Ie Jaargang,
No. lil.
ÏO
WILHELMUS VAN DE VEN,
9e fteicbclve Qowïcmt
Bureuu OUDE SINGEL 54, LEIDEN,
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAO, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN.
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met QRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
*n het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week,
t 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco
per post ƒ1.50 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21/, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
Donderdag
Februari
1910.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Kleine AdvertentiCngevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop
(geen handels-advertentiên) 1—5 regels 25 cent, Iedere regel meer 5 cent; aangeboden-
betrekkingen 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent
Dit nummer bestaat uit
TWEE bladen.
DOOR DE GRATIE GODS EN DE GUNST
VAN DEN H. STOEL
BISSCHOP VAN 's BOSCH,
Huispre aat van Zijne Heiligheid en Assistent*
Bisschop bij den Pauselijken Troon,
lan de Geestelijkheid en de Geloovigen
van ons Bisdom.
Zaligheid in den Heer!
De naderende vasten biedt Ons we
derom de aangename gelegenheid, B. G.,
Dm een herderlijk woord tot U te rich
ten. Het zijn ernstige dagen, die aanstaan
de zijn, dagen bijzonder gewijd aan de
overweging van het lijden en sterven des
Heeren, aan dat alles overtreffend liefde
werk door den Zoon Gods zeiven onder
nomen en uitgevoerd, om den mensch te
verlossen uit het eeuwige verderf, waartoe
hij was veroordeeld door de zonde. ;t
Êijn dagen mede van voorbereiding tot
iiet Hoogfeest van Paschen, waarop wij,
idoor de genade Gods geholpen, met
^Christus moeten verrijzen tot een nieuw
Jleven óf wel van vriendschap met God
als wij ongelukkig genoeg mochten zijn
geweest, deze te hebben verlorenóf
wel van versterking en bevestiging in die
vriendschap, ais wij het geluk hebben ge
had die vriendschap ongeschonden te be
waren.
Bij deze ernstige dagen passen ernsti
ge gedachten. Wij hebben Ons afgevraagd
waarop Wij dit jaar meer bijzonder uwe
(aandacht zouden vestigen en het is Ons
voorgekomen, na eene gezette overwe
ging, dat het van groot nut kan zijn, U
fe onderhouden over het waarlijk gods
dienstig leven, dat door velen niet genoeg
wordt gewaardeerd en nog minder be
hartigd en betracht. Om U derhalve tot
|meer belangstelling en liefde voor dit
leven op te wekken, willen wij U hetzelve
iop de eerste plaats doen kennen als den
|ecnigen weg naar het ware geluk; en
vervolgens, hoe dit leven moet worden
gevormd en onderhouden of gesterkt.
„Door een waarlijk godsdienstig leven
Verstaan Wij een leven, dat geleefd wordt
jn de liefdie Gods met eene nauwgezette
(vervulling zijner plichten tegenover Ood,
den evenmensch en zich zeiven, in vermij
ding, naar vermogen, van al wat kwaad is
■en bevordering van alles, wat goed mag
heeien.
„Dit leven is bij de wereld, die houdt
.van de goederen en genietingen dezer
aarde, van schoone positiën, van hooge
en winstgevende betrekkingen, over het
a'geineen niet erg in aanzien. Zij noemt hen
gelukkig, die volop kunnen profiteeren
van hetgeen de aarde heeft en geeft, en
ziet minachtend of medelijdend neer op
hen, die geheel of grootendeels van dit
goed verstoken zijn, en zij meent hierbij
gelijk te hebben. Maar de H. Geest, die
het oneindig beter weet, zegt, dat zij het
mis heeft en dat hij alleen gelukkig
is, dieGodals zijn Heer erkent."
Inderdaad, B. O., de goederen dezer
aarde kunnen den mensch niet volkomen
gelukkig maken, daar zijn ze vooreerst
te nietig voor. God heeft in ons hart
verlangens neergelegd, zegt de H. Augus-
tinus, zoo groot, dat alles, wat de wereld
kan aanbrengen, niet in staat is, die te
verzadigen. Hij heeft dit gedaan, om ons
te beduiden, dat wij ons hart niet moeten
zetten op deze ellendige wereld, die ons
niet voldoen 'kan, maar op het oneindige
goed, op Hem, die ons kan geven al
wat wij verlangen en nog oneindig meer.
t— De goederen dezer aarde kunnen ons
niet gelukkig maken, daarvoor duurt hun
bezit ook te kort. Neemt den gelukkig
sten mensch van de wereld, die alles be
zit in overvloed, wat zijn hart van de
aarde verlangen kan. Hoelang zal dit du
ren? Hoogstens tachtig, negentig jaren.
