De Lustrumfeesten.
Sport.
Luchtvaart
Een vliegwedstrijd in Holland.
We hadden gisteren een onderhoud met
den heer Harry Hoppkens, vertegenwoor
diger van een internationale onderneming,
die zich ten doel stelt vliegwedstrijden
te organiseeren. Genoemde heer vertoeft
thans in ons land, om te pogen hier derge
lijke wedstrijden tot stand te brengen,
indien men bereid is van Hollandsche
zijde kapitaal bijeen te brengen om als
prijzen beschikbaar te stellen.
Indien dit gelukt, zal waarschijnlijk in
de buurt van Schevingen naar een geschikt
terrein gezocht worden.
De vleiger Heitmann, in bezit van een
Blériot en een Antoinette, is ter beschik
king der onderneming.
Het ligt in de bedoeling van den heei
Hoppkens omtrent een en ander overleg
te plegen met de Nederlandsche Vereeni-
ging voor Luchtvaart. (N. R, Ct.)
Land- en Tuinbouw.
Bloemententoonstelling te Haarlem.
Het hoofdbestuur van de Vereeniging
voor Bloembollencultuur heeft de gouden
medaille van H. M. de Koning toegekend
aan de firma M. van Waveren en Zonen,
te H i 11 e g o m, voor het meest bijdragen
aan het welslagen der bloembollenten
toonstelling; de groote gouden medaille
van H. M. de Koningin-Moeder aan de
afdeeling L i s s e voor de vollegronds-
tentoonstelling, en de zilveren van H. M.
de Koningin-Moeder aan den heer C. G.
van Tubergen, voor de 4e tijdelijke ten
toonstelling.
Ofschoon de rekening nog niet defini
tief kon worden afgesloten, kan toch
reeds worden voorspeld, dat van de Nat.
Bloemententoonstelling vermoedelijk geen
nadeelig saldo zal overblijven, doch dat
de inkomsten en uitgaven elkander nage-
zullen dekken.
Dit is voor velen zeker een onverwacht
resultaat.
Möller's „Deutsche Gartnerzeitung"
oevat een uitvoerig verslag van de ten
toonstelling met talrijke afbeeldingen.
Dat de ijverige Hollandsche kweekers,
zoo wordt in het blad geschreven, niet
alleen in staat zijn iets te presteeren op
het gebied van de bloembollencultuur,
maar zich ook met goed gevolg op
andere teelten toeleggen, is een feit, dat
niet ontkent kan worden en hetgeen werd
tentoongesteld, toonde, dat de concurrentie
van de Hollandsche kweekerijen voor
den Duitschen Tuinbouw zeer krachtig
begint te worden. Men zag verschillende
culturen, die vroeger zeker niet op die
schaal gedreven werden en die den in
druk maakten, dat zij in staat zouden
zijn, ook aan grooter eischen te voldoen.
Van de vollegrondstentoonstelling wordt
opgemerkt, dat men zoo iets volmaakts
zelden zien zal.
In de Amerikaansche vakbladen werden
verschillende afbeeldingen opgenomen
van het bezoek van den oud-President
Roosevelt aan de tentoonstelling met
korte beschrijvingen, die het alle met
elkaar eens zijn over de groote beteekenis
van de tentoonstelling.
De heer I. G.J. van den Bosch, hoofd
inspecteur van 'tNederl. Rundvee-Stam
boek, heeft als zoodanig ontslag genomen.
De eerste dag.
De Stadt loopt overendt."
Een heerlijke Junimorgen bracht he
den duizenden wandelaars op de been. De
scholen hebben vfrjaf; haar bevolking
krioelt tusschen de ouderen en belem
mert het verkeer langs den weg. Werklie
den hebben den ganschen nacht doorge
werkt om de laatste hand aan de straat
versieringen te leggen en zetten ook van
morgen nog hun arbeid voort.
't Is eerst thans mogelijk een eindin
druk van de versiering te vestigen, maar
deze bevestigt geheel ons oordeel van
Zaterdag.
