken had1!
De deur sloeg op de officieele manier
dicht en ik bjeef nadenken pve^r. de
Leidenkatechismusiessen niet lichtbeel
den, sociale cursussen, vergaderingen van
„Geloof en Wetenschap" apologetische
lessen.
Velen hebben op zich genomen de heer
lijke taak, die Pater de Qropt op den
Haarlemschen Katholiekendag zoo schoon
schilderde: „De wereld vraagt afleiding
en verpoozing, leering en beweging "des
gemoeds. Wat is de zending edel van
hen, die, beantwoordende aan "dien eiscli^
hun medemenschen, ook de nederigste!
en eenvoudigste, behouden en verster
ken in het bewustzijn van hunne waar
digheid, van eene waardigheid, döe uit
God komt, en haar God moet 'leiden.
Hier is een onberekenbare kracht tot be
houd en verheffing 'der maatschappij."'
En zouden wij niet profiteeren van de
aangeboden gelegenheid. Niet slechts dq
onbeschaafde, de onontwikkelde Jdasse
heeft leering noodig. Kennis, diepere ken
nis van onzen godsdienst, van onze be
ginselen, is een bagage cfie op onzen lan
gen Tevensweg niet spoedig overbodig zal
zijn.
En die ontwikkeling zal ons niet opbla
zen en maken a'ls pater H. Hermant
drukt 't zoo geestig uit die „pïendere
heeren met het pedante hoofd rechtop
in den tien centimeter-hoogen boord ten
een Fransche-bazar-lorgnet voor dcglocd-
Iooze oogen, die zich ongeveer voelen ais
de grootste denkers der menschbeid, >en
hun aangewaaide roman-w'jsheid "Uitkra
men en uitkraaien als papegaaien-op
stok in de entrée-laan van een diergaar
de." Neen, wij komen door ware "ken
nis juist tot het besef van ons weinig
weten.
Vinden mijn praatgenooten 't niet pas
send, dat ik nu eens een keer in plaats
van nieuws te vertellen, gemoedelijk een
praatje heb gehouden over.... volksfees
ten en volksontwikkeling? Als 't waar is,
schrijf 't mij dan maar, of de redactie van
„De Leidsche Courant".
De volgende week, dan hebben we
geen tijd voor beschouwingen, dan heb
ben we, dames en* heeren ik stel er
prijs op ook met de dames te mogen
kouten verpazend veel nieuws.
7 AN.
Prins Hendrik.
Z. K. H. Prins Hendrik is gistermor
gen per Duitschen trein om J7.2.a
met zijn adjudant kapitein j~+ C. L,
van Suchtelen van d( Haare. uit Duitsch
land1 teruggekeerd.
De Vloot te Rvsttertfa**),
Uren en uren hebben honderden gis
teren voor en namiddag langs de beide
Maasoevers te Rotterdam gewacht om
d'e vloot te zien opstoomen.
Men vernam dat een dikke mist de
vloot tot ankeren buitengaats had ge
noodzaakt en daarna viel de ebbe in.
Het geduldig wachten werd ten laat
ste beloond. Kwartier voor drieën zag
men de vloot langzaam opstoomen.;
Voorop de Heemskerk, het vlaggcschip
commandant-kolonel G. L. Goedhart/
met in de onmiddellijke nabijheid aar
van de torpedobooten Rindjani, G 9 en
G 10, gevolgd door de onderzeeër
Tot voor de Parkkade stoomde de
Heemskerck en draaide daarbij om aan
den wal te komen ,waar dit pantser
schip op half vier gemeerd' lag.
Achtervolgens kwamen nu in gezicht
de Friesland, de Evertsen, de Piet Hein,
en de Reinier Claeszen, gevolgd cn voor
afgegaan door verschillende terpedoboo-
ten en den mijn en legger Balder.
Het was een prachtig en krijgshaftig
gezicht, dat de menigte langs den kant
algemeen boeide en overal waar de vloot
in het zicht kwam, het werk een oogen
blik stop deed zetten. Vooral de onder
zeeboot no. 1 trok door haar bijzonde
ren vorm qHerwege de aandacht.
Land- en Tuinbouw.
Machinaal melken.
Slechts in een enkel veebedrijf wprdt,
voorzoover Wij weten, ten onzent het
vreemde plaats waar ik mijn kaartje had
gevonden. Plotseling keek ik in den te
genover gesteldon hoek. Die was ledig.
Ik wreef mijn oogen uit om zeker er van
te zijn. Alleen een mandje bloemen!
stond op de plaats waar het mooie meis
je had1 gezeten. Zeer tot mijn verbazing
stond'en de beide coupéraampjes open en
kwam de mist naar binnen. Ik begreep
niet wiasarom mijn reisgenoote mij in
zoo'n tocht had1 achtergelaten.
We stoomden de plaats van bestem
ming al binnen, toen ik met denken op
hield en mijn pakken bij elkaar begon té
zoeken. Ik nam piijn valies en parapluie
uit het net en keek rond naar mijn reis
deken die verdwenen was. Zij moest hem
hebben meegenomen on wie tend* na
tuurlijk, dacht ik. Arm meisje! \Xfat zou
ze 't vervelend vinden als ze haar vergis
sing bemerkte. En haar bloemen ook ver
getenZoo in den geest met dat arme
kind' bezig, stapte >k on het perron rnet
het mandje bloemen in de hand.
Ik keek een oogenblik rond', in de
zwakke hoop de schoone met mijn reis
deken te zien en beleefdelijk mijn eigen
dom terug te vragen. Qeen spoor van
haar natuurlijk. Ik riep een rijtuig en on
derweg wilde ik het mandje maar pp
straat wierpen.
Te oordeelen naar de duisternis bui
ten moest <Je trein heel vv,at pver tiM
zijn. Ik, vpeljde ji&ar mijn horloge.