In de Goede Week op zee. Paschen op zee. Gemengd Nieuws. L- I Derde Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 2 April. s.s. „Statendam"27 Maart 10. Straat van Gibraltar. Laat ik mei aan de Lezers van de „Leid sche Courant", die mij niet kennen, voor stellen als pelgrim naar het H. Land. Op Dinsdag in de Goede Week, dies nachts 1 uur voer de „Statendam" sta tig den Nieuwen Waterweg uit en wij ontwaakten in volle zee. Het was buiten gewoon schoon en stil. Ongeveer 250 pelgrims, alle Duitschers, op 2 na, wa ren aan boord. De Verein, die dezen tocht georganiseerd had, om de Kerk van Ma ria Hemelvaart plechtig in te wijden, de schoonste kerk van het H. Land, door de Duitschers gebouwd op de plek Dormi tio genoemd, omdat, naar men zegt, de |H. Maagd daar gestorven en verrezen is, deze Verein had de „Statendam" geheel ingericht voor de geestelijke behoeften der pelgrims. In een der grootste lokalen van het ruime stoomschip was in den vorm van een hoefijzer een getimmerte opge richt, waaraan door 15 priesters tegelijk de H. Mis kan worden gelezen. Alles was in de puntjes voor wat het noodzakelijke betreft; altaarsteenen, dwaal, krucifixen (met paarsch omkleed) altaarschellen enz. 't Zag er keurig uit; alles frisch op geverfd, een breede looper langs de alta ren over den vloer, die er, geloof ik, ex pres was ingelegd. Bij 'eenigszins woelige zee mocht een priester dan alleen lezen, wanneer een andere priester hem ter zijde stond. Doch de zee was zoo kalm al deze dagen dat die assistentie onnoodig bleek. Een der eerste zaken, waarop ik na de H. Mis bedacht moest wezen, was het volbrengen van een belofte, t. w. een Marconi-telegram naar huis te zenden en, wie zou in zoo'n geval niet een beetje enthousiasme gevoe.en, ik meende, de ge wone taal was niet passend voor die bui tengewone depêche. Ik schreef, dichter lijk op mijn manier: Uit volle zee, uit vol gemoed, Zij Roelofarendsveen gegroet Doch ziet, nog was dat telegram niet weg of daar ontving ik van huis per Mar coni een „Goede reis". De telegrafist was er ook mede in zijn schik, alle me de reizigers vonden het interessant. Toen ging ik de boot eens inspectee- ren, allereerst om den weg te leeren ken nen, want dat is hoofd- en soms beenen brekers-werk, trap op, trap af, en voor de deuren en, erger nog, ook voor de trap pen boven, hooge drempels ter keering van.het zeewater, maar die den nieuwe ling de kans geven vroeger beneden te komen, dan hij van plan was. Ik ben er, dank de kalmte van de zee, goed afgekomen in dubbelen zin. Bij dien rondgang bezocht ik ook de zoogenaamde Sacramentskapel, waar bui ten op geschilderd staat: „Ewige Anbe- tung". Nacht en dag wordt daar het H. Sacrament bewaard en voortdurend zijn er menschen om te bidden. Op een der dekken le klas was het hoogaltaar opge richt, waaraan dagelijks de gezongen H. Mis gecelebreerd wordt. Ook de namid- dagpreek heeft daar plaats. Op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paasch- Zaterdag geschiedden in de groote Kapel alle plechtigheden, die in de parochie kerken zijn voorgeschreven op die dagen, de Kruisvereering, wijding der paasch- kaars enz. Niets ontbrak, voor alles had het Comité gezorgd. Hoe éénvoudig ook de schoone plechtighec.en geschiedden, de godsvrucht was er niet minder om, ja FEUILLETON, De slang met de edelgesteenten. 