Wat de versieringen van particulieren
betreft, staat de Breestraat bovenaan. Ho
tel „Du Lion d'Or", waar de Utrechtsche
Senaat zijn intrek nam, heeft een overwel
digende bloemen- en plantenversiering
waaraan de vetpotjes des avonds een
eigenaardige bekoring zullen geven. Café
de Harmonie, de zetel van den Delftschen
Senaat, is van boven tot beneden elec-
trisch langs de lijnen geïllumineerd, ook
hier, evenals bij Hotel Central, waar de
Groninger Senaat onderdak vond, rijke
bloemen- en plantversiering. "Een greep
willen wij slechts doer, uit de overige
kostbare versieringen. ,Het huis van den
pedel van het Corps, den heer Vilders,
waar een der hoofdpersonen verblijf houdt
heeft een van de overige afwijkende kleu-
ren-illuminatie in buitengewone pracht;
de heer Timmerman ülumineert zijn ma
gazijnen met electrisch licht langs alle
lijnen, terwijl boven den ingang de buste
van Minerva tusschen frisch groen prijkt;
Hotel Levedag, de firma Choufour, en
de Vergulde Jurk hebben effectvolle il
luminaties; de stoffeerderij van de heeren
yan Êwijk heeft egii fraaie dragers-ver
siering, evenals die van den heer Splinter
aan de Hoogewoerd.
De heer Trel, sigarenmagazijn aan het
Noordeinde bracht in zijn etalage smaak
volle bloemversieringen aan met Minerva
als 't milieu. Het sigarenmagazijn Kort
Rapenburg 14 heeft iets heel bijzonders:
het Academiegebouw, vervaardigd uit ta
bak, sigaretten en sigarenkistjes, welk
kunstwerk 's" avonds geïllumineerd is.
Zoo ziet men door de stad wandelenld
dan dit, dan dat, te veel om op te noe
men.
De Turfmarktbewoners hebben nog
electrische illuminatie voor hun woningen
laten aanbrengen; de Maaismanssteeg is
ter hoogte van het magazijn van den heer
Pierrot met groene afhangende guirlan
des en een bloementak in het midden
versierd; de Korenbrugsteeg heeft ook
nog ,eene versiering gekregen enz.
De R u n i e.
Uit alle oorden des lands hebben de
oud-leden van het Leidsch Studenten
corps gevolg gegeven aan den oproep
der Algemeene Reünie-Commissie om
naar Leiden te komen en getuigenis af te
leggen van hun nog onverflauwde liefde
voor de Alma Mater. Dize Commissie
bestond uit de heerenMr. W. van der
Kaaij, 's-Gravenhage. Mr. B. M. Vlielan-
der Hein, 's-Gravenhage. Mr. W. Thor-
becke, 's-Gravenhage. Mr. C. H. B. Boot,
Rotterdam Mr.. W. van der Vlugt, Lei
den. Mr. J. Kappeijne van de £opello,
Amsterdam. Mr. A. C. Visser van Ijzen-
doorn, Leiden. Mr. M. A. M. Viruly,
De Steeg. Mr. P. J. van Wijngaarden,
Rotterdam. Mr. W. B. R. v. Welderen
Baron Rengers, Stockholm. Mr. G. Visse
ring, Batavia. Jhr. Mr. G. A. H. Michiels
van Kessenich, Roermond. Mr. A. R.
Zimmerman, Rotterdam. Mr. J. P. Graaf
van Limburg Stirum, 's-Gravenhage. Mr.
G. G. van der Hoeven, Rotterdam. A. R.
Roosegaarde, Arts, Arnhem. Mr. D. W.
Baron van Heeckeren, 's-Gravenhage.
Jhr. Mr. U. W. F. van Panhuys, 's-Gra
venhage. Mr. A. Baron van Haersolte,
Amsterdam. Mr. B. 's Jacob, Quaestor,
Utrecht. Mr. F. E. Vlielander Hein, Am
sterdam. Mr. R. H. Baron De Vos van
Steenwijk, Leiden. W. H. L. Haitink,
Leiden.
Dokters, litteratoren, juristen en filo
sofen, zij allen hebben voor deze feest-
week hun ambtsbezigheden ter zijde ge
steld om wederom jong te zijn in Leiden
en met voorbijzien van de jaren, die zij
in de maatschappij doorbrachten, weder
te leven het heerlijk vrije studentenleven.
