Het erfdeel der Malleroy's.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Donderdag 22 September.
De Gilden. - De Vakvereenigingen.
Gisteren hebben we beschouwd de al
lernauwkeurigste schildering van de gil
den, die Prof. Blok ons schenkt, we
hebben gezien, dat juist in de gilden
die eigenschappen worden gevonden,
welke wij wenschen voor een vakver
eeniging.
Nu dringt zich de vraag bij ons op:
hoe is 't gekomen, dat die gilden zijn
verdwenen Wat kan de reden zijn, dat
na de Fransche revolutie de gilden zelfs
fcijn verboden
„Het zeer eenvoudige stadsleven der
jmiddel eeuwen had plaats gemaakt voor
een meer en meer samengesteld' alge
meen maatschappelijk bestaan; het toe
nemende wereldverkeer had de voor
waarden van vraag en aanbod ten een en
male gewijzigd; het was niet mogelijk
meer de 'bewerking van, den handel in
de grondstoffen van het fabrikaat te
binden aan de oude vormen, te houden
binnen de oude perken."
Deze nieuwe wording der maatschap
pij, ons beschreven door Prof. Blok,
maakt ons duidelijk, dat de gilden ver
anderd moesten worden, maar niet dat
ze moesten verdwijnen. We kunnen be
grijpen, dat de regeeringen den strijd
voerden tegen de gilden, die zooals
Piof. Aengenent in zijn leerboek zegt,
„versteenden en verschrompelden, en
zich verzetten tegen het invoeren der
nieuwe machinen, en dus niet pasten
aan de veranderde tijdsomstandigheden
en een keurslijf werden voor de ontlui
kende grootindustrie", maar dat alles
maakt nog niet de totale afschaffing
van de gilden noodzakelijk.
De reden van die totale afschaffing,
het verdwijnen van de gilden, vinden we
aangeduid bij prof. Blok als hij zegt
blz. 35.
„De groeiende maatschappij, losma
king eischend van de banden, die de
persoonlijke vrijheid van beweging be
lemmeren, kon zich niet ontwikkelen
met behoud van een warnet van bepa
lingen, die juist ten doel hadden die
vrijheid1 van beweging zooveel mogelijk
te beperken."
En op blz.. 36:
In Frankrijk begon in het midden
der' 18den eeuw onder invloed der nieu
we gedachte over persoonlijke en oeco-
nomische vrijheid een stormloop tegen
deze veste" (nl. de gilden).
En op blz. 15 noemt prof. Bok het
gilde een instelling, die niet meer be
stand was gebleken „tegen den aan-
drag van een maatschappel ijken geest,
die vrijheid van beweging verlangde voor
den enkeling."
Men leest in deze woorden allerduide
lijkst dat de eigenlijke reden van het
verdwijnen, van het verbieden der gil
den is geweest: de zucht naar onbeperk
te vrijheid in de industrie; het libe-
relisme op oeconomisch gebied, dat on
der de leuze „laissez faire, laissez pas
ser" alle inmenging door regels en wet
ten uit den booze acht.
Maar hoe beoordeelt prof. Blok die
„groeiende maatschappij", die „nieuwe
gedachte", dien „maatschappelijken
geest?"
Een uitgesproken oordeel vinden wij
niet, maar nergens brandmerkt de hoog
leeraar die vrijheidsleuze als valsch en
het schijnt ons toe, dat de schrijver, of
schoon hij die wording dér maatschappij
als minder ideaal en zélfs als noodlottig
voor de „oeconomisch en verstandelijk
zwakken" (blz. 15) beschouwt, het toch
als een onmogelijkheid aanziet zich te
gen- dit „zeker voortschrijdend maat
schappelijk vernietigingsproces" te ver
betten. 't Schijnt ons ote, dat de schrij
ver geheel overeenkomstig het liberalis
me, in de wording en in de werking van
het oeconomisch leven aanneemt natuur
wetten, wier proces noodzakelijk is en
door geen banden mag en kan tegen
gehouden worden.
