De Slagboom. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 3 Mei. WONNEMAAND, .Wanhagel is het weêre, en heet die Meie liegen beloven deed het wel wanneer het, eiken dag vervroegende, in den dauw en in de bladerwiegen, ■den blijden morgenglans dier Meische zonne zag. Wanhagel is het weêre, en vliegen is 't en vlagen, van als het opengaat, dies morgens, tot wanneer 't dies avonds, moegebuischt, den noordschen hemelwagen zijn licht ontsteken ziet, en dan te ruste keert. .Wanhagel is het weêre, en... zal 't nog Mede wezen, alzoo 't te wezen plag, nu jaren lang voorbij? Wanneer zal 't Mede zijn, zoo 't Mede was voordezen waiyieer zal 't blommenmaandi en Meie zijn voer Tnij? Maria, schoonste blom des werelds, na veel stonden verbedidens, zijt gij eens geboren onbevlekt; castijdt den boozen wind, ©n houdt hem ingebonden; geen buien meer: en blad en blommen, herontwekt! Dan zal men vóór uw beeld; met blomme en blad geladen, aleer de zonne rijst, u komen, reine Maagd; bekennen hoe dat 't recht behoort, en is geraden, Maria, dat uw' naam de schoone Meie draagt! Guido Gezelle. USt «ie Pers. De Groentijd. De „Nieuwe Tilb. Crt." schrijft: In ons land wordt op het oogenblik een strijd gestreden vóór en tegen den groentijd aan onze universiteiten. Man nen van naam en gezag kwamen op voor het afschaffen van het onzinnig gebruik en de besturen der studentencorpsen trokken te velde voor het behoud der instelling. Hoe eerder de groentijd wordt afge schaft, hoe beter. Er is niets vóór te zeggen ailes er tegen. Want hij gaat gepaard met zooveel slechts, dat het ei genlijk beschaafde menschen onwaardig is er een woord goeds van te spreken. De „Stand." bevatte gisteravond een driestar, mede ter bestrijding van den groentijd, en de schrijver zegt een zeer principieel woord, waarin eigenlijk de geheele kern der kwestie is vervat. Er zit meer achter den groentijd, dan kwel- en plaaggeesterij, want hij wor telt in den hoogmoed, die, helaas in de wetenschappelijke wereld zoo inheemsch is en zoo stijl. Het beg int reeds op de hoogste klas sen van burgerschool en gymnasium, en het gaat in den studententijd in volle glorie verder; het in hoogmoed opheffen van het .trotsche hoofd, het zich ver heven achten boven de andere men schen, och arm, om dat klein beetje wetenschap, dat bij de meesten pooit verder aangroeit, dan tot de middelma tige vakkennis, die juist groot genoeg is om het wetenschappelijk ambacht uit te FEUILLETON. (Vrij naar het Fransch, van RE NÉ BAZIN). 20) Het is mogelijk. A'laar wat ben je geheimzinnig, Marie. Neen, alleen is mijn jeugd goed beschermd geworden, en is mijn wil, die zwak was uit zich zelf met wonderlijke teederheid in de hoogte gericht en ver sterkt. Ik zie overal zooveel puinhoo- pen van ge'luk. Ik voel, dat ik met de meeste mannen mijn ziel en mijn geluk zou wagen... ik zou graag... lach me niet uit... Spreek, integendeel, spreek: dat ik ten minste in het paradijs van je ziel mo ge zien. Ik heb beloofd te antwoorden Wat zou je graag willen? Dat mijn huwelijk iets eeuwigs bad. Ik geloof dat huwelijken, di.e niet zijn aangegaan voor een duur zonder einde slechts middelmatig gelukkig zijn. Ik meen, dat een huisgezin, dat wordt gesticht, zich tot in de oneindigheid op volgt. Ik zou de moeder willen zijn van ;een heilig geslacht. Ge zoudt er waardig toe zijn, Ma rie. Maar waar zo zoo een inan vin den Ik ken er een ar, die denker zoo als je bedoelt. Maar die hebben je niet lief. Zij zijn beter dan ik, maar ze be- taiiiiinqu je niet. Ze zullen je voorbijga,an, oefenen, maar meestal te klein om 's dragers naam langer te doen voortleven dan een' week na zijn dood cn.dan