Om half een vereenigden zich de le
den van het Corps met hunne vaandels
en banieren aan de academie om in op
tocht te trekken naar Zomerzorg, waar
zich de Reünisten en de Senaten der be
vriende Studentencorpsen, met de trei
nen van 1,44 uit mAsterdam, 1,51 uit
Rotterdam en 1,38 uit Utrecht aange
bracht, hebben vereenigd. Een 700 tal
reünisten zijn inmiddels aangekomen,
vertegenwoordigend alle faculteiten en
een eerbiedwaardige serie van studieja
ren. Hier ontmoeten elkaar weder oude
academiebroeders, hier worden warme
handdrukken gewisseld, oude bekenden
begroet en nieuwe vriendschapsbanden
geknoopt. Na de eerste begroeting trekt
men in feestelijke optocht door de Stad
naar het feestterrein, luide toegejuicht
en bejubeld door de overal opgestelde
burgerij.
Voorop gaat d>e muziek van het 4de
Regiment, dan de pedel van het Corps
en een Eerewacht (leden der caroussel-
vereeniging) te paard, gevolgd door die le
den der Corpsvereenigingen.
Het corpsvaandel woidt gedragen door
den assessor I Collegii te paard, waar
na volgen het Collegium Civitatis Aca-
demicae Lpgduna Batavae Supremum,
eereleden van het Collegium, feestcom
missie enz.
In den feesttempel aangekomen wor
den de oud-leden van het L. S. C. ver
welkomd door den praeses den heer E.
F. M. Micbkls van Verduijnen, in de vol
gende toespraak
M. H. Eereleden van het Col
legium Civ. Acad. Lugd. Bat
1 Sup.
M.H. Oud-leden van ons Corps.
Eindelijk is dan het oogenblik aan-
Leedn van het L. S. C. in groote plech-
ste dagen met spanning hebben uitge
zien.
Het oogenblik waarop Leden en oud-
Leden van het L. S. C. in groote plich-
tige vergadering zijn bijeengekomen, om
door hunne tegenwoordigheid in deze
stonde nogmaals blijk te geven van hunne
onverflauwde belangstelling in ons
Corps.
Door deze plechtigheid wordt tevens
geopend de rij van feestelijkheden, die
het Corps ter viering van het 335-jarig
bestaan der Leidsche Hoogeschool zijn
Reünisten aanbiedt.
Een bewijs dat het Corps zich één
voelt met zijne Hoogeschool, waar het
met de Lustra zijner Alma Mater ook zij
ne grootste feesten viert.
Een bewijs, dat de huidige Leden van
het Corps, evenals vorige generaties,
vastgehouden hebben aan- de grondge
dachte, dat zij tot het vieren van die
feestelijkheden Slechts gerechtigd zijn
met het oog op de historie van het corps
Historie, gevormd door zijne oud-leden.
Mij is het onschatbaar voorrecht ge
schonken om, alvorens ons aan eigen
feestvreugde over te geven, U allen, M.
H. Reünisten, te verwelkomen en onze
dankbaarheid voor Uwe komst te vertol
ken, U allen zonder uitzondering het wel
kom toe te roe peg in wopr^ieji, di£ de
uitgesproken blijde gedachten van ons
allen moeten zijn.
Is het wonder, dat een angstig ge
voel mij beklemt niet meester genoeg te
zijn van het woord, .waar zoovele emo
ties mijne gedachten .bezig houden, nu
zooveel gevoelens van vreugde en dank
baarheid, die ik U zou willen toeroepen,
zich cfen voorrang betwisten.
Gevoelens van blijde dankbaarheid, dat
Gij aan onzen rpepstem hebt willen ge
hoor geven, om met terzijdestelling van
Uwe maatschappelijke bezigheden, U uit
alle oorden des lands op te maken en
hierheen te spoeden, naar het feestvie
rende Leiden.
Zoo onze vreugdevolle uitingen van
welkom bij Uwe aankomst door de vele
gewaarwordingen, die het wederzien van
het oude Leiden bij U opwekten, mis
schien ongemerkter voorbijgingen, dan
wij zelf wenschten, laat mij dan van het
mij gegeven voorrecht gebruik maken,
door U in m van ons allen toe te roe
pen: „Weest welkom in Leiden".
„Weest welkom in de oude stad, wie
het gegeven was de schoonste herinne
ringen Uwer jeugd te bewaren."
