Het tijdstip, waarop deze tentoon stelling zal worden gehouden, hangt af van den datum, waarop de electrische centrale voltooid en in werking getreden zal zijn, in elk geval niet vroeger dan in de maand September. Koninklijke Besluiten. De heer L. A. Dittlof Tjassens, secre taris-generaal bij het Departement van Marine is met ingang van 28 Februari benoemd tot Staatsraad in buitengewonen dienst. Benoemd tot substituut-griffier bij de Arrondissements-Rechtbank te Utrecht mr. F. J. Lisman, thans griffier bij het kantongerecht te Vianen. Met ingang van 1 Maart is benoemd tot ambtenaar toegevoegd aan den in specteur van het Middelbaar Onderwijs, belast met het toezicht op de burger avondscholen, de ambachtscholen, de teekenscholen en de verdere vakscholen, Jhr. J. Quarles van Ufford,' te 's Graven- hage. Aan den reserve-officier van gezond heid der 2e klasse H. F. Dubois, die voor den tijd van vijf jaren werd benoemd, is met ingang van 17 Maart een eervol ontslag verleend uit zijne gemelde betrekking tot de landmacht. Bij het Departement van Landbouw zijn bevorderd tothoofdcommies C. W. Eisma, thans commiesadjunct-commies B. H. Verhaven, thans eerste-klerk. Met ingang van 1 Mei a.s. zijn benoemd a tot commissaris der loodsen tevens ontvanger der loodsgelden te Hellevoetsluis de commissaris der Loodsen, tevens ontvanger der loodsgelden te Delfzijl P. J. Guttigb. tot commissaris der loodsen, tevens ontvanger der loods gelden te ljmuiden, de commissaris der loodsen te Terschelling J. van Dijk Blok c. tot commissaris der loodsen tevens ontvanger der loodsgelden te Vlieland, M. S. Kruisinga; d. tot commissaris der loodsen tevens ontvanger der loodsgelden te Delfzijl, de ontvanger der loodsgelden te Hellevoetsluis J. S. Genete. tot commissaris der loodsen tevens ont vanger der loodsgelden te Vlieland, de adjunct-commissaris der loodsen te Willemsoord, C. Valkenburgf. tot adjunct-commissaris der loodsen te Hellevoetsluis, de sergeant-stuurman bij de Koninklijke Marine H. Vrieggink. Voor het tijdvak van 1 Maart tot en met 31 Aug. is benoemd tot leeraar aan de R. H. B .S. te 's-Hertogenbosch L. De Milleret, te 's-Gravenhage. Te rekenen van 18 Januari is op nieuw voor den tijd van vier jaren be noemd tot lid van den Mijnraad mr. (W. A. J. M. Van Waterschoot van der Gracht. - Jhr. Quarles van Ufford. De Haagsche briefschrijveer van de „Tijd" bespreekt het nieuwe lid van ..den Raad van State. „Voor velen, zegt hij, een verrassing is zeker de benoeming geweest van jhr. Quarles van Ufford tot lid van den Raad van State. In 1897 deed hij een ephemere verschijning in de Tweede Ka mer. In Februari gekozen als christelijk historisch lid ter vervanging van den heer W. Th. baron Mackay, die tot lid de- Rekenkamer was benoemd, moest hij bij de periodieke verkiezing de plaats ruimen voer den anti-revolutionair, den heer S. baron Heemstra. Hij had echter •in die enkele maanden gelegenheid ge vonden tot het maken van een scherp zinnige opmerking of ik hernner mij niet juist tot het voorstellen van een amendement, hetwelk hem de blijvende gunst had verzekerd van zijn leider, den heer De Savornin Lohman. Er werden 'dan ook later pogingen aangewend, om den heer Quarles van Ufford naar de Kamer terug te brengen. Onder het mi- histerie-Kuyper werd hij ben. tot ambt. aan het Ministerie van Binnenlandsche ££aken en keerde terug van Noordwijk, Waar hij burgemeester was, naar zijn geboorteplaats 's Gravenhage. Als amb tenaar werd ook steeds met grooten lof van hem gesproken, hetgeen niet be let, dat