Het erfdeel der Malleroy's. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Donderdag 22 September. De Gilden. - De Vakvereenigingen. Gisteren hebben we beschouwd de al lernauwkeurigste schildering van de gil den, die Prof. Blok ons schenkt, we hebben gezien, dat juist in de gilden die eigenschappen worden gevonden, welke wij wenschen voor een vakver eeniging. Nu dringt zich de vraag bij ons op: hoe is 't gekomen, dat die gilden zijn verdwenen Wat kan de reden zijn, dat na de Fransche revolutie de gilden zelfs fcijn verboden „Het zeer eenvoudige stadsleven der jmiddel eeuwen had plaats gemaakt voor een meer en meer samengesteld' alge meen maatschappelijk bestaan; het toe nemende wereldverkeer had de voor waarden van vraag en aanbod ten een en male gewijzigd; het was niet mogelijk meer de 'bewerking van, den handel in de grondstoffen van het fabrikaat te binden aan de oude vormen, te houden binnen de oude perken." Deze nieuwe wording der maatschap pij, ons beschreven door Prof. Blok, maakt ons duidelijk, dat de gilden ver anderd moesten worden, maar niet dat ze moesten verdwijnen. We kunnen be grijpen, dat de regeeringen den strijd voerden tegen de gilden, die zooals Piof. Aengenent in zijn leerboek zegt, „versteenden en verschrompelden, en zich verzetten tegen het invoeren der nieuwe machinen, en dus niet pasten aan de veranderde tijdsomstandigheden en een keurslijf werden voor de ontlui kende grootindustrie", maar dat alles maakt nog niet de totale afschaffing van de gilden noodzakelijk. De reden van die totale afschaffing, het verdwijnen van de gilden, vinden we aangeduid bij prof. Blok als hij zegt blz. 35. „De groeiende maatschappij, losma king eischend van de banden, die de persoonlijke vrijheid van beweging be lemmeren, kon zich niet ontwikkelen met behoud van een warnet van bepa lingen, die juist ten doel hadden die vrijheid1 van beweging zooveel mogelijk te beperken." En op blz.. 36: In Frankrijk begon in het midden der' 18den eeuw onder invloed der nieu we gedachte over persoonlijke en oeco- nomische vrijheid een stormloop tegen deze veste" (nl. de gilden). En op blz. 15 noemt prof. Bok het gilde een instelling, die niet meer be stand was gebleken „tegen den aan- drag van een maatschappel ijken geest, die vrijheid van beweging verlangde voor den enkeling." Men leest in deze woorden allerduide lijkst dat de eigenlijke reden van het verdwijnen, van het verbieden der gil den is geweest: de zucht naar onbeperk te vrijheid in de industrie; het libe- relisme op oeconomisch gebied, dat on der de leuze „laissez faire, laissez pas ser" alle inmenging door regels en wet ten uit den booze acht. Maar hoe beoordeelt prof. Blok die „groeiende maatschappij", die „nieuwe gedachte", dien „maatschappelijken geest?" Een uitgesproken oordeel vinden wij niet, maar nergens brandmerkt de hoog leeraar die vrijheidsleuze als valsch en het schijnt ons toe, dat de schrijver, of schoon hij die wording dér maatschappij als minder ideaal en zélfs als noodlottig voor de „oeconomisch en verstandelijk zwakken" (blz. 15) beschouwt, het toch als een onmogelijkheid aanziet zich te gen- dit „zeker voortschrijdend maat schappelijk vernietigingsproces" te ver betten. 't Schijnt ons ote, dat de schrij ver geheel overeenkomstig het liberalis me, in de wording en in de werking van het oeconomisch leven aanneemt natuur wetten, wier proces noodzakelijk is en door geen banden mag en kan tegen gehouden worden. Doch wat is het oordeel van den hoog leeraar over de vakvereenigingen, 'die toch volgens hem zijn „de herleving in mo lde rnen vorm van liet oude gild" De vakvereeniging is volgens den schrijver toe te juichen, daar „zij het FEUILLETON. 