nog in den kleinen kring van zijn omgeving. Een groot deel der z. g. „donldere- rij", waarmede de arme groenen wor den ontbolsterd, is dan ook meestal niets dan christenmenschen onwaardi ge uiting van de hoovaardigheid der ontgroenende studenten. Ten slotte is dat de geest der universiteiten zelf, en daarom is zoo geheel juist wat de Std. zegt „Het respice fontes wijst ook hieir op trots en hoogheidswaan1 terug. Wat nawerkt is de oude zonde van bet Hu manisme. Een student was een hoo- ger soort wezen, die laatdunkend op bet ordinaire publiek jieerzag. Om nu ,een jongmensch uit dit gewone genus in een student om te tooveren, was een opera tie nooddg. En bij boopen kwamen ze, die er grif kwelling en vernedering voor over haddeq, om maar de ©ere van het corpslid-zijn te mosen grijpen". P^eeds hierom zpl alleen goecl werk zijn verricht, wanneer het „groenen" met wortel en al zal zijn uitgeroeid. Maar ook om de schadelijke gevol gen, die voor vele jongstudenten uit deii groentijd nawerken en die soms een on- gunstigen invloed blijven voort zetten, geheel een leven lang. Wij zwijgen over lichamelijke ziekten in den groentijd qpgeloqpen over de drankzucht in den groentijd gewekt over de zedelooze ergernis en godsdien stige beleedigingen, die groenen hebben te dulden over de afschuwelijke vloek- partijen, waarop de groenen worden haaldneen, alleen reeds de psychi sche invloed van het drie weken lange treiteren en vernederen is voor meer dan een noodlottig voor altijd. Daarom is „weg met den groentijd" een uitsteken de leuze. Een „neutraal Princiep" C. schrijft in „Het Centrum" In zijn hoofdbestuurs-vergaderïng van 19 April beeft de „Nederlandsche Aan nemersbond'" een concept overeenkomst met die Duifsche „Arbeitergeberbund fiir das Baugewerbe" aangenomen, waardoor de Bond gevaar loopt van steun te verleenen aan ongemotiveer de uitsluitingen, dus te zondi gen tegen de rechtvaardigheid en liefde ten opzichte van dui zenden en tienduizenden arbei ders. Dit betoogden wij in „Het Centrum" van 23 April en spraken den wensch uit, dat de algemeene ledenvergadering, op aandrang der vele geloovige katholieke en protcstantsohe leden die overeenkomst zoo zou wijzigen, dat de steun a 1 li ete n wordt verleend, indien na nauwkeurig onderzoek blijkt, dat de staking niet, d e uitsluiting wel gemotiveerd i s. Dit eisoht de zedewet. Tot on2e verwondering beeft geen en kel hoofdbestuurslid van den „Annemers- bond" een poging gedaan om ons betoog te weerleggen. Maar nu verschijnt in de „Nieuwe Rot terdammer Courant" van 28 April een berichtje, dat in zijn zoetsappigheid dienst schijnt te moeten doen, om de geloovige leden en bet publiek gerust te stellen. „Men was vrijwel algemeen van oerdeel dat bet standpunt van den Bond meet zijn, bet in acht nemen eener strikte neu traliteit, d. w. z. bet zich onthouden van alles wat den strijd, voor welke der partij en vak (ook?) kan bemoeilijken en be zwaren". Aldus 't berichtje. Wat mooi neutraal van dien neutralen Aannemersbond, moet de argelooze lezer nu wel zeggen. Maar krachtens dat mooie zonder te weten', wat je waard bent. Maar wat is er schooner, dan den man, dien je gekozen hebt, tot God terug te brengen? Dat kam tegenwoordig haast miet meer, Felicien. Ik zou te strijden hebben tegen de heele wereld. Het zou me m'iet lukken. En toch, Marie, trouwden! Chris tenmaagden met heidenen. Ze waren er wel toe verplicht. En dam, die heidenen waren verschoonbaar, ze wisten niets vam het ware leven. En wij De Christenen vam heden zijn ver welkte Christenen. En zij bloeien in zui ver water miet weer op als een takje seringen. In tranen dan Ja, eerder im tranen. i