Augustinus Josephus Callier,
Yolanda.
Ie Jaargang.
No. 108.
Bureau OUDE SINGEL 34, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN.
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAOSBLAD voor Leiden 9 cent per week,
1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco
per post 1.50 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21/, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
Maandag
7
Februari
1910.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent]
ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Kleine Advertentiëngevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop
(geen handels-advertentiën) 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden-
betrekkingen 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
DOOR DE GENADE GODS EN DE GUNST
VAN DEN APOSTOL1SCHEN STOEL
BISSCHOP VAN HAARLEM,
ASSISTENT-BISSCHOP BIJ DEN
PAUSELIJKEN TROON,
aan de Geestelijkheid en de Geloovigen
van ons Bisdom.
Zaligheid in den Heer.
In onze vorige vastenbrieven hebben wij
jU, B. G. gewezen op het treurig feit,
dat het ware katholieke leven bij velen
(onzer zoozeer verflauwd is,- en noem
den wij als voornaamste oorzaken daar-
(van vooreerst de nooit genoeg te ver-
oordeelen zorgeloosheid in het kiezen van
lectuur, die inaar al te dikwijls ontaardt
jn een ware voorkeur voor schadelijke
(en verboden boeken en dagbladen, en
(veivolgens het betreurenswaardig gebrek
jaan kennis van het geloof, een gebrk,
(dat onder onnoemlijk veel Katholieken,
jzelfs onder overigens meer ontwikkelden,
kwordt aangetroffen. LThans jvillen wij u
(onderhouden over een derde oorzaak der
verflauwing die ten nauwste met die twee
(andere samenhangt, ja zelfs voor een
jgroot gedeelte het gevolg er van is, n.L
het gebrek aan helder inzicht van het
geen wij tegenover God verplicht zijn.
Wat dan is onze plicht tegenover God?
(Óm op deze vraag met een enkel' woord
,|een alles afdoend antwoord te vinden,- be
hoeven wij slechts eerst te vragen: wat
js God voor ons? Op die vraag geven
WÜ zeiven zoo dikwijls antwoord in het
gebed dat wij zeker dagelijks bidden,- en
dat Christus ons zelf heeft geleerd: Onze
,[Vad er. Maar als God onze vader is
dan volgt daaruit dat wij God moeten
.beminnen gelijk een goed kind zijnen var
'Ider liefheeft; al onze plichten tegen-
lover God kunnen wij dus samenvatten
•jn één woord: liefdie. .Welnu, terwijl ieder
goedgeaard kind helder inziet, ja zelfs
(reeds voordat het gekomen is tot de ja-
Ven van verstand, als het ware door jia-
,[tuurlijke neiging gevoelt, wat die plicht
Van liefde'inhoudt, ontbreekt het menig
i[christe:i aan een helder inzicht zoodra het
ide vervulling van dien plicht geldt tegen
over God. En het afdoende bewijs hier
door? Niets is zoo gewoon als de veront
schuldiging, die men bij vermaning oogen-
blikkelijk laat hooren: #,Is dat dan zoo
groote zonde?"- of zelfs bij menschen van
'meer nauwgezet geweten: „dat is toch
geen zonde?" Ligt in die verontschuldi
ging niet opgesloten de meening dat men
zijn plichten tegenover God al zeer goed
.onderhoudt, wanneer men slechts oppast,
idat het niet tot zonde, althans tot groote
Zon de komt? Dat kan, B. G. niet degoe-
'de opvatting zijn van onzen plicht tegen-
',over God, onzen hemelschen Vader. Wat
toch is de zonde? De zonde is een belee-
diging van God; en zat het nu ooit een
goed kind in de gedachten komen om bij
een vermaning dat het zijn vader meer
'moet beminnen,- zich te verontschuldigen
met de vraag: #,heb ik hem dan belee-
FEUILLETON.
