Het erfdeel der Malleroy's.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Dinsdag 20 September.
De Gilden. - De Vakvereenigingen.
Een voor allen (hoogst interessante ver-
JKaiï|deiin,g js idle studie over de gilden,;
[ons geschonken door Dr„ P. J. Blok,
[hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te
[Leiden.
.Waarom Omdat een ieder met belang
istelling moet beschouwen het bestaan,
Iden vorm, de werking van de vakvereeni
gingen,- en... „de moderne va'kvereeni-
Iging is niets -anders idan de (herleving
Ün modernen vorm van het oude gilde."
Met deze woorden van prof. Blok zijn
ide katholieke sociologen het eens, len
idaarom is 't zoo belangrijk die oude gil-
iden te bestudeeren. En als we dit door
imiddel van de gegevens,- ons door den
ihoogleeraar met groote nauwkeurigheid
yersdhaft, doen, dan komen we 'tot de
[mooie ontdekking, dat de gilden die ei
genschappen bezaten,- welke w ij eischen
yoor onze vakvereenigingen.
Ten eerste: De Vakvereenigingen
[moeten katholiek zijn. Dat de gilden, of
schoon (zij in de eerste plaats „de be
vordering der stoffelijke belangen Jiarer
leden" als doel hadden, een katholiek ka
rakter droegen, blijkt ons glashelder uit
de studie van prof. Blok. Ieder gilde had
Zijn heilige, zijn altaar, soms zelfs een
geheele kapel, zijn feestdag, len „werd
vereerd door de jn ede werking
èn leiding van een geestelijke,
soms zelfs van 'een e'igen kape
laan." Als we'bij prof. Blok op pag.
23 lezen, dat na de reformatie „alle ker
kelijk karakter aan het gilde was ontno
men, en zoowel Roomschen als Protes
tanten gildebroeders konden zijn"_en op
de volgende bladzijde vernemen „"dat die
geest van broederschap niet al te luid
meer getuigde in de gilden, en over "het
'algemeen ook van andere plichten weinig
Sprake meer was", dan gélooven we niet
een te wijd besluit te trekken als we
zeggen dat het tweede een gevolg was
yan Ih et èerste.
Toen het godsdienstig .streng Katho
liek karakter was verdwenen, bestond
ook niet meer die kracht, welke voor
komend uit één gemeenschappelijk, hoog
een heilig beginsel tot gezamenlijken ar
beid aanzette.
Ten tweede: De meeste Katholie
ke sociologen beschouwen het als een
ideaal dat de vakvereeniging alle leden
van een zelfde beroep omvat en dat hare
voorschriften bezitten de kracht van wet
ten. Men noemt die vakvereenigingen
dan: publiekrechtelijke beroepsstanden.
In de gilden pu is dit ideaal ver
werkelijkt. Een enkel voorbeeld „Nacht
arbeid, d.i. arbeid vóór het luiden van
de dagklok en na dat van Üe avondklok^
was verboden." „Op heilige dagen en
hooge feestdagen was alle werk' ver
boden, tenzij er bijzondere omstandighe
den aanwezig waren."
In de gilden had men: meesters, kna-
ipen en leerlingen. Men kon het fliet
brengen tot meester zonder een „gilde"
pf „meesterproef", die moest worden
afgelegd ten overstaan van een paar
5,proefmeesters", door het gilde aan-
'geweze.n. Zoo'n proef had dus een door
'de wet erkend gevolg.
Er waren bepalingen, die de mede
dinging tusschen leden van! het zelfde
gild of de onderlinge benadeeling van!
verschillende gilden moesten .verhinde-
Ten of beperken.
Ten derde: 'Als een ver-verwijderde
toekomstdroom beschouwen vele Katho
lieke sociologen het bestaan van een
Sociale Kamer, naast een Politieke Ka
mer. Van die Sociale Kamer, welke de
belangen van de beroepsstanden bij de
regeering moet behartigen, vinden We
reeds een flauwe schaduw in onze Ka
mers van Arbeid en Kamers van Koop
handel.