En dan Dan gaat hij heen en laat alles
hier, wat de aarde hem zoo ruim ge
schonken had. Geen cent daarvan neemt
hij mede naar de eeuwigheid. En als
hij dan bij al zijn goed vergeten heeft
of geweigerd zijn God te dienen, welk
zal dan zijn lot zijn in dat andere leven,
dat voor goed aanvangt bij den dood en
duren moet zonder einde? Ellendig door
•eene ellende, die heel wat anders zijn
zal dan de ellende van dien verschoppe
ling, waarop hij hier medelijdend of mis
schien minachtend heeft neergezien. Zie
daar het zoogenaamde geluk dezer aar
de, dat daarenboven ook hier reeds veel
van zijne bekoorlijkheid verliest door de
gedachte, die men niet kan wegzetten,
dat het maar zoo kort duurt en gevolgd
wordt door eene eeuwigheid.
Neen, B. G., het geluk dezer wereld,
hoe groot het ook schijne vooral voor
hen, 'die het missen, verdient den naam
van geluk niet, als het niet Vterbonden
is met de liefde Gods. Hij alleen, die
God als zijn Heer erkent en in Zijne
liefde leeft, is waarlijk gelukkig, hij al
leen. Hij moge arm of rijk zijn, dit doet
hier weinig ter zake. Die in Gods liefde
leeft, bezit een schat, oneindig meer
waard dan al' de goederen dezer aarde,
een schat, die vrede geeft aan het hart,
een schat, niet te koopen voor goud of
zilver, maar ons gekocht door het dier
baar bloed van Jezus Christus, een prijs
van oneindige waarde. Wie zou met zulk
een schat kunnen ongelukkig zijn? £>ie
in Gods liefde leeft is 'n kind van God,
mag God zijn Vader noemen en zal, als
hij in die liefde volhardt, eens erfgenaam
zijn van Zijn Rijk, waar hem een geluk
wacht, zoo groot, als noch oog gezien,
noch por gehoord heeft, zoo groot,
dat nog nooit in het hart van den mensch
is opgekomen, wat God bereid heeft voor
degenen, (die Hem liefhebben 2)zoo
dat de H. Augustinus niet aarzelt te ver
klaren, dat één dag in den hemel meer
waard is dan al het geluk, dat de wereld
heeft opgeleverd, zoolang zij gestaan heeft
en opleveren zal, zoolang zij staat. En dit
geluk is niet voor eenige jaren, gelijk het
geluk dezer aarde, maar voor de gansche
eeuwigheid. Wie zal met het oog op dit
geluk, het kortstondige, het oogenblikke-
üike genot dezer aarde niet gaarne mis
sen willen? Wie zal zijne ellende, zij
moge nog zoo groot zijn, niet vergeten of
met vreugde dragen, die zulk een geluk
in het verschiet heeft? Waarlijk, B. G.,
die in Gods liefde is en blijft, begint
reeds den hemel op aarde door den vrede
des harten en het geluk dat die vrede
meebrengt; om dezen voort te zetten zon
der einde na dit leven, in zijne hoogste
volmaaktheid, door het zaligend aanschou
wen en beminnen en bezitten van het
Goddelijk Wezen. Ziedaar de vrucht van
het echt godsdienstig leven. Ziedaar het
geluk, dat alleen den naam van geluk ver
dient omdat het eeuwig duurt.
En dit eeuwig geluk, dat reeds begint
hier op aarde, wordt slechts gevonden
op den weg der ware godsdienstigheid.
Wie dezen weg bewandelt, hij moge arm
zijn or rijk, geleerd óf ongeleerd, hij is
alleen de gelukkige voor nu en voor "cle
toekomst. De godsvrucht, zegt de H.