i)
Ik heet of liever ik heette toen ter tijd
Ruth, vrijvroüwe van Geroldsau; ik was
de laatste spruit van een oud, maar ver-
jarmd Duitsch adellijk geslacht, en be
hoorde als wees bovendien tot de benij
denswaardige schare van die arme vrou
welijke wezens die hun leven als hulp
<-.er huisvrouw, juffrouw, van gezelschap
ten in dergelijke prettige werkkringen slij
men moeten. was het in die betrek
kingen nog ui-.ens zoo slecht gegaan
als vele anderen, want ik had het geluk
altijd goede, lieve en verstandige men
nen te vinden, die mij als vergoeding
or mijne diensten ten ruimste toeston
den mensch te zijn en niet alleen ma-
[[chine. Er ziri werkelijk zulke menschen,
!men mag zeggen wat men wil.
Alle gc de dingen bestaan in drieeën,
jfcegt het spreekwoord, zoo had ik dan
jjpok van het begin dezergeschiedenis
jeeds drie ondervindingen op dat gebied
jjachter mij. Ik had allereerst een lief bruid-
JBe aan haar uitzet geholpen, toen een
■Ncndclijke dame naar Amerika bege-
leg JLa,a,tstê een engelachtig ge-
digd?" of wat van nog veel gebrek
kiger plichtsbesef getuigen zou met
de vraag: „heb ik hem dan mishandeld?"
En een kind Gods zou zich tegenover
God zijnen Vader met een zoo onzinni
ge verontscuhldiging wel tevreden mo
gen stellen? Neen, de vraag van een kind
Gods, van een goed Christen moet niet
zoozeer zijn: wat moet ik late n, om
God miet te beteedigen, als wel: ,wat
[kan ik doen om te toonen, hoezeer ik
God lief heb.
En men zegge nu niet: In den catechis
mus werd ons toch geleerd, dat de lief
de Gods 5ai ons alleen door de dood
zonde verloren gaat, en Christus zelf ver
klaard heeft: „Die mijne geboden heeft
en ze onderhoudt, hij is het die Mij lief
heeft." Want ofschoon het niet te be
strijden js, -dat hij die niet verkeert in
staat van doodzonde, nog blijft in de lief
de Gods, evenmin is het te bestrijden, dat
die liefde Gods, wanneer zij niet verder
gaat dan tot den wil, om God niet te be-
leedigen door de zonde, al te veel gaat
gelijken niet op de liefde van een kind,
dat zijn behagen schept in te doen wat
zijnen vader lief is, maar op de [liefde
van een handelaar voor een goed kooper,
dien hij niet verliezen wil# en die daar
om uitrekent en zijne koopwaren afweegt
om toch vooral niet meer te leveren dan
hij geven moet ten einde zichzelVen voor
verlies te bewaren. Welnu, die koop
mansgeest stelt zich bij al te veel Chris
tenen in de plaats van de kinderlijke lief
de, en dat noemen wij met volle recht
een gebrek aan helder inzicht van het
geen wij a^n onzen Hemelschen Vader
verschuldigd zijn, en daarin zien wij een
voorname oorzaak, waardoor het god
vruchtig, het waarlijk katholieke leven bij
zoovelen op onrustbarende wijze ver
flauwt, ja zelfs een groot gevaar, waarin
menigeen onder ons ten slotte vergaat;
want het is de gewone .weg, waarlangs
men op den duur komt daar waar men
oorspronkelijk niet komen wilde, waar
langs men komt tot het verlies van Gods
liefde door de zonde.
Diver te a malo et fac bon urn,
vermaant ons de jH. Schrift, wend u af
Van het kwaad en doe het goede. Aan
die vermaning voldoen wij niet wanneer
wij het goed doen vergeten, en ons
slechts voor het kwaad doen willen
hoeden wanneer wij ons alles veroor
loven tot zoolang wij zouden moeten zeg
gen #,neen, dat niet, want dat zou zonde
zijn." Immers van hem, die aldus han
delt zoudien wij veeleer moeten zeggen,
dat hij zich afwendt van het goed
jen de zonde tot aan den uitersten rand
nadert. Die vermaning der H. Schrift moe
ten wij aldus verstaan: wend u af van
het kwaad door het goed te doen,
vlucht de zonde door u toe te eggen op
de tegenovergestelde deugd.