Zooeven zijt Gij met ons in optocht
getrokken langs straten, waarvan iedere
steen herinneringen bij U opwekte, langs
huizen, wier groene versieringen getuig
den van de vreugde zijner bew oners want
niet alleen wij, maar ook Leiden's bur
gerij wil vieren Uwe „Blijde Inkomst".
Velen onder U, wien het niet gegeven
was in dit afgeloopen lustrum onze stad
te bezoeken, zullen in won'dre verba
zing de boulevards aanschouwd hebben,
die vroeger den naam droegen van Paar-
densteeg en Kort Rapenburg.
Meer onverbiddelijk dan de nooit fa
lende hand des tijds hebben de moderne
denkbeelden omtrent verkeer en hygiëne
datgene doen vervallen, wat Gij als on
vergankelijk beeld van Leiden in Uw
geheugen J>ij Uw vorig afscheid mede-
naamt.
Al moge de stad haar uiterlijk van stu
dentenstad eenigermate verliezen, meent
daarom niet, dat hare bewoners te Uwen
en onzen opzichte veranderd zijn.
Ik geloof niet, dat hun welkom tot U
gericht onder woorden zal behoeven ge
bracht te worden, waar dit reeds zoo
algemeen, zoo hartelijk blijkt uit het feit
dat kosten, noch moeiten zijn gespaard,
om het uiterlijk der stad bij gelegenheid
van Uwe terugkomst zoo feestelijk mo
gelijk te doen zijn.
Al mogen de nieuwe stadsgedeelten
de bekoorlijke charme van oude typische
plekjes missen, zoo zult Ge toch straks
wanneer ge Uwen tocht, naar Uwe oude
kamers zult aanvangen, inzien, dat het
karakter der stad, ondanks verbouwin
gen en veranderingen, hetzelfde geble
ven is. Maar te veel loop ik Uw oor
deel vooruit op dat, wat Ge straks zelf
zult aanschouwen.
De taak mij opgelegd is meer te trach
ten y terug te voeren langs de meest
zonnige paden van Uw studentenleven.
Als een schatgraver naar een hem wel
bekende schat, zult Gij delven in den
goudrijken grond dier herinneringen en
Ge zult ze terugvinden de vroolijke on
bezonnenheid, dien jeugdigen overmoed,
de dolle dartele dwaasheid. U zeiven zult
Ge terugvinden, U zeiven met al die
eigenaardigheden ons jong studentenle
ven eigen.
Ge zult denken aan het uur, toen Gij
vol emotie Uwe eerste Io Vivat hebt ge
zongen, toen de poorten tot het veel-
benijde Leiden voor U open waren ge
zet.
Gij zult U in herinnering brengen het
eerste jaar van Uw studententijd, dat
inging zonder te weten wat te willen,
wellicht met de gedachte reeds genoeg
voor een jaar te hebben gedaan, nu Ge
den titel van Leidsche student verkre
gen hadt
Uwe eerste schuchtere stappen wer
den toen gezet op de Sociëteit „Miner
va", het zooveel geroemde brandpunt
der gezelligheid in ons studentenleven
dat U meer dan ongezellig voorkwam
op de harde rustbanken het jongste jaar
zoo welwillend toebedeeld.
Uwe kille kamer is in die dagen, waar
op „Minerva" U niet zoo verleidelijk
als nu toelachte, herschapen in een stu
deervertrek, dat voor meer dan juist tot
studie geschikt was.
Daar hebt ge Uwe vrienden leeren
kennen, die U, met alle openhartigheid
van goede vrienden, U Uwe fouten en
feilen toonden, die goed maakten, wat
misschien eene te eenzijdige opvoeding
verzuimd had te geven.
Gezelschappen en Sociëteitsleven ver
ruimden Uw vriendenkring, deden verge
ten die onberedeneerde sympathiën en
antipathiën, die onze eerste jaren in on
ze Academies zoo veelvuldig kenmer
ken
Zoo vlogen zij voort, de dagen van veel
vreugde, van hard werken, van goedge
slaagde examens van U zeiven en van
Uwe vrienden, totdat de Hoogge
leerden U bekwaam genoeg achtten met
den hier verkregeji graad de Maatschap
pij binnen te treden. Dienzelfden dag
haalden goede vrienden de kleinste bij
zonderheden van Uw studentenleven op,
schetsten zij Uwe persoonlijkheid met
al hare goede en kwade eigenschappen
en.... den volgenden dag sloten zich de
gulden poorten van het geheimzinnige
Rijk, waarin jle eeuwige jeugd haar
woonplaats hepft gevonden.
