Ie Jaargang, No. lil. ÏO WILHELMUS VAN DE VEN, 9e fteicbclve Qowïcmt Bureuu OUDE SINGEL 54, LEIDEN, Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAO, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met QRATIS POLIS Ongevallen-verzekering *n het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week, t 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco per post ƒ1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent Donderdag Februari 1910. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Kleine AdvertentiCngevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop (geen handels-advertentiên) 1—5 regels 25 cent, Iedere regel meer 5 cent; aangeboden- betrekkingen 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Dit nummer bestaat uit TWEE bladen. DOOR DE GRATIE GODS EN DE GUNST VAN DEN H. STOEL BISSCHOP VAN 's BOSCH, Huispre aat van Zijne Heiligheid en Assistent* Bisschop bij den Pauselijken Troon, lan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdom. Zaligheid in den Heer! De naderende vasten biedt Ons we derom de aangename gelegenheid, B. G., Dm een herderlijk woord tot U te rich ten. Het zijn ernstige dagen, die aanstaan de zijn, dagen bijzonder gewijd aan de overweging van het lijden en sterven des Heeren, aan dat alles overtreffend liefde werk door den Zoon Gods zeiven onder nomen en uitgevoerd, om den mensch te verlossen uit het eeuwige verderf, waartoe hij was veroordeeld door de zonde. ;t Êijn dagen mede van voorbereiding tot iiet Hoogfeest van Paschen, waarop wij, idoor de genade Gods geholpen, met ^Christus moeten verrijzen tot een nieuw Jleven óf wel van vriendschap met God als wij ongelukkig genoeg mochten zijn geweest, deze te hebben verlorenóf wel van versterking en bevestiging in die vriendschap, ais wij het geluk hebben ge had die vriendschap ongeschonden te be waren. Bij deze ernstige dagen passen ernsti ge gedachten. Wij hebben Ons afgevraagd waarop Wij dit jaar meer bijzonder uwe (aandacht zouden vestigen en het is Ons voorgekomen, na eene gezette overwe ging, dat het van groot nut kan zijn, U fe onderhouden over het waarlijk gods dienstig leven, dat door velen niet genoeg wordt gewaardeerd en nog minder be hartigd en betracht. Om U derhalve tot |meer belangstelling en liefde voor dit leven op te wekken, willen wij U hetzelve iop de eerste plaats doen kennen als den |ecnigen weg naar het ware geluk; en vervolgens, hoe dit leven moet worden gevormd en onderhouden of gesterkt. „Door een waarlijk godsdienstig leven Verstaan Wij een leven, dat geleefd wordt jn de liefdie Gods met eene nauwgezette (vervulling zijner plichten tegenover Ood, den evenmensch en zich zeiven, in vermij ding, naar vermogen, van al wat kwaad is ■en bevordering van alles, wat goed mag heeien. „Dit leven is bij de wereld, die houdt .van de goederen en genietingen dezer aarde, van schoone positiën, van hooge en winstgevende betrekkingen, over het a'geineen niet erg in aanzien. Zij noemt hen gelukkig, die volop kunnen profiteeren van hetgeen de aarde heeft en geeft, en ziet minachtend of medelijdend neer op hen, die geheel of grootendeels van dit goed verstoken zijn, en zij meent hierbij gelijk te hebben. Maar de H. Geest, die het oneindig beter weet, zegt, dat zij het mis heeft en dat hij alleen gelukkig is, dieGodals zijn Heer erkent." Inderdaad, B. O., de goederen dezer aarde kunnen den mensch niet volkomen gelukkig maken, daar zijn ze vooreerst te nietig voor. God heeft in ons hart verlangens neergelegd, zegt de H. Augus- tinus, zoo