J.C. VISMARKl VIH KAf ■Ruim gesorteerd ir Het mandje bloemen. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorend bij De Leidsche Courant van Zaterdag 8 October. De Week. JVaar tfe aarid'advt der geheele wereld [jverd bezig" gehouden Idoor de crises in verschillende industriecentra, waarvan sommige, als in Berlijn, tot bloedige uit barstingen kwamen, en door den steeds gespannen toestand' in den Balkan!, met %\jn herhaalde en steeds weer tegenge sproken berichten over militaire bonda ge nootschap pen, over d'e geheime inmen ging van andere mogendheden in dat on derlinge geharrewar, en over het wan kelen van het Europeesch evenwidhU door insluiping van Turkije in den drie bond1; daar had niemand gedacht een oog te houden op de gebeurtenissen in Portugal, te minder waar de strenge cen- Buur geen telegrammen doorliet, die iets yan öeteekenis vermeldden. Tooh wist men reeds maanden Jang, Ölat de toestand er treurig was. Men her- innere zich de indertijd door ons vermel de woorden van den republikein Costa ina de verkiezing gesproken. In zijn roes over de, zich gering toonende, overwin ning der republikeinen, schroomde hij piet te beweren, dat de tijd van koning iManuel gekomen was en hij het beste deed vrijwillig heen te gaan. De repu bliek moest komen, zij het ook met bloedvergieten. Maar de koning bleef met een ongeloovig lachje op zijn open vriendelijk jongensgezicht toezien, blind voor de gevaren die dreigden, niet ont hutst door berichten over het ontdekken van groote bommenvoorraden. En tot op het laatste oogenblik, toen men hem zeide, dat hij vluchten moest, kon hij het dreigende van den 'toestand niet gelooven en glimlachend met een cigarette tusschen de lippen verliet hij zijn paleis. Te plotseling was het voor hem ge komen, gelijk ook te plotseling de zwa re mantel van het gezag hem over d'e schouders gelegen werd. Koning Manuel jn het Portugeesch Manoel is den 15den November 1889 als jongste zoon van wijlen koning Car los 1 en hertogin Marie Amélie, doch ter van Filips hertog van Orleans, gebo ren en volgde zijn vader op, toen deze met zijn oudsten broeder prins Luiz Phi lip den lsten Februari 1908 vermoordl was. Het Portugeesche regeeringshuis be hoort tot het huis van Braganza, dat dag- teekent uit het einde van de veertiende eeuw. Alfonso, een buiten echtelijk en zoon van koning Johan I, werd toen door zijn vader tot graaf van Bareel los, heer van "Ouimaes, en later (1442) door koning Affonso V tot hertog van Bra ganza verheven. Toen de oude lijn der Portugeesche koningen, uit het huis Avis .uitstierf tengevolge van het overlijden van koning Sebastian en diens opvol ger kardinaal Henrique, werd Filips II van Spanje koning van Portugal, krach tens zijn afstamming van een Portui- geesehe prinses. Nadat het land 60 ja ren lang door een unie met Spanje ver bonden was geweest, kwam het Portu geesche volk in opstand1 en riep Dom Joao, den toenmaügen hertog van Bra ganza, als naasten erfgenaam van den troon tot koning uit. De hertog nam daarop den naam van Joao IV aan. Por tugeesdie geschiedschrijvers gaven jjlem den bijnaam van den Hervormer. Van de zen Joao stamden de latere koningen van Portugal af. Koningin Maria II bracht door haar huwelijk met een prins van Koburg-Gotha, Fernando, hertog van Saksen, het huis van Braganza met een Duitsdi vorstenhuis in betrekking. iManuel II is de vierde souverein uit de linie Braganza-Koburg. Hij heeft een civiele lijst van 365.000 milreis. De geheele uitkeerjng aan de koninklijke familie bedraagt 501.000 mil reis. Neit bestemd voor de regeering, was Ik had vijftien jaar lang voor de fir ma M. en Co. gereisd1 zonder dat me jets was overkomen, dat werkelijk de moeite waard' was verteld te worden. Ik had' natuurlijk op mijn reizen heel wat ontzettende geschiedenissen' gehoord, maar ik zelf kon er geen ver