Zoo zult Gij dien schat Uwer herinne
ringen opdelven als een klaar blok goud,
de ruwe kanten afgesleten, het donker
omhulsel .verdwenen dogi; héji zafihte Lief
hebben Uwer sluimerende herinnering.
Zoo was Uw verleden vergelijken zult
Gij dat verleden met het heden, wat U
misschien droevig zal stemmen.
Missen zult Gij immers velen van hen
die vroeger Uwe intimi waren en wSer
verschijning Ge onafscheidelijk aan het
oude Leiden verbonden hadt.
Kan de gedachte U anders dan wee
moedig stemmen, dat Ge juist hem,
wiens hand ge bij het wederzien van zoo
veel oude vrienden, het eerst en het
liefst placht te drukken, dat Ge juist
hem tevergeefs zult zoeken.
Nu juist zal in Uwe gedachten opdoe
men, die geheele vriendenkring van vroe
ger, die nooit aangevuld zou behoeven
te worden, waar immers een studie
vriendschap een vriendschap voor het le
ven was, nu opeens voelt ge weer, wfat
ge telkens beseft hebt bij het kleiner
worden van dien kring, dat Leiden weer
te zien zonder hen, misschien geen Lei
den meer te zijn.
Maar toch zijt ge gekomen, en Uwe
tegenwoordigheid bewijst, dat ge niet
nog eens van mij wilt hooren, wat ge
vocht gij hierheen kwaamt in stilte zult
overdacht hebben. In stilte waarbij woor
den slechts leeg en banaal kunnen klin
ken.
Mij is echter de harde /ioodzak,elijk-
heid opgelegd hierover te spreken, om
dat juist daardoor Uwe komst zooveel
hooger waarde in onze oogen heeft, om
dat ge de rangen hebt willen sluiten,
omdat ge Uw corps ter zijde hebt willen
staan, omdat wij zonder U geen Leidsch
Studentencorps meer zouden zijn.
Ons corps bestaat immers niet enkel
uit die leden van het Leidsch Studen
tencorps, die het corps en het studenten
leven liefhebben om hen zei venhet
Corps bestaat niet alleen uit hen, die
komen zoeken naar oude kennissen, naar
feesten aan lustra verbonden, maar het
Corps bestaat vooral uit hen, wier den
ken en willen het steeds geweest is te
behouden het schoone en heerlijke, dat
zij vroeger gekend hebben, wier bede het
steeds was bij het eindigen van vorige
reünies om na 5 jaar terug te kunnen
keeren en te mogen vinden het „Leidsche
Studenten Corps".
De praesides Collegii, die bij vorige
lustra hetzelfde voorrecht genoten, het
welk mij nu gegeven is, zullen in den
loop der jaren U er reeds meermalen op
gewezen hebben, dat met de metamor
phose van diligence in spoortrein ook
het type student veranderd is, veran
derd ook wat betreft zijn meer maat
schappelijk verkeer.
Onnoodig voor mij dus hierover in
bijzonderheden te treden, waar geen
nieuwe uitvindingen, ten minste tot nu
toe, ons toch reeds vrij zwak isolement
nog verminderd hebben.
Juist door dat meer gemakkelijk ver
keer met de buitenwereld, hebben ook
buitenstaanders, en dikwijls maar al te
eenzijdig voorgelicht, gemeend oude in
stellingen van ons Corps te moeten cri-
tiseeren, zonder hare geschiedenis zon
der hare beteekenis te kennen.
Zoo zullen in afgeloopen dagen U
dienaangaande berichten ter oore zijn
gekomen, die U eerst met verwondering
zullen hebben vervuld, maar die met het
rumor crescit eundo zulke afmetingen
aannamen, dat ook Gij een oogenblik aan
ons corps zult hebben getwijfeld.
