BUITENLAND,
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 23 April.
Zou het mogelijk zijn van
Nederland eene Vrijhaven
te maken?
(Vervolg.)
r Maar ondanks die beweerde overdrij
ving" van den "heer Baie van; onze ïn-
jdustrieele moeilijkheden en oncianks die
zoogenaamde „verblijdende" ontwikke
ling van onzen! landbouw, wordt toch
toegegeven „dat de commercieele poli
tiek der groote mogendheden ons ernsti
ge nadeelen heeft berokkend".
Wij voor ons in een en, dat die ernstige
inadeelen ons nffit berokkend zijn door de
politiek der groofe mogendheden, maar
jrfoor hen, "die dertig jaar lang 'daarte
gen geen enkel verweermiddel hebben
geduld, omdat volgens hen ons lanld
*,in hoofdzaak een land is van doorvoer
en tusschenhandei" en ómdat zij daar
aan d,e belangen van landbouw en in
dustrie hebben opgeofferd.
Maar dit nu daargelaten, wordt dan
'Joch eindelijk erkend, dat de handelspo
Jitiek van het buitenland onze belangen
•.ernstig heeft geschaad. Ja, tpen gaat
'zelfs verdermen vindt, dat het nu^voor
jons vaderland en anidere kleine ryken
plicht is „zich duidelijk en beslist re
kenschap te geven van de richting, waar
jin zij hunne economische ontwikkeling
begeeren te sturen".
Ons dunkt, dat dit een der eerste en
en voornaamste plichten is van elke re
geering en te allen tijde, en dat, wan
neer eenige Regeering dit niet heeft ge-
Idaan, zij zich aan ernstig plichtsverzuim
beeft schuldig gemaakt.
De brochureschrijver erkent, dat thans
üe omstandigheden voor ons land nog
•moeielijker dreigen te worden, nu ïn
Engeland de unionisten zich zóó beslist
'hebben verklaard voor „tariff re form" in
protectionistischen geest en dat de in
voering van een beschermend tarief in
'Engeland na een "korteren of langeren
•tijd gaat behooren tot de mogelijkheden
„waarmede ernstig rekening behoort te
[worden gehouden".
Van zelf rijst nu de vraag, wat moet
in het belang van ons land worden ge-
'jdaan?
Een gewoon mensch zou zeggen, dat
ijde weg duidelijk is aangewezen; dat
/maatregelen moeten worden genomen
opdat ons land niet worde het eenige
afzetgebied der buitenlandsche overpro
ductie, die onze nijverheid doodt, waar
na de buitenlandsche industrieel de prij
zen voor zijn product in Nederland naar
wilekeur zal vaststellen, omdat
hij van de inlandsche industrie geen con
currentie meer te vreezen heeft Al
leen hierdoor zal het mogelijk zijn eigen
landbouw en industrie te behouden en
|voor den invoer onzer producten in het
buitenland gunstiger voorwaarden te be
dingen.
Maar zoo denkt niet „Het Vrije Ruil
verkeer."
De meer rationeele heffing van invoer
rechte;] zal volgens die Vereeniging ten
gevolge hebben, dat „de neiging reeds
^nu hier en daar bestaande, om in het
Oosten of in het Zuiden, economische
aansluiting te zoeken, buitengewoon zal
\worden versterkt", dat wil met andere
woorden zeggen, dat men ook in Neder
land dan meer en meer zal gaan gevoe
len voor het ideaal van den werke
lijk en vrijhandelaar, namelijk aaneen
sluiting op economisch gebied van
zooveel Staten, als mogelijk is, opdat han
del en industrie zich vrij en onbelem -
merd kunnen ontwikkelen, niet meer door
tolboomen belemmerd, en uitsluitend aan
gewezen op eigen energie. Jiet „ruilver
keer" zal eerst dan in waarheid „vrij".
Zijn.