zijn benoeming tot lid van den Raad van State op den betrekkelijk nog jeugdigen leeftijd van 54 jaar een te .waardeeren promotie is. Hij volgt hier mede ten tweede taal e een baron Mackay op, de hiermede een man van rechts in den Raad van State tot opvolger krijgt. Niets is trouwens meer in over eenstemming met de billijkheid, waar behalve drie Katholieken en de vice- president, daarin van réchts alleen de heer Huber zitting heeft. Met dezen telt de Raad van State thans drie Christe- lijk-Historischen doch geen Anti-revolu tionairen. Men kan daaruit gerust af- leidien, dat den heer de Marez Oijens het hooge ambt niet heeft geambtioneerd en een ander Anti-revolutionair niet Ln aanmerking kwam. De billijkheid had anders zeker de benoeming van dezen medegebracht. Deze benoeming geeft dan ook te groote vreugde onder de Christ ei ijk-historischen, naarmate zij lan ger twijfelachtig was." Mgr. Giovannini. Naar aanleiding van bet ook door ons opgenomen bericht uit de „Arnhemsche Courant" zendt Mgr. Geovannini de vol gende tegenspraak aan de „Nieuwe Rot- terdamsche Courant". Geleid dóór het dbel de waarheid vast te stellen en voorgoed een einde te maken aan de phantastische geruchten, die te mijnen koste hebben geleopen, verzoek ik V. beleefdelijk het berjehj wel t§ wijje.n rectificeeren, dat in Uw blad voorkwam lo.) Het is geheel en af onwaar dat ik naar Rome zou zijn teruggeroepen. 2o.) Het is niet minder onwaar, dat de Minister van Buitenlandsche Zaken stap pen gedaan heeft om mij een voorwendsel te doen zoeken, ten einde Nederland te verlaten. t?o.) Het is waar, dat ik1 sinds lang gevraagd heb te mogen vertrekken we gens mijne slechte gezondheid: men heeft mij slechts een verlof toegestaan. 4o.) Wat het incident in de „golf-club" aangaat, zoo kent iedereen voldoende mijn onafhankelijker! aard om te weten, dat ik mij niet heb laten leiden door wie ook. In die zaak is geen sprake van„co- terie" of van „invloeden". Iemand, behoorende tot het personeel van het Clubhuis, had zekere compromit- teerende gezegden geuit over twee leden van de Club, weshalve ik, als Commis saris, het mijn plicht achtte, daarvan aan het Bestuur kennis te geven. Nadat later deze gezegden waren ingetrokken door degenen, die ze geuit hadden, heb ik ze natuurlijk zelf ook Ingetrokken bij brie ven, die ik tot de leden in kwestiehebge- richt. Dit is de waarheid; het overige is lou ter phanlasie". Voorts meldt hetzelfde blad', dat aan het gebouw der Pauselijke legatie aan het Bezuidenuorut, tevens woonhuis van den tijdelijken zaakgelastigde, werd medege deeld dat Mgr. Giovannini de residentie nog niet hoeft verlaten, integendeel door ongesteldheid zijn kamer moest houden. Wel worden aanstalten tot vertrek ge maakt. De Prins Willem II. Naar mei ons meldt, wo dt in assuran- tiékringen het ss. „Prins Willem II" reeds sedert acht dagen als verloren be schouwd. Men vermoedt, dat tengevolge van een ketelontploffing tijdens storm weer het schip te gionde is gegaan. De waarde van het schip wordt op ruim 2 ton geschat, welke schade bij onderlinge ve.zekering gedragen wordt door den West-Indische Maildienst, de stoomvaartmaatschappij Nederland, de Rotterdamsche Lloyd en de Paketvaart- Maatschappij. Ingezonden Mededeelingen a 30 cent per regel. HERMAN F. A. DAMEN ZOON. Wijnhandelaren f- hofleveranciers Kantlos Wrgsteeg MEN. (i3) STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Vergadering van 1 Maari. Aan de orde was de interpellatie van den heer Marchant over de houding der Regeering ten aanzien