Ingezonden Stukken. Gemengd Nieuws. mSBSmtt hog aan de Kamer de beslissing over het ainerKlement zou overlaten. Deze Gymnasiale cursus staat geenszins achter bij den 1 jaar korteren cursus eener H. B. school. Integendeel. Voorts zette sj>r. Uiteen dat het gymnasiaal einddiploma A voldoende waarborgen biedt voor toe lating voor de wapens der infanterie en cavalerie. Spr. betoogde voorts dat ;s Ministers argument tegen het diploma A aangevoerd n.l. dat dit niet omvat: de beschrijvende meetkunde niet opgaat. iWant ook met het gymnasiaal diploma 1$ is zulks het geval. Spr. voerde ook nog Aan dat de Minister wanneer hij zonder meer de gediplomeerden B tot de Aca demie toelaat, het leerplan aan de Aca demie zal moeten wijzigen. De heer De Visser ondersteunde het bovenbedoelde amendement. Wan neer het toelatingsexamen program in 'de wet wordt vastgesteld (zooals de Re geering wenscht) en niet aan een be stuursmaatregel wordt overgelaten (iets Wat de C. v. R. voorstaat) zouden naar sprekers meening de gediplomeerde gymnasiasten A in zeer ongunstige con ditie komen. Zij toch zouden in ver schillende vakken als moderne talen, ge schiedenis, enz. welke van gelijk peil zijn als door de gediplomeerden B. ge noten, examen moeten afleggen, iets Waaraan laatstbedoelde ged.plomeerden geheel en aT zijn vrijgesteld. De Min. van Oorlog bestreed na der het amendement o.m. betoogende dat 'de toelating van de gymnasiasten B. zonder examen tot de Academie de uiter ste concessie is welke hij kan toestaan. Alle deskundigen zijn 't er over eens eens dat de gymnasiasten A wegens min dere kennis van wiskunde, scheikunde, enz. het leerplan nan de Academie niet kunnen volgen. Voorts oordeelde de Mi nister dat het beginsel vande Militaire Onderwijswet vordert vastlegging van, het toelatings-examenprogram in de wet. Als men deze stabiliteit losliet dan pou men er wellicht toe komen in de toekomst de algemeene eischen te ver hinderen. De Minister vroeg schorsing van de vergadering voor eenige oogenblikken l om ter voldoening aan hetgeen door den heer De Visser was opgemerkt, te kun nen overwegen de mogelijkheid van de gymnasiasten A bij toelating tot de Aca demie, alleen te onderwerpen aan een Aanvullings-examen in wiskunde. De vergadering werd daarop voor een kwartier geschorst. Na lieropening der vergadering bracht jde Min. een wijziging in het betrekke lijke artikel van het wetsontwerp aan. hierop neerkomende dat de gymnasias ten A voor toelating tot de Kon. Mil. Academie alleen een aanvullingsexamen men zullen moeten afleggen in die vak ken, welke wel door het diploma B. jdoch niet door het diploma A worden pmvat. De heer V e r h e ij opperde bedenkin gen, waartegenover de heer De Visser aanvoerde dai de door den Minister aan gebrachte wijziging slechts neerkomt op een alleszins billijke gelijkstelling tus- jBchen gymnasiasten A en B. De heer T y d e m a n handhaafde zijn jamendement. Hij bestreed de door den Minister aangebrachte wijziging. Het jüaarbij bedoelde aanvullings-examen legt te zware lasten op aan de gymna siasten A, idie niet in de va can ties kun nen bijwerken vakken waarin gymnasias ten B gedurende 2 jaren iedere week ;j5 uren les ontvingen. Bovendien druischt Idergelijk aanvullingsexamen lijnrecht in •tegen sprekers stelsel, om een einde te in aken aan de overlading van de wis- Icundige vakken bij de officiersopleidng. Het door den heer Tydeinan verde digde amendement der C. v. R. (di ploma A) werd daarop verworpen piet 38 tegen 31 stemmen. Daarna werd met 38 tegen 30 stem- jmen