De Vereeniging „Het Vrije Ruilver
keer" acht dit, zonderling genoeg, niet
gewenscht, omdat economische over
eenkomsten tusschen groote en kleine sta
ten volgens haar, als wij de brochure
goed begrijpen, de staatkundige on
afhankelijkheid zullen bedreigen, en ons
land zelfs in staatkundige verwikkelingen
kunnen mengen-, want, zegt Fontana Rus-
so in zijn Traité de politique commer-
ciale: „les causes des guerres futures se-
font des causes cominereiales".
Wij leiden daaruit alleen af, dat het
economische vraagstuk tegenwoordig
overal „le question brülante" is en zijn
er dankbaar voor, dat men in den laatsten
tijd dat ook in ons land gaat inzien en
thans bij de oplossing daarvan ook aan
Ide mannen der praktijk medezeggen
schap toekent.
Wij geven gaarne toe, dat economi
sche moeilijk e en tot staatkundige
verwikkelingen kunnen leiden, maar
mcenen, dat dit gevaar niet mag worden
overschat. Ook zonder economische aan
sluiting is het gevaar van verwikkeling
voor ons land en andere kleine staten in
internationale moeilijkheden niet minder
groot.
Wij hebben gemeend goed te doen
(het gevaar van verlies onzer nationali
teit, dat thans als voorwendsel tegen min
der eenzijdige handelspolitiek schijnt le
moeten uienst doen, even onder de oog n
te zien. Van hoe weinig beteekeuis uai
gevaar trouwens is, wordt bewezen door
Zwitserland en België, die reeds jaren
lang dezelfde economische politiek vol
gen als de groote mogendheden, zonder
dat dit ook maar het minste gevaar op
geleverd heeft voor hunne onafhanke
lijkheid. Eer het tegendeel is waar. Van
België kan bijv. worden getuigd, dat het
'dank zij die handelsstaatkunde, econo
misch veel krachtiger en onafhankelijker
is dan Nederland, en daarenboven ook
staatkundig stellig niet minder invloed
'heeft.
De gedachtengang, die bij het ont
werpen van de brochure der Vereeniging
„Het .Vrije Ruilverkeer" heeft voorge
zeten, wordt echter duidelijk, wanneer
men daarin leest, dat de Nederlanders
zich in hun eigen vleesch zouden snij-
|den, wanneer zij door een stelsel van
bescherming (2) hunne nijverheid wilden
trachten in de hoogte te werken" want
Nederland is „in hoofdzaak een
land van doorvoer en tusschen-
h a nd e 1."
Zie, waar zulke dingen zoo maar klak
keloos worden neergeschreven, daar zou
het eigenlijk het beste zijn er het zwij
gen toe te doen.
Do tusschenhandei wordt gevormd
door de commissionnairs, de agenten en
andere vertegenwoordigers hier te lan
de van handelshuizen en fabrieken in het
buitenland. Het spreekt van zelf, dat die
er groot belang bij hebben, dat de Ne-
derlandsche nijverheid niet in de hoog
te gewerkt, niet „konkurrenzfahig"
wordt, want daardoor loopen zij gevaar
da cliëntèle voor hunne buitenlandsche
patroons te verliezen, wat vermindering
hunner inkomsten tengevolge heeft, ten
zij zij vertegenwoordigers worden van
binnenlandse he huizen, wat, naar
onze overtuiging, stellig een niet minder
achtbaar beroep mag heeten.
Wat den „doorvoer" aangaat, het vol
gende:
Men vergaapt zich aan het aantal ton
nen inhoud der schepen, die te Rotter
dam worden in- of uitgeklaard en meent
daaruit eenige conclusies te kunnen trek
ken omtrent het belang, dat Nederland
en in het bijzonder Rotterdam bij die
scheepvaart heeft.
Niets is minder juist. Het grootste ge
deelte der ladingen wordt óf rechtstreeks
óf na overlading op stroom direct doorge
voerd naar Duitschland, vice versa, en
de eenige menschen, die daarbij belang
hebben, zijn enkele expediteurs en hoog
stens 4000 havenarbeiders.