Paulus, is tot alles nuttig; zij heeft de
belofte van dit en het volgende leven 3)
Mocht deze waarheid toch goed gevat
en begrepen worden 1 Wij betreurden het
zoo dikwijls en betreuren het voortdu
rend, dat er zooveel menschen in de we
reld zoo bitter ongelukkig zijn, die
waarlijk gelukkig konden wezen hier en
hiernamaals met veel minder moeite dan
zij thans aanwenden, om zich ongeluk
kig te maken èn voor den tijd èn voor
de eeuwigheid. Als die ellendigen der
wereld konden besluiten braaf en gods
dienstig te leven, dan zouden zij onder
vinden, dat de ellende en het lijden, voor
God gedragen, niet ongelukkig maakt,
maar vrede geeft en troost door de hoop
op de eeuwige vergelding, die oneindig
meer waard is dan alles, wat men er
voor doen en lijden kan. Zij zouden lee-
ren instemmen met de woorden van den
ouden Tobias tot zijnen zoon, die zoo
dikwijls geheel of gedeeltelijk op de
doodsbriefjes worden vermeld: „Wil niet
vreezen mijn zoon, wij leiden wel een
armoedig leven, maar wij zullen veel
goeds bezitten, als wij God gevreesd, de
zonde vermeden en het goede gedaan zul
len hebben." 4)
Hoe jammer, dat dit zoo weinig be
grepen en beseft wordt, want de aarde,
nu voor velen zoo ellendig, nu als een
hel, zou hierdoor voor hen als in een
hemel' worden veranderd. Zij zouden
proeven, hoe zoet de Heer is, dat er
geen grooter geluk op aarde bestaat dan
een braaf en godsdienstig leven, nog
meer, d^t.het godsdienstig leven, ook in
de wereld, slechts het eenige ware geluk
is. Moge dit voorgestelde geluk velen be-
wegêh, om eens deze proef te nemen.
Met de hoop op deze uitkomst gaan
Wij nu verder zeggen, hoe dit godsdien
stig leven wordt verwekt en waardoor het
moei worden, pncjerii^uden, ,qn gesterkt.
Het godsdienstig leven, B. G., vindt
zijn grondslag in het geloof. Elke gods
dienstigheid, die niet steunt op het ge
loof, is valsch en onstandvastig. Zonder
het geloof), zegt de groote Apostel, is
het onmogelijk aan God te behagen 5)
Zonder het geloof kunnen wij niets doen,
om God te winnen; en buiten God is
er geen waar geluk, want Hij alleen is
het oneindige en .eeuwige goed. Het ge
loof is de wortel en het fondament van
alle bovennatuurlijke deugden, dat is, van
die deugden, welke waarde hebben voor
den hemel. Door het geloof komen onze
natuurlijke deugden en goede werken in
de bovennatuurlijke orde, die geldt voor
de eeuwigheid. Het wordt ons met de
hoop en de liefde ingestort door het heilig
Doopsel.
Het geloof is echter bij het Doopsel
ttiog slechts in zijn beginsel, het slaapt
nog. Het moet worden opgewekt en ont
wikkeld door de kennis van God en de
hemelsche dingen, door de kennis der
waarheden van onzen heiligen godsdienst.
Eerst dan kan het geloof voor goed zijn
invloed doen gelden en zijne gezegende
werking uitoefenen.
