In de Goede Week op zee.
Paschen op zee.
Gemengd Nieuws.
L- I
Derde Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant
van Zaterdag 2 April.
s.s. „Statendam"27 Maart 10.
Straat van Gibraltar.
Laat ik mei aan de Lezers van de „Leid
sche Courant", die mij niet kennen, voor
stellen als pelgrim naar het H. Land.
Op Dinsdag in de Goede Week, dies
nachts 1 uur voer de „Statendam" sta
tig den Nieuwen Waterweg uit en wij
ontwaakten in volle zee. Het was buiten
gewoon schoon en stil. Ongeveer 250
pelgrims, alle Duitschers, op 2 na, wa
ren aan boord. De Verein, die dezen tocht
georganiseerd had, om de Kerk van Ma
ria Hemelvaart plechtig in te wijden, de
schoonste kerk van het H. Land, door de
Duitschers gebouwd op de plek Dormi
tio genoemd, omdat, naar men zegt, de
|H. Maagd daar gestorven en verrezen is,
deze Verein had de „Statendam" geheel
ingericht voor de geestelijke behoeften der
pelgrims. In een der grootste lokalen van
het ruime stoomschip was in den vorm
van een hoefijzer een getimmerte opge
richt, waaraan door 15 priesters tegelijk
de H. Mis kan worden gelezen. Alles was
in de puntjes voor wat het noodzakelijke
betreft; altaarsteenen, dwaal, krucifixen
(met paarsch omkleed) altaarschellen
enz. 't Zag er keurig uit; alles frisch op
geverfd, een breede looper langs de alta
ren over den vloer, die er, geloof ik, ex
pres was ingelegd. Bij 'eenigszins woelige
zee mocht een priester dan alleen lezen,
wanneer een andere priester hem ter zijde
stond. Doch de zee was zoo kalm al deze
dagen dat die assistentie onnoodig bleek.
Een der eerste zaken, waarop ik na de
H. Mis bedacht moest wezen, was het
volbrengen van een belofte, t. w. een
Marconi-telegram naar huis te zenden en,
wie zou in zoo'n geval niet een beetje
enthousiasme gevoe.en, ik meende, de ge
wone taal was niet passend voor die bui
tengewone depêche. Ik schreef, dichter
lijk op mijn manier:
Uit volle zee, uit vol gemoed,
Zij Roelofarendsveen gegroet
Doch ziet, nog was dat telegram niet
weg of daar ontving ik van huis per Mar
coni een „Goede reis". De telegrafist
was er ook mede in zijn schik, alle me
de reizigers vonden het interessant.
Toen ging ik de boot eens inspectee-
ren, allereerst om den weg te leeren ken
nen, want dat is hoofd- en soms beenen
brekers-werk, trap op, trap af, en voor de
deuren en, erger nog, ook voor de trap
pen boven, hooge drempels ter keering
van.het zeewater, maar die den nieuwe
ling de kans geven vroeger beneden te
komen, dan hij van plan was.
Ik ben er, dank de kalmte van de zee,
goed afgekomen in dubbelen zin.
Bij dien rondgang bezocht ik ook de
zoogenaamde Sacramentskapel, waar bui
ten op geschilderd staat: „Ewige Anbe-
tung". Nacht en dag wordt daar het H.
Sacrament bewaard en voortdurend zijn
er menschen om te bidden. Op een der
dekken le klas was het hoogaltaar opge
richt, waaraan dagelijks de gezongen H.
Mis gecelebreerd wordt. Ook de namid-
dagpreek heeft daar plaats. Op Witte
Donderdag, Goede Vrijdag en Paasch-
Zaterdag geschiedden in de groote Kapel
alle plechtigheden, die in de parochie
kerken zijn voorgeschreven op die dagen,
de Kruisvereering, wijding der paasch-
kaars enz. Niets ontbrak, voor alles had
het Comité gezorgd. Hoe éénvoudig ook
de schoone plechtighec.en geschiedden, de
godsvrucht was er niet minder om, ja
FEUILLETON,
De slang met de edelgesteenten.