groot, dat alles, wat de wereld kan aanbrengen, niet in staat is, die te verzadigen. Hij heeft dit gedaan, om ons te beduiden, dat wij ons hart niet moeten zetten op deze ellendige wereld, die ons niet voldoen 'kan, maar op het oneindige goed, op Hem, die ons kan geven al wat wij verlangen en nog oneindig meer. t— De goederen dezer aarde kunnen ons niet gelukkig maken, daarvoor duurt hun bezit ook te kort. Neemt den gelukkig sten mensch van de wereld, die alles be zit in overvloed, wat zijn hart van de aarde verlangen kan. Hoelang zal dit du ren? Hoogstens tachtig, negentig jaren. En dan Dan gaat hij heen en laat alles hier, wat de aarde hem zoo ruim ge schonken had. Geen cent daarvan neemt hij mede naar de eeuwigheid. En als hij dan bij al zijn goed vergeten heeft of geweigerd zijn God te dienen, welk zal dan zijn lot zijn in dat andere leven, dat voor goed aanvangt bij den dood en duren moet zonder einde? Ellendig door •eene ellende, die heel wat anders zijn zal dan de ellende van dien verschoppe ling, waarop hij hier medelijdend of mis schien minachtend heeft neergezien. Zie daar het zoogenaamde geluk dezer aar de, dat daarenboven ook hier reeds veel van zijne bekoorlijkheid verliest door de gedachte, die men niet kan wegzetten, dat het maar zoo kort duurt en gevolgd wordt door eene eeuwigheid. Neen, B. G., het geluk dezer wereld, hoe groot het ook schijne vooral voor hen, 'die het missen, verdient den naam van geluk niet, als het niet Vterbonden is met de liefde Gods. Hij alleen, die God als zijn Heer erkent en in Zijne liefde leeft, is waarlijk gelukkig, hij al leen. Hij moge arm of rijk zijn, dit doet hier weinig ter zake. Die in Gods liefde leeft, bezit een schat, oneindig meer waard dan al' de goederen dezer aarde, een schat, die vrede geeft aan het hart, een schat, niet te koopen voor goud of zilver, maar ons gekocht door het dier baar bloed van Jezus Christus, een prijs van oneindige waarde. Wie zou met zulk een schat kunnen ongelukkig zijn? £>ie in Gods liefde leeft is 'n kind van God, mag God zijn Vader noemen en zal, als hij in die liefde volhardt, eens erfgenaam zijn van Zijn Rijk, waar hem een geluk wacht, zoo groot, als noch oog gezien, noch por gehoord heeft, zoo groot, dat nog nooit in het hart van den mensch is opgekomen, wat God bereid heeft voor degenen, (die Hem liefhebben 2)zoo dat de H. Augustinus niet aarzelt te ver klaren, dat één dag in den hemel meer waard is dan al het geluk, dat de wereld heeft opgeleverd, zoolang zij gestaan heeft en opleveren zal, zoolang zij staat. En dit geluk is niet voor eenige jaren, gelijk het geluk dezer aarde, maar voor de gansche eeuwigheid. Wie zal met het oog op dit geluk, het kortstondige, het oogenblikke- üike genot dezer aarde niet gaarne mis sen willen? Wie zal zijne ellende, zij moge nog zoo groot zijn, niet vergeten of met vreugde dragen, die zulk een geluk in het verschiet heeft? Waarlijk, B. G., die in Gods liefde is en blijft, begint reeds den hemel op aarde door den vrede des harten en het geluk dat die vrede meebrengt; om dezen voort te zetten zon der einde na dit leven, in zijne hoogste volmaaktheid, door het zaligend aanschou wen en beminnen en bezitten van het Goddelijk Wezen. Ziedaar de vrucht van het echt godsdienstig leven. Ziedaar het geluk, dat alleen den naam van geluk ver dient omdat het eeuwig duurt. En dit eeuwig geluk, dat reeds begint hier op aarde, wordt slechts gevonden op den weg der ware godsdienstigheid. Wie dezen weg bewandelt, hij moge arm zijn