De Slagboom.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Dinsdag 3 Mei.
WONNEMAAND,
.Wanhagel is het weêre,
en heet die Meie liegen
beloven deed het wel
wanneer het, eiken dag
vervroegende, in den dauw
en in de bladerwiegen,
■den blijden morgenglans
dier Meische zonne zag.
Wanhagel is het weêre,
en vliegen is 't en vlagen,
van als het opengaat,
dies morgens, tot wanneer 't
dies avonds, moegebuischt,
den noordschen hemelwagen
zijn licht ontsteken ziet,
en dan te ruste keert.
.Wanhagel is het weêre,
en... zal 't nog Mede wezen,
alzoo 't te wezen plag,
nu jaren lang voorbij?
Wanneer zal 't Mede zijn,
zoo 't Mede was voordezen
waiyieer zal 't blommenmaandi
en Meie zijn voer Tnij?
Maria, schoonste blom
des werelds, na veel stonden
verbedidens, zijt gij eens
geboren onbevlekt;
castijdt den boozen wind,
©n houdt hem ingebonden;
geen buien meer: en blad
en blommen, herontwekt!
Dan zal men vóór uw beeld;
met blomme en blad geladen,
aleer de zonne rijst,
u komen, reine Maagd;
bekennen hoe dat 't recht
behoort, en is geraden,
Maria, dat uw' naam
de schoone Meie draagt!
Guido Gezelle.
USt «ie Pers.
De Groentijd.
De „Nieuwe Tilb. Crt." schrijft:
In ons land wordt op het oogenblik
een strijd gestreden vóór en tegen den
groentijd aan onze universiteiten. Man
nen van naam en gezag kwamen op voor
het afschaffen van het onzinnig gebruik
en de besturen der studentencorpsen
trokken te velde voor het behoud der
instelling.
Hoe eerder de groentijd wordt afge
schaft, hoe beter. Er is niets vóór te
zeggen ailes er tegen. Want hij gaat
gepaard met zooveel slechts, dat het ei
genlijk beschaafde menschen onwaardig
is er een woord goeds van te spreken.
De „Stand." bevatte gisteravond een
driestar, mede ter bestrijding van den
groentijd, en de schrijver zegt een zeer
principieel woord, waarin eigenlijk de
geheele kern der kwestie is vervat.
Er zit meer achter den groentijd, dan
kwel- en plaaggeesterij, want hij wor
telt in den hoogmoed, die, helaas in de
wetenschappelijke wereld zoo inheemsch
is en zoo stijl.
Het beg int reeds op de hoogste klas
sen van burgerschool en gymnasium, en
het gaat in den studententijd in volle
glorie verder; het in hoogmoed opheffen
van het .trotsche hoofd, het zich ver
heven achten boven de andere men
schen, och arm, om dat klein beetje
wetenschap, dat bij de meesten pooit
verder aangroeit, dan tot de middelma
tige vakkennis, die juist groot genoeg is
om het wetenschappelijk ambacht uit te
FEUILLETON.
(Vrij naar het Fransch, van
RE NÉ BAZIN).
20)
Het is mogelijk. A'laar wat ben je
geheimzinnig, Marie.
Neen, alleen is mijn jeugd goed
beschermd geworden, en is mijn wil, die
zwak was uit zich zelf met wonderlijke
teederheid in de hoogte gericht en ver
sterkt. Ik zie overal zooveel puinhoo-
pen van ge'luk. Ik voel, dat ik met de
meeste mannen mijn ziel en mijn geluk
zou wagen... ik zou graag... lach me niet
uit...
Spreek, integendeel, spreek: dat ik
ten minste in het paradijs van je ziel mo
ge zien. Ik heb beloofd te antwoorden
Wat zou je graag willen?
Dat mijn huwelijk iets eeuwigs
bad. Ik geloof dat huwelijken, di.e niet
zijn aangegaan voor een duur zonder
einde slechts middelmatig gelukkig zijn.