verworpen een amendement der C. V. A. om de examen-eiscben voor toela ting tot de Kon. Mil. Academie niet In jde wet, maar in bestuursmaatregel op te pemen. Het gewijzigd regeeringsartikel (aan vullingsexamen voor gymnastiasten A) Werd daarop aangenomen met 42 tegen ■24 stemmen. De beer Duymae/ v. Twist ver klaarde dat hij en zijn politieke geest- Verwanten slechts d&n hun stem aan het joetwerp zullen geven, indien de Minister verklaart, dat geen wijziging zal worden gebracht in de verhouding tusschen bet jaantal leerlingen aan den Hoofdcursus ,en het aantal toegelatenen van de Kon. {Mil. Academie. De Minister gaf de verklaring dat aoolang de Hoofdcursus zal blijven be staan, geen wijziging te dien aanzien fcal worden gemaakt. Zonder debat of stemming is aange- jnomen het ontwerp tot toepassing van prt. 32 der burgerlijke pensioenwet ten behoeve van den gewezen telegrambe- Vteil er H. Dirkzwager In behandeling kwam de suppletoire Ijustitiebegrooting beoogende maatrege len in belang van ontslagen gevangenen1. De heer Duys beschouwde het ont- Werp dat beoogt de ontslagen gevange nen weer duurznam aan het maatschap pelijke leven terug te geven als een stap |n de goede richting, ofschoon vermin dering Van criminaliteit beter nog 'clan Wit ontwerp mede beoogt, verkregen kan (worden door krachtige sociale wetge ving, gericht op de bestrijding der werk loosheid, het verbod van vrouwenarbeid, bepe-king van arbeidsduur enz. De re cidive ^yelke dit opUyeipj opk jyil beper ken, kan het best vjoorkotnen worden binnen de gevangenismuren door opne ming in onze wetten van voorwaardelijke veroordeeling, voorwaardelijke invrij- heidsstelling, en door flink de hand te slaan aan ide geestelijke en redelijke ver heffing der gevangenen eii buiten de gevangenis door een ingrijpender stelsel van reclasseeringswerk dan thans ge schiedt. Spreker zou wenschen opheffing van den misstand dat ontslagen gevan genen straks geen werk kunnen krijgen tengevolge van inlichting der politie ten hunnen aanzien. De heer v. Hamel zou, voor doel treffend reclasseeringswerk, het zwaar tepunt willen leggen bij de directeu ren der gevangenissen. Dat zijn de men- schen met wie de gevangenen dag aan dag omgaan, aan wie de gevangenen hun nooden klagen, die de familieleden der gevangenen ontvangen, enz. en 't vertrou wen van de ingeslotenen genieten. In dit verband bep'.eitte spr. kleine patro nage-comités, waarin de directeuren zit ting moesten hebben met gedelegeerden uit vereenigingen voor maatschappelijk werk en dergelijke, en welke comité's in de gevangenissen zitting behoorden te houden. Op deze Wijze is goede samen werking te verkrijgen tusschen de Staats organen en de philantropische vereenigin gen. De heer van Asch van Wijck be toogde dat het plicht van de Overheid is zich met de reclasseeringswerk bezig te houden, omdat het Staatsbelang me debrengt uit landloopers, bedelaars en misdadigers fatsoenlijke menschen te maken. Maar de Overheid moet die taak n et zelf ter hand nemen, doch overlaten aan het particulier initiatief met flinken Rijkssteun. Doch die steun moet niet zoodanig verleend worden, dat het particulier ini tiatief worcit doodgedrukt, doch integen deel worde geprikkeld tot steeds krach tiger optreden. Ook de heer v. \V ij n b eT g e n acht te het particulier initiatief in deze geroe pen de zaak ter hand te nemen, ook omdat uit den aard der zaak, daarvan meer toewijding kan uitgaan. De heer V e r h e ij gaf verschillende wenken op het gebied van het reclas seeringswerk. Minis'e Heemskerk (Minister van Justitie interim) sloot zch, bij de verdediging van het ontwerp, in hoofd zaak aan bij het betoog van den lieer van Asch van Wijck. De overheid moet alles doen om de gevolgen van de straf fen, die zij verplicht is op te leggen, te verzachten, zooveel haar mogelijk is. Met de kwestie der reclasseering heeft de voorwaardelijke veroordeeling of de voorwaardelijke invrijheidsstelïing niets te maken. Wel kan de reclasseering de voorwaardelijke invrijheidsstelïing mo gelijk maken. De Minister ontkende tegenover den heer Duys, 'dat de oorzaak der criminali teit ligt in onvoldoende sociale wetge ving. De oorzaak der criminaliteit ligt, volgens spr. in onze eigen verdorvenh. Gaan ie weg zal de geeste ij e ei zede ijk e verheffing van de gevangenen, door den heer Duys onvoldoende geoordeeld, ver beieren. Afzonderlijke patronaats-commissies, zooais door den heer Van Hamel be doeld, acht de Minister niet noodig. De gevangenen kunnen met raad en daad worden bijgestaan door leden van het gevangen enbestuur. Heden 11 uur voortzetting. De decoratie-quaestie. Het afdieelingsverslag betreffende het voorstel van den heer Troelstra, tot het houden eener enquête omtrent de hande gen van den toenmaligen Minister van Binnen lands che Zaken, ter zake wan deco raties in 1903 en 1905 is verschenen. Tegen het voorstel werden verschillen de bedenkingen geopperd. In de eerste plaats werd door sommigen aangevoerd, dat het voorstel praematuur is te achten. Uit het verband der artt. 94 der Grondwet leidden zij af, dat van het recht van enquête geen gebruik gemaakt behoort te worden, zoolang andere mid delen beschikbaar zijn om het noodige licht te brengen. In de tHveede plaats waren vele le den van oordeel, dat ook, al vereenigt men zich met de ruime opvatting van het recht van enquête, welke de voorsteller huldigt, toepassing der wet van 5 Augus tus 1850 (Stsbl. no. 45) als uitgesloten is te beschouwen, wanneer het doel der enquête zou zijn te komen tot een aan klacht wegens een door een Minister ge pleegd ambtsmisdrijf. Een volgens die wet in te stellen enquête zou toch ten doel moeten hebben het opsporen en verza melen van bescheiden, inlichtingen en be wijzen betreffende het ambtsmisdrijf. Zulk een enquête achtte men ook daar om niet geoorloofd*, omdat, gelijk in een door den heer de Savornin Lokman in een der afdeelingen voorgelezen en bij het verslag gevoegde Nota is uiteengezet, de beschuldigde daardoor zou worden verstoken van de waarborgen door de wet van 1855 ter bescherming van zijn rechten gesteld. Dat het doel der door den heer Troel stra gewenschte enquête is een onderzoek in te stellen naar ambtsmisdrijven, wel ke door den Minister Kuyper zouden kun nen zijn begaan, blijkt uit de Memorie van Toelichting van het voorstel. Meji k.ejyjrd.e het af, dat dy voorsteller in plaats van, zooals hij op zijn stand punt had behooren te doen, een aanklacht in t e dienen, getracht heeft op de Kamer de verantwoordelijkheid te leggen van een onderzoek, dat tot dat doel zou kunnen leiden. In de derde plaats werd opgemerkt, dat deze enquête ook daarom niet oor baar zou zijn, aangezien zij ook geen po litieke gevolgen kan hebben. Voor een enquête bestaat verder te minder aanleiding, zoo werd betoogd nu dir. Kuyper zelf het initiatief heeft genomen tot aanwijzing eener commissie, die de door den heer Troelstra bedoelde zaken zal hebben te onderzoeken. De keu ze van de leden dezer commissie waar borgt een onpartijdige uitspraak. Waar de eer en de goede naam van den oud- Minister bij