6) (Slot.)
Was hij dood of bewusteloos? Wat kon
hier zijn voorgevallen? Vóór dat ik den
tijd had zijn naam uit te spreken, vernam
ik eenig geritsel bij het venster. Mij om-
keerende zag ik het jonge meisje, dat zich
voor Annie Keele had uitgegeven het hoofd
uit het venster steken. Zonder een oogen-
blik te aarzelen trad ik snel op haar toe,
greep haar bij den arm en zeide: „Wat
moet «lat beteeken en? Wat doet gij hier?
Gij zult spreken
„Laat mij los, mijnheer Conway; ik zal
u .later uitleggen", was haar antwoord.
„Wat hebt gij met Strangways gedaan
en waar is zijn gordel?"
Haar nog steeds bij den arm vasthou
dende, trad ik op den bewusteloozen
Strangways toe en boog over hem heen.
De gordel, de prachtige gouden cobra
met den schat van diamanten was ver
dwenen. Waar was hij?"
„Gij hebt dezen man bestolen en zult
er voor boeten," zeide ik. „Ik weet wel
ken schat hij bij zich droeg; uw misdrijf
is uitgekomen, mejuffrouw Keele 't
is uit met uw rijk."
„Neen, het is niet uit", zeide zij, zich
tot haar volle lengte opheffende en zich
met een plotselinge snelle beweging los
makende uit mijin hand. „Het is niet uit,
w >nt liet ia mij gelukt. Gij kunt met nrij
doe i wat gij wilt; ik bekommer mij ner-
ge is om. Ik ha cl gezegd, dat ik het zou
dcM, ik heb het ged,a,an".
Zelfs nog verhoogd door het ongewone.
De celebreerende priester, omringd van
die biddende menigte, onder dat lage ge
welf ziende, kreeg ik den indruk, die
men ondervindt van een voorstelling uit
de Catacomben, ten tijde der Christen
vervolgingen. Van de velen, die de zee
bevaren hebben, zullen er weinigen zijn,
die zoo'n origineele reis maakten, waar
men alles kan hebben voor den gods
dienst, wat in de parochiekerk ons gege
ven wordt. Zelfs de biechtstoelen man
keerden hier niet. Eer aan die Duitschers,
ze hebben het „groszartig eingerichet."
Met deze godsdienstoefeningen en eten,
drinken, wandelen, schrijven, lezen wordt
den tijd aan boord doorgebracht. We
voeren door het Kanaal, en zagen Frank
rijk en Engeland te gelijk. Altijd was de
zee kalm, en de wind i n den rug, geen
wonder, dat het voorspoedig ging en het
verblijf op het dek aangenaam was. Kalm
was de zee, ja, maar toch, maar toch,
wanneer men bij de minste deining dat
drijvend kasteel, de „Statendam", 161 M.
lang, ziet op en neer gaan, als men die
kleinere scheepjes, notendoppen, op die
onafzienbare vlakte ziet rijzen en dan
weer geheel verdwijnen, dan zegt men het
den ouden Horatius na:
Voorwaar, hem was de mannenborst,
Met zevendubbel staal omslagen,
Die 't eerst zijn kiel den golven wagen,
Zich zelf der kiel betrouwen dorst.
Vooral in de golf van Biscaije, waar het
altijd woelig is, gevoelde men de waarde
van die woorden. Eenige passagiers
meest dames, maar ja, ook mannen, zon
der staal om de borst7 bleven van tafel
weg: 't Staat misschien interessant, maar
ik houd meer van op tijd wat te eten.