6) (Slot.) Was hij dood of bewusteloos? Wat kon hier zijn voorgevallen? Vóór dat ik den tijd had zijn naam uit te spreken, vernam ik eenig geritsel bij het venster. Mij om- keerende zag ik het jonge meisje, dat zich voor Annie Keele had uitgegeven het hoofd uit het venster steken. Zonder een oogen- blik te aarzelen trad ik snel op haar toe, greep haar bij den arm en zeide: „Wat moet «lat beteeken en? Wat doet gij hier? Gij zult spreken „Laat mij los, mijnheer Conway; ik zal u .later uitleggen", was haar antwoord. „Wat hebt gij met Strangways gedaan en waar is zijn gordel?" Haar nog steeds bij den arm vasthou dende, trad ik op den bewusteloozen Strangways toe en boog over hem heen. De gordel, de prachtige gouden cobra met den schat van diamanten was ver dwenen. Waar was hij?" „Gij hebt dezen man bestolen en zult er voor boeten," zeide ik. „Ik weet wel ken schat hij bij zich droeg; uw misdrijf is uitgekomen, mejuffrouw Keele 't is uit met uw rijk." „Neen, het is niet uit", zeide zij, zich tot haar volle lengte opheffende en zich met een plotselinge snelle beweging los makende uit mijin hand. „Het is niet uit, w >nt liet ia mij gelukt. Gij kunt met nrij doe i wat gij wilt; ik bekommer mij ner- ge is om. Ik ha cl gezegd, dat ik het zou dcM, ik heb het ged,a,an". Zelfs nog verhoogd door het ongewone. De celebreerende priester, omringd van die biddende menigte, onder dat lage ge welf ziende, kreeg ik den indruk, die men ondervindt van een voorstelling uit de Catacomben, ten tijde der Christen vervolgingen. Van de velen, die de zee bevaren hebben, zullen er weinigen zijn, die zoo'n origineele reis maakten, waar men alles kan hebben voor den gods dienst, wat in de parochiekerk ons gege ven wordt. Zelfs de biechtstoelen man keerden hier niet. Eer aan die Duitschers, ze hebben het „groszartig eingerichet." Met deze godsdienstoefeningen en eten, drinken, wandelen, schrijven, lezen wordt den tijd aan boord doorgebracht. We voeren door het Kanaal, en zagen Frank rijk en Engeland te gelijk. Altijd was de zee kalm, en de wind i n den rug, geen wonder, dat het voorspoedig ging en het verblijf op het dek aangenaam was. Kalm was de zee, ja, maar toch, maar toch, wanneer men bij de minste deining dat drijvend kasteel, de „Statendam", 161 M. lang, ziet op en neer gaan, als men die kleinere scheepjes, notendoppen, op die onafzienbare vlakte ziet rijzen en dan weer geheel verdwijnen, dan zegt men het den ouden Horatius na: Voorwaar, hem was de mannenborst, Met zevendubbel staal omslagen, Die 't eerst zijn kiel den golven wagen, Zich zelf der kiel betrouwen dorst. Vooral in de golf van Biscaije, waar het altijd woelig is, gevoelde men de waarde van die woorden. Eenige passagiers meest dames, maar ja, ook mannen, zon der staal om de borst7 bleven van tafel weg: 't Staat misschien interessant, maar ik houd meer van op tijd wat te eten. De vaart ging zóó voorspoedig, dat we een dag vroeger dan gerekend was, te Lissabon arriveerden. Op Goeden Vrij dag, 's morgens te 5 uur, was de Por- tugeesche kust in 't zicht en spoedig was de loods aan boord, die ons de Taag deed opvaren en te Lissabon aan den wal bracht De vertegenwoordiger van het Wereld-reis-bureau Cook moest nog eerst worden wakker gemaakt, daar hij ons pas ZaLr ag verwachtte. Met extra-electrische tramwagens reden wij om en door de stad; ze viel mij tegen, na de groote verwachting, die de waarlijk schoone aan blik van af de rivier had opgewekt. Nu kwam daarbij, dat de stad op z'n Zondags was, wegens den Goeden Vrijdag, en men mag van de Portugeezen niet veel kwaad vertellen, ik wil er toch dit goeds van zeggen, dat ze den dag stemmig doorbrachten en naar de vele vischvracli- ten die ik zag vervoeren, ook dat ze vleeschspijzen op Goeden Vrijdag laten staan. In het Hotel Central, waar wij lunchten, werd geen vleesch opgediend. Schoon is het standbeeld van Vasco da Gama; trotsch staat hij op den hoo- gen zuil, het gelaat naar de zee gewend. Het oude Benedictijner klooster, een wonder van bouwkunst in Moorschen stijl zooals de meeste gebouwen hier te lande is thans i ngericht voor de weezen. Bij het verlaten van een Kerk trof het juist dat een processie voorbij trok met eigenaar dige treur-muziek van de militairen, de dragers van vaandels, kaarsen enz. allen in prachtige paarse mantels en te midden daarvan de priester met assistentie die on der een troonhemel de Relikwie, waar schijnlijk van het H. Kruis droeg. Eigen aardig, of liever aangenaam, was diet zien en hooren van