En hij trachtte te glimlachen1. Hij weende. Hij verborg zijn' tranen niet. Zij rolden hem over de wangen. Hij boog het hoofd en zag Marie aan, alsof zij reeds ver van- hem verwijderd was. En Marie, die de smart van zooveel liefde niet kon verdragen, keek hem een oogenblik aan, sloot de oogen en keek weer maar hem. Een diep medelijden1 vervulde baar. Arme Felicien, wat. doe ik je ver driet. Neen, jij miet, Marie, miet jij. Jij hebt geen schuld. Gij zijt degene voor wie ik lijd, maar je hebt me slechts aan getoond, welke afstand er tusschen ons bestaat... de schuld ligt bij haar, die niet bij je kunnen vergeleken worden... Ik verdedig me alleen, oindat ik je lief heb... Ik voel, d,at w(at je zegt, juist jsv. neutrale princiep, dat den strijd ook voor de arbeiders niet wil verzwaren, besluit toch het hoofdbestuur van den Aanne mersbond geen uitgesloten arbeiders ook Hollandsen© arbeiders, in dienst te ne- of voor bet geval zulks onverhoopt tocb mocht geschied zijn, die werklieden on middellijk weer te ontslaan. Is dit geen partij kiezen vóór de patroons tegen de werklieden, en den strijd der arbeiders verzwaren Zoo verleent de Nederlandsche Bond steun aan den Duitschen. En toch zegt het berichtje heel zoet: Door steun te verleenen „kan men treden in waardee- rlrng der motieven, welke van patroonszij de in Duitschland tot den strijd hebben gevoerd en daar wenscht de Ned. Aanne mersbond zich buiten te houden." De Bond wil niet treden in waardeering der motieven 1 Maar dit is juist bet groote zedelijk heid sbezwa ar. Weigert de Bond arbei ders in dienst te nemen, ter wille der Duïtsche patroons wier motieven strijden met rechtvaardigheid en liefde, dan doet bij immoreel. Een Bond, die de zede lijkheid ook in den arbeid erkent, moet de motieven van een uitsluiting wel on derzoeken, vooraleer hij steun verleent. De „N. R. Ct." deelt verder mede, dat de overeenkomst „met algemeene stem men in beginsel wenschelijk is verklaard door de ledenvergadering van den Ned. Aannemersbond." Is dit bericht juist dan zou bet onzedelijk steun-contract door het hoofdbestuur goedgekeurd, ook door de algemeene ledenvergadering zijn aangenomen. Wij hopen, en gelooven ook, diat de „N. R. Ct." zich onjuist heeft uitgedrukt. Niet de ledenvergadering, maar 't hoofd bestuur beeft liet contract wenschelijk verklaard; de eindbeslissing is nog aan de leden, die op de algemeene vergade ring het concept-contract, naar wij ho pen, oveieenkomstig de eisciien der zede- wet zullen wijzigen. Tegen de kwakzalverij. Aan het jaarverslag der Vereeniging tegen de Kwakzalverij, dat op a.s. alge meene vergadering door dr. E. J. Abra hams zal worden uitgebracht, ontleenen wij het volgende: Het ledental ging iets vooruit, het be droeg op 1 Jan. jl. 767. De financiën verkeeren in gunstigen toestand. Als heugelijke feiten moeten worden vermeld, dat de autoriteiten van meer belangstelling in het werk der Ver eeniging blijk geven. Verschillende ge zondheidscommissies, enkele gemeente besturen,, twee burgemeesters, ja zelfs de minster van buitenl. zaken waarschuwden tegen het optreden van sommige kwak zalvers. Ook sloten zich, behalve een paar gemeentebesturen, verscheiden Groene- Kruis-afdeelingen en niet minder dan 34 gezondheidscommissies als lid aan. Zij helpen het Maandblad op ruime schaal verbreiden. Opnieuw werden verschillende valsche attesten opgespoord, pogingen om met meer kracht kwakzalversadvertenties uit de nieuwsbladen te weren, hadden nog geen resultaat. Weer werden op verschil lende plaatsen lezingen gehouden, deels vanwege het bestuur, deels door de leden der vereeniging, welke sprekers vaak om materiaal bij