Dit is trouwens, B. G. de eenige vei
lige weg, dit is het eenig afdoend mid
del om op dien dy^ur de zonde werkelijk
te ontgaan. [Wij behoeven waarlijk niet
zelf de zonde te gemoet te gaan, de zonde
komt in zoo menige bekoring tot ons,
en willen .wij haar zeker ontgaan, dan
duldige zieke in Montreux gezelschap ge
houden. De arme was daar helaas ge
storven, <jus moest ;ik' voor de vierde
maal naar ,eén dak boVen mijn hoofd
omzien. Daar ik' echter in den vorm van
eene kleine lijfrente een snuivertje voor
den dorst bezat, en van niijn salaris ook
een kleinigheid had overgespaard, behoef
de iik niet de eerste de beste betrek
king aan te nemen, en kon ik mij de
weelde van kiezen veroorloven.
Op het bemiddelingsbureau voor be
trekkingzoekenden, dat mij tot nu toe
„geplaatst" had, had ik een goede be
kende, die aan mijn overleden vader veel
te danken had en clat zelfs niet vergat
toen de dochter van zijn vroegeren chef
als betrekkingzoekende hem weer onder
de oogen kwam. LTot deze dankbare ziel
wendde ik mij teil vierden male en ont
ving per omgaande de vraag# of ik even
tueel naar Italië wilde gaan. De firma
had daar een prima post" te bezetten
en daar zij van mij de meest goede ge
tuigen kon geven, zou men <le betrek
king voor mij open ho.uden. iTelegraphisch
antwoord werd per ommegaande Ver
zocht.
Het betrof eene Duitsche voorlezeres
van adellijke familie voor eene daine der
lioogo itaüaansche aristocratie; het was
een betrekking zooalsniet tweemaal in
qen jaa.r ,of tien voorkomt, gn het sajftrjs
moeten wij den tegenovergestelden kant
uit, en wel liefst zonder naar haar om te
zien .Wanneer wij dien veiligheidsmaat
regel verwaarloozen, zijn wij zeiven de
schuld van vele bekoringen en loopen wij
het allergrootste gevaar van in die beko
ringen te vallen. Immers de bekoorlijk
heid van het kwaad is zoo groot, en onze
zwakheid, ja onze neiging ten kwade is
misschien nog grooter, zoodat wij alleen
door Gods overvloedige genade voor het
vallen in de zonde bewaard kunnen blij
ven.
Wij zeggen met opzet, dat wij voor het
vermijden der zonde, in de werkelijkheid
van het leven, behoefte hebben aan Gods
overvloedige genade. Wie toch is zoo
getrouw aan de genade, dat hij nooit een
gedeelte daarvan verloren laat gaan? Ze
ker wel het allerminst hij, die den liefde
plicht tegenover God zóó weinig telt, dat
hij alleen het hoogstnoodzakelijke wil
doen, of nog beter gezegd, dat hij zich
alleen onthouden wil van hetgeen hij niet
doen kan zonder God te beleedigen. Wij
kunnen dus wel' met zekerheid verklaren,
dat als God ons zijn genade afmeten zou
tot geen hoogere maat, dan volstrekt noo-
dig en voldoende is, een ieder onzer
door de voortdurende verwaarloozingvan
een gedeelte der hem verleende gena
de, te kort schieten en in zonde vallen
zal; zullen wij dus op den duur voor de
zonde bewaard blijven, dan is ons daar
toe hoe tegenstrijdig deze woorden
mogen schijnen Gods overvloe
dige genade inderdaad noodig. Kun
nen wij nu waarlijk meen en, dat wij wel
zouden mogen uitrekenen met hoe wei
nig wij tegenover God kunnen volstaan,
maar dat God maar altijd bereid moet
zijn, om ons met zijn overvloedige ge
nade bij te staan, zoo dikwijls wij de
ons verleende genade, die wij noodig had
den maar die toch in zich voldoende was,
althans voor een gedeelte laten verlo
ren gaan? Denken wij dan, dat hier niet
geldt de algemeene regel, door Chris
tus zeiven ons geleerd: met de maat
waarmedegij gemeten hebt, met
diezelfde maat zal u worden te
rug gemeten?