Doch wat is het oordeel van den hoog
leeraar over de vakvereenigingen, 'die toch
volgens hem zijn „de herleving in mo
lde rnen vorm van liet oude gild"
De vakvereeniging is volgens den
schrijver toe te juichen, daar „zij het
FEUILLETON.
42)
Jobie, de kamerdienaar van de Ker
varie, was het tegenbeeld van zijn mees
ter. Klein van stuk, had hij zeer breede
Schouders, armen als een athleet en
polsen zoo dik als de kuit van een ge
woon mensch. Zijn kleine bruine oogen1,
Weggedoken onder dichte wenkbrauwen,
schitterden van die vastbesloten kalm-
..e k°PPigheïd en die wantrouwende
naïviteit, die het kenmerk der boeren
van JBretagne zijn.
Terwijl de ridder trachtte de menigte
tot bedaren te brengen möpperde Jobie
zuchtend', terwijl hij naar de soldaten
fcag:
J^At ik 2Q toqh fiiet ia 't KAfer.
goede en voor onzen fijd bruikbare be
ginsel van het gildewezen zocht te be
houden."
En wat is dit beginsel? Dat daar m'oet
bestaan „een zekere band' van samen
werking tusschen de beoefenaars van
dezelfde nering".
Het is waar, dat dit één van de be
ginselen is, welke de vakvereeniging ge
meen heeft met de gilden. Maar dit
ééne beginsel vormt geen vakvereeni
ging, zooals wij die opvatten, doch
slechts een vereeniging van vakgenooten.
Neen, ondanks die zucht naar „vrijheid
van beweging", ondanks die „nieuwe ge
dachte over oeconomische vrijheid", wil
len wij beperking van de vrijheid door
bindende regels, door wetten, gegeven
door de vakvereehigingen.
Ook d i t beginsel heeft de vakvereeni
ging met het gilde gemeen, dat de ge
meenschappelijke vrijheid door haar
moet verzorgd worden door te .strijden
tegen de uitwassen van ide persoonlijke
vrijheid en dat dit moet geschieden
door bindende regels. Dat volgens het
kernachtig gezegde van Lacordaire
„tusschen den rijke en den arme, den
sterke en den zwakke het de vrijheid
is, die onderdrukt, en de wet, die be
vrijdt", en idat deze ware opvatting van
de vrijheid beheerschen moet de werking
der industrie, dat is de grondslag van
de vakvereeniging, de reden van haar be
staan en haar werken.
Of deze eigenlijke opvatting van de
vakvereeniging ook de opvatting is van
prof. Blok?
De geleerde ontkent dit nergens in
ldare woorden. Toch zal na het voor
gaande een ontkennend antwoord, dunkt
ons niet geheel ongegrond schijnen.
Ons eindoordeel: Waar het een stu
die betreft van dezen eminenfen geleerde
zou een lofprijzing van ons op de we
tenschappelijkheid van het werk banaal
klinken. Voor oogen houdend het be
sprokene, is de lezing allernuttigst en
hoogst aangenaam. Het bezit van dit
werkje (uitgave Hollandia-Drukkerij te
Baarn), is een ieder aan te bevelen.
Uit cle Pers,
De Alillioenennota.
De millioenennota, gisteren in ons
blad' medegedeeld, leverde de groote
pers nieuwe stof tot beschouwingen.
Somber is de „M aasbode" gestemd
die onder het teekenend opschrift „Don
ker Vooruitzicht" zegt, dat de nota van
het begin tot het einde ééne jeremiade
is.
De cijfers der staatsbegrooting geven
het blad aanleiding tot de volgende over
wegingen.
„De gestadige opdrijving der Staats
uitgaven ook de nieuwe begrooting
doet voor andere niet onder de her
haalde aanvallen aan allen kant op de
staatsruif, 't komt ten slotte neer op den
zak der belastingbetalers.