Dankbaar ben ik voor Uwe aanwezig
heid, daar ik hier de plechtige verzeke
ring kan en moet afleggen, dat in. de af
geloopen jaren wij ons de misbruikien
niet bewust zijn geweest, die ons Corps
worden aangewreven.
Dankbaar ben ik wederom voor Uwe
tegenwoordigheid waar de sober gear
gumenteerde bewering, die nog niet lang
geleden nedergeschreven werd, „als zou
ons Corpslidmaatschap niets meer dan
een droombeeld zijn, waarvan men nooit
iets bemerkte, noch ten aanzien van zich
zelf, noch ten aanzien van anderen",-door
Uwe komst hier meer afdoend wordt
weerlegd, dan boekdeelen vol goede en
deugdelijke argumentatie het zouden
kunnen.
Nieuwe gewoonten zijn wellicht in den
loop der jaren opgekomen oude instel
lingen zullen door den dwang van jde
noodzakelijkheid zijn yerdwenen, maar
zeker weet ik, dat elk uur, elke dag de
zer week, U zullen toonen, dat wat door
U werd gesticht, gebleven is.
Het voorbeeld door U gegeven, hoe
onze vrijheid aan onze oude Academie
stad het beste te gebruiken, hebben wij
trachten te volgen, en in de historie yan
ons Corps hebben wij gezocht en ge
vonden net „Learn what is true, to do
what is right."
Is het wonder dus de gevolgtrekking te
maken, dat de geest, dat het karakter
van het Corps dezelfde zijn? Een ka
rakter dat zich niet laat terugbrengen tot
de begrippen Vakvereemiging met Acade
mie of Gezelligheidsvereeniging met So
ciëteit!
Voor ons, heeft onze Vereeniging
geene definities voor haar uitleg noodiig,
zij gebleven is wat zij geweest is en zal
blijven: „het Leidsch Studentencorps".
Vast is daarom ook bij mij de over
tuiging, dat zij onder U die het voorrecht
zullen genieten hunne zoons naar de Aka-
demie te zenden ze zullen sturen naar de
Leidsche Hoogeschool, om lid te
worden van het Leidsche Corps, dat in
den zoon den vader hoopt terug te vin
den. Dan zal ons Corps voortbloeien
als een heerlijke, schoone plant, wijd
vertakt en gesierd met onvnerwelkbare
bloemen van bonte kleuren, in wier hart
jiij slechts deft ujtleg van dat onverklaar
baar wezen zal vinden, die medeleeft het
leven van het Corps. Ziedaar wat ik JU,
te zeggen had.
Een beeld van Uwe studiejaren, gé-
toetst aan misschien te jeugdige eigen
ondervinding.
Een beeld van ons Corps, getoetst!
aan rijne historie in dit afgeloopen lus»
trum. Van een Corps dat zijn devies
van „Virtus, Concordia, Fides", heeft
hoog gehouden.
En nu zult gij, Mijne Heeren, die weet
dat wat U naast en boven U zeiven in
uwe studiejaren het liefste was, dat U\«j
Corps zijn onbevlekten, glansrijken naam'
heeft behouden, U overgeven aan eigen;
vrienden, aan eigen feestvreugde. I
Welaan, Mijne Heeren, de gulden
poorten zijn weer opengeworpen. De
poorten tot het Rijk, wier bewoners hun
kracht niet zoeken in begrensden en be
sloten vriendenkring, maar die niets lie
ver wenschen dan het voorrecht te mo
gen genieten U in hunne maatschappij
op te nemen, wier welkom gericht is
tot U allen, onverschillig of Gij het corps
lange jaren reeds hebt verlaten, of
dat de genoegens van uw studentenleven
U nog sinds korten tijd zijn ontzegd.
Toont ons Uwerzijds, dat de vervlo
gen jaren het enthousiasme dat U eens
voor Leiden bezielde, niet hebben ge
dood.
Toont ons dat Gij in deze dagen dien
droom van uw vervlogen jeugd weer wilt
aanvangen. Moge dan het afscheid, na
deze week, U even pijnlijk zijn, als toen
Gij jaren geleden nos Corps verliet. Dan
zal dit feest voor ons eene dubbele
waarde krijgendan zullen wij bemer
ken in niets van U te zijn veranderd;
dan zullen wij weten dat het welzijn van
het Corps bij ons in veilige handen be
rust.