En nu lezen ,we bij prof. Blok, dat
de gilden veel invloed hadden op de
stadsbesturen, dat o.a, te Dordrecht 8
dit de gilden werden gekozen om deel
FEUILLETON.
40) -
Of.sdhoon zij'als eenvoudige burgers ge
kleed .waren, kon men gemakkelijk zien
diat het edellieden waren. Alleen reeds
jaan de manier, waarop zij de lieden, die
izich op hun weg bevonden verwijderden,
kon men zien, 'dat zij gewoon waren dat
■iedereen plaats voor hen maakte. Zij wa
ren dian ook zeer bekend', warithun naam
'ging reeds onder het volk rond.
Een van hen, dien men als 'den graaf
ide Novère aanduidde, scheen vooral de
nieuwsgierigheid van het volk tot zich te
(trekken. (Hij was een "der vrienden van
pen koning en nam altijd deel aan de
feestmalen in Chorsy» Door zijn roofzucht
en zijn uitspattingen was hij even bekend
|als veracht.
Waarachtig! 't js Ulrie van den mar
kies de Frazires..,. Waar "komt hij van
daan, en wat beteekeid dat IwmZ Kom
hier* kereH
te nemen aan het stadsbestuur, dat
soms naast den „burgemeester van >s he
ren wege" stond den „burgemeester der
gemeente" gekozen uit de gilden.
Wij hebben slechts een greep gedaan,
uit de vele, kleine, kenteekenende bij
zonderheden betreffende de gilden, wél
ke de lezing vain Prof. Blok's Nverkje
voor 'n ieder alleraangenaamst
maken. Toch kunnen we onze bespre
king niet eindigen zonder gewezen fe heb
ben op den geest, de richting, welken
wij meenen in de studie van den hoog
leeraar te ontdekken. Dit in een volgend
artikeltje.
SJit «ie Pers»
De Kustverdediging.
De „N ieuwt Rotterdam'sche
Courant" acht verduidelijking noodig
van de passage uit de Memorie van
Toelichting, waarin het „een algemeen
veldwinnende overtuiging" heet, dat ,,'s
lands maritieme grenzen te eeniger tijd
kunnen zijn blootgesteld aan een cn
verhoedsche bedreiging of een coup de
main, zeer kort na, of gelijktijdig met
een formeele oorlogsverklaring. Dit was
voorzeker te meer noodig, zegt het
blad omdat er evenzeer velen zijn bij
wie de ter zake dienende overtuiging
geenszins veld heeft gewonnen;. De
merkwaardige openbaring in dit op
zicht is nog slechts kort geleden ge
bracht door den oud-Minister van Marine
Cohen Stuart, die het zoogenaamde drei
gende gevaar loochent en de „veldwin
nende overtuiging" feitelijk terugbrengt,
om' zoo te zeggen, tot „veldwinnende
rust". Wij kunnen en willen niet verhe
len, dat wij de zienswijze van dezen vroe-
geren bewindsman in hoofdzaak deelen,
al erkennen wij niettemin, dat de kust
verdediging voorzieningen behoeft. Maar
die zouden o. i. tot bescheidener om
vang kunnen worden teruggebracht dan
de yan regeeringswege bedoelde. Im
mers, zooals wij den toestand aan de
zeezijde begrijpen, zal in een eventuee-
len oorlog Duitschland naar alle waar
schijnlijkheid door de geweldige over
macht der gecombineerde Engelsche en
Fransdhe marine dermate in de verde
diging worden gedrongen, dat zijn
scheepsmacht tot andere dan defensief-
offensieve operatiën in de nabijheid van
zijn eigen kust bezwaarlijk zal in staat
zijn. Van een aan „ieder der strijdende
partijen" beletten, onze havens in bezit
te nemen, schijnt dan ook op het oogen-
blik allerminst sprake behoeven te zijn,
tenzij men mocht meenen, dat van: Duit-
sche zijde een poging tot bezetting langs
den landweg zou worden beproefd
een eventualiteit, waartegen echter ka
nonnen van *28 cM., die tegen de zee
gekeerd zijn, wel weinig zullen vermo
gen. Het gevaar zou dus meer in het
bijzonder, van Engelsche zijde moeten
worden verwacht, zullen de enorme uit
gaven aan fortenbouw gewettigd mogen
heeten. Maar is daar zulk dringend ge
vaar? Wij betwijfelen het. Wij betwij
felen, of Engeland, dat steeds met Ar-
gusoogen elk veldwinnen van Duitschen
invloed in de beide Nederlanden gade
slaat, spoedig er toe over zal gaan .door
aanslagen tegen onze kust, d. w. z. door
schending van onze onzijdigheid ons in
de armen, van Duitschland te voeren, en
zoodoende het gevaar in het leven te
roepen, dat het juist steeds zoekt te be
zweren.