Flet is allerminst ons bedoelen ten
deze den minister van financiën als zoo-
dnaig een verwijt te doenzulk verwijt
zou ook ten hoogste onbillijk zijn. Maar
het wordt toch, dunkt ons, meer dan
tijd dat onze volksvertegenwoordiging
zich heel ernstig de vraag stelt, of deze
manie van al maar opdrijven der uitga
ven niet te ver gaat; of er wel serieus
naar gestreefd wordt, in onze staathuis
houding te bezuinigen, waar zulks kan.
Om maar iets te noemen, zal toch ze
ker op het stuk van subsidies heel wat
kujinen uitgespaard worden, waar een
instituut als de opeiibare leeszaal
zich ook al in de zorg van onze regeering
verheugen mag. En tevens dunkt ons de
vraag gewettigd of het bij zulk een desola-
ten toestand van 's Rijles financiën niet
mogelijk zoude zijn met de offers, die
wij aan Mars brengen' moeten, wat min
der spoed te maken.
In ieder geval moet het uiterste be
proefd worden, om althans het „nieuwe
middel" waarvan de minister spreekt,
overbodig te maken. De directe-belastin-
gen kunnen niet verder worden opgedre
ven, 't is reeds jaren geleden door den
oud-minister'Pierson openlijk erkend, en
telkens weer gaat toch de beiastingschroef
een slag verder om.
We hopen van harte, d!at zulks dit
maal worde vermeden".
Het „Centrum" stelt de vraag pf
het groote tekort voor 1911 door den
minister niet te aanzienlijk is geraamd1.
„De verwachting, dat het metterdaad
mag gooien! Wat een plons j.ou dat
zijn
Op dat tijdstip was Lodewijk de vijf
tiende bemind bij het Parijsche volk'. Hij
genoot nog de belangstelling die opge
wekt was tijdens zijn ziekte, waarin hij
bijna bezweken was. Het volk zou dan
ook ondanks de sympathie voor Raoul,
niet tegen zijn soldaten ondernomen heb
ben, wanneer de gendarme minder ruw
was opgetreden. Thans echter drongen
zij naar voren, niettegenstaande de en
ergieke tegenstand' van de Kervarie en
men zou waarschijnlijk het niet alledaag-
sche schouwspel gehad1 hebben yan een
gevangene, die tegen zijn eigen wil en
dien zijner vrienden bevrijd Werd, toen
een man in het zwart door de menigte
naar voren trad en vergezeld van den
kleinen jongen, die met de dame mede-
gegaan was op den gevangene toetrad.
Hij boog diep voor Raoul en stelde
hem een brief ter hand1, maar voor Raoul
hem kon inzien, had de gendarme er zich
reeds van meester gemaakt.
J=j geyangeoê mag gee& Jbiigyea
niet onbelangrijk minder zal blijken, dan
thans wordt becijferd, is geenszins on
gegrond1.
Maar de re'geering wil zich-zefve en
het land blijkbaar bij voorbaat hoeden
tegen teleurstelling.
Bovendien zullen binnen niet te lan
gen tijd zware eischen aan den Fiscus
worden gesteld.
En ook met het oog daarop zal men
de noodzakelijkheid van belastinghervor
ming niet kunnen ontgaan, al zal daar
bij tevens de bedoeling moeten voorzit
ten, een billijkqf verdeeling der lasten
te krijgen, dan thans het geval is.
De in 't vooruitzicht gestelde belasltng-
hervorming moge den Fiscus ten goede
komen, zij zal tevens de leemten hebben
aan te vullen, welke thans den belasting
druk in meer dan één opzicht onevenre
dig maakt".
De „Nieuwe Rotterdam'sche
Courant" spreekt van de minder aan
gename berichten, die de nota bevat.
Bij de bespreking der onderdeelen neemt
het blad de gelegenheid te baat, met het
oog op de voorgenomen tariefsherziening,
nog eens de voortreffelijkheid van ons
vrijhandelstelsel in het licht te stellen.