van de maatregelen genomen door de directie der Holland- sche Spoorwegmaatschappij in zake het pensioenfonds van haar personeel. In een uitvoerig betoog critiseerde de heer Marchant den tegenwoerdigen toestand^ volgens welke de Raad van Ad ministratie der H. IJ. S. M. ter zake van het pensioenfonds van het personeel dit personeel medezeggenschap onthoudt en het fonds aan regeeringstoezicht onttrekt. Daardocr is het kunnen gebeuren dat de bijdrage van 2 pet docr den Raad van Administratie eensklaps is gebracht op 7 pet, hetgeen geen kleinigheid is voor hen die 't niet missen kunnen en gelijk staat met een liquidatie van het fonds, omdat nu een uittreden op groote schaal het gevolg zal zijn. Dit acht spreker een handeling verre van behoorlijk. En als 't op deze wijze tot liquidatie van het fonds komt, wat zal dan gebeuren met het kapitaal daarvan? In verband hiermede wees spreker er op, dat als er later geen kapitaal meer is, en het pensioenfonds als rechtspersoon opgedoekt i s, de Staat, bij naasting zal ko men te staan voor de rechten en verplich tingen der Maatschappij en dan het per soneel het pensioen zal moeten betalen, terwijl er geen kapitaal meer is. Op zulk een wijze kon de spoorwegmaatschappij royaal zijn ten koste van den Staat Daar om vroeg interpellant: Wat heeft de re geering naar aanleiding van den maatregel van den Raad van Administratie gedaan en wat is zij voornemens te doen in het belang van het personeel en ter voorko ming dat de Staat schade lijdt. De Min. v. Waterstaat, de heer Regout, verklaarde reeds dadelijk dat de maatregel door den Raad van Administra tie genomen zijns inziens afkeuring ver dient zoowel om reden van personeelen aard als wegens de strekking van den maatregel, die, als zij gehandhaafd bleef, ontegenzeggelijk aan het personeel zeer aanzienlijke schade zou berokkenen. Waar de Minister over het algemeen ingenomen is met de wijze waarop de H. IJ. S. M. bij haar exploitatie de belangen van pu bliek en personeel behartigt, verklaarde hij ronduit dat de onderhavige maatregel door niets goed te praten is en reeds vóór dat invloeden van buiten op den Minister hadden inaewerUt juut MJ SappEn gedaan ten doel hebbende der Maatschap pij ontevredenheid te betuigen dat zon der eenig overleg met den Minister de bewuste maatregel docr dep Raad van Adjn^mstratiq js gqigmept De Minister deelde mede dat hij ontvan gen had een commissie uit den Raad van Administratie, die hem nader toelichtte dat als het reservefonds, door den maat regel van het verhoogen der bijdrage tot 7 pet. zou opgeheven worden door alge- meene uittreding, de Maatschappij een nieuw fonds zou oprichten waarin zij de contante waarde van het ingegane pensi oen van het personeel zou storten. Maar zelfs op deze wijze achtte de Minister de zaak nog niet in het reine. En in alle geval bleek deze bedoeling niet uit de circulaire, welke de H. IJ. S. M. in De cember deed uitgaan, zoodat die circu laire onoprecht was. De Minister betwist te daarenboven der Maatschappij het recht haar pensioenfonds op te heffen en een nieuw fonds, als bovenbedoeld, in te stellen, zonder goedkeuring van de re geering. De toestand', door de Maatschap pij geschapen, acht de Minister onrecht matig, zonder nut en schadelijk voor het personeel, vooral bij naasting. En het spreekt van zelf dat de Regeering een dergelijk standpunt niet kan aanvaarden. Ingrijpende maatregelen zijn dus noodig, maar met overijling wil de regeering niet handelen, drieledigen weg zou kunnen worden ingeslagen: lo. een bijdrage