dien stoet, 't ging alles op de maat der muziek, met langzaam tempo, allen bewogen het lichaam heen en weer bij eiken pas vooruit; nooit stond men stil ook niet als de stoet niet verder ging, maar altijd wiegelde de gezamenlijke me nigte heen en weer. Men zegt dit stelde voor de begrafenis des Heeren. Portugal, of beter de Portugeezen zijn arm. Vooral in Lissabon is diat te Le- merken, al was 't alleen aan het onop houdelijk gebedel van de straatjongens. ,',Maar gij hebt hem gedood", riep ?k uit; „gij hebt hem vergif gegeven!" „Neen, geen vergif; ik moest hem be wusteloos maken, maar over een paar uien komt hij weer bij. Ik hield te veel van hem om hem te vergiftigen. Gij kunt met mij doen wat gij wilt, maar de gor del is verdwenen en gij zult hem nooit weer zien". Ik drukte onmiddellijk op de electri- sche bel. Eenige oogenblikken later hoor de ik voetstappen naderen en kwamen de dokter en de eerste hofmeester binnen. Ik deelde hun haastig een en ander me de de dokter onderzocht Strangways en de hofmeester hield mejuffrouw Keele vast. Haar kieederen werden doorzocht, maar wij vonden geen spoor van de dia inenten. Hare uitdagende oogen volgden mij ove aler was zelfs een glimlach om haar koude lippen. „Het is mij gelukt", zeide zij kortaf; „verder komt het er niet op aan. Ik had gezegd, dat ik het zou doen, en ik heb het gedaan". Plotseling kwam mij iets in de gedach te. Het schoot mij te binnen op welke wij ze de smokkelaars in vroeger tijd de dou anen ontweken. De goederen werden ge borgen in kleine metalen cylinders, die hermetisch gesloten werden. Een töuw dat lang genoeg was omtot aan den bodem van de zee te reiken, werd er aan beves tigd; daarna werd het door het raampje neergelaten en in het water geworpen. Aan het andere einde van het touw werd dan eau kurken boei bevestigd om de plek aan te wijlzen. De cylinders werden later met kleine bootjes van af de kust opgehaald, en aan land gebracht op die wijze warden ,de d^oi^ien pjitdok^. Lastig goedje, maar toch geestig en op geruimd, ook al krijgen ze hun „penny" niet, waar ze allen om schreeuwden. Des anderen daags, Paasch-Zaterdag, verirok de Statendam naar Genua. Juist op bet uur dat de kabels werden losge- worpen, 3 uur in den namiddag, zagen wij Z. M. den Koning van Portugal, die in zijn sloep stapte vlak bij onze boot. Ver guld was er genoeg aan 't schuitje en aan die 26 roeiers, maar toch mocht het wel eens opgek^lfaterd worden, zooals het heele regiem van dat eertijds stoere volk. Maar het beetje geld, dat er is, moeten ze voor noo'diger dingen gebruiken, 't Is onnoozel zoo als het daar met het geld wezen is gesteld. De reys is de eenheid en als men niet op de hoogte is, begrijpt men niets van de prijzen op de verschil lende handelswaren in de winkels aange bracht. Men kan daar een pak kleeren koopen voor 4000 reys of een paar pan toffels voor 500. Op Zaterdagmorgen heb ben we met 40 personen een uurtje ver gespoord en met 8 rijtuigen naar een ko ninklijk kasteel te Cintra geredentoen de rekening van alles was opgemaakt, be droeg de gelieele uitgaaf maar 93000 reys 't Was om te schrikken; doch toen een elk onzen dolman betalen moest, kwam ik en ieder er af met 7 onnoozele Holland- sche guldens. Papieren geld is er het meest; heeft men die onvoorzichtigheid een goudistuk in betaling te geven en moet men geld terug hebben, dan krijgt men een stapel papiertjes, die ge haast niet weet te bergen of een vracht koper, die zwaar te vervoeren is. Die koninklijke sloep heeft me uit de koers gebracht, ik wilde zeggen, dat Z. M. Manuel een bezcek ging brengen aan de Czarin-Weduwe van Rusland, wier jacht niet ver van ons op stroom lag. Een flinke stoot uit de stoomfluit en een donderend Heil Dir im SiegerKianz van de Duitschers, beantwoord door een hoera van de vele Portugeezen die hun Koning nakeken en daar zwaaide de Sta tendam den kop weer naar zee, de vlag met het Jeruzalemscl.e