Na de crisis van 1906 en 1907, her
leefde, dank een vrijgevig handelsstel
sel, allerlei takken van 'bedrijf en „de
verhooging van welvaart vond spoedig
dig haar terugslag op 's lands kas. Ver
wonderlijk gauw zelfs men mag zich
dit wel eens voor oogen stellen. Ter
wijl de meeste landen rondom ons, wier
nijverheid en bedrijf zoogenaamd wordt
beschermd, met de geweldigste tekor
ten hebben te sukkelen, en zonder be
roep op de geldmarkt nauwelijks het
evenwicht hunner financiën kunnen be
waren, hebben de financiën hier te lan
de de neiging zich zonder kunstmidde
len te herstellen".
Nog andere politieke munt slaat het
blad uit de nota, als het schrijft
„Geen man, die vuriger tegen opcen
ten was dan het Kamerlid Kolkman,
als een ander ze voorstelde geen mi
nister, die ze regelmatiger aan zijne be
grooting toevoegen moet, dan diezelfde
heer Kolkman?"
Maar ook de financieele politiek der
Regeering wordt heftig gegispt. De mi
nister van financiën „zoekt en blijft zoe
ken en vrijwaart zich dus voorloopig
voor alle critiek".
„Het feit, waar het omgaat, zegt de
„N. R. Ct." ten slotte, is, dat de re
geering geen kans ziet, er met de voor
spiegelingen van vroeger, en met de be
lofte, door de rechterzijde bij de stembus
afgelegd, te komen".
Het „Handelsblad", dat de mil-
lioenen-nota al evenmin opwekkende lec
tuur vindt, jammert ook over de tariefs
herziening, die het leven des volks duur
der zal maken, terwijl de suiker, die deze
duurte eenigszins zou kunnen verzoe
ten, niet goeakooper wordt!
De minister geeft te verstaan, dat het
tekort van 103/t millioen grootendeels
zou moeten gevonden worden uit de
reeds vermelde herziening der gesplitste
inkomstenbelasting en door hetgeen het
nieuwe tarief meer zal opbrengen dan
voor de maatregelen van socialen aard
noodig zal zijn. Van een ten volle re
serveeren der opbrengst van de a.s. ta
riefherziening voor sociale maatregelen
waardoor deze herziening voor breede
kringen aannemelijk moest worden ge
maakt, is derhalve geen sprake meer.
Het is immers zoo gemakkelijk handel
en nijverheid in één moeite door maar
wat zwaarder te belasten. Dit spaart
de moeite uit met nauwgezetheid te
gen een opdrijven der staatsuitgaven te
waken.
Uit de mededeeling dat bovendien een
„nieuw middel" in onderzoek en voor
bereiding is ter versterking der ontvang
sten, valt af te leiden dat de opbrengst
der bovenbedoelde heffingen niet vol
doende zal zijn om het gat te stoppen,.
Bij den langzamen gang der parlemen
taire machine is het niet te verwachten,
dat de toegezegde versterking tijdig ge
noeg tot stand zal komen. Daarom wordt
in vooruitzicht gesteld' de gedistilleerd
accijns te doen dienen tot dekking der
uitgaven voor 1911.
In zijn millioenen-nota voor 1909 deed
de minister van financiën indertijd uit
drukkelijk uitkomen dat de verhooging
van den accijns op het gedistilleerd
slechts voor een jaar tnoest dienen om
het tekort te dekken en later zoude aan-
ontvangen, zeide hij; toen hij het papier
doorlas, veranderde zijn gelaat plotse
ling.
Gij zijt vrij mijnheer, zeide hij tot
Raoul terwijl hij een diepe buiging voor
hem maakte. Hierop zeide de brenger
van de brief nog enkele woorden tegen
den gendarme en verwijderde zich.