deze zaak in hooge mate zijn betrokken, moet zelfs den schijn van partijdigheid vermeden worden, maar aan dezen schijn zou niet ontkomen worden, indien een parlementaire enquête inge steld werd. Vorrts betoogden sommigen, dat een enquête ook dan geen nut kan hebben, indien zij ingesteld werd om daardorr te komen tot een strafvervol ging. De voornaamste beschuldiging is, dat een ridderorde zou zijn toegekend, als belooning voor gelden aan een partij kas geschonken. Gesteld, dat daarover onderhandelingen zijn gevoerd, dan zal dit toch zeker geschied zijn met dub belzinnige verklaringen en halve woor den. Een voor den strafrechter geldend bewijs van het verband tusschen de gift en de toekenning der ridderorde zal ook door het hooien van de bij de zaak be trokken personen nie%eleverd kunnen worden. Ook werd aangevoerd, dat het alge meen belang door het instellen eener en quête niet zou worden gediend. Wel geven de feiten, welke door de gepubli ceerde brieven en de verklaringen van dr. Kuyper geacht kunnen worden vast te staan, geen gunsligen indTuk van zijn beleid. Verschillende zaken staan vast. Zoo ook dat dr. Kuyper over Staatszaken briefwisseling heeft gehouden met een vrouw, die zich niet waardig heeft ge toond met zoodanig blijk van vertrouwen te worden vereerd. Door een enquête zouden wellicht verschillende reeds be kende feiten nader gestaafd kunnen wor den en misschien nog andere feiten van gelijk:ooriigen aard ter algemeene ken nis kunnen worden gebracht, maar men kon niet inzien, dat door het verspreiden van meer licht omtrent deze zaken het algemeen belang zou worden bevorderd en «de eer des lands zou worden ver hoogd. x Andere leden konden zich met het voorstel vereenigen, waar het niet moge lijk is gebleken door een interpellatie het gewenschte licht te verkrijgen. Ook kan dat, volgens die leden niet verkregen wer den door den ingestelden eereraad, aan gezien zulk een raad, hoe goed ook sa mengesteld^ niet bij machte is getuigen te dwingen voor haar te verschijnen. Het eenige middel is dus, volgens die leden, het instellen van een parlementair onder zoek. Bij dat onderzoek kan blijken, dat er termen zijn tot instelling eener straf vervolging en in dat geval kan een aan klacht worden ingediend en een instruc tie ingevolge de wet van 1855 volgen. Maar het werd een te enge opvatting van het ingediende voorstel geacht, dit te beschouwen als een middel tot instel ling eener strafvervolging. Bij dit onderzoek, zoo werd betoogd, behoeft men zich niet te houden aan de beginselen van de strafvordering; er kun nen feiten aan den dag komen, die al leveren zij voer den strafrechter geen wet tig bewijs op, toch de overtuiging schen ken, dat er noodzakelijk verband be staat tusschen de handelingen van dr. Kuyper ter zake van het decoreeren van de beide heeren Lehmann en handelin gen dier heeren in het belang van de politieke partij, waartoe de oud-Minis ter behoert. De enquête zal zoo meen den enkelen beslissend zijn voor de vraag, of dr. Kuyper nog kan deelnemen aan hei politieke leven. Trok hij zich uit eigen beweging terug, dan zou het be lang der enquête vervallen. Ten slolte werd nog opgemerkt, dat in verschillende afdeelingen van gedach ten werd gewisseld over het verband tus schen de voorgestelde enquête en het onderzoek der commissie op initiatief van dr. Kuyper opgetreden. Deze beschou wingen heeft de commissie gemeend niet in het verslag te moeten opnemen. Sommige leden meenden nog, dat het voorstel van den heer Troelstra niet vol doet aan den eisch, gesteld