Ik meen, dat een huisgezin, dat wordt
gesticht, zich tot in de oneindigheid op
volgt. Ik zou de moeder willen zijn van
;een heilig geslacht.
Ge zoudt er waardig toe zijn, Ma
rie. Maar waar zo zoo een inan vin
den Ik ken er een ar, die denker zoo
als je bedoelt. Maar die hebben je niet
lief. Zij zijn beter dan ik, maar ze be-
taiiiiinqu je niet. Ze zullen je voorbijga,an,
oefenen, maar meestal te klein om 's
dragers naam langer te doen voortleven
dan een' week na zijn dood cn.dan nog
in den kleinen kring van zijn omgeving.
Een groot deel der z. g. „donldere-
rij", waarmede de arme groenen wor
den ontbolsterd, is dan ook meestal
niets dan christenmenschen onwaardi
ge uiting van de hoovaardigheid der
ontgroenende studenten. Ten slotte is
dat de geest der universiteiten zelf, en
daarom is zoo geheel juist wat de Std.
zegt
„Het respice fontes wijst ook hieir
op trots en hoogheidswaan1 terug. Wat
nawerkt is de oude zonde van bet Hu
manisme. Een student was een hoo-
ger soort wezen, die laatdunkend op bet
ordinaire publiek jieerzag. Om nu ,een
jongmensch uit dit gewone genus in een
student om te tooveren, was een opera
tie nooddg. En bij boopen kwamen ze,
die er grif kwelling en vernedering voor
over haddeq, om maar de ©ere van het
corpslid-zijn te mosen grijpen".
P^eeds hierom zpl alleen goecl werk
zijn verricht, wanneer het „groenen" met
wortel en al zal zijn uitgeroeid.
Maar ook om de schadelijke gevol
gen, die voor vele jongstudenten uit deii
groentijd nawerken en die soms een on-
gunstigen invloed blijven voort zetten,
geheel een leven lang.
Wij zwijgen over lichamelijke ziekten
in den groentijd qpgeloqpen over de
drankzucht in den groentijd gewekt
over de zedelooze ergernis en godsdien
stige beleedigingen, die groenen hebben
te dulden over de afschuwelijke vloek-
partijen, waarop de groenen worden
haaldneen, alleen reeds de psychi
sche invloed van het drie weken lange
treiteren en vernederen is voor meer dan
een noodlottig voor altijd. Daarom is
„weg met den groentijd" een uitsteken
de leuze.
Een „neutraal Princiep"
C. schrijft in „Het Centrum"
In zijn hoofdbestuurs-vergaderïng van
19 April beeft de „Nederlandsche Aan
nemersbond'" een concept overeenkomst
met die Duifsche „Arbeitergeberbund fiir
das Baugewerbe" aangenomen, waardoor
de Bond gevaar loopt van steun
te verleenen aan ongemotiveer
de uitsluitingen, dus te zondi
gen tegen de rechtvaardigheid
en liefde ten opzichte van dui
zenden en tienduizenden arbei
ders.
Dit betoogden wij in „Het Centrum"
van 23 April en spraken den wensch uit,
dat de algemeene ledenvergadering, op
aandrang der vele geloovige katholieke en
protcstantsohe leden die overeenkomst
zoo zou wijzigen, dat de steun
a 1 li ete n wordt verleend, indien
na nauwkeurig onderzoek
blijkt, dat de staking niet, d e
uitsluiting wel gemotiveerd
i s. Dit eisoht de zedewet.
Tot on2e verwondering beeft geen en
kel hoofdbestuurslid van den „Annemers-
bond" een poging gedaan om ons betoog
te weerleggen.
Maar nu verschijnt in de „Nieuwe Rot
terdammer Courant" van 28 April een
berichtje, dat in zijn zoetsappigheid dienst
schijnt te moeten doen, om de geloovige
leden en bet publiek gerust te stellen.