Hieruit volgt, katholieke ouders, dat
gij de kinderen, die de Heer U schenkt,
niet alleen, zoo spoedig mogelijk, de ge
nade van 't H. Doopsel moet bezorgen
maar ook zoodra het kan, hen met de
voornaamste waarheden van ons H. ge
loof moet bekend maken. Dit is het heer
lijke en hooggewaardeerde werk der
ouders, dat in onze dagen te veel aan
anderen wordt overgelaten tot groot na
deel, volgens onze meening, voor ouders
en voor kinderen, omdat hierdoor verlo
ren gaat, onder meer ander goed, de
ouderlijke, de huiselijke traditie van wel
eer, die een zoo krachtigen godsdiensligen
band vormde in het huisgezindie de
kinderen zoo hoog deed opzien tegen
hunne ouders, van wie zij zooveel schoons
en zooveel grootsch vernamen, dat die
pen indruk maakte op hunne nog zoo
ontvankelijke kinderziel, een indruk, die
gesteund door een levensgedrag der
ouders, overeenkomstig hunne leer, in de
harten der kinderen zoo diep werd inge-
grift, dat hij er nooit meer uitging. Welk
een gezegende werking!! „ja, geliefde
ouders, wilt gij kinderen hebben, die uwe
vreugde en uw geluk zullen zijn in uw
leven, uwe glorie en uwe kroon in de
eeuwigheid, dan moet gij dezen plicht
wel ter harte nemen. Rekent er op, dat
gij aan uwe kinderen zult beleven, wat
gij aan hen verdiend hebt, zoowel ten
goede als ten kwade. Gij doet zooveel
om uwe kinderen tot stand te brengen
in de wereld, om hun goederen, eene
goede positie, achting en aanzien te be
zorgen en Wij prijzen U ten hoogste,
als het rechtmatig geschiedt, het is uw
ouderlijke plicht; maar wat beteekent
dit alles toch bij het geluk >.dat een
brave, godsdienstige opvoeding hun kan
aanbrengen? Wat beteekent het kort
stondig bezit van' hetgeen de wereld
geeft, bij het goed, dat een godsdienstig
leven aan uw kind bezorgt? Terwijl het
aardsche, hoe overvloedig ook genoten,
geen tevredenheid verschaft, en in elk
geval bi nnen weinige jaren eindigt,
geeft het godsdienstige leven den vrede
des harten, een voorsmaak des hemels,
die niet eindigt, maar zijn hoogste vol
making krijgt daar, waar alle aardsch
geluk ophoudt.
Tracht derhalve aan uw kinderen vóór
alles en boven alles eene goede opvoe-
ding te geven. Dit is niet alleen het
beste, dat gij hun kunt nalaten, maar
ook de noodzakelijke voorwaarde, om
van de goederen der aarde waar geluk
te genieten.
Hiermede adhten Wij den eersten stap
gezet op den weg van het waarlijk gods
dienstig leven. Dit behoort meer uit
sluitend te zijn het werk der ouders
zeiven.
Nu volgt de leertijd van het kind.
Wat de ouders hier zelf niet kuminen,
moeten zjj trachten te doen door ande
ren, vooral door Kerk en school. Zij
moeten eene school zoeken, die de ont
wikkeling van het kind voortzet in den
zelfden godsdienstigen geest, waarmede
zij het tot hiertoe hebben opgeleid. Zij
moeten den onderwijzer tot steun zijn
bij die gewichtige taak door wjjsheid
en kracht, even als de Kerk, wier ar
beid en pogingen de ouders naar ver
mogen moeten bevorderen. Wij brengen
dit hier slechts in herinnering, wijl Wij
hierop reeds meermalen met Aandrang
eu kien», lieMw £ewezeu, j j
Na de leerjaren, die godsdienstig door
gebracht, eene groote kracht geven voor
de toekomst; opent zich voor de jeugd
meer in tiet bijzonder voor die, welke
d* wereld ingaat, een gevaarlijke en
ernstige tijd door de ontwaking derl
hartstochten, door de verleiding, die de
wereld aanbiedt door de keuze van 'n
levensstaat ,enz. Hier passen de woor
den van den grooten Apostel„Wie
meent te staan, zie toe, dat hij niet
valle." 6) Wat altijd noodig was, wordt
thans meer noodzakelijk. Waakzaamheid
gebed en het veelvuldig gebruik der H.
Sacramenten, ziedaar de middelen, die
men vooral heeft aan te wenden in de
zen tijd om in Gods liefde te volhar
den en waarlijk godsdienstig te blijven.
Waar de mensch meer gaat staan op
zich zelf en de gevaren grooter worden,
daar vooral mag hij de vermaning, niet
vergeten van den Zaligmaker tot de
Apostelen: „Waakt en bidt, opdat gij
niet in bekoring komt, want de geest
is wel gewillig, maar het vleesch is
zwak". 7) Hij moet waken tegen de lis
ten van Satan, die hem de wereld zal
voorstellen, zóó als zij het meest kam
werken op zijn geest en zijn hart. Hij
moet waken tegen de verleiding van
vrienden en gezellen, tegen slechte en
verkeerde lectuur en alles van dezem
aard, wat niet deugt en dag aan dag
zoo overvloedig de wereld wordt inge
zonden. Er is dikwijs zoo weinig noo
dig, om te vallen en soms diep te val
len, als men niet op zijn hoede is.