42) Jobie, de kamerdienaar van de Ker varie, was het tegenbeeld van zijn mees ter. Klein van stuk, had hij zeer breede Schouders, armen als een athleet en polsen zoo dik als de kuit van een ge woon mensch. Zijn kleine bruine oogen1, Weggedoken onder dichte wenkbrauwen, schitterden van die vastbesloten kalm- ..e k°PPigheïd en die wantrouwende naïviteit, die het kenmerk der boeren van JBretagne zijn. Terwijl de ridder trachtte de menigte tot bedaren te brengen möpperde Jobie zuchtend', terwijl hij naar de soldaten fcag: J^At ik 2Q toqh fiiet ia 't KAfer. goede en voor onzen fijd bruikbare be ginsel van het gildewezen zocht te be houden." En wat is dit beginsel? Dat daar m'oet bestaan „een zekere band' van samen werking tusschen de beoefenaars van dezelfde nering". Het is waar, dat dit één van de be ginselen is, welke de vakvereeniging ge meen heeft met de gilden. Maar dit ééne beginsel vormt geen vakvereeni ging, zooals wij die opvatten, doch slechts een vereeniging van vakgenooten. Neen, ondanks die zucht naar „vrijheid van beweging", ondanks die „nieuwe ge dachte over oeconomische vrijheid", wil len wij beperking van de vrijheid door bindende regels, door wetten, gegeven door de vakvereehigingen. Ook d i t beginsel heeft de vakvereeni ging met het gilde gemeen, dat de ge meenschappelijke vrijheid door haar moet verzorgd worden door te .strijden tegen de uitwassen van ide persoonlijke vrijheid en dat dit moet geschieden door bindende regels. Dat volgens het kernachtig gezegde van Lacordaire „tusschen den rijke en den arme, den sterke en den zwakke het de vrijheid is, die onderdrukt, en de wet, die be vrijdt", en idat deze ware opvatting van de vrijheid beheerschen moet de werking der industrie, dat is de grondslag van de vakvereeniging, de reden van haar be staan en haar werken. Of deze eigenlijke opvatting van de vakvereeniging ook de opvatting is van prof. Blok? De geleerde ontkent dit nergens in ldare woorden. Toch zal na het voor gaande een ontkennend antwoord, dunkt ons niet geheel ongegrond schijnen. Ons eindoordeel: Waar het een stu die betreft van dezen eminenfen geleerde zou een lofprijzing van ons op de we tenschappelijkheid van het werk banaal klinken. Voor oogen houdend het be sprokene, is de lezing allernuttigst en hoogst aangenaam. Het bezit van dit werkje (uitgave Hollandia-Drukkerij te Baarn), is een ieder aan te bevelen. Uit cle Pers, De Alillioenennota. De millioenennota, gisteren in ons blad' medegedeeld, leverde de groote pers nieuwe stof tot beschouwingen. Somber is de „M aasbode" gestemd die onder het teekenend opschrift „Don ker Vooruitzicht" zegt, dat de nota van het begin tot het einde ééne jeremiade is. De cijfers der staatsbegrooting geven het blad aanleiding tot de volgende over wegingen. „De gestadige opdrijving der Staats uitgaven ook de nieuwe begrooting doet voor andere niet onder de her haalde aanvallen aan allen kant op de staatsruif, 't komt ten slotte neer op den zak der belastingbetalers. Flet is allerminst ons bedoelen ten deze den minister van financiën als zoo- dnaig een verwijt te doenzulk verwijt zou ook ten hoogste onbillijk zijn. Maar het wordt toch, dunkt ons, meer dan tijd dat onze volksvertegenwoordiging zich heel ernstig de vraag stelt, of deze manie van al maar opdrijven der uitga ven niet te ver gaat; of er wel serieus naar gestreefd wordt, in onze staathuis houding te bezuinigen, waar zulks kan. Om maar iets te noemen, zal toch ze ker op het stuk van subsidies heel wat kujinen uitgespaard worden, waar een instituut als de opeiibare leeszaal zich ook al in de zorg van onze regeering verheugen mag. En tevens dunkt ons de vraag gewettigd of het bij zulk een desola- ten toestand van 's Rijles financiën niet mogelijk zoude zijn met de offers, die wij aan Mars brengen' moeten, wat min der spoed te maken. In ieder geval moet het uiterste be proefd worden, om althans het „nieuwe middel" waarvan de minister