236 recht tot verdenking tegen dezen als tegen mijn cliënt geeft, maar ik wil liever eindigen. De heer ambtenaar van het Openbaar Ministerie heeft van u gevorderd, mijne heeren, dat gij tot herstel der geschonden gerechtigheid het „schuldig4' over mijn cliënt zult uitspreken hij heeft gezegd dat ge een zware schuld op u zoudt laden door den moordenaar vrij te spreken. Maar dat zult ge ook nietalleen zeg ik u nogmaals, zoek .den schuldige niet op de bank der beklaagden, en verschaf mijn cliënt ten minste deze kleine voldoening voor al het lijden, dat hij doorstaan heeft, door hem met alge- meene stemmen van deze misdaad vrij te spreken.44 Hij ging zitten, en zoo geweldig was de indruk van zijn pleidooi en vooral van het slot zijner verdedigingsrede, dat er een gemompel van bewondering door de zaal ging, toen dr. Sallenthin uitgesproken was. „Verlangt de heer ambtenaar van het Openbaar Ministerie nog het woord,44 vroeg de president.- Het antwoord luidde ontkennend. De president gaf nu een samenvatting van geheel het rechtsgeding, waarna de recht bank zich in raadkamer terugtrok om echter spoedig weer te verschijnen en den beklaagde met algemeene stemmen onschul dig te verklaren aan het hem ten laste gelegde misdrijf. Met wankelenden tred verliet Fernow de bank der be klaagden, maar nog eer hij de deur van deze achter zich gesloten had, lag Frida al in zijn armen. Hij drukte haar zacht aan zijn hart. Daarna reikte hij dr. Sallenthin de hand en vroeg met bevende stem: „Hoe zal ik u danken, mijnheer „Danken? Waarvoor." antwoordde Sallenthin kortaf. „Ik zou u eerder dankbaar moeten zijn, dat ge mij gelegenheid hebt verschaft tot een pleidooi, dat mijne renommée als advocaat aanzienlijk zal doen stijgen. En ook u, juffrouw Fr;da, moet ik danken, dat ge mijn pogingen zoo krachtdadig ondersteund hebt. Nu is het tijd voor de herziening van het eerste vonnis, en dat ge ook van die misdaad vrijgesproken wordt daarvoor blijf ik u thans borg. Hadt ge maar eerder mij in het vertroywen genomen, hoeveel verdriet zoudt ge u bespaard hebben, oude vriend 1" „En mag ik nu ook bij u in betrekking blijven," vroeg Fernow. „Neen, maar ik denk wel dat ik een betere voor u zal vinden," was het antwoord. „Intusschen is het nu hoog tijd om aan tafel te gaan, en ik noodig u beiden uit, mijn gasten te zijn. We kunnen dan het een en ander met elkander bespreken. Daar ik mijn lieve moeder niet aan het voor alle PANORAMA VAN Dl een prachtig overzicht van deze „World's Fair", die in grootte en beteekenis met de[< links „Bruxelles-Kermesse", een nabootsing van Oud-Brussel met allerlei vermakelijkhri Nederland, geheel rechts boven de amusementen-terreinen, rechts onder, grenzend ati uitgestrekte terrein, dat bereikt wordt met de electrische trams uit de stad Brussel, j grootste gedeelte van de Belgische afdeeling, behalve de apam de „water-chute", een soort rutschbaan, die in het water eindigt en die èn bij den val èn bij den plof in 't water, waar het bootje dan op drijven blijft, tot veel gegil en pret aanleiding geeft. Vooral des avonds, als de lichtjes van Bruxelles-kermesse1-nagemaakt „Oud-Brussel, flikkeren, heeft dit vermaak ontzaglijk veel aftrek. j huisvrouwen zoo alleronaangenaamste gevaar wilde blootstellen, het eten onder het wachten te zien be derven, heb ik haar gevraagd ons in het hotel „De vier jaargetijdenu te willen opwachten, en daarheen heb ik nu ongeveer een kwartier geleden getelefo neerd, dat wij spoedig zouden komen. Vooruit dusf vrienden Terwijl hun rijtuig stadwaarts reed, voerde een ander minder gemakkelijk voertuig Walter Fehrmann naar het Huis van Bewaring. Men kon het dr. Sallenthin's moeder aanzien, hoe trotsch zij was op den roem. door haar zoon behaald, en over haar moederlijk lief gelaat lag bovendien een geheimzinnig-plechtige uitdrukking. In het kleine salon, waar de maaltijd opgediend werd was het kleine gezelschap weldra in een leven dig gesprek gewikkeld. Toch waren allen, de oude dame uitgezonderd, nog onder den indruk van het zooeven afgeloopen rechtsgeding. Herhaaldelijk werd dr Sallenthin door zijn moeder aangestooten, als wilde ze hem aan iets herinneren, maar schijnbaar zonder succes. Maar eindelijk toen de champagne in de glazen parelde, stond de advocaat op en sprak op warmen toon: „Wij hebben vandaag eenige uren doorgemaakt, die u, beste Fernow, en uw lieve dochter wel onvergetelijk moeten toeschijnen. Sta mij toe, beste vriend, dat ik thans mijn belooning vraag voor hetgeen ik in uw belang gedaan heb. Dat lijkt misschien zelfzuchtig en is het misschien ook wel. Maar mijn lieve moeder hier heeft met dat fijne gevoel, waarover de vrouwen in het algemeen en de moeders in het bijzonder schijnen te beschikken, ontdekt dat het met mijn hart niet recht in orde is. Lang heb ik geaarzeld den stap te doen waarvoor ik thans sta. Het was de vrees, dat juffrouw Frida met haar nauwelijks twintig jaren voor mij, den veertiger, onmogelijk werkelijke liefde kon gevoelen, en dat ze misschien om haar vader te helpen, haar hart ten offer zou brengen. Die vrees kan ik nu ten minste op zijde zetten en daarom durf ik u nu dan ook vragen, juffrouw Frida, kunt en wilt ge besluiten, mijn lieve vrouw te worden Het jonge meisje kon van ontroering geen woord UIT „BRUXELLES-KERMESSE", EEN VAN DE AMUSEMENTEN GEDEELTEN DER BRUSSELSCHE TENTOONSTELLING,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 10