Neen, B. G. zoowel "de ondervinding
van iederen dag als het gezond verstand
leeren ons, dat alleen het streven naar
de deugd ons voor zonde behoedt, gelijk
het alleen door licht aan te steken mo
gelijk is de duisternis te verdrijvenen des
ondanks zijn er zoo vélen onder ons, die
het onzinnige willen beproevengeen
duisternis maar ook geen licht, geen
kwaad maar ook geen goed, geen zonde
doen, maar ook geen deugd beoefenen,
geen bel'eediging van God maar ook geen
kinderlijke liefde tegenover God; en om
dat dit gebrekkig plichtsbesef en het le
ven daarnaar zóó algemeen wordt, zijn
langzamerhand zelfs de preeken der pries
ters en de vermaningen der biechtva
ders hoe langer hoe meer geworden in
plaats van opwekking tot deugd alleen
bestrijding van zonde. De christelijke ze
denleer dreigt hoe langer zoo meer
althans in de practijk een antwoord
te worden op de vraag: .wat kan er nog
was niet alleen ruim voldoende, maar
zelfs onbegrijpelijk hoog.
Ja, waarom zou ik het niet doen?, Naar
Italië, het land mijner droomenDe zaak
lokte mij zoo aan, dat ik per omgaande
telegraph eerde# dat ik aannam, hoewel
het wijzer was geweest te informeeren,
hoe of wat. Maar mijne firma"- scheen
mij voldoende waarborg. Ik .was tot nu
toe altijd gelukkig geweest# en ten slot
te Weef het hetzelfde hoe dJe plaats heet
te.
Ik bleef niet lang in het onzekere#
want ik ontving direct een contract van
de firma ter onderteekening, dat mij op
den grondslag van Wederzijdsche maan-
delijksche opzegging als voorlezeres :en
juffrouw y.an gezelschap verbond aan de
Marchesa deHa Spada# geboren Donna
Ottavia di Roccasanta, weduwe van een
Venetiaansch edelman# uit een der oud
ste en voornaamste geslachten. Een bij
gaande brief van den gevolmachtigde der
marchesa vertelde mij# dat zij meesten
tijds eene villa te Florence bewoonde,-
zich'echter op het oogenblik te .Wee-
nen bij hare aldaar getrouwde dochter
[bevond en eene Duitsche voor-
lezeres met volkomen zuiver accent zocht
om hare uitspraak nog wat meer te Vol
maken. Daar de marchesa 'evenwel ver
langde dat hare .voorlezeres haar in de
m mSHSÜSfk ïji last het
door zonder zonde, terwijl zij ons eigen
lijk antwoord moest geven op de vraag:
hoe kunnen wij het best aan God be
hagen dit tochbehagen aan God, doen
wat God lief is, dat is werkelijk plicht
van kinderen Gods tegenover den he
melschen Vader. [Waar die plicht van
liefde, van kinderlijke liefde wordt ver
waarloosd, daar zal in toenemende mate
alleen de vrees overblijven, de vrees oor
de zonde; en (die vrees voor de ;zoijde
zat in toenemende mate worden eene
vrees, niet zoozeer voor de zonde zelve
als wel voor de straf die God ,op de
zonde heeft gesteld, een slaafsche vreeze
dus, der kinderen Gods onwaardig, die
gelet op de gedachteloosheid en zor
geloosheid van dc groote menigte der
menschen en de lankmoedigheid van God,
die Zijne straffen steeds uitstelt de zoo
bekoorlijke en aantrekkelijke zonde zeker
niet immer zal tegenhouden.