Wij gelooven daarom inderdaad, be
sluit het blad, dat de overvallingsvrees,
die velen schijnt te hebben aangegrepen',
niet voldoende gemotiveerd is. Zeer te
recht heeft dan ook o. i. de oud-minister
Cohen Stuart aangeraden de quaestle
der kustverdediging met kalmte onder de
oogen te zien. Inderdaad, waar 25 jnü-
lioen voor fortenbouw wordt gevraagd,
ongerekend de millioenen voor zuiver
maritieme doeleinden, daar geldt het:
bezint, eer gij begint.
Bij de uitgevers van Stockum' te 's-
Gravenhage is van de h,and van den'o ujd-
minister van Oorlog H. S. Staal
eene brochure verschenen over „De ver
betering onzer Kustverdediging", naar
aanleiding van het .bekende Regeerings-
voorstel.
Plotseling had ide gezellin van Raoul
zich omgedraaid.
Ik kan de laan niet afgaan, zeide
Zij: ik zal Idan maar liever weer naar
het bal gaan.
Maar nog terwijl 'zij sprak, bemerkte
zij eenige jonge mannen, "die naar de
trap gekomen waren, ;om de vlucht d'er
lakeien te zien.
Mijn God! mijn God! mompelde zij
vol schrik, en wierp een vluchtigen ,blik
in 't rond.,
Zou men niet door dit gebouwtje
zich kunnen verwijderen, vroeg zij wij
zende op een soort pakhuis van twee
verdiepingen.
Neen, antw^orde de kleine leerjongen
die weer op hen toegekomen was. Daar
bewaart Hugonin, de eigenaar der dans
zaal zijn stoelen en tafels.
En is er geen uitgang naar een straat.
r— Dat geloof ik niet dame,.
i— Maar, wat moet ik dan beginnen?
vroeg zij [naar de beide uiteinden der laan
ziende.
Voorafgegaan door den lakei, die hen
zijn ongeval verhaalde, begaven de Novè
re en zijn makkers zich naar het bal,. De
andere jongelieden waren van "de {rap giq-
Jcojneij £,n gingen, frea {egemoet.
De aanhef reeds geeft te kennen, dat
deze autoriteit op defensie-gebied niet
tot de voorstanders behoort.
„Het Regeeringsvoorstel" tot„Instel
ling van een Fonds ter verbetering van
de kustverdediging", zegt hij i—
brengt hem die h,art heeft voor de lands-
verdedignig, maar daarom' toch niet blin
delings mee wil gaan met élk voorstel
tot verbetering der defensie, in eene
moeilijke positie.
„Zal hij niet dan ongaarne een voor
stel bestrijden, dat toch in ieder geval
strekt tot eene .verbetering der kujst-
verdedi'ging, welke op zich zelve als
urgent is te beschouwen, lastiger wordt
het voor hem, als Wij tot de overtuiging
komt, dat het regeeringsvoorstel veel
meer vraagt dan .werkelijk noodig is te
achten jot het verkrijgen van de ver-
eischte veiligheid."
De schrijver drukt dan de vrees uit,
dat dit „teveel" eenerzijde, ook hier
noodwendig moet leiden tot een „te .wei
nig" anderzijds.