En nu geven wij onmiddellijk toe, dat
het een ramp zou zijn, wanneer ook die
havenarbeiders, zooals zoovelen hunner
standgenooten in landbouw en industrie
verplicht zouden worden, in den vreemde
een bestaan te gaan zoeken, omdat zulks
hun in het eigen land onmogelijk wordt
gemaakt, maar zelfs ook zij zullen moeten
erkennen, dat het van meer dan grove
eenzijdigheid getuigt het belang van en
kele handelsagenten van vreemde fabrie
ken en enkele cargadoors en hoogstens
4000 arbeiders voor te stellen als „het"
Nederlandsche belang, waarbij dat van
eenige millioenen andere Nederlanders
geen gewicht in de schaal legt!
Het is, zooals straks zal blijken, daaren
boven volkomen onjuist, dat die doorvoer
en dus het bestaan dier havenarbeiders
door een meer rationeel tarief van invoer
rechten wordt bedreigd; veel gevaarlijker
daarvoor is de voorgenomen heffing van
tollen op den Rijn, waartegenover wij,
althans op dit oogenblik, ons niet verwe
ren kunnen, omdat wij ons in de kwart
eeuw, die achter ons ligt, economisch
met gebonden handen en voeten aan het
buitenland hebben overgegeven.
De Vereeniging „Het Vrije Ruilver
keer" acht nu het beste middel, om de
welvaart en de onafhankelijkheid van ons
land te verzekeren, het volgen eener we
zenlijk vrijgevige handelspolitiek, welke
vreemde volken niet bemoeilijkt in het
economisch verkeer met het onze, doch
waarbij allen (3) gelijkelijk e nop ruime
schaal belang hebben. En die handelspo
litiek moet dan daarin bestaan, ons Va
derland te ontwikkelen „tot 'het groote
vrijhavengebied van Centraal-Europa."
„Welk een perspectief van onbegrens-
den vooruitgang" aldus roept de schrijver
der brochure uit, „voor onze zoo buiten
sporig snel toenemende bevolking zou
zich daardoor openen!"
(Wordt vervolgd).
(x) Dit is waarlijk geen pessimistische
'hersenschimOns is een branche be
kend, waarin Nederland niet meer „kon
kurrenzfahig" is, en waarbij dan ook de
prijscourant voor Nederland de prijzeD
30 pet. h o o g e r noteert, dan in het
naburige eigen land, en dat van een ar
tikel, dat hier steeds vrij van rechten
is toegelaten
(-) Bedoeld wordt natuurlijk een stel
sel van verweer.
(3) Begrijp goed „allen" wil zeggen al
le b u i t e nlanders
Frankrijk.
Roosevelt.
Roosevelt is gisterenmorgen vroeg te
Parijs aangekomen. De Regeering zal
hem met groote officieele eerbewijzen
ontvangen, zor a's anders .alleen, aah Vór
sten ten deel V(alt,
In de pers wordt Roosevelt, al naar
de politieke gezindheid vian het blad, toe
gejuicht of gekleineerd.
De Mjatin is naar Pichon, den Minister
vian Buitenlandsche Zaken geweest, met
het verzoek om zijn meening te zeggen
over de beteekenis van den Amerikaan-
schen oud-president.
Ziehier wiat Pichon antwoordde:
„De 'heerschende karaktertrekken van
dit merkwaardige en zeldzame gelaat,
schijnen mij toe wilskracht, energie,
moed en oprechtheid te zijn.
Roosevelt doet zich pan mij voor als
een man zonder vrees, die slechts naar
de stem v;an zijn geweten luistert, en die
gaarne de gevolgen draagt van zijn daden,
zoowel voor zoover deze hem zeiven als
voorzoover zij anderen betreffen.
Ingevolge zijn opvatting van een ge
zond, eerlijk en robuust leven, zooals
hij dit zoo vaak heeft omschreven, heeft
hij zijn best gedaan ,om in zijn land de
zeden ie verbeteren, en het moreele
peil te verhoogen. Hij streefde voor de
Vereenigde Staten naar groote materieele
macht, omdat hij wel weef, dat dit het
beste middel is om zich te behoeden voor
complicaties en conflicten.