in art. 1 dei- wet van 1850, omdat het geen nauwkeu rige omschrijving omvat van het onder-, werp van het onderzoek. Aan het verslag is een nota toegevoegd van den heer De Sa\ ornin Lohman, waar in deze erkent gelijk hij reeds vroeger in „Onze Constitutie" heeft geschreven, dat het recht van enquête even ver reikt als het recht van interpellatie. Alleen is er een natuurlijke grens, die niet kan wor den overschreden, zonder in het onge rijmde te veii/allen. Verder dan in het algemeen zijn taak reikt, kan een Staats rechterlijk lichaam niet gaan. Daar de enquête dient tot voorbereiding, moet de Kamer zich de mogelijkheid, voorstel len, dat zij iets met de uitkomsten van lvet onderzoek zal kunnen verrichten, daargelaten of zij dit in werkelijkheid zal doen. Hiermede is de voorsteller bet zelf eens, blijkens rijn toelichting. Indien het onderzoek geen verder ge volg k_a n hebben dan voldoen jaa,n ze kere nieuwsgierigheid, zonder dat daar bij' «tenig staatkundig belang is betrok ken, ware zulk een enquête dwaas en be neden de waardigheid der Kamer, en zelfs een misbruik van macht. Bij elke enquête, zegt de steller der Nota, moet de vraag gesteld worden, of zij bij mo gelijkheid een staatkundig doel kan be reiken. Bij ontkennende beantwoording is zij ongeoorloofd. Eigenlijk, aldus be toogt de heer Lohman, erkent de voor steller dit zelf en hij doet dan ook dui delijk uitkomen, welk het doel is, n.l. het stellen in staat van beschuldiging van den gewezen Minister dr. Kuyper. De steller der motie meent dan ook, dat de heer Troelstra een verkeerden weg is ingeslagen om zijn doel te bereiken en dat de Kamer diensvolgens verplicht is 't voorstel om een onderzoek in te stellen, als bedoeld bij art. 95 der Grond wet, ter beantwoording van de door hem gestelde vragen, te verwerpen. Ingezonden Mededeelingen 30 cent per regel. F. A. DAMEN ZOON. Wijnhandelaren Hofleveranciers Kanlojr |m$steeg LÈIDEN. (i3) Buiten verantwoordelijkheid der redactie)t 'Mijnheer de Redacteur! Vergun mij s.v.p. eenige plaatsruimte naar aanleiding ckr te Roelofarendsveen gehouden lezing over het onderwerp „On derlinge verzekering tegen ongevallen in landr- en tuinbouwbedrijf binnen gemeen telijke grenzen. Omdat ik persoonlijk die lezing niet bijgewoond heb, zie ik mij ge noodzaakt het volgende onder de aan dacht van belanghebbenden te brengen door middel van Uw, ongetwijfeld door de land- en tuinbouwers, veel gelezen blad, een en ander in verband raet het verslag uit Roelofarendsveen do. 26 Febr. Het is een verblijdend verschijnsel dat van uit de land- en tuinbouwers .zelve een beweging is ontstaan om bij hen in dienst zijnde arbeiders te verzekeren tegen de schadelijke gevo.'gen van. een ongeval, ontstaan bij het uitoefenen van liet bedrijf De land en tuinbouwers in ons land too- nen hiermede dat de naamboertje voor velen wel als eeretitel te beschou wen is, want in andere takken van nij verheid moest eerst de wetgever met dwingende maatregel daar stellen awt den eerzamen landman uit eigen bewe ging nu op zich neemt, in zake de on gevallen verzekering. Het is een daad van menschlievendheid als den patroon zijn werkman op deze wijze behoedt voor gebrek wanneer hij soms getroffen word door een ongeval maar waarom dan verzekeren? Omdat de patroon altijd niet bij machte is alLeen het risico te dragen en daarom aaneen gesloten elkanders lasten helpen dragen, daarop is de organisatie van de onderlinge verzekering gebaseerd'. Waar nu juist voor den eenling te lasten te zwaar kunnen worden, is de kracht