Vreugdekreten uit de menigte begroet
ten deze onverwachte ontknooping.
Wat beteekent dat?.... mompelde
Raoul vol verwondering.
De gendarme gaf hem den brief, met
een buiging nog dieper dan de vorige.
Laat eens zien sprak de Kervarie
over de schouders van Raoul heenziende.
De brief luidde:
„Orde om vrij te laten rondgaan
„waar ook, de persoon, die dit stuk
„zal toonen. Order aan iederen trou-
„wen dienaar van den Koning hem te
„beschermen en in geval van nood! bij
„te staan.
MAUREPAS."
QoS ]hoek yaa papier
gewend worden om andere accijnzen
meer bepaaldelijk den suikeraccijns te
verlagen. In d'e begrooting van 1910
werd over dit punt stilzwijgend heen-
geloopen, voor 1911 zal van de vroe
gere goede bedoeling naar thans blijkt
opnieuw niets terecht komen. Met pro-
fetischen blad' heeft het „Hbl." reeds
indertijd de vrees geuit clat het zoo zou
de gaan!
En terwijl de' yerhooging van irivoer-
rechten, die op komst is, het leven des
volks ongetwijfeld duurder zal doen wor
den, wordt de mogelijkheid om het door
goedkóoper en dus meer suiker te ver
zoeten, te gelijk afgenomen. Öf dit in
den ismaak zal vallen?"
STATEN-GENERAAL
Huis der Koningin.
Bij hoofdstuk I worden gelden aan
gevraagd voor voorzieningen aan het ko
ninklijk Paleis het Loo.
In het vooruitzicht van de overbren
ging uit den Westervleugel van het Pa
leis Het Loo van de stalinrichting naar
het nieuwe stalgebouw zal, ter voor
ziening in de dringende behoefte aan
gelegenheid van behoorlijke huisvesting
in den Oostervleugel de noodige woon-
en slaapvertrekken voor gasten en ande
re verblijven moeten worden ingericht,
met overbrenging uit dezen vleugel van
verschillende lokalen en bergplaatsen
naar het te verbouwen voormalige stal-
gedeelte. Een onder het bassecour aan
te brengen tunnel van gewapend beton
zal in de communicatie tusschen beide
vleugels naar behooren voorzien.
Verder zullen voorzieningen moeten
worden getroffen in de vele en ernstige
gebreken, welke het Paleis zelf, het mid
dengebouw met paviljoen, in hooge mate
aankleven. De kosten van de voorge
stelde verbouw en bijbouw worden ge
raamd op f 580,000, en voorgesteld
wordt de uitvoering te verdeelen over
4 jaar.
Buitenlandsche Zaken.
Bij hoofdstuk III wordt voorgesteld
de aanstelling van adjunct-tolk bij het
gezantschap te Tokio op een jaarwedde
van f 3000 en een verblijfvergoeding
van f2700.
In afwachting van een voorgenome to
tale reorganisatie van dé bezitting on
zer diplomatieke posten, wordt voor
gesteld de aanstelling van een kanselier
te St. Petersburg op een wedde van
f 4000.
In verband met den herhaalden wensch
van den verdienstelijken consul-generaal
te New-York om af te tredenj wordt
de uitzending van een beroepsconsul
daarheen voorgesteld. In totaal zullen
de kosten daarvan f 12 a 13,000 bedra
gen.
Het beroepsconsulaat te Tientsin
wordt opgeheven.
Mede wordt de opheffing voorgesteld
van het beroepsconsulaat te Penang.
De verblijfsvergoeding van den con
sul-generaal te Buenos-Aires wordt ver
hoogd met f 2000 en mitsdien gebracht
op f 11,000.
Voor subsidiën aan Nederlandsche
scholen in het buitenland is f 10,000
uitgetrokken.