Immers, terwijl het, naar zijne over
tuiging, voor de kustverdediging, voor
de doode weermiddelen, meer vraagt
dan noodig is, blijven uitgaven achter
wege, welke als dringend noodig zijn
te beschouwen voor de verbetering der
levende strijdkrachten.
Na een uiteenzetting der algemeene
defensiebeginselen, welke sahr. meent
dat moeten worden toegepast, en na die
toepassing in bijzonderheden op het on
derhavige wetsontwerp te zijn nagegaan,
besluit schrijver:
Zijn mijne beschouwingen "juist, dan
zóu men door inwilliging vkn het re
geeringsvoorstel ruim 121/2 millioen'
meer uitgeven dan voor de defensie-
belangen noodig is. En dat, terwijl nog
millioenen noodig zijn voor: verbetering
van het leger (uitbreiding van het con
tingent, invoering van algemeeneri
dienstplicht, vóóroefening der jrt-igd,
betere bezoldiging van het kader, ver
betering van pensioenen), voor apprö-
viandeeringsmaatregelen, voor verbete
ring van de overige fronten der Vesting
Holland, voor ook maar eenigszins vol
doende uitrusting van goede bewape
ning en munitie van onze overige linieën
en stellingen.
Millioenen, welke al beschikt de
Regeering over nog zulk een groote en
volgzame meerderheid in de beide
takken der Volksvertegenwoordiging,
wel niet zoo gemakkelijk te verkrijgen
zullen zijn, na aanneming v; n dit dure
ontwerp.
Ik stel er prijs op, nog eens. ten stel
ligste te verklaren, dat mijn betoog al
lerminst de strekking heeft om aan de
Regeering te onthouden wat zij noodig
heeft tot goede inrichting onzer weer
middelen. Het bedrag dat aangevraagd)
wordt, schrikt op zichzelf mij niet af.
Hoe groot het ook moge zijn, wij heb
ben de offers te brengen, noodig voor
een krachtige weerbaarheid.
Door liet Regeeringsvoorstel wordt
echter van die offers m. i. niet het noo-
dige rendement verkregen, of liever: naar
één zijde meer dan noodig is en dit
waarschijnlijk ten koste van wat elders
wordt vereischt.
Dan liever een Weerbaarheidsfonds,
diat desnoods evenveel als het thans
voorgestelde vraagt, maar niet slechts
dient tot verbetering der kustverdedi
ging, doch tevens tot het bestrijden ook
van al die uitgaven, welke alsnog noo
dig zijn voor zaken, die ik zooeven ver
meldde, en die voor betaling uit een
londs vatbaar zijn.
De „Standaard" schrijft onder het
opschrift „Gevaar voor onze kust", dat
onze landsverdediging steeds ons zwakke
punt is geweest. Toen in 1870 het oor
logsgevaar naderde, was niets gereed.
En wel beeft men sinds veel gebe
terd, maar toch op bekrompen voet.
Meer dan een kwart eeuw lang hebben
we ons blind getuurd op den revan
che-oorlog, die opnieuw Duitschland
met Frankrijk slaags zou doen raken,
en geheel onze militaire politiek werd
die lange jaren beheersch.t door de ééne
vraag.
Thans, nu de bordjes verhangen zijn',
en het meer tusschen Duitschland en
Engeland spookt, vestigt zich aller aan-
idiadht als vanzelf op de veiligheid van on-
Bedreigt u eeriig gevaar? vroeg
Ravul verwonderd over haar gedrag.
'Ja zeker, Jnljnheen. 'Ik moet tot
eiken prijs een ontmoeting met die jon
gelui vermijden.
Welnu, dame, ga idan hier binnen,
zeide Raoul, wijzend op de bergplaats.
rJa, (het zijn lieden van het hof, en
zij zullen wel willen weten wie ik ben, icïi
binnendringen.
Zoolang ik' leef, zullen zij niet bin
nenkomen, riep Raoul vol wilskracht.
De jonge vrouw aarzelde nog een 00-
genblik, en trad toen binnen, terwijl de
kleine leerjongen haar volgde.