Met de waakzaamheid moet gepaard
gaan een voortdurend gebed, om staan
de te blijven, ook dan wanneer men in
gevaar komt buiten zijne schuld.
Men moet bidden, om Gods heiligen
wil in alles te kennen en dien getrouw
te volbrengen. Men moet vragen om licht,
kracht en moed, ter volharding op den
goeden weg altijd en overal, maar bij
zonder bij de keuze van 'n levensstaat
waarvan veel afhangt voor 't behoud der
ware godsdienstigheid. Wie denkt aan een
huwelijk, hij wete, dat de voorbereiding
hier grootendeels over zijn geluk beslist.
Hij zorge dus vriend van God te blijven,
raadplege vooraf zijne ouders, zijn geeste
lijken leidsman en al wie hem bij deze
zoo gewichtige aangelegenheid van dienst
kan zijn. Bovenal houde hij in 't oog,
dat de deugd moet staan op de eerste en
tweede plaats en dat eerst dan kan ge
dacht worden aan lichamelijke schoon
heid, gezondheid, goederen, enz. „Eene
brave vrouw is een heerlijk lot," zegt
de H. Schrift, „zij maakt de levensjaren
van haren man dubbel". Zij is eene gaaf
des hemefs. Hetzelfde mag men zeggen
van de vrouw, die een goeden man treft
Maar zij worden geschonken aan hen,
die God vreezen, om hunne goede wer
ken, om hun braaf leven en gebed. Dat
vele huwelijken zoo verkeerd uitvallen,
vindt zijn oorzaak hierin, dat op deze
dingen niet genoeg gelet is, maar te veel
gehandeld naar de lusten van het zwakke
hart. Braaf leven en veel bidden zijn de
groote middelen om hier goed te slagen
en evenzoo is het gesteld bij de keuze
van eiken anderen levensstaat. Wie alzoo
op den duur godsdienstig willen leven,
moeten zijn menschen van waakzaamheid
en gebed.
Zij moeten ook veel gebruik maken van
het H. Misoffer en van de H. Sacramen
ten, bij name van de Biecht en Commu
nie; van de Biecht, om hunne ziet zuiver
te bewaren en de H. Communie, om ze
te voeden en te versterken in haar boven
natuurlijk leven. Het is dit goddelijk
voedsel, dat ons vereenigt en vereenigd
houdt met God, het opperste, het onein
dige goed. Die mijn vleesch eet, zegt Hij
en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik
in hemdie mijn vleesch eet en mijn
bloed drinkt, heeft 't eeuwige leven en Ik
zal hem opwekken ten jongsten dage.
Ziedaar juist, wat het goósdienslige leven
beoogt en wat de Heer zoo gaarne in ons
wil uitwerken. Om dit naar wensch te
kunnen doen, verlangt Hij, dat wij dik
wijls, zoo niet dagelijks, zullen aanzitten
bij zijn hemelschen disch. Gelijk wij im
mers dagelijks voedsel behoeven, om ons
natuurlijk leven te onderhouden, zoo heb
ben wij ook dagelijks voedsel noodig,
voor het bovennatuurlijk leven onzer ziel.
Dit voedsel heeft Hij zelf willen zijn,
zich gevende aan ons met vleesch en
bloed, met Godheid en menschheid onder
de nederige gedaante van brood. Laten
wij dan dikwijls gebruik maken, B. G.,
van deze goddelijke spijze. Welk eene
eer en gea-ot moet het zijn voor ons, te
leven in liefde en vereeniging met Hem<
die eens ons geluk moet wezen, in d©
eeuwigheid en buiten wien er op aardei
geen waar geluk bestaat! Zijn omgang
heeft geen bitterheid, zegt de H. Schrift
en zijn gezelschap geen verveling maat
vreugde en blijdschap. Wij weten, hoe-
zeer de Kerk er op aandringt in den laat-
sten tijd om toch dikwijls te communiceer
ren, Wij mogen het met groote voldoe
ning en dankbaarheid vermelden, dat de
ze aandrang in ons Bisdom niet vruchte»'
loos geweest is. Het getal der H. Com
muniën is binnen een paar jaren meer
dan verdubbeld. Wij twijfelen niet, of dit
zal voortdurend blijven toenemen en hier
mede ook het godsdienstig leven; wanf;
van dit goddelijk voedsel is geene andere
uitkomst te verwachten.