kruis hoog in de lucht. De zon ging prachtig onder en de maan kwam heerlijk op, om den ganschen Paaschnacht ons voor te lichten op onzen tocht naar het H. Graf. In volle zee waren wij op Paasch- Zondag. Alle handen werden gedrukt alle Duitsche monden (ook mijn Holland- sche) spraken het uit: „Seliges Osterfest" Zalig Paschen. Alleluja I Wij hebben Paschen gevierd op een Hollandsclie Schip, op een Spaansch-Por- tugeesche zee en op Duitsche manier. Het verblijf te Lissabon hadden de dames be nuttigd om versche bloemen te koopen, ten einde het altaar waaraan de Hoogmis gecelebreerd wordt op het dek' te ver sieren. 't Zag er dan ook feestelijk uit met zijn twee processie-vanen op den ach tergrond. Wat betreft de Duitsche ma nier van Paaschfeest vieren komt hier op neer. Des morgens zeer vroeg voor dat de H. Missen gelezen werden bekleed de het geestelijk hoofd der Pelgrims, Dom Capitular Diistermann zich met albe en Choorkap, bijgestaan door meerdere assistenten, en nam in de Sacramentska pel het Kruis van Goeden Vrijdag, na eenige Kerkelijke gebeden in koor gedaan te hebben, van den grond op en ging daarmee door allen gevolgd onder ge zang naar het hoofdaltaar op 't dele, waar heit met gebeden en verdere ceremoniën aan de evangeliezijcle werd neergezet en den ganschen dag bleef staan. Dit stelt voor de verrijzenis van den Gekruisigde. Daarna vroegmis, waarin allen konden communiceeren, of in de andere kapellen. Ten 9 uur plechtige Hoogmis en des na middags gezang en predikatie, zooals iederen dag. Allen kwamen trouw ,„ter kerke", al waait het een beetje; voorbeeldig is de godsvrucht. Bij die godsdienstoefeningen geen onderscheid van I, II of Ille klas, allen knielen op het dek neer bij de heilige handelingen, adelijke dames en heeren zoowel als de burgerman. Op 2den Paaschdag b. v. stond ik klaar de H. Mis te lezen, liet wachten ,was op een misdienaar; de eerste die aan kwam, een deftige jonge man, werd ge vraagd, en gul „jawohl" kwam onder den snorrebaard uit. Later vernam ik, dat het Graaf Metternich was. Nu, hij kende zijn Iatijn nog goed, en diende de H. Mis als een geroutineerde koster. Wij Holland- ders vooral, zijn gesticht door zulke klei nigheden. I Paschen, zooals ik zei, zette zich goed in wat het weer betrof, ook de zee was op zijn Paaschbest, we konden op het dek op ons gemak de geweldige Engel- sche vesting Gibraltar bekijken. Onneem baar heet dat fort, maar de Engelschen hebben het toch van de Hollanders weten te krijgen. Hier in de straat van Gibraltar rijken twee werelddeelen, Europa en Africa el kaar de hand, aan beide zijden zagen wij de kust en werd ons medegedeeld dat we over Tanguiiers (Africa) MarconTte- legrammen konden verzenden. Op den tweeden Paaschdag ontwakend bespeurden we, dat het weer veranderd was't had geregend, de lucht bleef den ganschen dag betrokken, een sterke wind tegen, en dus woelige zee, en hier kunnen nog eenige „dussen" volgen alsdus zee zieke passagiers, dus een pet overboord enz. Dit laatst overkwam den heer Trim- born, een der bekwaamste redenaars van de Centrumspartij in den Duitschen Rijks dag. Maar daar vroeg de zee niet naar; hij kon praten als Brugman, de pet bleef weg. We voeren zooveel mogelijk nabij de Spaansche Kust, die we dan ook op het middag uur te zien kregen, ik meen dat het was Kaap Nao, Zuid-Westelijk tegen over Balearisohe eilanden. En dan weer steeds water en lucht te zien. We gaan slapen, wij ontwaken en altijd de zee, de zee, en altijd gaan de ge weldige cylinders der reuzen machines op en neer en weten van geen vermoeidheid. En wij weten van geen angst, vertrou wend op den vasten gang van 't stoom schip, op de bekwaamheid van den Ka pitein v. d. Heuvel, maar bovenal vertrou wend op Hem, aan Wien zee en winden gehoorzamen, en Die nacht en dag bij ons aan boord is en trouw onze bezoeken ontvangt, onze beden hoort. Al meer en meer naderen wij onder gunstig weer het trotsche