or rijk, geleerd óf ongeleerd, hij is alleen de gelukkige voor nu en voor "cle toekomst. De godsvrucht, zegt de H. Paulus, is tot alles nuttig; zij heeft de belofte van dit en het volgende leven 3) Mocht deze waarheid toch goed gevat en begrepen worden 1 Wij betreurden het zoo dikwijls en betreuren het voortdu rend, dat er zooveel menschen in de we reld zoo bitter ongelukkig zijn, die waarlijk gelukkig konden wezen hier en hiernamaals met veel minder moeite dan zij thans aanwenden, om zich ongeluk kig te maken èn voor den tijd èn voor de eeuwigheid. Als die ellendigen der wereld konden besluiten braaf en gods dienstig te leven, dan zouden zij onder vinden, dat de ellende en het lijden, voor God gedragen, niet ongelukkig maakt, maar vrede geeft en troost door de hoop op de eeuwige vergelding, die oneindig meer waard is dan alles, wat men er voor doen en lijden kan. Zij zouden lee- ren instemmen met de woorden van den ouden Tobias tot zijnen zoon, die zoo dikwijls geheel of gedeeltelijk op de doodsbriefjes worden vermeld: „Wil niet vreezen mijn zoon, wij leiden wel een armoedig leven, maar wij zullen veel goeds bezitten, als wij God gevreesd, de zonde vermeden en het goede gedaan zul len hebben." 4) Hoe jammer, dat dit zoo weinig be grepen en beseft wordt, want de aarde, nu voor velen zoo ellendig, nu als een hel, zou hierdoor voor hen als in een hemel' worden veranderd. Zij zouden proeven, hoe zoet de Heer is, dat er geen grooter geluk op aarde bestaat dan een braaf en godsdienstig leven, nog meer, d^t.het godsdienstig leven, ook in de wereld, slechts het eenige ware geluk is. Moge dit voorgestelde geluk velen be- wegêh, om eens deze proef te nemen. Met de hoop op deze uitkomst gaan Wij nu verder zeggen, hoe dit godsdien stig leven wordt verwekt en waardoor het moei worden, pncjerii^uden, ,qn gesterkt. Het godsdienstig leven, B. G., vindt zijn grondslag in het geloof. Elke gods dienstigheid, die niet steunt op het ge loof, is valsch en onstandvastig. Zonder het geloof), zegt de groote Apostel, is het onmogelijk aan God te behagen 5) Zonder het geloof kunnen wij niets doen, om God te winnen; en buiten God is er geen waar geluk, want Hij alleen is het oneindige en .eeuwige goed. Het ge loof is de wortel en het fondament van alle bovennatuurlijke deugden, dat is, van die deugden, welke waarde hebben voor den hemel. Door het geloof komen onze natuurlijke deugden en goede werken in de bovennatuurlijke orde, die geldt voor de eeuwigheid. Het wordt ons met de hoop en de liefde ingestort door het heilig Doopsel. Het geloof is echter bij het Doopsel ttiog slechts in zijn beginsel, het slaapt nog. Het moet worden opgewekt en ont wikkeld door de kennis van God en de hemelsche dingen, door de kennis der waarheden van onzen heiligen godsdienst. Eerst dan kan het geloof voor goed zijn invloed doen gelden en zijne gezegende werking uitoefenen. Hieruit volgt, katholieke ouders, dat gij de kinderen, die de Heer U schenkt, niet alleen, zoo spoedig mogelijk, de ge nade van 't H. Doopsel moet bezorgen maar ook zoodra het kan, hen met de voornaamste waarheden van ons H. ge loof moet bekend maken. Dit is het heer lijke en hooggewaardeerde werk der ouders, dat in onze dagen te veel aan anderen wordt overgelaten tot groot na deel, volgens onze meening, voor ouders en voor kinderen, omdat hierdoor verlo ren gaat, onder meer ander goed, de ouderlijke, de huiselijke traditie van wel eer, die een zoo krachtigen godsdiensligen band vormde in het huisgezindie de kinderen zoo