't Is waar, er staat geschrevend e
vreeze Gods drijft de zonde uit,
maar dat is geen heilige vreeze Gods, dat
is de gave des H. Geestes, die het begin
genoemd wordt van de wijsheid d. ,wk
z. van de heiligheid: die vreeze Gods
die de zonde [uitdrijft en een gajve is
van den H. Geest, in Wien Wij tot God
roepen: Vader, die H. vreeze is niets
anders dan de liefde van O.ods kinde
ren die bidden ;en verlangen: Uw wil
geschiede op aarde als in den hemel#
d. i. in ons gelijk in de engelen en hei
ligen; is niets anders dan ide liefde van
Gods kinderen, die omdat zij beminnen
niets zoozeer vreezen t= of beter ge
zegd: verfoeien t= als wat strijdt met
Gods aanbiddelijken wil. Dat en alleen
dat is een freeze# die ons voegt, die
zelfs aan j. C.# Gods ééngeboren Zoon
door de ,H. Schrift wordt toegeschreven.
Moge die vreeze Gods steeds meer toe
nemen in uwe harten, dan zult gij voort
durend meer toenemen in gelijkvormig
heid aan onzen Heer, die de zonden ver
foeit met een oneindigen haat# omdat Hij
Zijnen Vader bemint met een oneindige
liefde.
In den loop van dit jaar hopen wij een
huis in te wijden# waarin Voor een ieder,
voor jong en o,ud, voor arm en rijk ge
legenheid zal worden gegeven om een
zoogenaamde retraite te houden; en in
elke parochie zal voor de middelen wor
den gezorgd om het houden van zulk
een retraite voor ieder mogelijk te ma
ken. Wij vertrouwen dat door onze ge
loovigen een ruim gebruik daarvan zal
worden gemaakt, want niets is zoozeer
als dergelijke retraites geschikt om den
goeden geest in ons te vernieuwen en ons
op te wekken uit de verslapping en ver
flauwing# waarin wij door onze mensche-
lijke zwakheid telkens weer vervallen;
daarom verlangein wij niets liever dan dat
weldra de behoefte blijken zal# om nog
meer dergelijke huizen te openen; im
mers zoolang niet algemeen onder ons
worden èn het heldere inzicht van het
geen wij als kinderen Gods aan onzen
hemelschen Vader verplicht zijn èn de
vurige begeerte met het ernstig streven
om die plichten te vervullen, zoolang ook
oop op het daardoor noodzakelijke hoo-
ge kleedgeld, het salaris op eene hooge
som bepaald. De marchesa zou het aan
genaam vinden wanneer ik dien en dien
idag in een der groote hotels van fTriëst
met haar zou samentreffenzij kwam dan
uit Weenen en zo« met mij naar Flo
rence reizen om daar nog het een en an
der in orde te maken.
Ik vond alles natuurlijk goed, liet nog
eens een oogje over mijn wel beperkte
maar gedistingeerde garderobe gaan
vulde haar met een nieuw zwartzijden
japonnetje en een paar mooie blouses
aan# voorzag mij op eèn uitverkoop van
een grooten voorraad handschoenen, en
kwam op den bepaalden tijd goed en wel
in Jriëst aan.
Wie beschrijft echter mijn schrik, toen
mij bij aankomst in het afgesproken ho
tel gezegd werd dat de marchesa er niet
was en ook niet verwacht w.erd! Daar
stond ik, zonder een levende ziel in de
wildvreemde stad te kennen, in het dure
hotel, en had grooten lust in tranen uit
te barsten.
Wie weet wat ik voor domme dingen
gedaan zou hebben# wanneer op dit
oogenblik niet een keurig net gekleede
livreibediende binnen getreden was, die
den nog voor mij staanden en mij zeer
wantrouwend aftilden den portier in het
kunnen wij niet verwachten, dat de wa«
re katholieke geest onder ons voldoende
zal opleven. Geve de goede God, dat
deze nieuwe poging om alles in Chris*
tus te herstellen, volkomen moge sla
gen, ons allen ten eeuwig heil en onzen
dwalend en broeders ten lichtend voor--,
beeld.