De minister, die nadere rapporten en
iadviezen afwacht, stelt zich voorloopig
voor onder zekere nader te bepalen voor
waarden subsidie te verleenen aaneen
Nederlandsche school te Brusseleene
te Buenos-Aires en eene te Tres Ar
royos (Argentinië), terwijl ook de Ne
derlandsche nederzettingen in de Rijn
provincie in aanmerking komen.
Een som van f2100 is uitgetrokken
voor de opjeiding van. twee candidaat-
tolken voor den Chineesche" 1
Justitie.
De hoogere raming op hoofdstuk IV
voor kosten van het rijkstucht- en op
voedingswezen vindt hare oorzaak in de
voortgezette maatregelen van reorgani
satie van het rijksopvoedingswezen, wel
ke vóór en in 1911 zullen kunnen tot
stand komen.
Voorts is o. a. verhooging van de ra
ming veroorzaakt door de aanst. in
dien ststeljing der rijksopvoedingsgestich
ten te Amersfoort en te Leiden.
Verder is de begrootingspost voor kos
ten van Voogdijraden verhoogd wegens
een voorgenomen regeling om de uit
breidende taak van de secretarissen dier
een vrij ingewikkeld1 teeken, dat de gen
darme bekeken had met een gezicht als
wilde hij zeggen:
't Is goed, ik zal er mij aan Jiou-
flen.
Raoul en de Kervarie begrepen er
niets van.
Raoul wilde den kleinen leerjongen
ondervragen, maar deze was evenals zijn
metgezel reeds onder de menigte ver
dwenen.
Maar oom, zeide Raoul, kunt gij
mij niet verklaren....
Ik weet er evenmin iets van als jij,
vriend.
Dus hebt gij met....
"Ik ken de Maurepas niet, noch
iemand uit zijn omgeving. En overigens,
hoe zou ik tijd gehad hebben naar hem
toe te gaan
Dat is zoo. Maar wie dóet mij dan
dit vrijgeleide toekomen, vroeg Raoul.
Plotseling kwam de gedachte aan de
onbekende dame weer in hem op.
Wat zou er toch van haar geworden
zijn? ijoe 2014 ik jha,a,r terug kuonen
raden te verlichten door aanstelling van'
een pf meer plaatsvervangers.
Voorts isteunverleening aan het particu
lier initiatief bij oprichting Van obser
vatiehuizen als te 's-Gravenhage een- be^
staat, is een bedrag van f 8000 uitgetrok
ken. 4
Financien.
Op hoofdstuk VII B is voor Voor
schotten aan gemeenten ingevolge de
Woningwet in verband met de aanhang
gige plannen tot woningbouw hetzelfde,
bedrag (f2,000,000) als voor '1910 uit-'
getrokken.
In 1911 zullen de muntwerkzaamhe!-
den in vergelijking met de muntslagen,
waarop aanvankelijk voor 1910 gerekendj
werd, aanmerkelijk worden ingekrom
pen. Het muntbedrijf zal jn de nieuwe
fabriek meer economisch gevoerd! kun
nen worden. Mitsdien is de post „per
soneel" enz. f 38,261 lager geraamd.
Naar het zich, laat aanzien, zal de niexf-
*we iniuit in den aanvang van' 1911 geheel'
zijn voltooid. Ten laste van 1911 voor
den bouw komt nog f 50,000van hef
totaal bedrag, voor den bouw toege»-.
staan, (f 683.500) zal f 80.000 onbe-
schikt blijven. Aangevraagd' wordt
f 33,400 voor de stichting van een grens-
gebouw met ontvangers- en kommies-
verificateursWoning en van twee kom-
miezenwoningen te Vaals; f 18,000 voof
aanbouw van 6 kommiezen-woningen fej
Lobith en f 5400 voor een kommiesH
verificateurswoning te Hansweert.
Een wijziging wordt voorgesteld in!
de salarisregeling der landmeterso. a.
wordt het maximum gebracht van f 2800
op f 3000. i
De uitvoering der Rivierenwet hiaakt
noodig de aanstelling van een inge
nieur-verificateur en 4 landmeters dei!
domeinen.