Dank zij hem, bezit Amerika een be
wonderenswaardige en machtige oorlogs
vloot, die de meest populaire instelling
der Republiek is geworden, hoewel men
er tegen sputterde en te keer ging, toen
hij aan het bewind kwam.
Op deze wijze dient deze pacifist de
zaak van den vrede, waarvoor hij waar
borgen gaf, welke wij Franschen ons
meer dan iemand hebben te herinneren.
W!ant de heer Roosevelt is een trouwe
en standvastige vriend van Frankrijk.
Hij 'heeft ons onder alle omstandighe
den zijn vriendschap beloond met vol
komen belangeloosheid.
Hij heeft gehandeld als een staaisman,
die begrijpt, dat de beide groo Re
publieken elkaar moeten steunen, om
dat zij dezelfde taak vervullen en stre
ven naar hetzelfde ideaal.
Hij vond het zeer natuurlijk, dat zij, bij
voorkomende moeilijkheden, elkaar de
vriendenhand boden. Wij ontvangen in
hem een vriend, rechtschapen en krach
tig, just urn et tenacem. Laat ons
hem eeren.
Italië.
Het incident-Roosevelt en pater
Janssens.
In buitenlandsche bladen vinden wij
nog allerlei berichten en commentaren
betrekkelijk het ingrijpen van Pater Jans
sens in het incident-Roosevelt en de daar
op gevolgde openlijke afkeuring van het
feit door den H. Steel.
Volgens de „Frankf. Ztg." zou pater
Janssens, die, zooals men weet, tot de
Benedictijner-abdij Santo Anselm te Ro
me behoort, tengevolge van het incident
zijn ontslag hebben ingediend als onder
secretaris van de Congregatie voor Bis
schoppen en Regulieren, en tevens als
lid der Bijbelcommissie. Aan de „New-
York Herald" werd deze lezing, die wij
echter onder voorbehoud mededeelen, uit
Rome bevestigd met de bijvoeging, dat
pater Janssens bij zijn bezoek aan Roose
velt niet eens zijn onmiddellijken chef.
kardinaal Vives y Tuto gekend had. De
Brusselsche „Soir" durft zelfs melden,
dat Dom L. Janssens van al zijn ambten
is ontslagen en dat Mgr. Granito di Bel-
monte, oud-nuntius te Brussel en thans:
nuntius te Weenen, zou zijn teruggeroe
pen.
Al deze geruchten zijn op het oogen
blik niet te controleeren, maar zij schij
nen voor het grootste deel onbetrouw
baar, aangezien tie door ons tot dusver
ontvangen nummers van de „Osservatore
Romano" er niets van reppen; voorts om
dat Mgr. di Belmonte gevo egelijker wij
ze moeilijk in het incident kan betrokken
worden en pater Janssens, die als een
uitstekend religieus bekend staat, nog
verleden Zondagavond den feestmaaltijd
van de Belgische journalisten te Rome
heeft bijgewoond.
Rusland.
Finland.
Uit Petersburg wordt aan de „Vos-
sische Zeitung" gemeldd: Sedert eenige
dagen zijn geruchten in omloop, volgens
welke de regeering twijfelen zou aan
de juistheid van haar politiek tegenover
Finland. Deze geruchten schijnen zich te
bevestigen.
Men beweert van bevoegde zijde, dat
de Tsaar tot den Finschen Staatssecre
taris, generaal Langhof, bij zijn laatste
onderhoud over de Finsche aangelegen
heden gezegd heeft: „Stolypin bevindt
zich op dwaalwegen. Ik vrees, dat hij een
heillooze verwarring zal aanrichten."
Het is bekend, dat ook de Minister
van Financiën Kokovtzoff tegen den te-
genwoordigen scherpen koers gekant is.
Vader Amedeus.
Naar '„De Tijd'' verneemt, heeft H. M.
de Koningin de Eerw Vade.r Amedeus,
Generaal-Overste der Broeders van Lief
de te Gent in België' benoemd tot offi
cier in de orde van Oranje-Nassau.