het bestuur aankloppen. Verscheiden malen kon tegen kwak zalvers in hun middelen met succes worden opgetreden. Een Parijzenaar, Steenwitz genaamd, die' onze doove Nederlanders met zijn methode wilde gelukkig maken en die bij onderzoek een bedrieger bleek te zijn, werd met medewerking van den Bond van hardhoorenden en verschillende leden der vereeniging het leven zoo zuur ge maakt, dat hij, na een paar plaatsen be zocht te hebben, zijn tournee door Holland staakte. Ook E i 1 e r s werd met succes be streden. Je moet gelijk hebben... Ik weet miet meer wat te gelooven. Dat is het wreed ste, wat ik je bekennen moet... Ik denk zelden meer (aan wat mij inog van het geloof is overgebleven, omdat ik vrees te ontdekken; dat er niets meer van is overgebleven. Zeg dat niet, Felicien, je vergist je zeker. Ik hoop dat ik me vergis. O ja, antwoord me niet zoo snel.... Ie bent er nog niet zeker van... Neem den tijd om je zelf te onderzoeken... Je zoudit willen, dat ik niet zoo slecht was je geloofde liiet, dat ik slech ter was, dan ik ben. Ik zegen je, Om dat je zelf ook verdriet hebt. Zie je gebruikt nog een woord van geloof. Je zegt: „Ik zegen je". Wat me van het geloof overblijft, helaaswoorden en herinneringen. Hecht je aan die herinneringen. Dat is het begin van den terugkeer. Zeg me niet meer, dat je niet gelooft Be schuldig je niet meer... Onderzoek je zelf. Zij had zich naar hem toe gebogen en de hand van Felicien genomen. Zij troost te hem, zij beklaagde hem met heel haar jonge benauwde ziel, die de liefde zag weenen. Ja, ik zal dat doen. Maar begrijp je, jij, die dezelfde gebleven bent, wat het beteekent een zieke ziel? Ik bewonder dien godsdienst, dien ik heb liefgehad, maar ik voel me er niet meer toe aangetrokken, en ik zeg bij me zelf, dat hij mooi is, maar toch hang ik de leer niet meer aan. Mijn wjl, vqlgt mijn verstand pjet jneer Jubilé Pastoor B. J. J. Schijff. RIJPWETERING, 1 Mei. Had den vorigen avond het naburige Roelofarendsveen getuigenis afgelegd van zijn aanhankelijkheid jegens zijn geestelijken leidsman, op niet minder warme en hartelijke wijze werd heden! in on's dorp den dag gevierd, dat Pas toor Schijff 12i/o jaar onze geestelijke leidsman en herder onze vriend en raad gever is geweest. De eigenlijke herinneringsdag was 28 April; immers 28 October 1897 werd de Zeereerw. heer B. J.'J. Schijff, des tijds Pastoor in 't Zand, door Z.D.H. Mgr. Bottemanne zg. benoemd tot Pas toor alhier en 11 Nov. d.a.v. door De ken Bots van Leiden geinstalleerd. Verschillende omstandigheden deden echter het feest op den eersten van den Meimaand herdenken. Feitelijk had de jubilaris geen feest willen vierenZ.Eerw. had dezen dag in alle stilte willen laten voorbijgaan. Maar een Pastoor is niet altijd „mees ter" in zijn parochie; de parochianen hadden anders geoordeeld en aan hun aandrang had de feesteling niet kunnen weerstaan. Het Kerkbestuur en de Wel- eerw. Heer Chr. S. Dessing, kapelaan! vormden een comité orrf gelden in te zamelen voor een gepast huldeblijk en in overvloedige mate mocht het steun vinn den bij de Katholieke Rijpweteringers, die blijde waren deze gelegenheid te kun nen aangrijpen om hun herder op stof felijke wijze hun genegenheid te toonen. In ruime mate vloeiden de giften toe, ruimer dan men had kunnen denken en heden, op het koperen jubilé, werden op het altaar gebruikt een artistieke Monstrans, koper verguld en een ko peren wierookstandaard, de geschenken van die parochie op 's pastoors feest Om half elf droeg de jubilaris aan het rijk versierde hoogaltaar, een plechtige H. Mis van dankbaarheid op, daarbij geassisteerd door den Weleerw. heer Chr. S. Dessing, als.diaken