'Raoul bleef met gekruiste armen bui
ten ,zijn vijanden waciliten. Men waar
schuwde hem dat er ,om politie gezon
den was.
Laat ze maar Tomenftntwoorddle
Raoul,
1Pas toch op, het zijn heeren van het
hof, die u gevangen zouden zetten of
doen geeselen.
Dank u voor uw waarschuwing,
maar ik kom uit een land waar men zich
liever laat idooden,; dan voor een vijand te
vluchten Als een van u mij een dienst
bewijzen wil, laat hij dan naar de herberg.
BÖSt.JöilifeiS tmi'zsn te*. aaarifl-
ze zeekust, en daarbij komt men nog-
maalst ot dezelfde droeve conclusie, die
zich aan een ieder in 1870 voor ons leger
opdrong, tot de pijnlijke conclusie name
lijk, dat we bloot voor den vijand liggen.
De zorge voor onze zeekust is eenvoudig
meer dan dertig jaar lang op de meest
onverantwoordelijke wijze verwaarloosd.
Langer uitstel uiterst bedenkelijk ach
tend, heeft nu het Kabinet de koe bij
de horens gevat, en komt tot de Statefi-
Generaal met het voorstel, om ijlings
onze kust onder handen te nemen, eïi
zoo mogelijk in lacht jaar tijds onze
zeekust weerbaar te maken. Daar niets
in orde is, moet op elk punt van verde
diging de noodige correctie worden aan
gebracht. Dit alles zal bijna 40 millioen
kosten. Voor die som wil het Kabinet
een fonds stichten, dat in 1932 ver
effend zal zijn, de rente gerekend op
3% pCt.
Voor deze daad van moed heeft het
Kabinet aanspraak op de waardeering
van een iegelijk, die voor de onafhan
kelijkheid van ons vaderland warm voelt.
Niets is voor een Kabinet hinderlijker
dan wanneer het voor de Landsdefensie
aanzienlijke bedragen pioet aanvragen1.
Dan toch weet het vooruit, dat een
storm van uit den hoek der krenterigheid
te wachten is. Op geen punt is onze
landaard zoo gevoelig als op de beurs.
Voor oppositie-middel is zulk .een voor
stel als geknipt. Te meer als, gelijk
nu, de kas van het land bedenkelijk lee-
ge plekken te zien geeft.
Maar juist daarom komt aan het Ka
binet hulde toe, dat het hiervoor nieit
uit den weg ging, niet in zijn schulp
kroop, maar den moed greep, om met
zijn duur plan op de politieke markt te
komen.
Overdreven heeft het daarbij niet. Het
liet het fort bij Terneuzen weg. Het
liet de positie bij Den Haag ongedekt.
Het kromp de zes kruisers op vier in.
En het bezet de forten in vredestijd
maar matig.
Maar voor dit bezuinigd plan staat
het dan nu ook met zijn volle verant
woordelijkheid. Als zes van de negen
Ministers onder goedkeuring van den
Ministerraad, deze voorziening in de
kustverdediging eenmaal n o o d z a k'e-
lijk verklaren, gelijk op blz. 1 van de
Memorie van Toelichting geschiedt, dan
weet men vooruit, dat ze niet terug
kunnen, en dat principieele verwer
ping van hun voorstel hun geenrandere
keuze zou laten, dan om af te treden.
Bij een voorstel als dit, onder het be
roep op de stellige noodzakelijk
heid ingediend, is hun ministerieele le
ven de inzet. Door na eventueele ver
werping van zulk eein voorstel van wet
aan te blijven, zou hun ministerieele ver
antwoordelijkheid ophouden gedekt te
zijn.
Een toestand als waarin thans onze
kustverdediging verkeert, brengt boven
dien het gevaar met zich, dat men in
oogenblik van spanning, er den vijand
door uitlokt, om zich met een coup de
main van onze zeegaten meester te
maken. Van een landing als bij Bergen
behoeft daarbij niet eens sprake te zijn.