Mijne Heeren Reünisten! Er is een wijs
en waar woord, dat zegt: De Gechiedenis
herhaalt zich. Moge dan nu op dit oogen
blik de toekomst U even zalig toelachen
als vroeger bij Uw intreden in ons Corps!
Moge U dan nu in eene enkele week
die vreugde worden geschonken, doe Gij
ondervonden hebt in Uwgeheelen studen
ten-zijn.
Moge dan nu even glorierijk als voor
heen Uw enthousiasme zich uiten in een
-grootsch en krachtig Io-Vivat
Nadat het donderend Io-Vivat, eenige
malen herhaald heeft uitgeklonken, neemt
het woord mr. F. M. L. Aberson van 's-
Gravenhage. Deze dankt namens de Reu-
nisten voor de tot hen gerichte woorden
en de gulle ontvangst hen bereid. Hij
geeft getuigenis van de hechte banden
welke hen nog blijven binden aan het
L. S. C. en van hun onverflauwde be
langstelling voor de Alma Mater.
Ook deze rede wordt gevolgd door
daverende toejuichingen.
De tweede plechtigheid is de aanbie
ding van een geschenk aan het L. S. C,
door de Leidsche jonge dames. Daartoe
had zich een commissie gevormd, be -
staande uit de dames N. M. M. Kluijver*
presidente, J. van Ophuijsen, L. Vijgh,
J. de Roem en A. van Hamel.
Mej. Kluijver, dochter van den rector-
magnificus, sprak in opdracht der Leid
sche jonge dames eenige korte woorden
tot het Collegium van het L. S. C. Zij
herinnerde eraan, dat van alle oude ge
woonten, die bij dit Corps in eere worden
gehouden, zeker de lustrumviering voor
de Leidsche jonge dames de meest be
kende traditie is. Ook deze wenschten
ditmaal aan een oude gewoonte getrouw
te blijven, en als blijk van haar welwillen
de gezindheid aan het corps een geschenk
aan te bieden. De dames hadden daartoe
gekozen een stijlvol bewerkte staanklok
bestemd voor de kamer van het Collegium
en hoopten dat dit geschenk welkom zou
zijn. Terwijl de spreekster een album met
de namen der geefsters overhandigde*
uitte zij namens alle de welgemeende wen
schen voor den blijvenden voorspoed en
bloei van het L. S. C.
Nadat dit geschenk namens het colle
gium in eenige welgekozen bewoordingen
is aanvaard, stelt de stoet zich weder ofl
en wordt in optocht gegaan naar de so
ciëteit „Minerva", waar in de Collegiums
kamer een druk bezochte receptie plaats
vindt van de eere-leden van het Collegium
van den Senaat.
Daarn.a wacht ons weder een andere
plechtigheid.
Uit de tijdgenooten van Francois Ha-
verschmidt (185258) Piet Paaltjens, den!
alom bekenden dichter van Snikjes en
Grimlachjes", heeft zich eene commis
sie samengesteld, tot aanbieding van een
bronzen medaille, het portret en het pro
fiel van den dichter, vervaardigd door deni
Delftschen hoogleeraar A. W. M. Odé.
Dit portret is bestemd om te worden ge
plaatst in de vergaderkamer van het Co!l^
gium in de sociëteit „Minerva."
Om 6V2 uur vereenigen zich ruim 300
reünisten aan een gemeenschappelijke!!
maaltijd in het Feestgebouw. Verschillen
de gezelschappen als „Colonel Cols'**
„Dordracum" en „Zutphania" houden re
ceptie en bieden feestmaaltijden aan oud
leden en eere-leden.
Onder de reünisten werden verschil»
lende bekende personen opgemerkt*
waaronder burgemeester N. C. De Gijse-
laar. De eerewacht bestond uit 23 stu
denten. De muziek van het 4e Regiment
stond op het perron opgesteld en speelde
bij het binnenkomen der verschillende
treinen studentenliederen. t i
De leiding van den optocht was Inj
handen van den Jjoofdinspecteur van po
litie, den heer Pronk. De tribunes in dd
Breestraat waren druk bezet. Dfi stQ&t
was ongeveer 7 jninutefl lang,