halen, die mij wlas overkomen, zonder iniijn toevlucht te moeten nemen tot ver zinsels. Collega's van mij, voor wier waar heidsliefde ik durf instaan, hadden wel eens avonduurtjes beleefd, waaruit ze munt hadden w'eten te slaan voor een Nveelderig leventje van eenige maanden. Maar ik nooit. "Mijn baantje was "heel ernstig, maar toch niet onvoordleelig. Na die vijftien vreedzame jaren werd mijn rust plotseling verstoord' en nog wel door een vrouw. Ik wachtte in A. op den trein. Op het perron waren een aantal reizigers van welke mij bijzonder opviel een al lerbekoorlijkst jong slank meisje, met "Cen prachtigen donzigen haardos. Ze '[was alleen. Een mandje met bloemen (dat ze in de hand hieldi, scheen Kaar tuilcrsic zorg en oplettendheid te ver- Mschen. hij niet opgevoed als toekomstig vorst, maar kon hij zich overgeven aan zijn lief de voor de kunst, vooral de muziek. Men had1 een zeeman van hem willen maken, maar hij kon niet wennen op zee en bracht zijn meeste tijd' aan de piano door of las, vooral reisverhalen. Toen den len Februari 1908 zijn vader en oudste broer prins Luiz Philip, als slachtoffers van een aanslag vielen en werd hem op het jeugdig hoofd de kroon gezet, die hij, verplet nog door den rouw over wat hem' het naast stond1, met de beste bedoelingen voor het heil van zijn volk aannam. En dat hij liefde voor zijn volk in zijn gevoelig hart koes terde, blijkt wel hieruit, dat hij bij zijn troonsbestijging beval de uitgaven van het hof te verminderen daar hij niet in overdaad wilde leven, terwijl zijn volk arm was. Zulke woorden geven een kijk op zijn warmvoelend1 hart, dat hem, bezield met de van zijn moeder geërfde liefdadig heidszin, eens zijn mantel aan een bede laar deed geven. Had1 zulk een koning goede raadslie den gehad, die energiek het sch;ip van staat door de branding weten te lood sen, het ware wellicht niet zoover ge komen. Maar Portugal het land der eeuwige konkelarij om macht en baantjes levert zulke mannen niet op en schijnt gedoemd door ononderbroken revoluties, langzaam ten gronde te gaan. Van het jaar 1758 af is het voortdu rend door revolutie gëteisterd* Op ko ning Dom José I werd' in September 1758 een aanslag gepleegd. De opstand die zich hierbij aansloot, werd door Pom- bal op uiterst wreede wijze onderdrukt. In hetzelfde jaar werden de Jezuieten het land' uitgezet. Daarna werd het land door Napoleon onveilig gemaakt, op 27 October 1807 werd het huis Braganza onttroond en vluchtte naar Brazilië. In 1817 begon een opstand', die in 1820 te Oporto het hoogtepunt bereikte. Een hoogste Junta nam de regeering op zich en verklaarde de bijeenroeping van de Cortes tot een noodzakelijkheid. Op 15 September werd ook te Lissabon het revolutionaire vaandel ontplooid. De ko ning, die uit Brazilië was teruggekeerd mocht niet aan land ^omen, voordat hij beloofd had, den eed op de grondwet te zullen afleggen. Dit geschiedde 23 September 1822. Een jaar later was er tegen-revolutie en de grondwet werd met d,e hulp van het leger afgeschaft. Toen begon een strijd' tusschen Dom Miquel en zijn vader, koning Johannes VI, die op 10 Maart 1826 met dén dood van laatstgenoemde eindigde. Op 29 April schonk Pedro I het land de grondwet weer. Later kwam Dom Miquel als echt genoot van de Infante Maria II da Glo ria aan het bewind. De revolutionaire stormen staken opnieuw op en op 3'0 Juni 1828 werd de grondwet weer op- ge heven. 