De vaart ging zóó voorspoedig, dat
we een dag vroeger dan gerekend was,
te Lissabon arriveerden. Op Goeden Vrij
dag, 's morgens te 5 uur, was de Por-
tugeesche kust in 't zicht en spoedig was
de loods aan boord, die ons de Taag deed
opvaren en te Lissabon aan den wal
bracht De vertegenwoordiger van het
Wereld-reis-bureau Cook moest nog eerst
worden wakker gemaakt, daar hij ons pas
ZaLr ag verwachtte. Met extra-electrische
tramwagens reden wij om en door de
stad; ze viel mij tegen, na de groote
verwachting, die de waarlijk schoone aan
blik van af de rivier had opgewekt. Nu
kwam daarbij, dat de stad op z'n Zondags
was, wegens den Goeden Vrijdag, en
men mag van de Portugeezen niet veel
kwaad vertellen, ik wil er toch dit goeds
van zeggen, dat ze den dag stemmig
doorbrachten en naar de vele vischvracli-
ten die ik zag vervoeren, ook dat ze
vleeschspijzen op Goeden Vrijdag laten
staan. In het Hotel Central, waar wij
lunchten, werd geen vleesch opgediend.
Schoon is het standbeeld van Vasco
da Gama; trotsch staat hij op den hoo-
gen zuil, het gelaat naar de zee gewend.
Het oude Benedictijner klooster, een
wonder van bouwkunst in Moorschen stijl
zooals de meeste gebouwen hier te lande
is thans i ngericht voor de weezen. Bij het
verlaten van een Kerk trof het juist dat
een processie voorbij trok met eigenaar
dige treur-muziek van de militairen, de
dragers van vaandels, kaarsen enz. allen
in prachtige paarse mantels en te midden
daarvan de priester met assistentie die on
der een troonhemel de Relikwie, waar
schijnlijk van het H. Kruis droeg. Eigen
aardig, of liever aangenaam, was diet zien
en hooren van dien stoet, 't ging alles op
de maat der muziek, met langzaam tempo,
allen bewogen het lichaam heen en weer
bij eiken pas vooruit; nooit stond men stil
ook niet als de stoet niet verder ging,
maar altijd wiegelde de gezamenlijke me
nigte heen en weer. Men zegt dit stelde
voor de begrafenis des Heeren.
Portugal, of beter de Portugeezen zijn
arm. Vooral in Lissabon is diat te Le-
merken, al was 't alleen aan het onop
houdelijk gebedel van de straatjongens.
,',Maar gij hebt hem gedood", riep ?k
uit; „gij hebt hem vergif gegeven!"
„Neen, geen vergif; ik moest hem be
wusteloos maken, maar over een paar
uien komt hij weer bij. Ik hield te veel
van hem om hem te vergiftigen. Gij kunt
met mij doen wat gij wilt, maar de gor
del is verdwenen en gij zult hem nooit
weer zien".
Ik drukte onmiddellijk op de electri-
sche bel. Eenige oogenblikken later hoor
de ik voetstappen naderen en kwamen de
dokter en de eerste hofmeester binnen.
Ik deelde hun haastig een en ander me
de de dokter onderzocht Strangways en
de hofmeester hield mejuffrouw Keele
vast. Haar kieederen werden doorzocht,
maar wij vonden geen spoor van de dia
inenten. Hare uitdagende oogen volgden
mij ove aler was zelfs een glimlach om
haar koude lippen.
„Het is mij gelukt", zeide zij kortaf;
„verder komt het er niet op aan. Ik had
gezegd, dat ik het zou doen, en ik heb
het gedaan".
Plotseling kwam mij iets in de gedach
te. Het schoot mij te binnen op welke wij
ze de smokkelaars in vroeger tijd de dou
anen ontweken. De goederen werden ge
borgen in kleine metalen cylinders, die
hermetisch gesloten werden. Een töuw dat
lang genoeg was omtot aan den bodem
van de zee te reiken, werd er aan beves
tigd; daarna werd het door het raampje
neergelaten en in het water geworpen.
Aan het andere einde van het touw werd
dan eau kurken boei bevestigd om de
plek aan te wijlzen. De cylinders werden
later met kleine bootjes van af de kust
opgehaald, en aan land gebracht op
die wijze warden ,de d^oi^ien pjitdok^.
Lastig goedje, maar toch geestig en op
geruimd, ook al krijgen ze hun „penny"
niet, waar ze allen om schreeuwden.