van 12 pet. door het personeel, echter ge paard gaande met evenredige loonsver- hooging door de H. IJ. S. M.2o. een wettelijke pensioenregeling; 3o. en dat acht de Minister nog het beste, het zoeken van een goede oplossing met de directie der H. IJ. S. M., waaraan de Minister we! wanhoopt, b.v. in dien zin dat door die Maatschappij werd betaald 7 pet., en door het personeel eveneens 7 pet. echter- met zoodanige tegemoetkoming van re- geeringswege, dat de bijdrage van het personeel niet meer dan 4 a 5 pet. zoude bedragen. Op den voorgrond blijve staan, bij het zoeken naar een oplossing, samenwerking tusschen regeering en spocrweg-maatsch. Na korte repliek van den interpellant, meende de heer Scha per dat de hou ding van de spoorwegmaatschappij, om buiten de regeering te handelen, eigenlijk begrijpelijk is, waar de spoorweg maatschappijen, door de houding van den Minister bij de begrootingsdebatten wel in den waan moeten gebracht zijn, dat zij kunnen sollen met de regeering, die alles goedkeurt wat de Maatschappijen doen, zelfs als het personeel, b.v. ten aanzien der arbeids- en rusttijden, in na- deelige positie komt. Overigens achtte spreker de oplossing sub ?o„ door den Minister, een vermeer dering van lasten voer het personeel. De heer Patijn waarschuwde, in het licht van de heden gevoerde debatten, tegen de onduidelijkheden in artikel 63 der spot rwegovereenkomst, regelende de aanspraken van het personeel bij naasting, onduidoJijkheden die tot groote onzeker heid aanleiding geven. Indien dus de on derhavige pensioenskwestie tot oplossing komt, moet dit gepaard gaan met een verbetering van bedoeld art. 63, dienende dat aan die onzekerheid een einde worde gemaakt. In zijn repliek deed de Minister uitkomen, dat hij, hoewel persoonlijk te genstander van naasting, omdat hij over tuigd is dat de voordeelen tegen de vele naüeelen niet opwegen, hij ais Minister, als het tot naasting komt, niets zal nalaten om die naasting op de voor den Staat meest voordeelige wijze te doen tot stand komen. Verder deelde de Minister mede, dat spoe-uig te verwachten is een weisai tikei- tje tot wijziging van art 63 der Spoorweg- overeenkomst met de Staatsspoor, in het belang van Staat en personeel. De interpellatie wordt gesloten onder dankzegging aan den Minister. Academienieuws. De promotie honoris causa van mr. W. F. van Leeuwen. Maandagmiddag vond in de aula van de Amsterdamsche Universiteit de plechtig heid plaats der piomotie van mr. W. F. van Leeuwen, oud-pres.-curatcr der Uni versiteit, tot doctor in de staatsweten schappen, honoris causa, in tegenwoor digheid van een talrijk publiek, w. o. den Minister van Staat, mr. T. M. C. Asser, die als hoogleeiaar te Amsterdam de promotor was van mr. v. Leeuwen, eenige oud-hoogeleraren, de Eerste Ka mer-leden dr. P. J. F. Vermeulen, mr. E. N. Rahusen, mr. W. J. S. van Water schoot van der Gracht enz. Het college van curatoren was verte genwoordigd docr de heeren dr. C. F. J. B'ooker, mr. R. A. li. M. Romnie, mr. J. C. baron Baud en den secretaris mr. S. van Erakei; het Dagelijksrii Be stuur der gemeente docr den waarnemend burgemeester, den heer Th. F. A. Del- prat en de wethouders mrs. de Vries Cz. en dr. N. M. Josephus Jitta. De rector-magnificus, prof. Straub, her innerde er aan, dat hij in zijn Dies-rede hukle gebracht had aan den afgetreden President-Curator. Hierbij wilde de Se naat het echter niet laten(hij zocht naar meer treffend bewijs. Daaiom besloot de Senaat gebruik te maken van zijn recht, wegens uitstekende verdiensten het