Wij kunnen dit herderlijk schrijven niet
eindigen, zonder in uwe godvruchtige ge*,
beden aan te bevelen alle geestelijke en
stoffelijke behoeften en noodenbidt God
vurig en aanhoudend vooral in den/
H. Vastentijd voor de H. Kerk en onsj.
Vaderland, voor'Z. H. den Paus, en voor
,H.: M. onze geëerbiedigde Koningin met;
heel haar Koninklijk huis, in het bijzon*j
der voor de jeugdige Prinses, waarop-
de hoop van Nederland is gevestigd# op*!
dat God hen en at onze geestelijke etv
wereldlijke overheden moge bewaren en;
leiden# [Hem ter eer en ons ten zegeii^
.En zal dit ons herdelijk schrijven op
den Zondag Quinquagesima in all*
tot ons Bisdom behoorende kerken, als*
mede in de kapellen waarover een Ree*
tor is aangesteld, op de gebruikelijke wij
ze worden voorgelezen.
Gegeven te [_U a a r 1 e m# den 28sten JaS
nuari 1§10.
t AUGUSTINUS JOSEPUUSf
Bisschop van Haarlem#
Op last van Z. D. Hoogwaardigheid^
M. J, P. MöLLMANNrf
Secretaris.
Uit de Pers.
De openbare school.
In een open brief welken de redactie
van „Het Schoolblad", "orgaan van het
Ned. Onderwijzersgenootschap, richt tot
de leden van den Bond van Nederl. On,-*;
derwijzers, wordt gewezen op het gei*
vaar van de aanneming der bekende moy
tie, .waarin de Bond verklaart ten krachs
tigste te .willen handhaven punt h van,
bet program„Het Openbaar Onderwijl
moet vrij zijn van Godsdienstige en poy
litieke dogma's," eu te zullen blijven-
ijveren voor de verwezenlijking daar-|
van.
Naar aanleiding daarvan schrijft „Het
Schoolblad" o. m.
„Zoolang de verklaring„Het open-y
baar onderwijs moet vrij zijn van gods*,
dienstige en politieke doma's" eeu<
voudig als punt op het Bondspro-j 1
gramma stond, deed het weinig kwaad^
nu zij naar voren gebracht wordt met
de toelichting, zooals die in de laatst-J
gehouden algemeene vergadering van j
den Bond is geweest, nu kan en za,lj
zij veel onheil stichten voor het open^,
baar onderwijs.
„Deze verklaring, evengoed een:[
dogm,a, als de dogma's, die de Bond;
buiten de school te houden, 'h diogma,
alleen aanvaard door den Bond, en
dat zelfs niet als paedagogisch .dog-y
ma beschouwd kan worden, daar er,
vele paedagogen van een ander in-y
zicht zijndeze verklaring is in onze
dagen gevaarlijk voor de openbare
Italiaansch vroeg: #,Is hier misschieu een,
signorina Dscherol's-au aangekomen
#,Dat ben ik", riep ik levendig, mijn
naam zelf uit deze verminking herken*
nend. #,Hebt gij misschien een boodschap
voor mij van de marchesa delta Spada?'5
De bejaarde, zeur vertrouwen? v?rd
uitziende bediende boog diep voor mij
en reikte mij inplaats antwoord te ge
ven een brief over# die ik vol vreugde
in ontvnagst nam. Vlug scheurde ik het
qouvert van het allerdikste ivoorpapier
met het prachtig lila en zilver bewerkte
monogram open en las den in het Duitsch'
met Latijnsche letters geschreven in
houd
„Lieve juffr. v. Geroldsau"-, schreef de
Marchesa, „tengevolge van het plotseling
ziek worden mijner dochter, vorstin L.#
welke ziekte dadelijk een dreigend ka
rakter aannam, ben ik helaas niet in staat
met ;u in iTriëst samen te komen# et\
moet ik u nu verzoeken mij in ons huis
te Venetië te willen afwachten, waar
heen mijn kamerdienaar Luigi, die bren
ger van dezen brief, u zal begeleiden. Het
huis was wel is waar in lang niet ber,
woond, ik verzoek u dius, alle onvolkor
menheden, die gij waarschijnlijk daar zulf
vinden, te willen verontschuldigen.
(W,ordt vervolgd^