Des anderen daags, Paasch-Zaterdag,
verirok de Statendam naar Genua. Juist
op bet uur dat de kabels werden losge-
worpen, 3 uur in den namiddag, zagen
wij Z. M. den Koning van Portugal, die in
zijn sloep stapte vlak bij onze boot. Ver
guld was er genoeg aan 't schuitje en aan
die 26 roeiers, maar toch mocht het wel
eens opgek^lfaterd worden, zooals het
heele regiem van dat eertijds stoere volk.
Maar het beetje geld, dat er is, moeten
ze voor noo'diger dingen gebruiken, 't Is
onnoozel zoo als het daar met het geld
wezen is gesteld. De reys is de eenheid
en als men niet op de hoogte is, begrijpt
men niets van de prijzen op de verschil
lende handelswaren in de winkels aange
bracht. Men kan daar een pak kleeren
koopen voor 4000 reys of een paar pan
toffels voor 500. Op Zaterdagmorgen heb
ben we met 40 personen een uurtje ver
gespoord en met 8 rijtuigen naar een ko
ninklijk kasteel te Cintra geredentoen de
rekening van alles was opgemaakt, be
droeg de gelieele uitgaaf maar 93000 reys
't Was om te schrikken; doch toen een
elk onzen dolman betalen moest, kwam ik
en ieder er af met 7 onnoozele Holland-
sche guldens. Papieren geld is er het
meest; heeft men die onvoorzichtigheid
een goudistuk in betaling te geven en moet
men geld terug hebben, dan krijgt men
een stapel papiertjes, die ge haast niet
weet te bergen of een vracht koper, die
zwaar te vervoeren is.
Die koninklijke sloep heeft me uit de
koers gebracht, ik wilde zeggen, dat Z. M.
Manuel een bezcek ging brengen aan de
Czarin-Weduwe van Rusland, wier jacht
niet ver van ons op stroom lag.
Een flinke stoot uit de stoomfluit en een
donderend Heil Dir im SiegerKianz
van de Duitschers, beantwoord door een
hoera van de vele Portugeezen die hun
Koning nakeken en daar zwaaide de Sta
tendam den kop weer naar zee, de vlag
met het Jeruzalemscl.e kruis hoog in de
lucht.
De zon ging prachtig onder en de maan
kwam heerlijk op, om den ganschen
Paaschnacht ons voor te lichten op onzen
tocht naar het H. Graf.
In volle zee waren wij op Paasch-
Zondag. Alle handen werden gedrukt
alle Duitsche monden (ook mijn Holland-
sche) spraken het uit: „Seliges Osterfest"
Zalig Paschen. Alleluja I
Wij hebben Paschen gevierd op een
Hollandsclie Schip, op een Spaansch-Por-
tugeesche zee en op Duitsche manier. Het
verblijf te Lissabon hadden de dames be
nuttigd om versche bloemen te koopen,
ten einde het altaar waaraan de Hoogmis
gecelebreerd wordt op het dek' te ver
sieren. 't Zag er dan ook feestelijk uit
met zijn twee processie-vanen op den ach
tergrond. Wat betreft de Duitsche ma
nier van Paaschfeest vieren komt hier
op neer. Des morgens zeer vroeg voor dat
de H. Missen gelezen werden bekleed
de het geestelijk hoofd der Pelgrims,
Dom Capitular Diistermann zich met albe
en Choorkap, bijgestaan door meerdere
assistenten, en nam in de Sacramentska
pel het Kruis van Goeden Vrijdag, na
eenige Kerkelijke gebeden in koor gedaan
te hebben, van den grond op en ging
daarmee door allen gevolgd onder ge
zang naar het hoofdaltaar op 't dele, waar
heit met gebeden en verdere ceremoniën
aan de evangeliezijcle werd neergezet en
den ganschen dag bleef staan. Dit stelt
voor de verrijzenis van den Gekruisigde.
Daarna vroegmis, waarin allen konden
communiceeren, of in de andere kapellen.
Ten 9 uur plechtige Hoogmis en des na
middags gezang en predikatie, zooals
iederen dag.