Genua, waar de marmeren Columbus reeds naar ons uit kijkt. Voeren wij direct door, we zouden heden, Dinsdagavond te 11 uur reeds kunnen landen, maar de kapitein wil dit liever niet bij avond doen, en daarom blijven we ergens in een haven heden middag liggen om in den nacht verder te stoom en en bij daglicht 's morgens 6 uur precies in Genua aan te leggen waar ik mij zal haasten dezen brief te posten. En dan, het spreekt vanzelf, vliegen ook de prentbriefkaarten naar alle vrienden en belanghebbenden. Lang en ver van huis zijn en geen „Ansichten" stuien, is in onzen tijd gewoon zich aanstellen als iemand die zijn wereld en de noodigste beleefdheidsmanieren niet kent En dan is 't voor vijf dagen op zijn minst uit met correspondeer envijf maa! vier-en-tvvintig uren achtereen de zee, de zee, niets dan de zee, van alle aanraking met de vorige wereld afgesloten, tot we in Jaffa landen en den voet zetten op den grond, door 's Heeren voetstappen gewijd als het Heilige Land. W. H. Brutale inbraak. De heer C. W. Gatte, eigenaar der bakkerij in. de Staalstraat te Amsterdam, bracht Zon-« dagavond met zijn gezin elders door. Toen men te ongeveer kwart na elf uur thuis kwam, bemerkte men aldra, dat ongenoode en zonder twijfel met de ge woonten van huis en bewoners bekende gasten van de afwezigheid van het ge zin hadden gebruik gemaakt om een be zoek aan den winkel en de woonkamer, te brengen en mede te pakken wat vai^ hun gading was. In den winkel ver smaadden zij het aanwezige kasgeld, slechts een gulden, geenszins, wel we tend dat him boven in de woonkamer een vettere buit zou wachten. De deu-i ren en laden van de linnenkast waren! in een oogwenk geopend en ruim f 17Q aan geld, klaar liggend voor de rekening van het einde der maand, werd weg gekaapt. Ook een drietal gouden arm banden vonden hun weg naar de zakken; der inbrekers. Toen schenen zij door het een of ander gestoord te zijn. Althans een gouden horloge van bakker Gatte, hangende aan den wand in hun onmiddel lijke nabijheid, bleef onaangeroerd en een| voorgenomen bezoek aan de bovengele- gen vertrekken, waarin op tafel ook eeni ge kostbaarheden, toebehoorende aan de dochter des huizes, werd te elfder ure „afgelast." De dieven moeten intusschea; gelegenheid te over hebben gehad om, te ontkomen, althans toen de familie thuis kwam, vond zij geen enkel spoor, welke de onmiddellijk gewfaarschuwde politie zou kunnen vergemakkelijken in! het vatten der booswichten. De buren aan de overzijde waren toevallig niet thuis, anders waren de heeren ongetwij feld op heeterdaad betrapt geworden. Van ve ontreiniging of opzettelijke ver nieling als gewoonlijk het geval pleegt te zijn, was bij deze inbraak geen spra ke, 'de flinke buit stelde de dieven ze ker tevreden. De familie 'heeft vermoe den op iemand. Zij is niet tegen inbraak verzekerd. De nummers der ontvreemde banknooten zijn niet bekend. TeDedemsvaartiszekere Keu ken, een oppassende jongen, die met zijn meisje liep te wandelen, door een twee tal broeders, opgeschoten knapen van 16 en 18 jaar, vermoedelijk uit naijver doodgeslagen. De booswichten bevinden zich in hechtenis, de verslagene was 21 jaar. De wedijver tusschen staats bedrijf en particulier bedrijf verschaft de Stockholmers een goedkoope te lefoon. De maatschappij Stockholms Te- lef on biedt voor 20 kronen in het jaar (d. i. ongeveer f 13) aansluiting aan met 9000 van haar abonnees, wet wie een onbegrensd aantal gesprekken kan ge voerd worden. Met de 46000 overige abonnees kost elk gesprek ongeveer 3 cent. Een arbeider Max Mann te Mittweida heeft eergisteren zijnen kinde ren, wurmen van twee en vier jaar, de keel afgesnedende veertienjarige dochter van zijne kostjuffrouw doodgestokenook de vrouw omgebracht; en op zolder brand gesticht. Daarna maakte hij een strop en stak er zijn eigen hals door. Bijtijds heeft men hem nog losgesneden en naar het ziekenhuis gebracht. Wat den man, tenzij