23 September 1833 werd Dom Miquel verjaagd en Maria II da Gloria besteeg den troon. De grondwet werd weer ingevoerd. Het duurde tot 9 Sep-' tember 1836 voordat er een nieuwe re volutie kwam, die in November 183*6 en Augustus 1837 door tegenrevoluties werd gevolgd. Deze mislukten beidd; maar de rust keerde niet weer. Deze on zekere toestand duurde tot 12 October 1846, toen een revolutie te Oporto uit brak, Dom 'Miquel in het land bracht; én vreemde mogendheden moesten zich met het herstellen der orde bemoeien. Iiï 1856 werden onlusten te Lissabon met geweld onderdrukt en op 2 Januari 1868 was er weer revolutie. In 1870 ge raakte evenals nu het leger in opstand en Saldan, gesteund „door het garnizoen van Lissabon, dwong den koning hem tot eersten minister te benoemen. De volgende jaren brachten min óf regelmatig onlusten. In October 1882 werd beweerd, dat Dom Luiz door ver gift was omgekomen. Zijn zoon en klein zoon vielen op 1 Febr. 1908. De huidige revolutie was door de aan- Ieggers van het complot handig voorbe reid. De samenzweerders vereeni^ zich in drie groepjes van drie, een cho ca; ieder der drie leden vormde weer ei andere choca, waarvan de leden niet aan zijn twee andere makkers bekend waren. Deze drie clubjes vomden een cabana, Zoodoende was men voldoende bevei ligd' tegen verraad op grooten schaal en konden de besprekingen weer in het geheim geschieden. De kopstukken nu schijnen het niet speciaal op Manuel ge munt te hebben. Immers hebben zij hem, zoo verzekerde hij aan een medewerker van de „Oaulois" de Maizière indertijd het presidentschap van hun republiek aangeboden. Men heeft Manuel het ant woord' in den mond gelegd „men vraagt niet aan een dokter om veearts te wor den", maar zoo verklaarde hij, „dat heb ik niet gezegd', ik ben niet zoo onbe leefd geweest". Deze revolutie, die dus niet bepaald tegen Manuel gericht is, moet volgens den 'Correspondent van den „New-York Herald' 'slechts te beschouwen zijn als een onderdeel van een wijdvertakte sa menzwering, die zich ook zou uitstrekken over Spanje en Italië. Ook van anderen kant komen gelijk luidende berichten en gezien het feit dat de datum eerst bepaald was op 13 dezer, den verjaardag van Ferrers dood en de propagande die de „Lanterne" voor zulk een drievoudige samenzwering maakt, is d'e gissing niet al te gewaagd, dat dit weer een manoeuvre der vrijmet selarij is, die dacht door den godsdienst- te ondermijnen de republiek te verkrij gen en door de republiek den godsïdienst te kunnen verdelgen. Hoe het ook zij, een feit is, dat men niet meer den 13den heeft kunnen af wachten, maar den moord op Dr. Bom- barda als aanleiding genomen heeft om den 3den onlusten te verwekken. Al spoedig sloten zich de artilleristen bij de oproerlingen aan en namen hun. officieren gevangen, ook andere regi menten tegen hen uitgezonden, sloegen; aan het muiten en doodden hunne officie ren. Marineofficieren stelden zich toen aan het hoofd der rebellen, de vloot heesch de republikeinsche vlag in top en bombardeerde 'het paleis en de mi nisteries van marine en oorlog. Het ver dere relaas heeft men reeds uit onze be richten vernomen, slechts is men het er nog niet over eens, of de rebellen de macht in handen zullen krijgen. De mo gelijkheid' bestaat nog dat de regimen ten, die monarchie zijn trouw geble ven naar de hoofdstad kunnen gediri geerd worden. Waar het volk reeds meer malen bewees verknocht te zijn aan de Monarchie, zou het best kunnen gebeu ren als de moed, op het zien van het monarchale 'leger herleeft, dat h-et volk zich weer aan de zijde van den .koning schaart en hem zijn rechtmatige plaats helpt heroveren. In ieder geval heeft de republiek nog geen vat gehad cfj> de provincie en is alle proclamatie minstens nog- zeer voorbarig. V. Weekpraatje. 1 ÜN I 1 >e- Toen de trein binnenstoomde, vergat ik het meisje, stapte in een ledige cou pé en zette mij in een en hoek neer. Er volgde mij maar één reiziger, en dat wjasi waarachtig dat aardige kind. Terwijl ik mijn reisdeken over mij uitspreidde, zag ik, dat mijn vis-a-vis slechts een licht grijs manteltje over een donker kleed droeg. 