„Men was vrijwel algemeen van oerdeel
dat bet standpunt van den Bond meet
zijn, bet in acht nemen eener strikte neu
traliteit, d. w. z. bet zich onthouden van
alles wat den strijd, voor welke der partij
en vak (ook?) kan bemoeilijken en be
zwaren". Aldus 't berichtje.
Wat mooi neutraal van dien neutralen
Aannemersbond, moet de argelooze lezer
nu wel zeggen. Maar krachtens dat mooie
zonder te weten', wat je waard bent.
Maar wat is er schooner, dan den man,
dien je gekozen hebt, tot God terug
te brengen?
Dat kam tegenwoordig haast miet
meer, Felicien. Ik zou te strijden hebben
tegen de heele wereld. Het zou me m'iet
lukken.
En toch, Marie, trouwden! Chris
tenmaagden met heidenen.
Ze waren er wel toe verplicht. En
dam, die heidenen waren verschoonbaar,
ze wisten niets vam het ware leven.
En wij
De Christenen vam heden zijn ver
welkte Christenen. En zij bloeien in zui
ver water miet weer op als een takje
seringen.
In tranen dan
Ja, eerder im tranen. i
En hij trachtte te glimlachen1.
Hij weende. Hij verborg zijn' tranen
niet. Zij rolden hem over de wangen.
Hij boog het hoofd en zag Marie aan,
alsof zij reeds ver van- hem verwijderd
was. En Marie, die de smart van zooveel
liefde niet kon verdragen, keek hem een
oogenblik aan, sloot de oogen en keek
weer maar hem. Een diep medelijden1
vervulde baar.
Arme Felicien, wat. doe ik je ver
driet.
Neen, jij miet, Marie, miet jij. Jij
hebt geen schuld. Gij zijt degene voor
wie ik lijd, maar je hebt me slechts aan
getoond, welke afstand er tusschen ons
bestaat... de schuld ligt bij haar, die niet
bij je kunnen vergeleken worden... Ik
verdedig me alleen, oindat ik je lief
heb... Ik voel, d,at w(at je zegt, juist jsv.
neutrale princiep, dat den strijd ook voor
de arbeiders niet wil verzwaren, besluit
toch het hoofdbestuur van den Aanne
mersbond geen uitgesloten arbeiders ook
Hollandsen© arbeiders, in dienst te ne-
of voor bet geval zulks onverhoopt tocb
mocht geschied zijn, die werklieden on
middellijk weer te ontslaan. Is dit geen
partij kiezen vóór de patroons tegen de
werklieden, en den strijd der arbeiders
verzwaren
Zoo verleent de Nederlandsche Bond
steun aan den Duitschen. En toch zegt
het berichtje heel zoet: Door steun te
verleenen „kan men treden in waardee-
rlrng der motieven, welke van patroonszij
de in Duitschland tot den strijd hebben
gevoerd en daar wenscht de Ned. Aanne
mersbond zich buiten te houden."
De Bond wil niet treden in waardeering
der motieven 1
Maar dit is juist bet groote zedelijk
heid sbezwa ar. Weigert de Bond arbei
ders in dienst te nemen, ter wille der
Duïtsche patroons wier motieven strijden
met rechtvaardigheid en liefde, dan
doet bij immoreel. Een Bond, die de zede
lijkheid ook in den arbeid erkent, moet
de motieven van een uitsluiting wel on
derzoeken, vooraleer hij steun verleent.
De „N. R. Ct." deelt verder mede, dat
de overeenkomst „met algemeene stem
men in beginsel wenschelijk is verklaard
door de ledenvergadering van den
Ned. Aannemersbond." Is dit bericht juist
dan zou bet onzedelijk steun-contract
door het hoofdbestuur goedgekeurd, ook
door de algemeene ledenvergadering zijn
aangenomen.
Wij hopen, en gelooven ook, diat de
„N. R. Ct." zich onjuist heeft uitgedrukt.