Geen land der wereld kan heel zijn kust
verdedigen. Maar op de genaakbare zee
gaten komt het op aan, en die zouden,
gelijk nu de zaken er toe liggen, bij ver
rassing en overrompeling, bijna zonder
slag of stoot te nemen zijn.
Natuurlijk kan men over de bijzonder
heden in overleg treden. Maar dit alles
raakt d ewijze van uitvoering niet het
voorstel zelf.
En als nu het Kabinet voorgelicht
door de deskundigen, die ad hoe tot
het geven van voorlichting geroepen
waren, verklaren komt, We kunnen er
niet buiten. Er moet doorgetast. Onze
onafhankelijkheid en onze nationale ver
plichting legt ons die uitgave als ge
biedende noodzakelijkheid op dan
heefth et aanspraak op steun en ,waar-
aeering, en zou Nederland zijn eigen
toekomst op het spel zetten, zoo de
finale werd, dat men het voorstel af
wees.
Principieele verklaring.
Onder dit opschrift driestart „Het
Ce ntrum"
„In zijn Memorie van 'Antwoofd over
dér Rervarec zeggen dat zijn neef in ge
vecht isp
Een oogenblik later was graaf de Novè
re met zijn metgezellen bij Raoul: op
het leven dat zij maakten kwam een groo
te menigte, nieuwe botsingen voorziende
aansnellen. Als de directeur van het Pa
phos-bal, de deuren met gesloten had, zou
voorzeker de grootste (helft van zijn be-
bezoelcers naar buiten gestormd zijn om
bij het opstootje tegenwoordig te kunnen
zijn.
XVIIde HOOFDSTUK.
Graaf Hector de Novère, kapitein van
(het Fransche legefly was een man van
ongeveer veertig jaar. .Een harde trot-
sche en onbeschaamde uitdrukking had
veel Van zijn vroeger zoo sdhoone gelaats
trekken doen verdwijnen. [Zelfs aan (liet
hof, waar de hertogin de Chateaurouse
hem de hand boven het hoofd hield, was
hij gevreesd om zijn driftigheid. Aan zijn
smulzucht Idnakte hij (de gunst van Lo
de wijk den vijftienden, die hem altijd op
de feestmalen te Milette en Choisy noo-
(diigde,
De graaf, die reeds lang zijn voorvader
lijk! bezit verkwist (had, en verscheidene
jaren lang van hetgeen hij leende geleefd'
li,a1d1 leidde reeds eenjge jar^n eeq leven
de voorgestelde wettelijke maatregelen te
gen de zedeloosheid, stelt de minister
zich zeer beslist op principieel standi-,
punt. j'
Na de woorden van 'de Memorie van
Toelichting te hebben geciteerd, jneeajj
Jhet blad, dat het een "feit van be teekenis iis»
dat van de zijde der regeering zoo kloek
het beginsel op den voorgrond wordt ge*
plaatst.
'Schier onbewust laten velen zich nog
door de christelijke levensopvattingen be-,
heerschen al hebben zij in het algemeen*
met de positieve leer van het Christen-,
dom gebroken. Maar gaandeweg ïnoét
de invloed dier opvattingen afnemen; ea
de strijd tegen (de immoraliteit in (harq
onderscheidene vormen verzwakken, wan
neer de eenig goede |em vduurzame 'basisj
wordt prijsgegeven.
Op de vraag, wat al dan niet ïnoreefc
moet worden 'geacht, gééft alleen da
'christelij'ke zedenleer het afdoende ant
woord, - een antwoord, dat gekit voot
alle tijden b 1
Denkt men haar (weg, dan verdwijnt
de hechte grondslag, om plaats te maken
voor vraagteekens, met verwarring ,en
verwildering in hun gevolg.
Er kunnen zedelijk-levende niet-chris-
tenen zijn, zec<r zeker, gelijk men ook
christenen vindt, die hun naam oneer;
aandoen.