en den Zeer- Eerw. Zeergel. Heer A. D. C. Schel- laert, subregent van het klein Seminarie „Hageveld" en oud-kapelaan der paro chie als subdiaken. Voor de H. Mis zong het koor onder de kundige leiding van zijn directeur, den heer J. R. van Grie ken, het driestemmig Veni Creator van van Fr. Witt, terwijl onder den H. Dienst op waarlijk prijzenswaardige wijze de Missa Pontificalis van Don Lorenzo Pe- rozi voor sopraan, tenor en bariton werd uitgevoerd, alsmede het meerstemmig Laud-ate Doniinum, van J. Singerberger. Onder de H. Mis hield de jubilaris een toespraak naar aanleiding van de woorden van Paulus„Virtus in infir- mitate perficitur", d.i. „De kracht wordt in zwakheid volmaakt". ZijnEerw. herinnerde er ,aan hoe hij eigenlijk niet 121/2 jaar onder zijn pa rochianen heeft gearbeid, maar wel 121/2 uitgevoerd, alsmede het meerstemmi Laudato Dominum van J Singe.bergerr dezer plaatse belette ziekte hem zich ge heel aan zijn taak te geven, maar juist door en ondanks zijn zwakheid heeft God Zijn kracht in zijn werking kenbaar ge maakt, blijkend uit hetgeen in den af- geloopen tijd tot stand kwam. Op stof felijk gebied is de kerk op velerlei wij ze verfraaiden werden belangrijke schenkingen gedaan. Van grooter betee- kenis is evenwel den arbeid, op geeste lijk gebied, waarvan ZEerw. met iname noemde, dat in de afgeloopen 121/2 jaar het aantal communicanten verdubbelde. Voor de parochianen zijn dit bewijzen dat ZEerw. niet tevergeefs heeft gewerkt ondanks zijn lichamelijke zwakheid. Aan God echter alle eer. De eerw. redenaar eindigde met 1 verzoek dat hij voor 121/2 jaar ook de geloovigen richtte, een verzoek n.l. om gebed en medewerking. Gebed voor zichzelf om versterkt te blijven in zijn gewillig. Ik betreur het, niet meer te gelooven en ik doe niets meer om uit den twijfel te geraken, die me drukt. Er is in me een verstijfde of doode kracht, ik weet niet welke, en van dat probleem laat je mijn lot afhangen. Hoe is 't mogelijk! Jij, opgevoed in een college door priesters bestuurd. Neen, door hen ben ik slechts on derricht, dat is niet hetzelfde;, zij heb ben gedaan, wat ze konden. Als hun werk niet vernietigd was, dan zou ik de Christen zijn, dien je zou kunnen lief hebben, Marie. We zullen niet uitzoe ken, wie de oorzaak van die vernietiging was. Ik heb in de eerste plaats zelf schuld. Maar we zouden nog schuldi gen ontdekken, die ik niet wil noemen. Marie stond op en maakte een smeek- gebaar. Antwoord me niet verder. Ik ban er zeker van zijn, dat ie me de heele waarheid zult zeggen. Neem nu den tijd om je zelf te onderzoeken. Je zult zien, dat verschillende dwaalbegrippen, die je verblinden, zullen wegsmelten. Ga, Fe licien, ik heb nog hoop. Lieve Marie, wat ben je p;oed... Hij schreide niet meer. Hij stond recht naast Marie, die even bleek was als hij, maar-hij ontweek het gelaat dat hij lief had, voelend, dat hij geen meester meer zijn zou over zijn verdriet, indien hij nogmaals blikte in die oogen vol mede lijden. En hij keek slechts naar haar rok en de fijne hand, die op de tafel leunde. Marie, wij zijn slachtoffers vam onzen tijd. Ik behoor tot de wereld, die sterft, terwijl ze zich vermaakt, en jij t(Ot d.e gesp,aar d.e .uilgelezeinen, die be- krachten medewerking der parochianen ter bevordering vap; het geestelijk THeil van allen. Het treffend eenvoudig woord van den jubilaris maakte een diepen indruk pp; de aanwezigen. Na de H. Mis was er aan de pasto rie receptie en kwamen' Kerk- en Arm besturen hun opwachting ïnakem pok! veel notabelen1, w.o. de burgemeester,' kwamen hun gelukwenschen aanbieden,- terwijl velen in den vorm van bloemstuk ken telegrammen