spreekt, overbodig te maken. De directe-belastin- gen kunnen niet verder worden opgedre ven, 't is reeds jaren geleden door den oud-minister'Pierson openlijk erkend, en telkens weer gaat toch de beiastingschroef een slag verder om. We hopen van harte, d!at zulks dit maal worde vermeden". Het „Centrum" stelt de vraag pf het groote tekort voor 1911 door den minister niet te aanzienlijk is geraamd1. „De verwachting, dat het metterdaad mag gooien! Wat een plons j.ou dat zijn Op dat tijdstip was Lodewijk de vijf tiende bemind bij het Parijsche volk'. Hij genoot nog de belangstelling die opge wekt was tijdens zijn ziekte, waarin hij bijna bezweken was. Het volk zou dan ook ondanks de sympathie voor Raoul, niet tegen zijn soldaten ondernomen heb ben, wanneer de gendarme minder ruw was opgetreden. Thans echter drongen zij naar voren, niettegenstaande de en ergieke tegenstand' van de Kervarie en men zou waarschijnlijk het niet alledaag- sche schouwspel gehad1 hebben yan een gevangene, die tegen zijn eigen wil en dien zijner vrienden bevrijd Werd, toen een man in het zwart door de menigte naar voren trad en vergezeld van den kleinen jongen, die met de dame mede- gegaan was op den gevangene toetrad. Hij boog diep voor Raoul en stelde hem een brief ter hand1, maar voor Raoul hem kon inzien, had de gendarme er zich reeds van meester gemaakt. J=j geyangeoê mag gee& Jbiigyea niet onbelangrijk minder zal blijken, dan thans wordt becijferd, is geenszins on gegrond1. Maar de re'geering wil zich-zefve en het land blijkbaar bij voorbaat hoeden tegen teleurstelling. Bovendien zullen binnen niet te lan gen tijd zware eischen aan den Fiscus worden gesteld. En ook met het oog daarop zal men de noodzakelijkheid van belastinghervor ming niet kunnen ontgaan, al zal daar bij tevens de bedoeling moeten voorzit ten, een billijkqf verdeeling der lasten te krijgen, dan thans het geval is. De in 't vooruitzicht gestelde belasltng- hervorming moge den Fiscus ten goede komen, zij zal tevens de leemten hebben aan te vullen, welke thans den belasting druk in meer dan één opzicht onevenre dig maakt". De „Nieuwe Rotterdam'sche Courant" spreekt van de minder aan gename berichten, die de nota bevat. Bij de bespreking der onderdeelen neemt het blad de gelegenheid te baat, met het oog op de voorgenomen tariefsherziening, nog eens de voortreffelijkheid van ons vrijhandelstelsel in het licht te stellen. Na de crisis van 1906 en 1907, her leefde, dank een vrijgevig handelsstel sel, allerlei takken van 'bedrijf en „de verhooging van welvaart vond spoedig dig haar terugslag op 's lands kas. Ver wonderlijk gauw zelfs men mag zich dit wel eens voor oogen stellen. Ter wijl de meeste landen rondom ons, wier nijverheid en bedrijf zoogenaamd wordt beschermd, met de geweldigste tekor ten hebben te sukkelen, en zonder be roep op de geldmarkt nauwelijks het evenwicht hunner financiën kunnen be waren, hebben de financiën hier te lan de de neiging zich zonder kunstmidde len te herstellen". Nog andere politieke munt slaat het blad uit de nota, als het schrijft „Geen man, die vuriger tegen opcen ten was dan het Kamerlid Kolkman, als een ander ze voorstelde geen mi nister, die ze regelmatiger aan zijne be grooting toevoegen moet, dan diezelfde heer Kolkman?" Maar ook de financieele politiek der Regeering wordt heftig gegispt. De mi nister van financiën „zoekt en blijft zoe ken en vrijwaart zich dus voorloopig voor alle critiek". „Het feit, waar het omgaat, zegt de „N. R. Ct." ten slotte, is, dat de re geering geen kans ziet, er met de voor spiegelingen van vroeger, en met de be lofte, door de rechterzijde bij de stembus afgelegd, te komen". Het „Handelsblad", dat de mil- lioenen-nota al evenmin opwekkende lec tuur vindt, jammert ook over de tariefs herziening, die het leven des volks duur der zal