DE BEGRAFENISPLECHTIGHEDEN TE LONDEN
aankomst van den stoet aan'[de Westminster Hall. Tusschen een dubbele rij „roodrokken" werd het stoffelyk overschot van Edward VII op een
kanon-affuit, door acht paarden getrokken, naar Westminster overgebracht.
FOPPY,
een van de beide, zwarte poney's, door H. M.
de Koningin aan Prinses Juliana op baar eersten
verjaardag ten geschenke gegeven. De geringe
hoogte van dit aardige paardje en de leidzaam-
heid ervan komen op ons plaatje aardig jaan
den dag.
met wanhoop in de stem
„Kunt u mij ook zeggen, wat op dit
medaillon geschreven staat Ik kan niet,
mijn oogen zijn versleten en ik kan
ook niet meer lezen. Uren lang heb
ik mij angstig gemaakt over hetgeen
op dit medaillon kan gegraveerd zijn
Zij stamelde deze woorden in harts
tochtelijke nieuwsgierigheid.
>Laat eens zien! Is het een aanden
ken, een geschenk.
„Vraag mij niet wat het isvraag mij
niets," riep de oude op woesteh toon.
„Ik kan u zeggen hoe ik aan dat
ding kom. Alleen dit wil ik u zeggen,
dat het mij dingen uit een ver verle-*
den voor den geest roept, die ik ver-
wacht had mij nooit meer te zullen
herinneren Ach, juffrouw 1 kwel mij EEN ZELDZAAM
niet langer, zeg toch spoedig wat er JUBILÉ,
op staat 1" mej. C. Langeraap, die de-
De bevende handen der vrouw, die ?ef,da.6eil taar gouden
haar het medaillon toereikten, verrieden ^tvr.de Wed! A.H^n
zulk een angstige overspanning, dat te Berkel en Rodenrijs.
Marie niet langer durfde wachten.
Zij las duidelijk, met luider stem
Bressolgeboren 16 Januari i872.a
De oudé vrouw stiet een woesten angstkreet uit en alsof zij"
midden in het voorhoofd was getroffen, zonk zij op de knieën
en liet het hoofd op den grond vallen, terwijl haar lichaam schudde
van ingehouden snikken.
Het ongeruste gelaat van Paul verscheen tusschen de takken,
en zeker dat zij niet door de geheel in haar smart opgaande
vrouw zou gehoord worden, legde Marie hem fluisterend uit:
„Ik heb haar, op haar verlangen, voorgelezen, wat er op dit
medaillon gegraveerd staat Zie eens in welken toestand dat haar
heeft gebracht! Gelooft ge nu nog, dat deze ongelukkige niet
vatbaar is voor berouw?"
„Laat haar weenen," sprak de jonge man. „Laat haar tranen
vloeien, die zullen haar heilzaam zijn."
De oude vrouw stamelde in half afgebroken zinnen
„Mijn kindmijn arm kind Ihij was het en wij hebben
hem niet herkendwij hebben het niet begrepenAch, die
brandewijn!. die vervloekte drank. die heeft ons gelijk ge
maakt aan wilde dieren... Ach mijn kind mijn arm kind
Een snijdend gefluit onderbrak haar geweeklaag. Zij zweeg,
haar tranen hielden op te vloeien en zij keek met verdwaasden
blik om zich heen. Toen, Degrijpend, dat dit een teeken was van
haar man. die in den hollen weg was teruggekeerd, sprong zij
verschrikt op. Maar de oude man, die wel vermoedde dat zijn
vrouw bij de dames Charmin zou zijn, had het witte hekje reeds
geopend en kwam dreigend nader.
j>Zoo, betrap ik je daar, oude babbelaarster,® viel hij uit, metjje
geklets! »Wat heb je verteld, leugenaarster, verklikster.® i
„Doe haar geen kwaad," riep Marie uit, terwijl zij voor de oude
vrouw ging staan. „Uw ongelukkige vrouw heeft ons niets verteld,
wat wij niet reeds wisten. Gij hebt dezen nacht tijdens den storm
een jongen reiziger, die bij u een schuilplaats had gezocht, be
stolen. hem daarna een doek voor den mond gebonden en hem
stevig geboeid. Zonder hem te slaan, opdat zijn lichaam geen
enkel spoor van geweld zou dragen, hebt gij hem op het strand
bij de zeeëngte neergelegd, meenende dat de stroom bij vloed hem
„Ik weet wel, dat we dat zijn, dat behoeft u ons niet te vertellen."
De oude juffrouw trok zich beleedigd, maar waardig terug
en de beide oude lieden bleven alleen op den weg staan. Op
een teeken van Marie bleef Paul stil op de bank zitten, terwijl
het jonge meisje, steeds verborgen achter een groep tamarinden,
de Loupiaude's bleef gadeslaan. De oude vrouw had iets stijf in
haar rechterhand geklemd, en stond steeds gebukt, zwijgend en
blijkbaar aan hevige gemoedsaandoeningen ten prooi.
„Wacht" hier op me," zei de man met een zweem van mede
lijden. „Ik zal naar Mathurin gaan om de huur te betalen. Als
er gesproken moet worden, ï's het niet noodig, dat jij er bij bent;
dat zou je maar opwinden en je hebt nu al genoeg van die aan
vallen gehad I
En toen zij steeds onbewegelijk en zwijgend bleef staan, voegde
hij er met zekere bezorgdheid bij
„Maak je niet ongerust, arm oudje, ik zal geduldig zijn. Als
Mathurin Gavroc mij harde woorden toevoegt, zal ik als doof
zijn. Er zal geen twist uit ontstaan. Kom, dat is zoo afgesproken
Ik ben over een kwartier terug. Ga hier aan den kant zitten."
Hij ging heen, zonder dat de oude vrouw door een zucht 01
een gebaar had laten bemerken, dat zij verstaan had, wat hij zeide.
Toen hij echter uit het gezicht verdwenen was, kwam zij tot
zich zelf en liep vlug op het witte hekje toe.
Marie ging Paul waarschuwen.
„Uw moeder komt hier. Wat kan zij ons te zeggen hebben 't Is
vreemd- In ieder geval zal ik haar tegemoet gaan, want tante zou
haar misschien wegzenden en ik wensch te weten wat zij wil. Ik
zal haar achter dit groepje tamarinden te woord staan en als ik
u noodig heb, zal ik u roepen,"
Het jonge meisje kwani juist op het oogen blik dat dé oude
vrouw den tuin zou binnengaan, bij het hekje.
„Dat treft goed," sprak de bezoekster, in een zenuwachtige
opgewondenheid, die zeer afstak bij haar doffe bedaardheid van
daareven. »Ik zocht
juist u, juffrouw. En
dat ik niet geroepen
heb, komt omdat ik
de andere juffrouw,
die oude, niet wilde
ontmoeten. Die jaagt
mij vrees aan
terwijl gijO, ik
weet, dat gij een
goed hart hebt, en
dat er geen tweede
in het heele land is,
tot wie men zich als
men verdriet heeft,
zoo gerust kan wen
den als tot u."
En, terwijl zij nog
bleeker werd, met
verwilderd gelaat
en woest rollende
oogen, zonder zelfs
er op te letten of
men haar ook zien
of hooren kon,
opende de oude
vrouw plotseling
haar magere, knok-
kige hand en] vroeg