Allen kwamen trouw ,„ter kerke", al
waait het een beetje; voorbeeldig is de
godsvrucht. Bij die godsdienstoefeningen
geen onderscheid van I, II of Ille klas,
allen knielen op het dek neer bij de heilige
handelingen, adelijke dames en heeren
zoowel als de burgerman.
Op 2den Paaschdag b. v. stond ik klaar
de H. Mis te lezen, liet wachten ,was
op een misdienaar; de eerste die aan
kwam, een deftige jonge man, werd ge
vraagd, en gul „jawohl" kwam onder den
snorrebaard uit. Later vernam ik, dat het
Graaf Metternich was. Nu, hij kende zijn
Iatijn nog goed, en diende de H. Mis als
een geroutineerde koster. Wij Holland-
ders vooral, zijn gesticht door zulke klei
nigheden. I
Paschen, zooals ik zei, zette zich goed
in wat het weer betrof, ook de zee was
op zijn Paaschbest, we konden op het
dek op ons gemak de geweldige Engel-
sche vesting Gibraltar bekijken. Onneem
baar heet dat fort, maar de Engelschen
hebben het toch van de Hollanders weten
te krijgen.
Hier in de straat van Gibraltar rijken
twee werelddeelen, Europa en Africa el
kaar de hand, aan beide zijden zagen wij
de kust en werd ons medegedeeld dat
we over Tanguiiers (Africa) MarconTte-
legrammen konden verzenden.
Op den tweeden Paaschdag ontwakend
bespeurden we, dat het weer veranderd
was't had geregend, de lucht bleef den
ganschen dag betrokken, een sterke wind
tegen, en dus woelige zee, en hier kunnen
nog eenige „dussen" volgen alsdus zee
zieke passagiers, dus een pet overboord
enz. Dit laatst overkwam den heer Trim-
born, een der bekwaamste redenaars van
de Centrumspartij in den Duitschen Rijks
dag. Maar daar vroeg de zee niet naar;
hij kon praten als Brugman, de pet bleef
weg.
We voeren zooveel mogelijk nabij de
Spaansche Kust, die we dan ook op het
middag uur te zien kregen, ik meen dat
het was Kaap Nao, Zuid-Westelijk tegen
over Balearisohe eilanden.
En dan weer steeds water en lucht
te zien. We gaan slapen, wij ontwaken en
altijd de zee, de zee, en altijd gaan de ge
weldige cylinders der reuzen machines op
en neer en weten van geen vermoeidheid.
En wij weten van geen angst, vertrou
wend op den vasten gang van 't stoom
schip, op de bekwaamheid van den Ka
pitein v. d. Heuvel, maar bovenal vertrou
wend op Hem, aan Wien zee en winden
gehoorzamen, en Die nacht en dag bij ons
aan boord is en trouw onze bezoeken
ontvangt, onze beden hoort.
Al meer en meer naderen wij onder
gunstig weer het trotsche Genua, waar de
marmeren Columbus reeds naar ons uit
kijkt. Voeren wij direct door, we zouden
heden, Dinsdagavond te 11 uur reeds
kunnen landen, maar de kapitein wil dit
liever niet bij avond doen, en daarom
blijven we ergens in een haven heden
middag liggen om in den nacht verder
te stoom en en bij daglicht 's morgens
6 uur precies in Genua aan te leggen
waar ik mij zal haasten dezen brief te
posten.
En dan, het spreekt vanzelf, vliegen ook
de prentbriefkaarten naar alle vrienden
en belanghebbenden. Lang en ver van
huis zijn en geen „Ansichten" stuien, is
in onzen tijd gewoon zich aanstellen als
iemand die zijn wereld en de noodigste
beleefdheidsmanieren niet kent
En dan is 't voor vijf dagen op zijn
minst uit met correspondeer envijf maa!
vier-en-tvvintig uren achtereen de zee, de
zee, niets dan de zee, van alle aanraking
met de vorige wereld afgesloten, tot we
in Jaffa landen en den voet zetten op den
grond, door 's Heeren voetstappen gewijd
als het Heilige Land.
W. H.
Brutale inbraak. De heer
C. W. Gatte, eigenaar der bakkerij in.
de Staalstraat te Amsterdam, bracht Zon-«
dagavond met zijn gezin elders door.