Florent Jean Stockmans Rev. Pére
Amedée, geboren te Morstel (België) 24
Juli 1844, werd op den leeftijd' van 32
jaar gekozen tot „Supérieur Général des
Frères de la Charité, een Congregatie,
die ten huidigen dage 44 uitgestrekte ge-
Stighjten, toevjqehtshuizen gn^er h,a
re leiding heeft, tot opname van patiënten
van alle gezindten en verdeeld is over
België, Holland, Amerika, Engeland, Ca
nada enz. Zij wijdt hare liefderijke zor
gen aan meer dan 6000 krankzinnigen 440
doofstommen en blinden, 800 ouden van
dagen en zieken, 450 jeugdige veroordeel
den, en een 100 achterlijke kinderen, ter
wijl zij circa 1600 leerlingen telt in hare
kostscholen en weeshuizen. Tot vorming
harer onderwijzers heeft zij ook een nor
maalschool gesticht, die door den Bel
gischen Staat werd aangenomen en wel
ke voortdurend in bloei toeneemt.
De centrale administratie, bevindt zich
in het Moederhuis „Maison St. Vincent
de Paul" te Gent. De congregatie is
verdeeld over vijf provinciën:
1. de St. Vincentiusprovincie, bevat
tende de beide Vlaanderen. 2. de St.
Mariaprovincie, bevattende Antwerpen,
Limburg en Holland. 3. de St. Jozefpro
vincie, bevattende Brabant, Luik, Na -
men en Henegouwen, 4. de St. Jorispro-
vincie, bevattende Engeland en Ierland.
5. de St. Annaprovincie, bevattende Ca
nada en de Ver. Staten van Noord-Ame-
rika.
In Nederland heeft de Congregatie 2
stichtingen, het „St. Servatius-gesticht"
te Venray en het pensionaat „Eiken-
burg" te Stratum bij Eindhoven.
Het grootste en meest moderne van al
'hare inrichtingen is ongetwijfeld van al
dert eenige jaren opgerichte St. Servatius-
gesticht te Venray, alwaar ruim 575 man
nelijke patiënten (krankzinnigen en ze
nuwlijders) zijn opgenomen, en aan wie
zij hun beste zorgen en liefderijke ver
pleging wijden. a
Vader Amedeus is geen priester, maar
gewoon leekebroedier; een eenvoudig,
beminnelijk man, begaafd met groote ca
paciteiten en van buitengewone onder-
nemingskracht. Verschillende Rijken en
Staten erkenden zijn groote verdiensten.
België benoemde hem tot „Ridder" en
later tot „Officier" in de Leopoldsorde.
Portugal in de orde der Onbevlekte Ont
vangenis de Villa Vicosa. Spanje gaf hem
het Eerekruis le klasse met de onder
scheiding van Ridder van de Orde van
Karei III. Frankrijk benoemde hem tot
„Officier de 1'Académie." Z. H. Paus
Leo XIII gaf hem het Kruis „pro Ec
clesia et Pontifice". Turkije maakte hem
„Commandeur in de orde van Medjidié".
Alphonse XII verleende hem in 1904 nog
eene bijzondere onderscheiding en Dene
marken zond hem de zoo zeldzame in
signes der „Orde van Danebrog".
Dat ook die Koningin thans zijn dien
sten weet te waardeeren, is zeker aange
naam te vernemen.
In 1907 werd het honderdjarig be
staan der stichting feestelijk herdacht; 'n
geïllustreerd feestalbum wordt op aanvra
ge aan Broeder Justinus, „Eikenburg"
te Stratum, bij Eindhoven, gaarne gratis
toegezonden.
Koninklijke Besluiten.
Aan L. Broeksmit, is op zijn verzoek
met ingang van 18 Mei eervol ontslag
verleend uit zijn betrekking van notaris
te Wassenaar.