Niet de ledenvergadering, maar 't hoofd
bestuur beeft liet contract wenschelijk
verklaard; de eindbeslissing is nog aan
de leden, die op de algemeene vergade
ring het concept-contract, naar wij ho
pen, oveieenkomstig de eisciien der zede-
wet zullen wijzigen.
Tegen de kwakzalverij.
Aan het jaarverslag der Vereeniging
tegen de Kwakzalverij, dat op a.s. alge
meene vergadering door dr. E. J. Abra
hams zal worden uitgebracht, ontleenen
wij het volgende:
Het ledental ging iets vooruit, het be
droeg op 1 Jan. jl. 767.
De financiën verkeeren in gunstigen
toestand. Als heugelijke feiten moeten
worden vermeld, dat de autoriteiten van
meer belangstelling in het werk der Ver
eeniging blijk geven. Verschillende ge
zondheidscommissies, enkele gemeente
besturen,, twee burgemeesters, ja zelfs de
minster van buitenl. zaken waarschuwden
tegen het optreden van sommige kwak
zalvers. Ook sloten zich, behalve een paar
gemeentebesturen, verscheiden Groene-
Kruis-afdeelingen en niet minder dan 34
gezondheidscommissies als lid aan. Zij
helpen het Maandblad op ruime schaal
verbreiden.
Opnieuw werden verschillende valsche
attesten opgespoord, pogingen om met
meer kracht kwakzalversadvertenties uit
de nieuwsbladen te weren, hadden nog
geen resultaat. Weer werden op verschil
lende plaatsen lezingen gehouden, deels
vanwege het bestuur, deels door de leden
der vereeniging, welke sprekers vaak om
materiaal bij het bestuur aankloppen.
Verscheiden malen kon tegen kwak
zalvers in hun middelen met succes worden
opgetreden.
Een Parijzenaar, Steenwitz genaamd,
die' onze doove Nederlanders met zijn
methode wilde gelukkig maken en die bij
onderzoek een bedrieger bleek te zijn,
werd met medewerking van den Bond
van hardhoorenden en verschillende leden
der vereeniging het leven zoo zuur ge
maakt, dat hij, na een paar plaatsen be
zocht te hebben, zijn tournee door Holland
staakte.
Ook E i 1 e r s werd met succes be
streden.
Je moet gelijk hebben... Ik weet miet
meer wat te gelooven. Dat is het wreed
ste, wat ik je bekennen moet... Ik denk
zelden meer (aan wat mij inog van het
geloof is overgebleven, omdat ik vrees
te ontdekken; dat er niets meer van is
overgebleven.
Zeg dat niet, Felicien, je vergist je
zeker.
Ik hoop dat ik me vergis.
O ja, antwoord me niet zoo snel....
Ie bent er nog niet zeker van... Neem
den tijd om je zelf te onderzoeken...
Je zoudit willen, dat ik niet zoo
slecht was je geloofde liiet, dat ik slech
ter was, dan ik ben. Ik zegen je, Om
dat je zelf ook verdriet hebt.
Zie je gebruikt nog een woord van
geloof. Je zegt: „Ik zegen je".
Wat me van het geloof overblijft,
helaaswoorden en herinneringen.
Hecht je aan die herinneringen. Dat
is het begin van den terugkeer. Zeg
me niet meer, dat je niet gelooft Be
schuldig je niet meer... Onderzoek je
zelf.
Zij had zich naar hem toe gebogen en
de hand van Felicien genomen. Zij troost
te hem, zij beklaagde hem met heel haar
jonge benauwde ziel, die de liefde zag
weenen.
Ja, ik zal dat doen. Maar begrijp
je, jij, die dezelfde gebleven bent, wat
het beteekent een zieke ziel?
Ik bewonder dien godsdienst, dien ik
heb liefgehad, maar ik voel me er niet
meer toe aangetrokken, en ik zeg
bij me zelf, dat hij mooi is, maar
toch hang ik de leer niet meer aan.