hoog deed opzien tegen hunne ouders, van wie zij zooveel schoons en zooveel grootsch vernamen, dat die pen indruk maakte op hunne nog zoo ontvankelijke kinderziel, een indruk, die gesteund door een levensgedrag der ouders, overeenkomstig hunne leer, in de harten der kinderen zoo diep werd inge- grift, dat hij er nooit meer uitging. Welk een gezegende werking!! „ja, geliefde ouders, wilt gij kinderen hebben, die uwe vreugde en uw geluk zullen zijn in uw leven, uwe glorie en uwe kroon in de eeuwigheid, dan moet gij dezen plicht wel ter harte nemen. Rekent er op, dat gij aan uwe kinderen zult beleven, wat gij aan hen verdiend hebt, zoowel ten goede als ten kwade. Gij doet zooveel om uwe kinderen tot stand te brengen in de wereld, om hun goederen, eene goede positie, achting en aanzien te be zorgen en Wij prijzen U ten hoogste, als het rechtmatig geschiedt, het is uw ouderlijke plicht; maar wat beteekent dit alles toch bij het geluk >.dat een brave, godsdienstige opvoeding hun kan aanbrengen? Wat beteekent het kort stondig bezit van' hetgeen de wereld geeft, bij het goed, dat een godsdienstig leven aan uw kind bezorgt? Terwijl het aardsche, hoe overvloedig ook genoten, geen tevredenheid verschaft, en in elk geval bi nnen weinige jaren eindigt, geeft het godsdienstige leven den vrede des harten, een voorsmaak des hemels, die niet eindigt, maar zijn hoogste vol making krijgt daar, waar alle aardsch geluk ophoudt. Tracht derhalve aan uw kinderen vóór alles en boven alles eene goede opvoe- ding te geven. Dit is niet alleen het beste, dat gij hun kunt nalaten, maar ook de noodzakelijke voorwaarde, om van de goederen der aarde waar geluk te genieten. Hiermede adhten Wij den eersten stap gezet op den weg van het waarlijk gods dienstig leven. Dit behoort meer uit sluitend te zijn het werk der ouders zeiven. Nu volgt de leertijd van het kind. Wat de ouders hier zelf niet kuminen, moeten zjj trachten te doen door ande ren, vooral door Kerk en school. Zij moeten eene school zoeken, die de ont wikkeling van het kind voortzet in den zelfden godsdienstigen geest, waarmede zij het tot hiertoe hebben opgeleid. Zij moeten den onderwijzer tot steun zijn bij die gewichtige taak door wjjsheid en kracht, even als de Kerk, wier ar beid en pogingen de ouders naar ver mogen moeten bevorderen. Wij brengen dit hier slechts in herinnering, wijl Wij hierop reeds meermalen met Aandrang eu kien», lieMw £ewezeu, j j Na de leerjaren, die godsdienstig door gebracht, eene groote kracht geven voor de toekomst; opent zich voor de jeugd meer in tiet bijzonder voor die, welke d* wereld ingaat, een gevaarlijke en ernstige tijd door de ontwaking derl hartstochten, door de verleiding, die de wereld aanbiedt door de keuze van 'n levensstaat ,enz. Hier passen de woor den van den grooten Apostel„Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle." 6) Wat altijd noodig was, wordt thans meer noodzakelijk. Waakzaamheid gebed en het veelvuldig gebruik der H. Sacramenten, ziedaar de middelen, die men vooral heeft aan te wenden in de zen tijd om in Gods liefde te volhar den en waarlijk godsdienstig te blijven. Waar de mensch meer gaat staan op zich zelf en de gevaren grooter worden, daar vooral mag hij de vermaning, niet vergeten van den Zaligmaker tot de Apostelen: „Waakt en bidt, opdat gij niet in bekoring komt, want de geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak". 