Voegen wij nu hier nog aan toe het
deelnemen, naar vermogen, aan de katho
lieke actie, die ten onzen dage in zoovele
vereenigingen ,en op zoo verschillende
wijze werkzaam is voor de eer van God^
vóór het heil van den evenmensch, tot
luister van den godsdienst, en Wij
hebben U den weg gewezen, om het gods
dienstig leven, dat alleen leidt tot het
ware geluk in U verwekken te onder
houden en te volmaken. Dit laatste, deze
deelneming aan het openbare leven ten
goede, mag e>i kan niet uitblijven. De
liefde immers is mededeelzaam. Die doof
Gods liefde is ontstoken, kan niet werke
loos blijven. Hij wil en zal en moet ijveren
voor den Beminde in alles, wat Hem lief
en aangenaam kan zijn. En deze ijver zelf
zal eene verbazende kracht wezen ten
bate van zijn godsdienstig leven.
Moge dit herderlijk woord velen tot
eenig nadenken brengen en de beste ge
volgen uitwerken!
Thans blijft ons nog over B. G., uwd
gebeden te verzoeken voor onze Moeder
de H. Kerk en haar zichtbaar Opperhoofd,-
onzen JH. Vader Paus Pius X. Dat de
iH. Geest Hem verlichte en versterk^
om kloek en krachtig, gelijk wij dit im
mer van Hem gezien hebben, zijne he
melsche zending te blijven vervullen en,
voortgaan, naar zijn gesproken woord,
alles in Christus te herstellen. Bidden
wij ook veel en voortdurend voor ons
dierbaar Vaderland, voor onze veelgelief
de en hooggeëerde Koningin, haar geze
gend Kind, den Prins-Gemaal en Hoogst-
derzelver Koninklijk Huis, opdat rust,
vrede en geluk hun aller deel zij en hef
deel van geheel NeerlandJs volk. Bidt
mede hartelijk voor Ons en allen, die
in overheid gesteld zijn, opdat eenieder
zich, naar behooren van zijne gewichtige
taak moge kwijten.
En zal dit ons herderlijk schrijven op
den Zondag Quinquagesima in alle ker
ken en kapellen van ons Bisdom op de
gebruikelijke wijze worden afgekondigd.
Gegeven te 's Bosch, den 25 Jan. 1910.
De Bisschop van 's Bosch,
f W. VAN DE VENi.
j i Op Last van Zijne Doorluchtige
i Hoogwaardigheid,
J. M. KLUIJTMANS, Secr,.
1) Ps. CXLIII, 15. 2) I Cor. IJ, 9.
3) I. Tim. IV, 8. 4) Tob. IV, 23. 5.
Ad Hebr. XI, 6. 6) I Cor. X, 12. 7)
Matth. XXVI, 41. 8) Eccli XXVI, 3.
9) Ibid. I. 10) Jois VI, 57. 11) Ibid
55. 12) Sap. VIII, 16.
Uit de Pers.
Het incident in de Eerste Kamer.
Het incident van Heeckeren als
men dit zoo betitelen kan geeft den
Kameroverzichtschrijvers stof tot veler
lei beschouwingen.
Zoo zegt o. m. de „Maasbode"
„Het incident Van Heeckeren/
Wat zal men er over zeggen Wit,,
het debat tusschen de heeren Van Swin-
deren en Van Heeckeren vandaag ge
zien heeft, dien moet wel allereerst zijn
opgevallen de blijkbare animositeit wel
ke tusschen beide heeren bestaat. Dat
was een woordenduel tusschen twee te
genstanders, welke elkander eiken duitn
breed betwistten.
Na 't uitvoerig verslag dat in ons
blad werd gepubliceerd, behoeven we
op het feitelijk deel van dit allerbe*i
langrijkst moment van den dag niet te
rug te komen. Vraagt men echter wat
nu 't resultaat van deze onverkwikke
lijke vertoo:ring is, dan zoekt men t«
vergeefs na,ar een, antwoord. i J