Mijn wjl, vqlgt mijn verstand pjet jneer
Jubilé Pastoor B. J. J. Schijff.
RIJPWETERING, 1 Mei.
Had den vorigen avond het naburige
Roelofarendsveen getuigenis afgelegd
van zijn aanhankelijkheid jegens zijn
geestelijken leidsman, op niet minder
warme en hartelijke wijze werd heden!
in on's dorp den dag gevierd, dat Pas
toor Schijff 12i/o jaar onze geestelijke
leidsman en herder onze vriend en raad
gever is geweest.
De eigenlijke herinneringsdag was 28
April; immers 28 October 1897 werd
de Zeereerw. heer B. J.'J. Schijff, des
tijds Pastoor in 't Zand, door Z.D.H.
Mgr. Bottemanne zg. benoemd tot Pas
toor alhier en 11 Nov. d.a.v. door De
ken Bots van Leiden geinstalleerd.
Verschillende omstandigheden deden
echter het feest op den eersten van den
Meimaand herdenken.
Feitelijk had de jubilaris geen feest
willen vierenZ.Eerw. had dezen dag
in alle stilte willen laten voorbijgaan.
Maar een Pastoor is niet altijd „mees
ter" in zijn parochie; de parochianen
hadden anders geoordeeld en aan hun
aandrang had de feesteling niet kunnen
weerstaan. Het Kerkbestuur en de Wel-
eerw. Heer Chr. S. Dessing, kapelaan!
vormden een comité orrf gelden in te
zamelen voor een gepast huldeblijk en in
overvloedige mate mocht het steun vinn
den bij de Katholieke Rijpweteringers,
die blijde waren deze gelegenheid te kun
nen aangrijpen om hun herder op stof
felijke wijze hun genegenheid te toonen.
In ruime mate vloeiden de giften toe,
ruimer dan men had kunnen denken en
heden, op het koperen jubilé, werden
op het altaar gebruikt een artistieke
Monstrans, koper verguld en een ko
peren wierookstandaard, de geschenken
van die parochie op 's pastoors feest
Om half elf droeg de jubilaris aan het
rijk versierde hoogaltaar, een plechtige
H. Mis van dankbaarheid op, daarbij
geassisteerd door den Weleerw. heer
Chr. S. Dessing, als.diaken en den Zeer-
Eerw. Zeergel. Heer A. D. C. Schel-
laert, subregent van het klein Seminarie
„Hageveld" en oud-kapelaan der paro
chie als subdiaken. Voor de H. Mis zong
het koor onder de kundige leiding van
zijn directeur, den heer J. R. van Grie
ken, het driestemmig Veni Creator van
van Fr. Witt, terwijl onder den H. Dienst
op waarlijk prijzenswaardige wijze de
Missa Pontificalis van Don Lorenzo Pe-
rozi voor sopraan, tenor en bariton werd
uitgevoerd, alsmede het meerstemmig
Laud-ate Doniinum, van J. Singerberger.
Onder de H. Mis hield de jubilaris
een toespraak naar aanleiding van de
woorden van Paulus„Virtus in infir-
mitate perficitur", d.i. „De kracht wordt
in zwakheid volmaakt".
ZijnEerw. herinnerde er ,aan hoe hij
eigenlijk niet 121/2 jaar onder zijn pa
rochianen heeft gearbeid, maar wel 121/2
uitgevoerd, alsmede het meerstemmi
Laudato Dominum van J Singe.bergerr
dezer plaatse belette ziekte hem zich ge
heel aan zijn taak te geven, maar juist
door en ondanks zijn zwakheid heeft God
Zijn kracht in zijn werking kenbaar ge
maakt, blijkend uit hetgeen in den af-
geloopen tijd tot stand kwam. Op stof
felijk gebied is de kerk op velerlei wij
ze verfraaiden werden belangrijke
schenkingen gedaan. Van grooter betee-
kenis is evenwel den arbeid, op geeste
lijk gebied, waarvan ZEerw. met iname
noemde, dat in de afgeloopen 121/2 jaar
het aantal communicanten verdubbelde.