maken, terwijl de suiker, die deze duurte eenigszins zou kunnen verzoe ten, niet goeakooper wordt! De minister geeft te verstaan, dat het tekort van 103/t millioen grootendeels zou moeten gevonden worden uit de reeds vermelde herziening der gesplitste inkomstenbelasting en door hetgeen het nieuwe tarief meer zal opbrengen dan voor de maatregelen van socialen aard noodig zal zijn. Van een ten volle re serveeren der opbrengst van de a.s. ta riefherziening voor sociale maatregelen waardoor deze herziening voor breede kringen aannemelijk moest worden ge maakt, is derhalve geen sprake meer. Het is immers zoo gemakkelijk handel en nijverheid in één moeite door maar wat zwaarder te belasten. Dit spaart de moeite uit met nauwgezetheid te gen een opdrijven der staatsuitgaven te waken. Uit de mededeeling dat bovendien een „nieuw middel" in onderzoek en voor bereiding is ter versterking der ontvang sten, valt af te leiden dat de opbrengst der bovenbedoelde heffingen niet vol doende zal zijn om het gat te stoppen,. Bij den langzamen gang der parlemen taire machine is het niet te verwachten, dat de toegezegde versterking tijdig ge noeg tot stand zal komen. Daarom wordt in vooruitzicht gesteld' de gedistilleerd accijns te doen dienen tot dekking der uitgaven voor 1911. In zijn millioenen-nota voor 1909 deed de minister van financiën indertijd uit drukkelijk uitkomen dat de verhooging van den accijns op het gedistilleerd slechts voor een jaar tnoest dienen om het tekort te dekken en later zoude aan- ontvangen, zeide hij; toen hij het papier doorlas, veranderde zijn gelaat plotse ling. Gij zijt vrij mijnheer, zeide hij tot Raoul terwijl hij een diepe buiging voor hem maakte. Hierop zeide de brenger van de brief nog enkele woorden tegen den gendarme en verwijderde zich. Vreugdekreten uit de menigte begroet ten deze onverwachte ontknooping. Wat beteekent dat?.... mompelde Raoul vol verwondering. De gendarme gaf hem den brief, met een buiging nog dieper dan de vorige. Laat eens zien sprak de Kervarie over de schouders van Raoul heenziende. De brief luidde: „Orde om vrij te laten rondgaan „waar ook, de persoon, die dit stuk „zal toonen. Order aan iederen trou- „wen dienaar van den Koning hem te „beschermen en in geval van nood! bij „te staan. MAUREPAS." QoS ]hoek yaa papier gewend worden om andere accijnzen meer bepaaldelijk den suikeraccijns te verlagen. In d'e begrooting van 1910 werd over dit punt stilzwijgend heen- geloopen, voor 1911 zal van de vroe gere goede bedoeling naar thans blijkt opnieuw niets terecht komen. Met pro- fetischen blad' heeft het „Hbl." reeds indertijd de vrees geuit clat het zoo zou de gaan! En terwijl de' yerhooging van irivoer- rechten, die op komst is, het leven des volks ongetwijfeld duurder zal doen wor den, wordt de mogelijkheid om het door goedkóoper en dus meer suiker te ver zoeten, te gelijk afgenomen. Öf dit in den ismaak zal vallen?" STATEN-GENERAAL Huis der Koningin. Bij hoofdstuk I worden gelden aan gevraagd voor voorzieningen aan het ko ninklijk Paleis het Loo. In het vooruitzicht van de overbren ging uit den Westervleugel van het Pa leis Het Loo van de stalinrichting naar het nieuwe stalgebouw zal, ter voor ziening in de dringende behoefte aan gelegenheid van behoorlijke huisvesting in den Oostervleugel de noodige woon- en slaapvertrekken voor gasten en ande re verblijven moeten worden ingericht, met overbrenging uit dezen vleugel van verschillende lokalen en bergplaatsen naar het te verbouwen voormalige stal- gedeelte. Een onder het bassecour aan te brengen tunnel van gewapend beton zal in de communicatie tusschen beide vleugels naar behooren voorzien. Verder zullen voorzieningen moeten worden getroffen in de vele en ernstige gebreken, welke het Paleis zelf, het mid dengebouw met paviljoen, in hooge mate aankleven. De