Toen men te ongeveer kwart na elf uur
thuis kwam, bemerkte men aldra, dat
ongenoode en zonder twijfel met de ge
woonten van huis en bewoners bekende
gasten van de afwezigheid van het ge
zin hadden gebruik gemaakt om een be
zoek aan den winkel en de woonkamer,
te brengen en mede te pakken wat vai^
hun gading was. In den winkel ver
smaadden zij het aanwezige kasgeld,
slechts een gulden, geenszins, wel we
tend dat him boven in de woonkamer
een vettere buit zou wachten. De deu-i
ren en laden van de linnenkast waren!
in een oogwenk geopend en ruim f 17Q
aan geld, klaar liggend voor de rekening
van het einde der maand, werd weg
gekaapt. Ook een drietal gouden arm
banden vonden hun weg naar de zakken;
der inbrekers. Toen schenen zij door het
een of ander gestoord te zijn. Althans
een gouden horloge van bakker Gatte,
hangende aan den wand in hun onmiddel
lijke nabijheid, bleef onaangeroerd en een|
voorgenomen bezoek aan de bovengele-
gen vertrekken, waarin op tafel ook eeni
ge kostbaarheden, toebehoorende aan de
dochter des huizes, werd te elfder ure
„afgelast." De dieven moeten intusschea;
gelegenheid te over hebben gehad om,
te ontkomen, althans toen de familie
thuis kwam, vond zij geen enkel spoor,
welke de onmiddellijk gewfaarschuwde
politie zou kunnen vergemakkelijken in!
het vatten der booswichten. De buren
aan de overzijde waren toevallig niet
thuis, anders waren de heeren ongetwij
feld op heeterdaad betrapt geworden.
Van ve ontreiniging of opzettelijke ver
nieling als gewoonlijk het geval pleegt
te zijn, was bij deze inbraak geen spra
ke, 'de flinke buit stelde de dieven ze
ker tevreden. De familie 'heeft vermoe
den op iemand. Zij is niet tegen inbraak
verzekerd. De nummers der ontvreemde
banknooten zijn niet bekend.
TeDedemsvaartiszekere Keu
ken, een oppassende jongen, die met zijn
meisje liep te wandelen, door een twee
tal broeders, opgeschoten knapen van
16 en 18 jaar, vermoedelijk uit naijver
doodgeslagen. De booswichten bevinden
zich in hechtenis, de verslagene was 21
jaar.
De wedijver tusschen staats
bedrijf en particulier bedrijf verschaft
de Stockholmers een goedkoope te
lefoon. De maatschappij Stockholms Te-
lef on biedt voor 20 kronen in het jaar
(d. i. ongeveer f 13) aansluiting aan met
9000 van haar abonnees, wet wie een
onbegrensd aantal gesprekken kan ge
voerd worden. Met de 46000 overige
abonnees kost elk gesprek ongeveer 3
cent.
Een arbeider Max Mann te
Mittweida heeft eergisteren zijnen kinde
ren, wurmen van twee en vier jaar, de
keel afgesnedende veertienjarige dochter
van zijne kostjuffrouw doodgestokenook
de vrouw omgebracht; en op zolder brand
gesticht. Daarna maakte hij een strop
en stak er zijn eigen hals door. Bijtijds
heeft men hem nog losgesneden en naar
het ziekenhuis gebracht. Wat den man,
tenzij hij plotseling krankzinnig is gewor
den, bezield heeft, is duister. Met koei
en van letters had hij, met een stuk krijt
op een tafel geschrevenIk ben mijn le
ven moe.
Een vrouw te Solingen is van
vreugde over de thuiskomst van een broer
die jaren lang weg was ,*-/ïostt door
een beroerte getroffe-
Zou mejuffrouw Keele misschien ook al
dus gehandeld hebben met de juweelen
van den Maharajah En als dat zoo was,
zou ik dan nog bijtijds zijn?
Ik d ong vlug door de passagiers heer.
en vloog letterlijk op den kapitein toe.