Voor de parochianen zijn dit bewijzen
dat ZEerw. niet tevergeefs heeft gewerkt
ondanks zijn lichamelijke zwakheid. Aan
God echter alle eer.
De eerw. redenaar eindigde met 1
verzoek dat hij voor 121/2 jaar ook
de geloovigen richtte, een verzoek n.l.
om gebed en medewerking. Gebed voor
zichzelf om versterkt te blijven in zijn
gewillig. Ik betreur het, niet meer te
gelooven en ik doe niets meer om uit
den twijfel te geraken, die me drukt. Er
is in me een verstijfde of doode kracht,
ik weet niet welke, en van dat probleem
laat je mijn lot afhangen.
Hoe is 't mogelijk! Jij, opgevoed in
een college door priesters bestuurd.
Neen, door hen ben ik slechts on
derricht, dat is niet hetzelfde;, zij heb
ben gedaan, wat ze konden. Als hun
werk niet vernietigd was, dan zou ik de
Christen zijn, dien je zou kunnen lief
hebben, Marie. We zullen niet uitzoe
ken, wie de oorzaak van die vernietiging
was. Ik heb in de eerste plaats zelf
schuld. Maar we zouden nog schuldi
gen ontdekken, die ik niet wil noemen.
Marie stond op en maakte een smeek-
gebaar.
Antwoord me niet verder. Ik ban
er zeker van zijn, dat ie me de heele
waarheid zult zeggen. Neem nu den tijd
om je zelf te onderzoeken. Je zult zien,
dat verschillende dwaalbegrippen, die je
verblinden, zullen wegsmelten. Ga, Fe
licien, ik heb nog hoop.
Lieve Marie, wat ben je p;oed...
Hij schreide niet meer. Hij stond recht
naast Marie, die even bleek was als hij,
maar-hij ontweek het gelaat dat hij lief
had, voelend, dat hij geen meester meer
zijn zou over zijn verdriet, indien hij
nogmaals blikte in die oogen vol mede
lijden. En hij keek slechts naar haar rok
en de fijne hand, die op de tafel leunde.
Marie, wij zijn slachtoffers vam
onzen tijd. Ik behoor tot de wereld, die
sterft, terwijl ze zich vermaakt, en jij
t(Ot d.e gesp,aar d.e .uilgelezeinen, die be-
krachten medewerking der parochianen
ter bevordering vap; het geestelijk THeil
van allen.
Het treffend eenvoudig woord van den
jubilaris maakte een diepen indruk pp;
de aanwezigen.
Na de H. Mis was er aan de pasto
rie receptie en kwamen' Kerk- en Arm
besturen hun opwachting ïnakem pok!
veel notabelen1, w.o. de burgemeester,'
kwamen hun gelukwenschen aanbieden,-
terwijl velen in den vorm van bloemstuk
ken telegrammen en kaartjes van hun!
belangstelling getuigden.
De kerkelijke viering werd besloten!
met een plechtig lof. Des avonds bracht
de Harmonie „Onderling Genoegen",
(directeur de heer Schinck, van Leiden)
aan haar jubileerend eerelid een sere
nade, terwijl het heele dorp in vlaggen-
tooi was.
Moge pastoor Schijff mog vele jaren!
voor zijn parochie gespaard blijVenl
Kunst en Wetenschappen.
Vereen, tot bevordering van de beoefe
ning van Wetenschap door Katholieken
in Nederland.
Gewone algemeene vergadering der
leden op Zondag 22 Mei a.s. in hotel
„De Twee steden", Buitenhof, 's Gra-
venhage.
12 uur. Bezichtiging dier grafelijke zal-
len op het binnenhof, onder leiding van'
Dr. P. J. H. Cuypers.