't Was mistig dien middag en de lucht was kilzonder aarzeling bood ik ;de jonge dame het gebruik van mijn deken aan. Ze dankte mij hartelijk en legde hem over de knieën. Ik piaakte een op merking over het weer een onder werp dat altijd te pas komt en kreeg antwtoord op de zachte, verlegen ma nier, zooals een kind wel eens doet, en die onwillekeurig inneemt. Terwijl ik luisterde naar de meisjesstem uit den anderen hoek van "de coupé, knikte mijn hoofd, nu en dan op verdachte manier. Ik wilde nu niet slapen, maar 't kostte me heel wpt moeite, om me niet aan mijn gewoonte over'te geven. Eens* mid den in het gepraat van het meisje, viel mijn hoctfd op mijn borst. Ik ging recht zitten, ikeek in het donkere hoekje te genover mij en had' reeds een veront schuldiging op de lippen. Ga gerust uw gang, zegde mijn reisgenoot, mij vlak in het gelaat zien de ik zal u niet meer storen. Ik mpmpeide ie.ts en er kwiakn .eeg in behandeling zal komen de wet op den bakkersnachtarbeid. Er zal toch niemand onder ons zijn, die zoo egoïstisch, zoo zelfzuchtig is, dat hij tegen de afschaf fing van nachtarbeid is, omdat hij anders 's morgens geen versch broodje'zal eten? En ook ben ik verbazend nieuwsgierig naar de wet op het .afleggen van 3en eed. We zullen gauw te weten komen welke \pegeling de minister zal treffen voor hen, die zeggen gewetensbezwa ren te hebben tegen het .uitspreken van den eed. Dit even terloops gezegd. Nog maals, ofschoon ik graag mijn b!ileken sla over heel het Land, ik kan niets bij zonders meedeelen, en daarom werd mijn aandacht het eerst getrokken door wat in onze stad is gebeurd: de viering van den 3 October-dag. En nu ben ik mijn beschouwing be gonnen met de ik geef 't graag toe schijnbaar nurksche verzuchting: Ik kan de zon best in 't water zien schij nen, maarpiaar toch heeft me iets gehinderd op den 3 October-dag. „Feestvieren is een Roomscbe deugd" heeft Alberdingk Thijm eens gezegd). Werkelijk; dat is waar, maar het is... een allermoeilijkste deugd'. j;e moet je eigen gemaakt hebbende rechtvaardig heid en de matigheid', anders zou je gauw te kostbaar óf te yeél feesten. En zijn volksfeesten dan geen geschikte uiting voor die Roomsche deugd? Wis en waarachtig. Ik vind volksfeesten gewoon weg allervoortreffelijkst. Je voelt zoo'n dag, dat die noodzakelijke scheidsmuur, welke tusschen de burgers bestaan móet, eens is afgebroken. Je viert feest en maakt pret en geniet naast en met alle standen,... als ten minste 't feest goed is georgani seerd. Begrijp me goed: standenverschil moet er bestaan, doch 't is opperbest als we nu en dan eens worden herin nerd aan onze gelijkheid en broeder schap. Dat is niet rood, maar roomsch! Zóó ben ik voor een gezamenlijk feest vieren, dat ik vurig wensch een Leid sche vlieg week, niet slechts om te zien vliegen, niaar ook om aan allen 'een gezamenlijk pleiziertje te geven. Maar, ja, je bemerkt, dat zoo velen bij dien 3 October feestdag de matigheid niet kunnen bewaren. Dat er een glaasje meer wordt gedronken, nu, als het maar niet een glaasje te veel is; dat de jon- geheeren op 3 October meer van de jon gedames houden, dan op den 2den of den 4den October, Üit is een vraagstuk, het welk ik maar liever ter beantwoording overlaat aan een of anderen professor op 'n psychologisch congres. Dat alles vind ik nog zoo heel erg niet, want ik kan de zon best in het water zien schijnen. M?.ar allertreurigst is het, dat zoo veel wordt.... gevochten, dat zoo velen zich dronken drinken, en nog meerderen hun uitsluitend genot zoéken in den bor rel. "En die menschen hebben toch in de verste verte geen genot. Ik denk hier ,aan zoo'n paar mooie JC4 woorden uit het boekje: „Sta Vast". ^Al leen 'hij kent diepe vreugde, alleen hij heeft vrede en 'orde in zijn binnenste, die onafgebroken naar heerschappij over zichzelven streeft." Eventjes een kleine afwijking s.v.pl. Dat boekje „Sta Vast" is toch zoo bij zonder mooi. Het is een heerlijk woord „aan onze Jonge mannen", vertaald door kapelaan