gevonden door de cocoperatie en het bewijs geleverd, hoe grooter -de coöperatie hoe sterker, want hoe meer deelnemers hoe meerder kans dat in een bepaald ongunstig jaar het ri sico te zwaar op enkelen zal rusten. Met het oog daarop is het al niet aan te bevelen de verzekering binnen gemeen telijke grenzen te houden want, zoo'n onderlinge wordt niet opgericht voor en kele jaren, en treft men het dat in één gemeente een paar ernstige ongevallen zal voordoen die een levenslange uitkeering j noodzakelijk maken dan zal de premie on getwijfeld zeer hoog worden gesteld, de aanvankelijke oprichters betalen dan de onkosten ineens, doen zij dit dan beloopt de kleinste kring het grootste gevaar zeer dure jaren te moeten maken, wordt de uitkeering niet in hetzelfde jaar afgewerkt dan zal men door een noodgedwongen hooge premie de eventueele nieuwe aan sluitingen weerhouden bij de kleine on derlinge, wil men dan zijn beginsel ge trouw blijven, zullen weinige voor groote lasten komen, en waar blijt dan ten slotte de waarborg dat de getroffene steeds zijn uitkeering zal ontvangen zoolang hij er recht op heeft, er is nog meer, door het oprichten van verschillende kleine onder linge verzekeringen mist men het organi- satieverband dat steeds een sterke vereeni- ging kenmerkt. Als de geheele land- en tuinbouw een vereeniging opricht met 1000 leden, zal er van regeeringswege meer recht aan toegekend worden dan aan 50 vereenigingen met 20 leden. Al is het waar dat den arbeider te willen verzekeren als Hoofdmotief moet gelden ook is het waar dat nu door het zelf- oprichten van verzekeringen getracht wordt de wetgevende macht te bewer ken om ons te behoeden voor een dure en omslachtige wet als ongevallenwet bij de i ndustrie. Willen wij nu de kans heb ben dat de regeering ons verzekeren er kent, en er rekening mede houdt dan is het de aangewezen weg, dit waardig te too- nen door het vormen van een of in het on derhevige geval eigenlijk twee (Landbouw en Tuinbouw) machtige organisaties die door hun groot ledental in staat zijn om de ongevallen die in een jaar zich voordoen opK uihe^ejfde jaaJ* a* *c wikkelen, die ook in staat rijn waarborgen te geven dal de ongevallen het eene jaar niet zooveel uiteen zullen loopen met het andere, waaf dus niemand door te hooge premieën be-, hoeft afgeschrokt te worden en die tocff ook hun waarborgen bieden kunnen diq voor de verzekering binnen de gemeente den geacht, en wat zeer moeilijk zal gaarf voor de verzeekring binnen de gemeente lijke grenzen. Nemen wij eens een voor beeld aan de Spaar- en Voorschotbanken' (Systeem Raiffeissen,) Waar bleef de kracht als er geen Centrale was?. Zou ook dan het Rijk subsidie verlee- nen voor oprichtingskosten.? Neen im mers in de organisatie is de kracht gele gen en zooveel sterker de organisatie zoo veel meer kans op succes en te minder kans op hooge premieën. Daarom zou ik U land- en tuinbouwers wel willen toeroe pen breng Uw verzekering niet bin nen de enge grenzen maar vat de zaak breed op, wat zeer wel mogelijk is door. aansluiting bij de Landbouw- of de Tuin bouw Onderlinge die bij nadere ken nismaking niet zoo duur zal blijken te! werkejn als door sommigen *vel eens wordt voorgesteld, omdat ook deze geheel het onderling karakter dragen, de deelnemers zelf propaganda maken en de inrichting niet omslachtig is integendeel uitmuntend door degelijkheid en beknoptheid. U. M. de R. dankzeggend voor Uw bereidwilligheid teekene hoogacht-end Tuinbouwer. Een merkwaardige misdaad, waarschijnlijk eene wraakoefening, heeft