eere doctoraat te verleenen. Op voordracht der juridische faculteit besloot J)ij u honoria causa te bevorderen tot doctor in de staatswetenschappen, daarmede erkennen de het wetenschappelijk element in uw practischen arbeid, en de bevordering van de wetenschap. De beocefnaren der we tenschap zijn pyertuigd, dat aije practisch handelen volgt uit wetenschap maar men ziet het niet altijd duidelijk. Practisch handelen is wetenschap, toe gepast door een temperament. Het valt niet meilijk, dat temperament te zien; r— de Senaat heeft ook de wetenschap onder kend. Als lid van de geneeskundige facul teit weet spr. dat de Oogheelkundige kli niek, het Anatomisch Laboratorium en het Instituut voor hersenonderzoek er niet of ten minste niet zóó, en niet zoo spoe dig zouden zijn gekomen zonder het per soonlijk ingrijpen varnnr. van Leeuwen. De Rector Magnificus gaf daarna het woord aan prof. mr. dr. A. A. H. Struy- cken, om namens den Senaat tot de pro motie over te gaan. Prof. Struycken ver klaarde de taak, hem door den rector- magnificus opgedragen, volgaarne te aan vaarden. Uit kracht dan van de macht, ons door wet en verordening geschonken, verklaar ik bij deze u, mr. Willem Frederik van Leeuwen, wegens uw zeer uitstekende verdiensten, honoris causa te bevorde ren tot doctor in de Staatswetenschap en alle rechten te verleenen, die door wet en gewoonte aan dat doctoraat zijn verbonden. Ten bewijze hiervan zal u een diploma, door rector en secretaris onderteekend, en met het grootzegel der universiteit be vestigd, worden ter hand gesteld. Zoo is, zeer geachte doctor, de taak vol bracht, die de Senaat op mij legde, uitge sproken is het in dit zeldzaam eerbetoon, hoe uw persoon en uw werk d-ocr den Senaat in hunne hooge waarde zijn begre pen .In u eeren wij dankbaar de diepe gedachte, die de stichting en ontwikkeling van Amstels Athenaeum en Universiteit heeft gesteund en geleid. Spr. schetste daarom in den breede de grooteverdiensten van mr. van Leeu wen in bet bijzonder met betrekking tot de Universiteit en het karakter van de on derscheiding welke zij hem heeft verleend. Als magistraat, als staatsman inoest gij worden geëerd," zeide spreker. „In de wetenschappen, waaraan gij uw leven ge wijd hebt, niet in de studeerkamer, maar in de werkelijkheid van het staatkundige leven, werd- u het eere-doctcraat verleend. Boven de moderne wetenschap staat de eisch terug naar het werkelijk leven, zij het ten koste van den regelmaat, die de oude begrippen u geven, ter wille uwer eigen cultuurwaarde. Zoo naderen de beoefenaars der staats wetenschap gaarne hen, die in het staat kundig leven de leiding voeren. In hoe menig staatkundig leven liggen bewust of onbewust de bevestiging, vérdediging van bekende, de voortbrenging, ontwik keling, van nieuwe wetenscahppelijke waarheden opgesloten. Van die verwant schap, dde éénheid tusschen leer en leven, is ook het den heer van Leeuwen verleen de eere-doctoraat een bewijs. „Jaren lang zoo ging spreker voort hebt gij het wellicht zwaarste staatkundige ambt in ons vaderland gedragen en daarnaast ginds in de Residentie, in de Kamer .der Ouderen een eervoile plaats ingenomen. Hier bij uw promotie zoudt gij uw staat kundig leven in een talrijke reeks stellin gen, met kracht en overtuiging door u ver dedigd, voor ons hebben kunnen leggen, stellingen uitmuntend door oorspronke lijkheid, doordachtheid, hoog staatkundig inzicht. Spr. eindigde zijnmet groote aandacht gevolgde rede aldus Doctor van Leeuwen, dankbare leerling onzer Universiteit, uit