7) Hij moet waken tegen de lis ten van Satan, die hem de wereld zal voorstellen, zóó als zij het meest kam werken op zijn geest en zijn hart. Hij moet waken tegen de verleiding van vrienden en gezellen, tegen slechte en verkeerde lectuur en alles van dezem aard, wat niet deugt en dag aan dag zoo overvloedig de wereld wordt inge zonden. Er is dikwijs zoo weinig noo dig, om te vallen en soms diep te val len, als men niet op zijn hoede is. Met de waakzaamheid moet gepaard gaan een voortdurend gebed, om staan de te blijven, ook dan wanneer men in gevaar komt buiten zijne schuld. Men moet bidden, om Gods heiligen wil in alles te kennen en dien getrouw te volbrengen. Men moet vragen om licht, kracht en moed, ter volharding op den goeden weg altijd en overal, maar bij zonder bij de keuze van 'n levensstaat waarvan veel afhangt voor 't behoud der ware godsdienstigheid. Wie denkt aan een huwelijk, hij wete, dat de voorbereiding hier grootendeels over zijn geluk beslist. Hij zorge dus vriend van God te blijven, raadplege vooraf zijne ouders, zijn geeste lijken leidsman en al wie hem bij deze zoo gewichtige aangelegenheid van dienst kan zijn. Bovenal houde hij in 't oog, dat de deugd moet staan op de eerste en tweede plaats en dat eerst dan kan ge dacht worden aan lichamelijke schoon heid, gezondheid, goederen, enz. „Eene brave vrouw is een heerlijk lot," zegt de H. Schrift, „zij maakt de levensjaren van haren man dubbel". Zij is eene gaaf des hemefs. Hetzelfde mag men zeggen van de vrouw, die een goeden man treft Maar zij worden geschonken aan hen, die God vreezen, om hunne goede wer ken, om hun braaf leven en gebed. Dat vele huwelijken zoo verkeerd uitvallen, vindt zijn oorzaak hierin, dat op deze dingen niet genoeg gelet is, maar te veel gehandeld naar de lusten van het zwakke hart. Braaf leven en veel bidden zijn de groote middelen om hier goed te slagen en evenzoo is het gesteld bij de keuze van eiken anderen levensstaat. Wie alzoo op den duur godsdienstig willen leven, moeten zijn menschen van waakzaamheid en gebed. Zij moeten ook veel gebruik maken van het H. Misoffer en van de H. Sacramen ten, bij name van de Biecht en Commu nie; van de Biecht, om hunne ziet zuiver te bewaren en de H. Communie, om ze te voeden en te versterken in haar boven natuurlijk leven. Het is dit goddelijk voedsel, dat ons vereenigt en vereenigd houdt met God, het opperste, het onein dige goed. Die mijn vleesch eet, zegt Hij en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hemdie mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, heeft 't eeuwige leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Ziedaar juist, wat het goósdienslige leven beoogt en wat de Heer zoo gaarne in ons wil uitwerken. Om dit naar wensch te kunnen doen, verlangt Hij, dat wij dik wijls, zoo niet dagelijks, zullen aanzitten bij zijn hemelschen disch. Gelijk wij im mers dagelijks voedsel behoeven, om ons natuurlijk leven te onderhouden, zoo heb ben wij ook dagelijks voedsel noodig, voor het bovennatuurlijk leven onzer ziel. Dit voedsel heeft Hij zelf willen zijn, zich gevende aan ons met vleesch en bloed, met Godheid en menschheid onder de nederige gedaante van brood. Laten wij dan dikwijls gebruik maken, B. G., van deze goddelijke spijze. Welk eene eer en gea-ot moet het zijn voor ons, te leven in liefde en vereeniging met Hem< die eens ons geluk moet wezen, in d© eeuwigheid en buiten wien er op aardei geen waar geluk bestaat! Zijn omgang heeft geen bitterheid, zegt de H. Schrift en zijn gezelschap geen verveling maat vreugde en blijdschap. Wij weten, hoe- zeer de Kerk er op aandringt in den laat- sten