te New-York plaats gehad. Een vijftal heeren huurden een taxi-auto op Broadway en lieten den chauffeur naar een bekenden salon in West Side rijden. Daar lieten zij een zekeren heer roepen, dien zij wisten dat zich daar bevond, doch zoodra de man aan de auto ver scheen, stiet een der inzittenden hem met geweld een dolk in de borst. De ontstelde chauffeur werd gedwongen full speed weg te rijden. Een revolver werd voor zijn hoofd gehouden, om hem tot gehoorzaamheid te dwingen. De gewonde heer stierf kort daarna, zonder dat'hij inlichtingen omtrent zijne moordenaars had kunnen geven. De po litie heeft nog geen spoor gevonden. Amerikaansche Reclame. Onze correspondent in het land van den Dollar bericht ons het nieuwste reclame middel, dat momenteel door de winkeliers aldaar met veel succes wordt toegepast. Er worden namelijk eenige duizenden circulaires gedrukt, waarop een hand, op ware grootte in roode of andere kleur prijkt. Artikelen, waarop speciaal de aan dacht wordt gevesiigd, zijn op de palm der hand vermeld en op de vingers lezen we korte krachtige aanbevelingen be treffende den verkoop. De circulaires worden nu op-één-volgend genummerd, welk nummer op de pols der hand wordt aangebracht. Het aantal te verspreiden circulaires hangt af van de omvang der zaak en hare ligging en worden deze per post of van buis tot huis bezorgd of worden in den winkel de clientèle overhandigd. Nu worden verschillende artikelen, tot bijvoorbeeld de helft of 1jA gedeelte van het aanlal verspreidecirculaires,zorgvuldig verpakt en wordt ieder pakje voorzien van een duidelijk leesbaar nummer, over eenkomende met het nummer dat op een der handen gedrukt is. Natuurlijk worden de pakjes niet opéénvolgend genummerd, er worden als 'tware slechts hier en daar grepen gedaan. Bij het verspreiden van 5000 circulaires zullen deze ge nummerd zijn van 15000 en het aan tal pakjes, zooals gezegd, de helft oLeeu vierde zal verdeeld over het geheele 5000-tal genummerd zijn. De pakjes worden nu zoo in de kasten geëtaleerd, dat de voorbijganger de nummers duide lijk kan lezen, en zijn aandacht aldus aan alle étalages moet wijden. Merkt nu die voorbijganger op, dat op een der pakjes hetzelfde nummer voorkomt als op de door hem ontvangen circulaire, dan treedt hij den winkel binnen, toont de hand met nummer en het bewuste pakje wordt hem gratis verstrekt. Ongetwijfeld zullen niet meer dan de helft der pakjes opgeëischt worden; de kosten van deze reclame moeten dus niet te hoog geschat worden. Het succes van deze reclame, in Amerika bekend onder de naam „The hidden hand sale" (verkoop door middel van de verborgen hand) kan niet uitblijven. (De Manufacturier). Uidotingen. LOTEN VAN WEENEN fl. 100 van 1874. Trekking 10 Jan. - Betaalbaar 1 Juli serieën, 25 59 139 336 368 722 755 898 930 1015 1192 1217 1581 1688 1901 2005, 2050 2105 2139 2350 2365 2699 2972 Serie 36B no. 62 Kr. 300,000; serie 1217 no. 96 Kr. 20,000; serie 1015 no. 3 Kr. 10,009; serie 898 no 33, serie 1015 no. 47 en 53, serie 1581 no. 28 en serie 1901 no. 12, elk Kr. 201»; serie 25 no. 66, serie 139 no. 95, serie 368 no. 13 en 79, serie 898 no. 21, serie 1192 no. 38, serie 1217 1 no. 17, serie 1581 no. 30, serie 2005 no. S3 serie 2365 no. 45, serie 2912 no. 69 en 79, serie 8981 no. 21, serie 1192 no. 38, serie 1217 no. 17, serie 1581 no. 30 serie 2005 no. 93, serie 2365 no. 45 en serie 2972 no. 69 en 85, elk Kr. 500. Alle overige in genoemde sexiekn getrokken 2280 .nommers, elk Kr. 340.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 6