Met ingang van 1 Juli zijn be
noemd: tot inspecteur der directie belas
tingen, invoerrechten en accijnzen te
Harlingen, L. Kloosterboer, inspecteur
derzelfde middelen, bij Kon. besluit van
22 Juli 1908, no. 37 belast met de tij
delijke waarneming van de inspectie der
directe belastingen, invoerrechten en ac
cijnzen te Hansweert, J. C. Bent, ad
junct-inspecteur der invoerrechten en
accijnzen te Rotterdam.
Met ingang van 1 Juni is aan mr.
H. G. P. Kolfschoten, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend uit zijn betrek
king van vice-pres:r' n het Gerechts
hof te 's HertogL onder dank
betuiging voor de in icaiterlijke betrek
kingen bewezen diensten en benoemd
tot vice-president van het Gerechtshof
te 's Hertogenbosch mr. A. J. J. baron
Van Styrum, thans raadsheer in gemeld
ooilege.
H. M. de Koningin heeft Donder
dagnamiddag met Princes Juliana in een
open rijtuig een bezoek gebracht pan
de buurtschappen Loo en Wiessel. Het
rijtuig reed soms stapvoetsde Konin
gin liet dan het Prinsesje zien. De bu
ren waarschuwden elkaar, zoodat er her
haaldelijk verscheidene menschen aan
den weg stonden. Het Prinsesje wuifde
met de handjes, vooral maar de dorps
kinderen.
Onderwijs.
Vereenvoudigde spelling.
Een belangrijk document werd dezer
dezer dagen aan den Minister van Bin-
nenlandsche zaken gezonden inzake de
spelling der Nederlandsche taal. Men
heeft het vaak doen voorkomen, alsof
de deskundigen eenparig vóór de Kol-
Lewijnsche spelling zouden zijn. De
„deskundigen" bleken dan echter meest
al te bestaan uit onderwijzers en lee
raren, zoodat het voor de hand ligt, dat
hun voornaamste argument geput was
uit een zekere gemakzucht bij het aanlee-
ren der taal. Thans zijn evenwel een
andere cateagorie deskundigen aan het
woord, op wier gevoelen wij, als het
geldt den aard der taal, nog wel zoo
veel prijs stellen, de heeren dr. P. C.
Boutens, Frans Coenen, Frans Mijnssen
en Arij Prins adresseeren, n.l. aan den
minister en verklaren zich tegen de Vver-
eenvo.udijjde", Hun adies wendt onder
steund door meer dan 60 letterkundige**
van alle richtingen, We laten hier tq
stevige argumenten volgen wélke zij te
gen Kollewijns spelling aanvoeren
- „Ondergeteekenden meenen zich open
lijk en gezamenlijk te moeten verklaren,
tegen de door de „Vereeniging tot ver
eenvoudiging van onze schrijftaal" voor
gestelde ingrijpende veranderingen (der
Nederlandsche Taal, de officieele invoe
ring of de algemeene toepassing waar
van zij als een ramp voor hun voltk
zouden beschouwen.
Ofschoon ten volle overtuigd, dat een!
taal is als een steeds veranderend or
ganisme en allerminst gehecht aan dei
spellingwijze en het taalsysteem van De
Vries en Te Winkel meenen zij echter,
dat een poging tot verandering die prac
tised de schrijftaal aan de spraaktaal)
onderschikt bij ons te lande van; eenl
verkeerd beginsel uitgaat. i
Het „Beschaafd Nederlands" toch is
een abstractie en als norm onbruikbaar.
Bovendien zal niemand durven volhou-
dat in ons vaderland door het gespro
ken woord meer dan door het geschreven
beschaving en ontwikkeling gediend wor
den.
Het „Beschaafd Nederlands" is over
het geheel een zeer beperkte, arme taalv
grootendeels op de stoffelijke behoef
ten van het dagelijksch leven gericht*
waar gauw, en gemakkelijk de voornaam
ste eischen zijn.
Aldus schijnt het streven naar taai-
vereenvoudiging en practische beknopt
heid vooral als het utiliteitsbegrip van
een langzaam veramerikaniseerend za
kenleven ,dat met beschaving waarlijk!
niets gemeen heeft.