en kaartjes van hun! belangstelling getuigden. De kerkelijke viering werd besloten! met een plechtig lof. Des avonds bracht de Harmonie „Onderling Genoegen", (directeur de heer Schinck, van Leiden) aan haar jubileerend eerelid een sere nade, terwijl het heele dorp in vlaggen- tooi was. Moge pastoor Schijff mog vele jaren! voor zijn parochie gespaard blijVenl Kunst en Wetenschappen. Vereen, tot bevordering van de beoefe ning van Wetenschap door Katholieken in Nederland. Gewone algemeene vergadering der leden op Zondag 22 Mei a.s. in hotel „De Twee steden", Buitenhof, 's Gra- venhage. 12 uur. Bezichtiging dier grafelijke zal- len op het binnenhof, onder leiding van' Dr. P. J. H. Cuypers. 1 uur Gemeenschappelijke lunch in' het hotel „De Twee Steden", den leden" door de vereeniging aangeboden. 2 uur. Algemeene vergadering. Opening door den voorzifter. Lezing van Prof. Ch. Dejace uit Luik. „l'Esprit ct Ia méthode de la législation sociale en Belgique". Huishoudelijke vergadering, Jaarver slag van den secretaris en van den pen ningmeester. Verslagen der afdeelingen. Half zes uur. Gemeenschappelijk di ner (couvert f3 zonider wijn). Regelings-commissie te 's Gravenha- ge: Mr. E. Regout, A. Colette, Dr. A, van Dommelen, Jan Kalf, M. A. Telle- gen, Mr. J. van Gils, secretaris. Vergaderingen der afdeelingen Zaterdag 21 Mei. „Rechtsgeleerde afdeeling." (Hotel „De Twee Steden). Half 4 Huishoudelijke vergadering. Lezing van Mr. R. B. Ledeboer, ad vocaat-generaal bij den Hoogern Raad: „De Eed". 7 uur. Gemeenschappelijk diner (cou vert f3.50 zonder wijn). „Geneeskundige afdeeling". (R. K. Ziekenhuis, Westeinlde 132.) 8 uur. (des avonds) Huishoudeltijkle vergadering. Dr. E. Droog: „Nieuwe inz-chten over de digestie- en voedingsstoornissen van den zuigeling". B. P. Sormani: „Typhusdiagnöstiek en diagnostiek van typhusbacillen". Dr. J. Mastboom: „Diagnose en the rapie van den ulcus ventriculi". Dr. B. Nuyens„Briefwisseling tus schen Boerhaave en zijn vriend Baseaud,- lijfarts van keizer Karei VI van Oosten rijk." Zondag 22 Mei. „Wis- en natuurkundige afdeeling". (Hotel „De Twee Steden".) 10 uur. Huishoudelijke vergadering. Voordracht van dr. H. J. Tavterne) over „Eiwit-Chemie". „Letterkundige afdeeling". i 10 uur .Huishoudelijke vergadering. Verkiezing van een voorzitter volgens artikel 11 en 23 der Statuten. Besprekingen naar aanleiding van de door P. Fr. Bqu. Kruitwagen in de Kerst vergadering gehouden voordracht. waard zijn tot de herleving.... Nooit als dezen avond heb ik gezien, wat er in mij opgehouden heeft te leven. Ik zal je gehoorzamen... Ik ga trachten mij zelf te herkennen tusschen de puinhoopen van mijn geloof. Als je de verkeerdheid inziet, beter je dan. O Marie, hoevelen zien hun ver keerdheden in, en hebben niet den wil, of den lust om ze te verbeteren. Of den lust? Ja, jij kunt die zielsarmoede niet begrijpen, jij de vurige en opofferende Christin. Als mijn liefde je tot het geloo' kon terugbrengen... Maar neen, 't is ge noeg. De kracht moet van elders ko men ik zal bidden. Wanneer zullen we .elkaar weer zien? Ik heb je onbeschrijfelijk lief. Overmorgen, bij je thuis. Maar ik verbied je dan het minste met me hier over te spreken. Je moet me vermij den. Laat dagen, dagen en nog eens da gen voorbijgaan. Veroordeel ons niet te vlug. „Ons!" O, wat ben je goed! Vaarwel. Bid veel Marie, bid voor ons bei den. Ze reikten elkaar de hand, en in den - vluchtigen druk hunner vingers lag heel de eer hunner jonge, gewonde zielen. Het was als een belofte, om te wachten; in de stilte van de onbekende, naderen de, dreigende toekomst. (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5