156 HET NIEUWE RETRAITEHUIS TE NOORDWIJKERHOUT Vóór de plaatsing van den gedenksteen en gedurende de wijding ervan: Monseig neur Callier, geassisteerd door de ZeerEerw. Paters Tolman en Philippona, verrichtte de plechtigheden. D:en avond bleet hij nog stiller dan hij gewoonlijk al was; nóg verlegener en linkscher nam hij afscheid van Carola bij het heengaan, maar thuis gekomen, ver- wenschte hij zijn lastig gebrek, dat hem dien avond weer houden had, van de zoo schoone gelegenheid gebruik te maken om zijn liefde voor de dochter van zijn vaderlijken vriend te belijden. Toen Willem weg was, had Carola met een verdrietigen trek op het lieve gelaat een poosje voor zich uit zitten kij ken. Maar dat duurde toch niet lang: zij stond op en Willem zou hoogst verbaasd geweest zijn, als hij de ener gieke uitdrukking in haar mooie oogen, die je anders altijd zoo zacht aankeken, gezien had. Eenige dagen later kwam de jonge man des avonds we even aauloopen. Maar o wee, zoo slecht had hij het nog nooit getroffen. De professor was, wat haast nooit gebeurde, naar een ver gadering, en Carola had zich met het gezelschap der oude huishoudster moeten vergenoegen, tot Willem binnen trad. Hij keek verbaasd op, toen hij den ouden heer niet op zijn gewone plaats zag zitten. „Ja, papa is uit," verklaarde Carola, en ziende dat Willem aanstalten maakte om dadelijk weer heen te gaan, ging ze lachend voort: „En ik ben natuurlijk mijn gezel schap heelemaal niet waard, he, dat je zoo dadelijk weer lpM2R0EG had Willem D. zijn ouders verloren en was bij een vriend zijns vaders opgevoed. Met ver- T&ÏÏto' standige strengheid had deze den knaap weten te leiden zonder onnoodige hardheid, en man geworden zag Willem nog met diepe vereering op tot den voogd, aan wien hij zooveel te danken had. Nu was hij gereed. Als leeraar aan het gymnasium van zijn geboorteplaats bekleedde hij een eervolle positie, en vele moeders met huwbare dochters hadden al eens be proefd, den jongen man in haren kring binnen te leiden. Maar Willem, hoe degelijk en flink overigens ook, had éen zonderling, ofschoon niet zeldzaam voorkomend ge brek: hij was verbazend verlegen en onhandig in den omgang met dames. Zijn leerlingen, die hem overigens heel graag mochten, kenden de Achilleshiel van den jongen leeraar maar al te goed, en hadden er het grootste pleizier in, als ze hem „heel toevallig" konden ontmoeten, terwijl ze met hun volwassen zuster wandelden. Dan kreeg hij een kleur als een boei, wist niet of hij groeten moest, ja of neen en kwam pas tot het besef, hoe belachelijk hij zich weer had aangesteld, als hij drie straten verder was. Die verlegenheid tegenover vreemden was intusschen nog het ergste niet. Het lag er toe, dat hij o zoo graag des avonds bij zijn voogd kwam praten, omdat nu ja, omdat hij graag met dezen babbelen mocht, maar toch in hoofdzaak om Carola. Dat was de dochter des huizes, en al sinds lang wist Willem, dat hij zijn hart onherroepelijk aan het lieve meisje met haar mooie hel derblauwe oogen verloren had. Maar het haar zeggen neen, daartoe zou hij wel nooit komen. Zelfs zijn voogd de man was allang zijn voogd niet meer, maar het bleef zoo heeten zelfs hem durfde hij er heelemaal niet over spreken. „Wanneer breng je ons nu je aanstaande vrouw eens mee," had de professor al eens schertsend gevraagd. En toen Willem met een hoofd als vuur en met den mond vol tandenbleet zitten, had de waar dige oude heer gezegd„Kom Willem, die verlegenheid moest je nu toch eens afleggen. Je bent toch waarlijk geen jongejuffrouw en den leeftijd om te gaan trou wen heb je allang! Wat valt er dus om zoo'n vraag te blozen!" Zonderling! Carola, die anders altijd klaar was om mee te doen, als er geschertst of gelachen werd, keek nu heel ernstig vóór zich. En Willem durfde haar niet eens aankijken, om te zien welken in druk de vraag van haar vader op haar gemaakt had HET NIEUWE RETRAITEHUIS TE NOORDWIJKERHOUT: de intrede van Monseigneur op het terrein van den bouw. Voorafgegaan door de geestelijkheid, en gevolgd door den bouwmeester, den aannemer en andere offi- ciëele personen, deed Mgr. in vol ornaat zijn intrede op de plaats waar het retraitehuis gebouwd wordt De werklieden hadden het terrein met planten, bloemen en een eerepoort op 't prachtigst versierd. weg wilt I Tamelijk onbeholpen ging hij weer zitten, maar sprak geen woord Als Carola niets gezegd had, zouden ze stellig den heelen avond als wassen beelden tegenover elkaar gezeten hebben. Maar dat was heelemaal de be doeling der jongedame niet. v Wezenlijk, Willem, je moest trou wen, dan zou die verlegenheid wel over gaan,', sprak ze flinkweg, niet goed wetende wat ze anders zeggen zou. »Je bent anders zoo'n flinke jongen, dat zegt pa ook en zulke vogelverschriksters zijn wij toch niet, dat je verlegen of bang voor ons zoudt behoeven te zijnU »Ik wou zelf dat het anders was, Carola, i bracht Willem er met moeite uit, sen ik ben bang, dat die verle genheid mij nog leelijke parten spe len zal!« Oef, wat een zin 1 Zooveel woor den achtereen had hij nog nooit tot Carola gesproken. >En zeg me nu eens,« ging het meisje voort, adenk je wezenlijk heelemaal niet aan trouwen? Ik hoop toch niet dat je er te gemak zuchtig of te egoïstisch voor bent! Neen, daarvoor kennen we je nu te goed 1 Willem had krachtig ontkennend het hoofd geschud. EEN SCHOON KUNSTWERK IN DE KERK TE HOOFDDORP: de prachtige muurschildering achter het altaar van St. Joannes den Dooper, door de familie van den overleden pastoor Lagerwey aan de parochianen van Hoofddorp ter gedachtenis geschonken. Deze muur schildering, op warmen bruinrooden grond in schitterend kleurenspel met gouden stralen en lijnen uitgevoerd, is een prachtvol kunstwerk van den schilder Trautwein te Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 10