Maar de band tusschen zedelijkheid er*
Christendom is onverbreekbaar, én wan*
neer het laatste niet wordt hoog ge
houden, moet ook de eerste schade lijden^
De ministerieele verklaring legt dien
nadruk op dezen nauwen band zonder da|
zij persoonlijk kwetsend is voor hen, die
niet tot de geestverwanten van 'den on
derteekenaar der Memorie behoorenA
Politieke staking.
.Wij lezen in „De cTijd":
„Socialisten en anarchisten zijn 'ge
zworen vijanden! „Het Volk" verzekerde
het keer op "keer met den meesten na-
druk. Zoo zouden de anarchisten door,
hunne onbekookte opvattingen omtrenf
algemeen, politieke stakingen en het
staak-maar-raak-systeemde oorzaak
zijn van de ontaarding der vakorganisatie
en een ernstig beletsel yoor haar .bloei
en vooruitgang.
En wat zien wij nu gebeuren? I11 de
rede, door 'Mr. [Troelstra gisteren voor
de Iriesrechtbetoogers gehouden, wordt
de algemeene politieke staking jn het
uitzicht gesteld als het wellicht onver
mijdelijk middel om (het algemeen kies
recht van de regeering af te dwingen. "Ben
dreigement in optima forma dus*
Maar dit daar gelaten, wat te enken van
de herhaalde betuiging der socialistische
pers en redenaars, dat niet zij, maar de
anarchisten de revolutionairen geest in
de vakorganisatie aankweeken en daar
door een geregelde actie tot verbetering
der arbeidsvoorwaarden onmogelijk ma
ken? Het is klaar als de dag, dat mr*
Troelstra door dergelijke redevoeringen
den anarchisten in de kaart speelt en af
breekt, wat hij en zijn vrienden vroeger
opbouwden.
Tusschen socialisten en anarchisten be
staat hoofdzakelijk dit verschil, dat die
eersten hun anarchistische matuur idoor-
gaans weten te verbergen, en zich alleen
„in onbewaakte oogenblikken" in hun
waren aard toonen."
De roode Pet.
"Uit ;,De Middenstandsbond»":
„Van verschillende zijden vraagt me'nfi
ons wat wij over het Optreden van z.g. I
incassobureaux met roóde petten den
ken.
Wij hebben reeds in verschillende ar
tikelen er op gewezen en herhalen het,
hier, dat het de plicht is van "den Mid-
denstand om dergelijke door particu
lieren op touw gezette methodes niet
in de hand te werken, doch met kracht!
tegen te gaan, en aan deze gelukzoekers
geen posten ter inning aan te bieden."
Kerknieuws.
Eucharistisch Congres te Montreal-
Van de indrukwekkende processie,
welke te Montreal is gehouden, kunnen!
we nog het volgende vermelden
Overal, waar een open ruimte is, heeft
men tribunes opgeslagen, en daar zit-
alsof hij vijftig duizend livres rente per
jaar genoot. Waar dat geld vandaan kwam'
wist niemand.
Zich nog de ontvangst herinnerend die
het volk hem en zijn soldaten het jaar'
te voren 11a den slag bij Dettingen be
reid had, zocht hij bij iedere gelegenheid
zich te wreken.
1 Die schooiers 'hebben niet gewild,
dat onze lakeien zouden weten wie dat;
meisje was! riep hij, tot zijn vriendenk,
Welnu ik moet het weten!
En wij ook, riepen zijn metgezellen*'
Een gemompe; steeg op uit het vólk-
"Stilte! brulde Novère, zich omkee-
rend. De eerste van ,u 'die bromt zal ikf
doen arresteeren door de soldaten die iW
heb doen halen.
Te Dettingen? riep iemand'.
De graaf wendde zich [in de richting}
vanwaar Ihet geluid kwam, maar de schulp
dige was in de menigte verdwenen.
Ondertusschen hadden zijn metgezellert
zich naar Raoul begeven.
De toegang tot de bergplaats was zeer
nauw en eindigde in een kleine trap met
steenen leuningen. Raoul stond voor dq
onderste trede, zoódat niemand langs heigf
kon passeeren zonder zijn goedvinen.
{Wordt ycrvqlgdk