hij plotseling krankzinnig is gewor den, bezield heeft, is duister. Met koei en van letters had hij, met een stuk krijt op een tafel geschrevenIk ben mijn le ven moe. Een vrouw te Solingen is van vreugde over de thuiskomst van een broer die jaren lang weg was ,*-/ïostt door een beroerte getroffe- Zou mejuffrouw Keele misschien ook al dus gehandeld hebben met de juweelen van den Maharajah En als dat zoo was, zou ik dan nog bijtijds zijn? Ik d ong vlug door de passagiers heer. en vloog letterlijk op den kapitein toe. „Man over boord!" gilde ik; „werp een reddingsgordel uit". lDadelijk dwarrelde iets boven mijn hoofd, en voordat het te water was, had de kapitein zijn orders toegeroepen aan Üen eersten stuurman, die een der red- dir^sbooten te water liet. „Maar w e is het, Conway schreeuw de hi; nfij toe, toen ik de boot voelde schudden bij het omzetten van de ma chines. „Een half millioen, en ik waag het er opheb dank voor uw vlugheid", ant woordde ik, op de kipstut toeloopende en de boot instappende. 't Geheele schip was nu ontwaakt, en er heerschte een toestand van onbeschrij felijke verwarring. Een oogenblik later waren wij afgedreven en roeide een zes tal Indische matrozen met een ijver of hun leven er vain af hing. Zij stuurden re gelrecht af op den reddingsgordel, waar van het automatisch licht op een halve inijl afstand op het water heen en weer dobberde. „Het is geen mensch", zeide ik tot den stuurman, die bi; het roer zat te huiveren,,'t is een half millioen aan ju weelen. Ik zal u later wel eens al de bijzonderheden mededeelen". „Genadige hemelwat een partij! Hoe is dat gekomen?" zeide hij. „Dat zult gij zoo dadelijk zien. Roeit maar, jongens!" In, d§ d^Lstey^js jag ik een gjpêg naar ons toe komen. Plotseling hield ze stil, bleef een oogenblik liggen, keerde om en roeide haastig terug naar den oever. De komst van die sloep op het tooneel ver sterkte mi; in mijn achterdocht. Wat was dat een schandelijk complot! Maar hoe nu de drijvende boei te vinden De stuurman bracht de boot in een rechte lijn, en eenige oogenblikken la*^ liet hij een juichkreet hooren. Er iets lichtgevends, dat op het en neer ging. Een seconde later wij er vlak bij. De matrozen hffc op met roeien, en ik boog voorover, g het lichtgevend voorwerp en haaldi in. 't Was een spuitwaterflesch, blijkt aan de binnenzijde met lichtgevende v gekleurd, die aan een kurk was beves tigd. Ik begon onmiddellijk het touw in te halen, dat aan de kurk was vastgemaakt. De eene vadem volgde oo de andere, en eindelijk, geheel aan het einde, kwam te voorschijn wat ik wist dat daar moest zijn.... de gordel van gewast taf, die de juweelen van den Maharajah bevatte. Met bevende vingers nam ik het omslag van den gordel af en zag, dat de gouden co bra met haar rijkdom aan juweelen er veilig in lag. Een menigte luidruchtige en opgewonden passages stonden ons op te wachten. De kapitein kwam het eerst naar mij toe. „Hoe gaat het met Strangways?" was mijn eerste vraag. „Hij komt gelukkig bij", hernam hij, „maar de dokter zegt, dat het niet veel had gescheeld of het was met hem gedaan geweest. Het jonge meisje is in tusschen verdwenen, 't Is allervreeselijk t". „Het jonge meis e? Mejuffrouw Kee le? Wpt bedoelt gij Ü"- „Wat ik zei?" gen. Zij hs£ naar he* vóórdat „Toer! dingsbo half 1 gen eigena. den Muharajaii- gevallen en deelde aandeel ik in deze zaan voorname Oosterling bedankte mij ka. i zonder de minste beweging of vertoon, j Maar bij 't heengaan vroeg hij inaa mijn naam en adres. I En vóó dat ik weer op reis ging, ont- I ving ik een klein net pakje. Er zat een! ring in met één enkelen steen, een dia- mant van het zuive.ste water. Ik durf den prijs niet te herhalen, waarop een des kundige hem taxeerde. Dat kleinood zal steeds een aangename herinnering voor mij blijven aan de wijze waarop ik de j schatten van den Maharajah redde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 9