diepgevoeld plichts besef hebt gij den ambtelijken band ver broken, die u aan de universiteit verbond. Wij hebben u bier teruggeroepen om u te <3 anken en te eeren zoo hoog wij kon den voor hetgeen gij voor de wetenschap en in de wetenschap hebt volbracht. Aanvaard dien dank, die eer, als nieu wen band, die ons te zamen bindt in de toewijding onzer krachten aan den bloei onzer universiteit en in haar aan de ver heffing van het geestelijk leven in het vaderland." (Langdurig applaus.) De plechtigheid werd besloten door den rector magnificus, die, namens den Senaat, een gelukwensch uitsprak. Spr. wenschte mr. dr. van Leeuwen toe, dat hij moge voortgaan de staatswetenschap te beoefenen, en zijne bcstuursgaven ten dienste te stellen van het vaderland. (Luide bewijzen van instemming.) Uit de bollenstreek. Hoewel er in de bollenstreek nog han delsgebruiken voorkomen die met even veel recht bestreden kunnen worden als andere meenen recht te hebben ze te be houden, zoo zijn er toch ook weer an dere zaken die de algemeene waardee ring ten volle verdienen. Een ervan is dat door vele werkgevers op werkelijk humane wijze met hun werklieden ge leefd wordt. De arbeidsloonen zijn van dien aard dat iemand met een niet al te groot gezin, met net hui.shouden, fat soenlijk door de wereld kan komen, ter- vviji voor \elen r.og de g.legenheid open gesteld is om door overwerk, aangeno men werk, voor of na teelt van Tiet bollenland, een extratje te verdienen. Het gevolg is dat men dikwijls arbei dersgezinnen aantreft waar een betrek kelijke welvaart heerscht. Naast Liet loon Y-H uëiï vauèr brengen de kinderen al spoedig wat geld in, wat het huishouden aanmerkelijk verlicht. Het is een niet te onderschatten voordeel voor de arbei ders dat de gelegenheid zoo gunstig is voor de plaatsing hunner kinderen. Zoo dra, jleze de schopj banden ye.riatep kun nen zij altijd werk vinden en beginnen' direct met ongeveer"f2 per week! te;' verdienen, terwijl zij tevens in de ge legenheid zijn hun vak te leeren. Bij< de zich steeds uitbreidende bollenteelt behoeft d-e vrees niet gekoesterd te wor-' den dat er op die manier te veel werkkj krachten zullen komen. Reeds jaren ach*, tereen zijn de meeste zoon's van bloe< mistarbeiders in het zelfde bedrijf werk-1 zaam-gebleven en menig een heeft kurt-j' nen ondervinden-, dat het in dit opzicht, gunstig afsteekt bij andere bedrijven waar de jongeren geruimen tijd voor nielj moeten werken, ja dikwijls nog geld uitgeven voor teekenlessen enz. voor enji aleer zij in de geledenheid zijn om naast,- zich in hun vak te bekwamen ook nog iets te verdienen. Voor heldere sc'nandere jongens is er in het bollenvak wel kans op om zicfi hooger op te werken, want hoewel door velen hun juiste tijd verzuimd wordtj anderen zijn ér ook (en niet wéinige) die door hun vlijt en eerlijkheid zich,' een bestaan verzekerd hebben dat verj boven hun eigenlijke afkomst ligt. Oni dc de bloemistarbeiders zijn er echter ook velen die werken omdat zij moe ten, zonder hun geest in te spannen, en het zijn juist deze, die voor het min derwaardige of grove werk gebruikt worden, terwijl iemand die netjes en', met liefde voor zijn vak werkt, meestal door den patroon uitverkoren wordt om( het fijnere werk te verrichten wat vaak gepaard gaat met verhooging van loon. Iets meer aandacht kon hier nog weT ge schonken worden want er zijn nog va ders die bij 't verhuren v. hun zoon wel op het hoogste loon letten, maar niet of hij bij een patroon is waar hij zijn[ vak tevens goed kan leeren. Het is een niet te