kosten van de voorge stelde verbouw en bijbouw worden ge raamd op f 580,000, en voorgesteld wordt de uitvoering te verdeelen over 4 jaar. Buitenlandsche Zaken. Bij hoofdstuk III wordt voorgesteld de aanstelling van adjunct-tolk bij het gezantschap te Tokio op een jaarwedde van f 3000 en een verblijfvergoeding van f2700. In afwachting van een voorgenome to tale reorganisatie van dé bezitting on zer diplomatieke posten, wordt voor gesteld de aanstelling van een kanselier te St. Petersburg op een wedde van f 4000. In verband met den herhaalden wensch van den verdienstelijken consul-generaal te New-York om af te tredenj wordt de uitzending van een beroepsconsul daarheen voorgesteld. In totaal zullen de kosten daarvan f 12 a 13,000 bedra gen. Het beroepsconsulaat te Tientsin wordt opgeheven. Mede wordt de opheffing voorgesteld van het beroepsconsulaat te Penang. De verblijfsvergoeding van den con sul-generaal te Buenos-Aires wordt ver hoogd met f 2000 en mitsdien gebracht op f 11,000. Voor subsidiën aan Nederlandsche scholen in het buitenland is f 10,000 uitgetrokken. De minister, die nadere rapporten en iadviezen afwacht, stelt zich voorloopig voor onder zekere nader te bepalen voor waarden subsidie te verleenen aaneen Nederlandsche school te Brusseleene te Buenos-Aires en eene te Tres Ar royos (Argentinië), terwijl ook de Ne derlandsche nederzettingen in de Rijn provincie in aanmerking komen. Een som van f2100 is uitgetrokken voor de opjeiding van. twee candidaat- tolken voor den Chineesche" 1 Justitie. De hoogere raming op hoofdstuk IV voor kosten van het rijkstucht- en op voedingswezen vindt hare oorzaak in de voortgezette maatregelen van reorgani satie van het rijksopvoedingswezen, wel ke vóór en in 1911 zullen kunnen tot stand komen. Voorts is o. a. verhooging van de ra ming veroorzaakt door de aanst. in dien ststeljing der rijksopvoedingsgestich ten te Amersfoort en te Leiden. Verder is de begrootingspost voor kos ten van Voogdijraden verhoogd wegens een voorgenomen regeling om de uit breidende taak van de secretarissen dier een vrij ingewikkeld1 teeken, dat de gen darme bekeken had met een gezicht als wilde hij zeggen: 't Is goed, ik zal er mij aan Jiou- flen. Raoul en de Kervarie begrepen er niets van. Raoul wilde den kleinen leerjongen ondervragen, maar deze was evenals zijn metgezel reeds onder de menigte ver dwenen. Maar oom, zeide Raoul, kunt gij mij niet verklaren.... Ik weet er evenmin iets van als jij, vriend. Dus hebt gij met.... "Ik ken de Maurepas niet, noch iemand uit zijn omgeving. En overigens, hoe zou ik tijd gehad hebben naar hem toe te gaan Dat is zoo. Maar wie dóet mij dan dit vrijgeleide toekomen, vroeg Raoul. Plotseling kwam de gedachte aan de onbekende dame weer in hem op. Wat zou er toch van haar geworden zijn? ijoe 2014 ik jha,a,r terug kuonen raden te verlichten door aanstelling van' een pf meer plaatsvervangers. Voorts isteunverleening aan het particu lier initiatief bij oprichting Van obser vatiehuizen als te 's-Gravenhage een- be^ staat, is een bedrag van f 8000 uitgetrok ken. 4 Financien. Op hoofdstuk VII B is voor Voor schotten aan gemeenten ingevolge de Woningwet in verband met de aanhang gige plannen tot woningbouw hetzelfde, bedrag (f2,000,000) als voor '1910 uit-' getrokken. In 1911 zullen de muntwerkzaamhe!