1 uur Gemeenschappelijke lunch in'
het hotel „De Twee Steden", den leden"
door de vereeniging aangeboden.
2 uur. Algemeene vergadering.
Opening door den voorzifter.
Lezing van Prof. Ch. Dejace uit Luik.
„l'Esprit ct Ia méthode de la législation
sociale en Belgique".
Huishoudelijke vergadering, Jaarver
slag van den secretaris en van den pen
ningmeester.
Verslagen der afdeelingen.
Half zes uur. Gemeenschappelijk di
ner (couvert f3 zonider wijn).
Regelings-commissie te 's Gravenha-
ge: Mr. E. Regout, A. Colette, Dr. A,
van Dommelen, Jan Kalf, M. A. Telle-
gen, Mr. J. van Gils, secretaris.
Vergaderingen der afdeelingen
Zaterdag 21 Mei.
„Rechtsgeleerde afdeeling."
(Hotel „De Twee Steden).
Half 4 Huishoudelijke vergadering.
Lezing van Mr. R. B. Ledeboer, ad
vocaat-generaal bij den Hoogern Raad:
„De Eed".
7 uur. Gemeenschappelijk diner (cou
vert f3.50 zonder wijn).
„Geneeskundige afdeeling".
(R. K. Ziekenhuis, Westeinlde 132.)
8 uur. (des avonds) Huishoudeltijkle
vergadering.
Dr. E. Droog: „Nieuwe inz-chten over
de digestie- en voedingsstoornissen van
den zuigeling".
B. P. Sormani: „Typhusdiagnöstiek
en diagnostiek van typhusbacillen".
Dr. J. Mastboom: „Diagnose en the
rapie van den ulcus ventriculi".
Dr. B. Nuyens„Briefwisseling tus
schen Boerhaave en zijn vriend Baseaud,-
lijfarts van keizer Karei VI van Oosten
rijk."
Zondag 22 Mei.
„Wis- en natuurkundige afdeeling".
(Hotel „De Twee Steden".)
10 uur. Huishoudelijke vergadering.
Voordracht van dr. H. J. Tavterne)
over „Eiwit-Chemie".
„Letterkundige afdeeling". i
10 uur .Huishoudelijke vergadering.
Verkiezing van een voorzitter volgens
artikel 11 en 23 der Statuten.
Besprekingen naar aanleiding van de
door P. Fr. Bqu. Kruitwagen in de Kerst
vergadering gehouden voordracht.
waard zijn tot de herleving.... Nooit als
dezen avond heb ik gezien, wat er in
mij opgehouden heeft te leven. Ik zal
je gehoorzamen... Ik ga trachten mij zelf
te herkennen tusschen de puinhoopen
van mijn geloof.
Als je de verkeerdheid inziet, beter je
dan.
O Marie, hoevelen zien hun ver
keerdheden in, en hebben niet den wil,
of den lust om ze te verbeteren.
Of den lust?
Ja, jij kunt die zielsarmoede niet
begrijpen, jij de vurige en opofferende
Christin.
Als mijn liefde je tot het geloo'
kon terugbrengen... Maar neen, 't is ge
noeg. De kracht moet van elders ko
men ik zal bidden.
Wanneer zullen we .elkaar weer
zien? Ik heb je onbeschrijfelijk lief.
Overmorgen, bij je thuis. Maar ik
verbied je dan het minste met me hier
over te spreken. Je moet me vermij
den. Laat dagen, dagen en nog eens da
gen voorbijgaan. Veroordeel ons niet te
vlug.
„Ons!" O, wat ben je goed!
Vaarwel.
Bid veel Marie, bid voor ons bei
den.
Ze reikten elkaar de hand, en in den -
vluchtigen druk hunner vingers lag heel
de eer hunner jonge, gewonde zielen.
Het was als een belofte, om te wachten;
in de stilte van de onbekende, naderen
de, dreigende toekomst.
(Wordt vervolgd),