Hoozemans, t-n kostvijf centen. Ter zake. Hoe komt 't toch, dat zoo velen niet kunnen feestvieren zond-er zich aan onmatigheid te bezondigen. Mgr. von Keppler geeft ons ergens in (zijn boek „Meer vreugde" het .antwoord: Het js niet de dorst van de keel, maar de dorst van het hart naar genot. Ja, genot wil len de menschen, en velen zijn zoo.... on- -beschaafd, dat ze 't zoeken in* buiten sporigheden. Ha, Tiier kom ik aan: Volksontwikke ling! Volksontwikkeling; "Leiden en om streken komen niet op de laatste plaats, waar het geldt te streven naar beschaving, naar ontwikkeling. Op de dorpen wordt door de ijverige priesters zooveel in stilte gewerkt door onderrichtingen enz. En in lach om hare lippenhare oogen ze W(aren hardgrijs flikkerden. Wat hebt ge daar mooie bloemen, zegde ik, om het gesprek wieer op te vat ten. Ze geuren erg, d'e heele coupe is er vol van. Ja, antwpord'de ze het mandje dich ter bij zich houdende, deze bloemen zijn zeer zeldzaam. Met wielkle opmerking ze zich weer in haar hoekje terugtrok en hare oogen sloot als een stille permissie voor mij om hetzelfde tja doen. Ik deed het en was spoedig zonder eenige moeite ingedommeld. Bijna tegen mijn wil sloeg ik twee- of driemaal mijn oogen half op en zag dan vóór ze wleer sloten, een paar ^schitterende oogjes schuin tegenover mTj en telkens als ik probeerde mijn oogen open te houden, werd mijn macht daartoe geringer totdat ik eindelijk was ingeslapen. De trein snorde verder; dof hoorde ik het gerammel door verwarde droo- men.... droomen die bepaald onaange naam waren en toch betooverend. Elke mijner zenuwen scheen gewikkeld in een strijd' met onzichtbare en daarom niet te beschrijven demonen en toch waakten ze steeds over mijn uitgeputte krachten. De aderen in mijn voorhoofd voelde ik opzwellen tot de dikte van een zweep- koord1: als ze die dikte hadden bereikt, spj&ngtA j IBjj1! heels w.ezen jyas in stoom gehuld, juist als in een Turksch bad. Toen werd ik koud, vree- selijk koud mijn vingers bewogen zich in stuiptrekkingen, terwijl mijn lic'iaam roerloos bleef. Langzamerhand' wterdl mijn bloed lauw, over mijn tobbend hoofd' kwam gelijdelijk een kalmte, alsof een koele, verfrissChende hand het H<ad aangeraakt. Kaartjes? Een koude luchtstroom vergezelde dat wtoord. Ik sprong op, mijn tanden klapperden en mijn vingers maakten stuiptrekkingen juist zooals ze in mijn droomen hadden gedaan. Kaartjes. Hoort ge me niet. Ja-a, zegde ik mijn handen in mijn reiszak stekend en daarna in de kleinere tastend. De norsche man aan het portier keek cynisch toedaar Jiield ik niet van. Ik sloeg een hoogen toon aan en comman deerde dat hij eerst maar de kaartjes d'er andere passagiers moest controlee ren en dan bij mij kon terugkomen. Maar mijnheer bleef liever wiachten. Hier is het! riep ik ten laatste uit, op een knoopsgat van mijh jas Rijzen de. Ik zou gezworen hebben, dat ik het hier niet gestoken had1! De deur sloeg op de officieele manier dicht en ik bjeef nadenken pve^r. de Leidenkatechismusiessen niet lichtbeel den, sociale cursussen, vergaderingen van „Geloof en Wetenschap" apologetische lessen. Velen hebben op zich genomen de heer lijke taak, die Pater de Qropt op den Haarlemschen Katholiekendag zoo schoon schilderde: „De wereld vraagt afleiding en verpoozing, leering en beweging "des gemoeds. Wat is de zending edel van hen, die, beantwoordende aan "dien eiscli^ hun medemenschen, ook de nederigste! en eenvoudigste, behouden en verster ken in het bewustzijn van hunne waar digheid, van eene waardigheid, döe uit God komt, en haar God moet 'leiden. Hier is een onberekenbare kracht tot be houd en verheffing 'der maatschappij."' En zouden wij niet profiteeren van de aangeboden gelegenheid. Niet slechts dq onbeschaafde, de onontwikkelde Jdasse heeft leering noodig. Kennis, diepere ken nis van onzen godsdienst, van