tijd om toch dikwijls te communiceer ren, Wij mogen het met groote voldoe ning en dankbaarheid vermelden, dat de ze aandrang in ons Bisdom niet vruchte»' loos geweest is. Het getal der H. Com muniën is binnen een paar jaren meer dan verdubbeld. Wij twijfelen niet, of dit zal voortdurend blijven toenemen en hier mede ook het godsdienstig leven; wanf; van dit goddelijk voedsel is geene andere uitkomst te verwachten. Voegen wij nu hier nog aan toe het deelnemen, naar vermogen, aan de katho lieke actie, die ten onzen dage in zoovele vereenigingen ,en op zoo verschillende wijze werkzaam is voor de eer van God^ vóór het heil van den evenmensch, tot luister van den godsdienst, en Wij hebben U den weg gewezen, om het gods dienstig leven, dat alleen leidt tot het ware geluk in U verwekken te onder houden en te volmaken. Dit laatste, deze deelneming aan het openbare leven ten goede, mag e>i kan niet uitblijven. De liefde immers is mededeelzaam. Die doof Gods liefde is ontstoken, kan niet werke loos blijven. Hij wil en zal en moet ijveren voor den Beminde in alles, wat Hem lief en aangenaam kan zijn. En deze ijver zelf zal eene verbazende kracht wezen ten bate van zijn godsdienstig leven. Moge dit herderlijk woord velen tot eenig nadenken brengen en de beste ge volgen uitwerken! Thans blijft ons nog over B. G., uwd gebeden te verzoeken voor onze Moeder de H. Kerk en haar zichtbaar Opperhoofd,- onzen JH. Vader Paus Pius X. Dat de iH. Geest Hem verlichte en versterk^ om kloek en krachtig, gelijk wij dit im mer van Hem gezien hebben, zijne he melsche zending te blijven vervullen en, voortgaan, naar zijn gesproken woord, alles in Christus te herstellen. Bidden wij ook veel en voortdurend voor ons dierbaar Vaderland, voor onze veelgelief de en hooggeëerde Koningin, haar geze gend Kind, den Prins-Gemaal en Hoogst- derzelver Koninklijk Huis, opdat rust, vrede en geluk hun aller deel zij en hef deel van geheel NeerlandJs volk. Bidt mede hartelijk voor Ons en allen, die in overheid gesteld zijn, opdat eenieder zich, naar behooren van zijne gewichtige taak moge kwijten. En zal dit ons herderlijk schrijven op den Zondag Quinquagesima in alle ker ken en kapellen van ons Bisdom op de gebruikelijke wijze worden afgekondigd. Gegeven te 's Bosch, den 25 Jan. 1910. De Bisschop van 's Bosch, f W. VAN DE VENi. j i Op Last van Zijne Doorluchtige i Hoogwaardigheid, J. M. KLUIJTMANS, Secr,. 1) Ps. CXLIII, 15. 2) I Cor. IJ, 9. 3) I. Tim. IV, 8. 4) Tob. IV, 23. 5. Ad Hebr. XI, 6. 6) I Cor. X, 12. 7) Matth. XXVI, 41. 8) Eccli XXVI, 3. 9) Ibid. I. 10) Jois VI, 57. 11) Ibid 55. 12) Sap. VIII, 16. Uit de Pers. Het incident in de Eerste Kamer. Het incident van Heeckeren als men dit zoo betitelen kan geeft den Kameroverzichtschrijvers stof tot veler lei beschouwingen. Zoo zegt o. m. de „Maasbode" „Het incident Van Heeckeren/ Wat zal men er over zeggen Wit,, het debat tusschen de heeren Van Swin- deren en Van Heeckeren vandaag ge zien heeft, dien moet wel allereerst zijn opgevallen de blijkbare animositeit wel ke tusschen beide heeren bestaat. Dat was een woordenduel tusschen twee te genstanders, welke elkander eiken duitn breed betwistten. Na 't uitvoerig verslag dat in ons blad werd gepubliceerd, behoeven we op het feitelijk deel van dit allerbe*i langrijkst moment van den dag niet te rug te komen. Vraagt men echter wat nu 't resultaat van deze onverkwikke lijke vertoo:ring is, dan zoekt men t« vergeefs na,ar een, antwoord. i J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 1