„Man over boord!" gilde ik; „werp
een reddingsgordel uit".
lDadelijk dwarrelde iets boven mijn
hoofd, en voordat het te water was, had
de kapitein zijn orders toegeroepen aan
Üen eersten stuurman, die een der red-
dir^sbooten te water liet.
„Maar w e is het, Conway schreeuw
de hi; nfij toe, toen ik de boot voelde
schudden bij het omzetten van de ma
chines.
„Een half millioen, en ik waag het er
opheb dank voor uw vlugheid", ant
woordde ik, op de kipstut toeloopende
en de boot instappende.
't Geheele schip was nu ontwaakt, en
er heerschte een toestand van onbeschrij
felijke verwarring. Een oogenblik later
waren wij afgedreven en roeide een zes
tal Indische matrozen met een ijver of
hun leven er vain af hing. Zij stuurden re
gelrecht af op den reddingsgordel, waar
van het automatisch licht op een halve
inijl afstand op het water heen en weer
dobberde.
„Het is geen mensch", zeide ik tot
den stuurman, die bi; het roer zat te
huiveren,,'t is een half millioen aan ju
weelen. Ik zal u later wel eens al de
bijzonderheden mededeelen".
„Genadige hemelwat een partij! Hoe
is dat gekomen?" zeide hij.
„Dat zult gij zoo dadelijk zien. Roeit
maar, jongens!"
In, d§ d^Lstey^js jag ik een gjpêg naar
ons toe komen. Plotseling hield ze stil,
bleef een oogenblik liggen, keerde om en
roeide haastig terug naar den oever. De
komst van die sloep op het tooneel ver
sterkte mi; in mijn achterdocht. Wat was
dat een schandelijk complot! Maar hoe
nu de drijvende boei te vinden
De stuurman bracht de boot in een
rechte lijn, en eenige oogenblikken la*^
liet hij een juichkreet hooren. Er
iets lichtgevends, dat op het
en neer ging. Een seconde later
wij er vlak bij. De matrozen hffc
op met roeien, en ik boog voorover, g
het lichtgevend voorwerp en haaldi
in. 't Was een spuitwaterflesch, blijkt
aan de binnenzijde met lichtgevende v
gekleurd, die aan een kurk was beves
tigd. Ik begon onmiddellijk het touw in te
halen, dat aan de kurk was vastgemaakt.
De eene vadem volgde oo de andere, en
eindelijk, geheel aan het einde, kwam te
voorschijn wat ik wist dat daar moest
zijn.... de gordel van gewast taf, die de
juweelen van den Maharajah bevatte. Met
bevende vingers nam ik het omslag van
den gordel af en zag, dat de gouden co
bra met haar rijkdom aan juweelen er
veilig in lag. Een menigte luidruchtige
en opgewonden passages stonden ons
op te wachten. De kapitein kwam het
eerst naar mij toe.
„Hoe gaat het met Strangways?" was
mijn eerste vraag.
„Hij komt gelukkig bij", hernam hij,
„maar de dokter zegt, dat het niet veel
had gescheeld of het was met hem gedaan
geweest. Het jonge meisje is in tusschen
verdwenen, 't Is allervreeselijk t".
„Het jonge meis e? Mejuffrouw Kee
le? Wpt bedoelt gij Ü"-
„Wat ik zei?"
gen. Zij hs£
naar he*
vóórdat
„Toer!
dingsbo
half 1
gen eigena.
den Muharajaii-
gevallen en deelde
aandeel ik in deze zaan
voorname Oosterling bedankte mij ka.
i zonder de minste beweging of vertoon,
j Maar bij 't heengaan vroeg hij inaa
mijn naam en adres.
I En vóó dat ik weer op reis ging, ont-
I ving ik een klein net pakje. Er zat een!
ring in met één enkelen steen, een dia-
mant van het zuive.ste water. Ik durf den
prijs niet te herhalen, waarop een des
kundige hem taxeerde. Dat kleinood zal
steeds een aangename herinnering voor
mij blijven aan de wijze waarop ik de
j schatten van den Maharajah redde.