- den in vergelijking met de muntslagen, waarop aanvankelijk voor 1910 gerekendj werd, aanmerkelijk worden ingekrom pen. Het muntbedrijf zal jn de nieuwe fabriek meer economisch gevoerd! kun nen worden. Mitsdien is de post „per soneel" enz. f 38,261 lager geraamd. Naar het zich, laat aanzien, zal de niexf- *we iniuit in den aanvang van' 1911 geheel' zijn voltooid. Ten laste van 1911 voor den bouw komt nog f 50,000van hef totaal bedrag, voor den bouw toege»-. staan, (f 683.500) zal f 80.000 onbe- schikt blijven. Aangevraagd' wordt f 33,400 voor de stichting van een grens- gebouw met ontvangers- en kommies- verificateursWoning en van twee kom- miezenwoningen te Vaals; f 18,000 voof aanbouw van 6 kommiezen-woningen fej Lobith en f 5400 voor een kommiesH verificateurswoning te Hansweert. Een wijziging wordt voorgesteld in! de salarisregeling der landmeterso. a. wordt het maximum gebracht van f 2800 op f 3000. i De uitvoering der Rivierenwet hiaakt noodig de aanstelling van een inge nieur-verificateur en 4 landmeters dei! domeinen. De kosten voor den staat van de be dijking der buitengronden in het Aexl- sche Gat zullen f 45,000 bedragen. De uitvoering van dit werk stelt echter voor den staat een voordeel van f 100,000 in uitzicht. Oorlog. Onder het aangevraagde bij hoofdstuk VIII voor den buitengewonen dienst der genie zijn o.a .begrepen 6 ton voor 'den bouw van "kazernern enten voor «de cavar lerie in Noord-Brabant en voor de in fanterie te Harderwijk en te Venlo. Door Venlo wordt jn verband mét den bouw van de kazerne aldaar, f230.000 in 's Rijlcsi schatkist gestort. De op deze begrooting gedane voorstel len tot herziening der officierstraktemen ten strekken zich niet alleen ,uit tot traktementen van de subalterne, maar ook tot die van de hoofdofficieren. Gelden zijn aangevraagd voor eene re organisatie der bereden artillerie, welke beoogt meer partij te trekken van het ver mogen van ons snelvuurgeschut, dan bij het gebruik van zes stukken mogelijk u».. en vooral ook om te verzekeren, dat de oefening in vredestijd geschiedt mét öe- zelfde eenheden, die op het gevechtsveld worden gebruikt. 'Het noodige om tot de opirichtipg van een nieuwen afdeelingstaf per regiment veldartillerie te kunnen overgaan op (deze begrooting aangevraagd. Verschillende mededelingen worden gedaan omtrent het reservekader, waaruit wordt aangetoond, dat niet alken de to taal toeloop reden tot te\ redenheiJ geeft doch dit vooral het geval is ten aanzien, van de niet-militieplichügen. Maatregelen zijn genomen om voor de zen zomer, bij wijze van proer, de vaan- dri,gsopleiding van de reserve-sergeanten bij de infanterie te centraliseeren in een tweetal garnizoenen (Amersioort cn Bre da.) Het ligt in het voornemen om over te gaan tot het opheffen van 'de hoofdadmini- stratiën en van de raden van administratie van de korpsen en korpsgedeelten v*n het leger, voorts om de bataljons, welke thans in administratie zijn bij de hoofaad)- ministratiën der regimenten infanterie we der zelfstandig administrate te doen voe ren. Gelden zijn uitgetrokken ten etoide (li gelegenheid te openen, om met ivcrang van 1 Juli 1911de verschillende door de vrijwillig dienende onderofficieren geno ten wordende inkomsten tot jaarl. be dragen bijeen te voegen en die alsdsn ver kregen uitkomsten als grondslag te doen dienen voor de samenstelling öener jaar- vinden, zeide hij in zich zelvcn. Hij meende enkele passen van zich ver wijderd den kleinen leerjongen 'te zien¥ Hij gaï hem een teeken om naderbij ta komen maar in plaats van te gehoorza men .verwijderde ihij zich Met hem ver dween zijn laatste hoop het spoor van de onbekende dame terug te vinden. Hij wilde juist naar "den jongen gaan zoeken toen een nieuwe gebeurtenis plaats greep. Op de trap van "de balzaal stonden graaf de Novère en ziju gezellen vol vreugde toe te "zien hoe ide soldaten met kolfslagen de menigte trachtten uiteen ta drijven. Eenige andere "jonge hovelingen hadden zich bij hen gevoegd, en 'deelden hun vroolijkhei'd- Men kan begrijpen hoe groot 3e ver«i wondering en verontwaardiging van graal de Novère was, toen hij uit de verte zag hoe de gendarme Raoul vrij liet en hem eerbiedig groette. .Wat moet dat beteekenen? niep een zijner yiiendenj AKertt yfirrolgdk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5