ontkennen feit dat dit punt door menig huisvader te veel uit het oog verloren wordt. Men ziet het dikwijls dat jongens met een zwak ge stel, of van tengeren bouw, of soms een of ander misvormd lichaamsdeel, maart naar den eersten den besten baas gezon den worden. Dit vooral is af te keuren'. Voor zulke kinderen vooral is het zaak uit te zien bij wie zij komen. Oudera zoekt dan naar een patroon waar ge weet dat ze hun vak grondig kun nen leeren. Dit zal U toch finantieel geen zware offers 'kosten en op late- ren leeftijd zal het U blijken den kin deren een weldaad te hebben bewezen. Bij de tegenwoordige kweekwijze wor den veel handen gevraagd voor lichte werkzaamheden, terwijl in de schuren! der exporteurs zeker ook wel kennis! tegen kracht opweegt, vandaar dat ouders door de eerste leiding dikwijls zelf in de hand hebben bij hun kindere.il aan te vullen in kennis, tegenover wat hen door de natuur onthouden is aan kracht. I Nog iets anders is er. Voor den ge huwden arbeider met een gezin is de mo gelijkheid uitgesloten in de eerste jaren! iets over te leggen, ja dikwijls is het bekende spreekwoord van toepassing, waarin gesproken word van vele varkens maken de spoeling dun. Het zal prak tisch niet uitvoerbaar zijn, maar het was toch te wenschen dat de arbeiders met hun groot gezin van nog kleine kinderen wat meer verdienden dan het gewone. Uit het oogpunt van Christelijke naaste-» liefde zou het aanbeveling verdienen, doch het zou tegenover de medearbei ders weer onrechtvaardig schijnen, want waar hetzelfde werk verricht wordt, heb ben ze evenveel recht op gelijke loonen. Toch kan de patroon in deze nog veelt doen door hem kosteloos wat meer! grond af te staan voor de teelt van aardappelen en groenten, door hem in de gelegenheid te stellen met aangeno men werk iets meer te verdienen enz. De verstandige werkman kan er zeit ook heel wat af en toe doen. Hoe dikwijls zien wij het niet dat arbeiderszoons, zoodra zij het volle loon d.i. circa 81/2 a 9 gld. verdienen hun! ouders 41/2 of 5 gld. kostgeld geven en het resteerende in eigen beheer hou den. Werd erdan maar prijs opgesteld. Als de ouders het dan zoo zeer niet meer behoeven, waarom zorgen dan de jongeren niet beter voor hunzelven. Die jonge mannen niet hun overschot van; f 5 per week zijir instaat om door aan- koopen van wat bloembollen en in hun vrijen tijd bewerken en voorttelen, daar van een kapitaaltje te vormen dat later, zal blijken te zijn een niet te versma den appeltje voor den dorst. De voor beelden liggen voor het grijpen dat man-» nen die in hun jeugd spaarzaam waren op lateren leeftijd in de critieke oogen- blikken juist daardoor voor gebrek ge vrijwaard zijn. Stel daar eens tegenover die jongen mannen die zich allures aan wennen alsof zij tot de groote wereld behooren, die hun geld uitgeven aan onnutte zaken, veel uitgaan, aan sport doen, enz., wat moeten zij het later dik wijls ontberen, want eens breekt de tijd aan dat ook zij een husigezin opzetten, en dan ziet men het vaak dat diezelfde mannen niet eens zonder schulden hun taak als hoofd van het gezin kunnen! aanvaarden. Als het geld wat nu verdiend wordt tioor den arbeiders in de bollenstreek! met overleg tü «üfÜg besteed wordt 1 dan kan dat in menig gezin welvaart brengen. Op de allereerste plaats is het echter een vereischte dat de ouders hmt kinderen een goed voorbeeld geven, en» tweedens toezien dat ook al geven dt kinderen het kostgeld, dat zij het jrve.s.t««* rende p.uttig besteden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 6