onze be ginselen, is een bagage cfie op onzen lan gen Tevensweg niet spoedig overbodig zal zijn. En die ontwikkeling zal ons niet opbla zen en maken a'ls pater H. Hermant drukt 't zoo geestig uit die „pïendere heeren met het pedante hoofd rechtop in den tien centimeter-hoogen boord ten een Fransche-bazar-lorgnet voor dcglocd- Iooze oogen, die zich ongeveer voelen ais de grootste denkers der menschbeid, >en hun aangewaaide roman-w'jsheid "Uitkra men en uitkraaien als papegaaien-op stok in de entrée-laan van een diergaar de." Neen, wij komen door ware "ken nis juist tot het besef van ons weinig weten. Vinden mijn praatgenooten 't niet pas send, dat ik nu eens een keer in plaats van nieuws te vertellen, gemoedelijk een praatje heb gehouden over.... volksfees ten en volksontwikkeling? Als 't waar is, schrijf 't mij dan maar, of de redactie van „De Leidsche Courant". De volgende week, dan hebben we geen tijd voor beschouwingen, dan heb ben we, dames en* heeren ik stel er prijs op ook met de dames te mogen kouten verpazend veel nieuws. 7 AN. Prins Hendrik. Z. K. H. Prins Hendrik is gistermor gen per Duitschen trein om J7.2.a met zijn adjudant kapitein j~+ C. L, van Suchtelen van d( Haare. uit Duitsch land1 teruggekeerd. De Vloot te Rvsttertfa**), Uren en uren hebben honderden gis teren voor en namiddag langs de beide Maasoevers te Rotterdam gewacht om d'e vloot te zien opstoomen. Men vernam dat een dikke mist de vloot tot ankeren buitengaats had ge noodzaakt en daarna viel de ebbe in. Het geduldig wachten werd ten laat ste beloond. Kwartier voor drieën zag men de vloot langzaam opstoomen.; Voorop de Heemskerk, het vlaggcschip commandant-kolonel G. L. Goedhart/ met in de onmiddellijke nabijheid aar van de torpedobooten Rindjani, G 9 en G 10, gevolgd door de onderzeeër Tot voor de Parkkade stoomde de Heemskerck en draaide daarbij om aan den wal te komen ,waar dit pantser schip op half vier gemeerd' lag. Achtervolgens kwamen nu in gezicht de Friesland, de Evertsen, de Piet Hein, en de Reinier Claeszen, gevolgd cn voor afgegaan door verschillende terpedoboo- ten en den mijn en legger Balder. Het was een prachtig en krijgshaftig gezicht, dat de menigte langs den kant algemeen boeide en overal waar de vloot in het zicht kwam, het werk een oogen blik stop deed zetten. Vooral de onder zeeboot no. 1 trok door haar bijzonde ren vorm qHerwege de aandacht. Land- en Tuinbouw. Machinaal melken. Slechts in een enkel veebedrijf wprdt, voorzoover Wij weten, ten onzent het vreemde plaats waar ik mijn kaartje had gevonden. Plotseling keek ik in den te genover gesteldon hoek. Die was ledig. Ik wreef mijn oogen uit om zeker er van te zijn. Alleen een mandje bloemen! stond op de plaats waar het mooie meis je had1 gezeten. Zeer tot mijn verbazing stond'en de beide coupéraampjes open en kwam de mist naar binnen. Ik begreep niet wiasarom mijn reisgenoote mij in zoo'n tocht had1 achtergelaten. We stoomden de plaats van bestem ming al binnen, toen ik met denken op hield en mijn pakken bij elkaar begon té zoeken. Ik nam piijn valies en parapluie uit het net en keek rond naar mijn reis deken die verdwenen was. Zij moest hem hebben meegenomen on wie tend* na tuurlijk, dacht ik. Arm meisje! \Xfat zou ze 't vervelend vinden als ze haar vergis sing bemerkte. En haar bloemen ook ver getenZoo in den geest met dat arme kind' bezig, stapte >k on het perron rnet het mandje bloemen in de hand. Ik keek een oogenblik rond', in de zwakke hoop de schoone met mijn reis deken te zien en beleefdelijk mijn eigen dom terug te vragen. Qeen spoor van haar natuurlijk. Ik riep een rijtuig en on derweg wilde ik het mandje maar pp straat wierpen. Te oordeelen naar de duisternis bui ten moest <Je trein heel vv,at pver tiM zijn. Ik, vpeljde ji&ar mijn horloge.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5