De kosten voor den staat van de be
dijking der buitengronden in het Aexl-
sche Gat zullen f 45,000 bedragen. De
uitvoering van dit werk stelt echter voor
den staat een voordeel van f 100,000
in uitzicht.
Oorlog.
Onder het aangevraagde bij hoofdstuk
VIII voor den buitengewonen dienst der
genie zijn o.a .begrepen 6 ton voor 'den
bouw van "kazernern enten voor «de cavar
lerie in Noord-Brabant en voor de in
fanterie te Harderwijk en te Venlo. Door
Venlo wordt jn verband mét den bouw
van de kazerne aldaar, f230.000 in 's Rijlcsi
schatkist gestort.
De op deze begrooting gedane voorstel
len tot herziening der officierstraktemen
ten strekken zich niet alleen ,uit tot
traktementen van de subalterne, maar ook
tot die van de hoofdofficieren.
Gelden zijn aangevraagd voor eene re
organisatie der bereden artillerie, welke
beoogt meer partij te trekken van het ver
mogen van ons snelvuurgeschut, dan bij
het gebruik van zes stukken mogelijk u»..
en vooral ook om te verzekeren, dat de
oefening in vredestijd geschiedt mét öe-
zelfde eenheden, die op het gevechtsveld
worden gebruikt.
'Het noodige om tot de opirichtipg van
een nieuwen afdeelingstaf per regiment
veldartillerie te kunnen overgaan op
(deze begrooting aangevraagd.
Verschillende mededelingen worden
gedaan omtrent het reservekader, waaruit
wordt aangetoond, dat niet alken de to
taal toeloop reden tot te\ redenheiJ geeft
doch dit vooral het geval is ten aanzien,
van de niet-militieplichügen.
Maatregelen zijn genomen om voor de
zen zomer, bij wijze van proer, de vaan-
dri,gsopleiding van de reserve-sergeanten
bij de infanterie te centraliseeren in een
tweetal garnizoenen (Amersioort cn Bre
da.)
Het ligt in het voornemen om over te
gaan tot het opheffen van 'de hoofdadmini-
stratiën en van de raden van administratie
van de korpsen en korpsgedeelten v*n
het leger, voorts om de bataljons, welke
thans in administratie zijn bij de hoofaad)-
ministratiën der regimenten infanterie we
der zelfstandig administrate te doen voe
ren.
Gelden zijn uitgetrokken ten etoide (li
gelegenheid te openen, om met ivcrang
van 1 Juli 1911de verschillende door de
vrijwillig dienende onderofficieren geno
ten wordende inkomsten tot jaarl. be
dragen bijeen te voegen en die alsdsn ver
kregen uitkomsten als grondslag te doen
dienen voor de samenstelling öener jaar-
vinden, zeide hij in zich zelvcn.
Hij meende enkele passen van zich ver
wijderd den kleinen leerjongen 'te zien¥
Hij gaï hem een teeken om naderbij ta
komen maar in plaats van te gehoorza
men .verwijderde ihij zich Met hem ver
dween zijn laatste hoop het spoor van
de onbekende dame terug te vinden. Hij
wilde juist naar "den jongen gaan zoeken
toen een nieuwe gebeurtenis plaats greep.
Op de trap van "de balzaal stonden
graaf de Novère en ziju gezellen vol
vreugde toe te "zien hoe ide soldaten met
kolfslagen de menigte trachtten uiteen ta
drijven. Eenige andere "jonge hovelingen
hadden zich bij hen gevoegd, en 'deelden
hun vroolijkhei'd-
Men kan begrijpen hoe groot 3e ver«i
wondering en verontwaardiging van graal
de Novère was, toen hij uit de verte
zag hoe de gendarme Raoul vrij liet en
hem eerbiedig groette.
.Wat moet dat beteekenen? niep een
zijner yiiendenj
AKertt yfirrolgdk