Daarom dient, die nog iets anders voor
zijn laindgenooten noodig acht dan een
taal, die bijna enkel voertuig is voor
laag-bij-den-grondsche nuttigheid, zich te
kanten tegen een streven als het „Kol-
lewijnsch", dat regelrecht op geestes-
verarming en daarmede vermindering van
beschaving uitloopt.
Maar bovendien meenen ondergetee
kenden zich ook de moeten verzetten als
letterkundigen.
Litteraire kunstenaars zullen er in het
algemeen niets tegen hebben zich uit te
drukken in de ganbare taal en naar de
gangbare schrijfwijze, oud of nieuw, wel
ke deze ook zij, mits die beide hun ge
noeg ruimte laten tot uiting hunner uiter
aard meer of min niet-alledaagsche ge
dachten en gevoelens.
Maar tegen een vereenvoudiging in
naam der nuttigheid een nuttigheid
die tot verarming der taal leidt moe
ten zij opkomen, waar zij juist behoef
te hebben ,aan verrijking en zoo veel
mogelijk verscheidenheid van taalvormen
tot uiting van hun geestesleven.
Zij willen derhalve protesteeren tegen
een willens en wetens verarmen en
vulgariseeren van hun werkmateriaal,
niet omdat zij zelf het in die verbas
terden staat zouden behoeven te gebrui
ken, maar wijl het verband met hun le
zers aldus steeds meer te loor gaat. lm
mers deze eindigen met niet meer te be
grijpen, tenminste niet meer te voelen,
die vollere, rijker geschakeerde taal der
litteratuur, waar zij zelf aan een arme,
kleurlooze, onbuigzame gewoon geraak
ten.
Het geestesleven der natie verarmd, de
letterkundige kunstenaars al verder bui
ten de gemeenschap huns volks gesteld,
ziedaar 'het kwaad, dat, naar overtui
ging van ondergeteekenden, het stelsel-
Kollewijn brengen zal, wordt het eenigs-
zins algemeen ingevoerd.
En als NederlanÜsche Burgers en ais
Letterkundige Kunstenaars meenen zij
dus verplicht te zijn Uwe Excellentie
hunne zienswijze te doen kennen, om
te pogen het ophanden gevaar 'alsnog
te keeren, dat den vormrijkdom on
zer taal met ondermijdelijke verarming
bedreigt."
Kunst en Wetenschappen.
Volksbijeenkomsten.
Voor de bezoekers van de Volksbijeen
komsten, die ditmaal in zeer groot aantal
waren opgekomen, werd gisterenavond,
in de groote Stadszaal, door de afd.
gemengd koor en orkest, van Toonkunst,
Haydn's Schöpfung gegeven. Ik begin
met een eeresaluut te brengen aan uen
voortref fel ijken Duirecteur, Evert Cor-
nelis, die het geheel leidde met een vuur,
een bewuste kracht, die men, in een zoo
jeugdig man, niet zou verwachten. In
weerwil van zijn leeftijd, toont hij eene
ervarendheid te bezitten, die bewonde
ring afdwingt en leidt, zonder bijna een
blik in de partituur te slaan, zonder
aanstellerij, met vasten hand het geheel
en stort leven en bezieling in de fris-
sche muziek van een grooten Haydn,
op geheel nieuwe wijze.
De sopraan-zangeres, Mej. Coba Rie
del, heeft door een schitterende vertol
king van hare partij, in den volsten z.n
des woordt, de harten der toehoorde, s
gewonnen, getuigen de herhaalde toe
juichingen van het publiek. Haar man.er
van zingen acht ik de ware en past zich
volkomen aan bij de eischen die deze
muziek stelt. Frisch en rein golven de
tonen voort; beurtelings roeren zij of
juichen, doch altijd spreken iij tot ue
ziel en maken de schoone partij tot een
juweel van zangkunst.
Dat ik de Tenor- en Bassolisten niet
eveneens met opgewektheid kan loven,
ligt aan de c ?T e van hunne partijen,
die onvoldoende was. V/aar Haydn den