Gemengd Nieuws. piet toch op hoogen prijs dient ge steld. De schamele arme versuft Zdo licht in zijn armoede, 't Kan hem niet meer schelen. Onverschillig wordend, vanwe ge de dagelijksche kwelling, komt hij Biet in kerk en kluis. Hij heeft geen behoorlijke kleederen; de honger soms kwelt hem ieder ziet hem aan, dat hij 'n pauper is.... wat zal hij onder de schare doen, die be hoorlijk gekleed en gevoed opgaat naar Gods huis? Armoede trekt van God af. Even goed als rijkdom. En daarom is een goede^ sociale wet geving, die de positie van den arbeider weer vastzet, van zoo groote beteekenis ook voor het geestelijk belang van de „kleine luyden." Moge ze niette lang toegeven! Enquête tramwegpersoneel. Het verslag en bijlagen zijn versche nen van de Staatscommissie van en quête omtrent het tramwegpersoneel, benoemd bij Koninklijk besluit van '29 Ma 1906. De commissie meent, dat het overwe ging verdient bij de regeling van de dienst- en rusttijden niet meer vast te houden aan het thans bestaand onder scheid, doch het geheele personeel in die regeling te betrekken en daarbij re kening te houden met het meer of min der inspannende van den arbeid. De commissie geeft verder in overwe ging om. met behoud van den maximum diensttija van 16 uren, als nadere grens te stellen, in plaats van den maximum- densttijd van 44 uren in 3 etmalen een maxi mum-diensttijd van 168 uren in elk tijdvak van 14 achtereenvolgende etma len. Voor het instellen van een lager maxi mum voor den rijtijd per dag van 0en wagenbestuurder meent de commissie geen voldoenden grond aanwezig. Aanbeveling verdient het de bepaling van „pacht" te omschrijven als het tijds verloop van "10 pur n.m. tot b uur m. Waar art. 50 bepaalt, dat „tusschen elke twee opvolgende diensttijden een onafgebroken rusttijd (moet) worden gelaten van ten minste 10 uren, geduren de weiken de beambten geheel vrijmoe ten zijn van eiken dienst en van elke - bemoeienis met den „spoorweg", acht de commissie een strikte toepassing van deze bepaling en controle op de hand having daarvan van groot belang. Eene uitvoerbare regeling, om den dienst zoodanig in te richten, dat iedere beambte den hoofdmaaltijd omstreeks het midden van den dag thuis kan ge bruiken, heeft de commissie niet kunnen vinden zij meent dat de bestaande bepa ling omtrent de korte rusttijden moet aangevuld worden met den eisch, dat voldoenden tijd voor het gebruiken van den middagmaaltijd worde gegeven. Ofschoon van het nut overtuigd, heeft de commissie geen middel geschikt be vonden om den dienst op Zondag zóó in te richten dat het personeel geregeld gelegenheid tot kerkbezoek heeft. In overweging wordt gegeven, den rustdag van ten minste 24 uur niet ge heel, doch slechts voor 23 uren, te doen samenvallen met het etmaal van den 'Zondag, mits dan alleen dienst worde gedaan in het eerste uur van dat etmaal. Het komt der commissie voor, dat ook tegen de uitbreiding van het aantal vrije Zondagen voor wagenbestuurders en machinisten geen bezwaar bestaat De commissie spreekt de wenschelijk- heid uit dat aan het geheele personeel een bepaald aantal verlofdagen wordt toegekend met behoud van loon. De commissie geeft in overweging den arbeid van kinderen beneden 16 ypax op de machine te verbieden. Voorts geeft de commissie in overwe ging, aan de directiën de verplichting op te eggen, om: a. in de dienstroosters op te nemen 'de dienst- en rusttijden en vrije dagen (uitgezonderd de verlofdagen) der be ambten en bedienden, met vermelding tevens van den zakelijken inhoud van de beschikkingen van den minister die op de regeling dier dienst- en rusttijden be trekking hebben, en b. de aldus ingerichte dienstroosters öp een zichbare plaats op te hangen, zoodat die op de onderscheidene halte punten en stations onder het bereik zijn van het personeel en van de ambtenaren, belast met de controle. De commissie meent, dat de regeling van den maximum-diensttijd van 16 ach tereenvolgende uren en van 168 uren in 14 achtereenvolgende etmalen, even zeer als de thans voorgestelde regeling van de rust tusschen de diensttijaen, de korte tijden van rust gedurende den diensttijd, de vrije dagen en vrije Zon dagen, de mogelijkheid van, afwijking van den dienstrooster, het verkrijgen van ontheffing en de waarborgen voor het uitoefenen eener behoorlijke controle, zonder bezwaar ook op het personeel der paardentramondernemingen van toe passing kunnen worden verklaard. Naast de regeling van de diensttijden heeft ook de regeling van de andere dienstvoorwaarden een onderwerp van onderzoek voor de Commissie uitge maakt. Het komt de Commissie voor, dat het aanbeveling verdient, in de wettelijke regeling van het Tramwegregleracnt en van het eventueel te maken reglement voor de paardentramwegen ten aanzien van drie punten een verplichting op te leggen, ep wel ten aanzien van: L lo. het schriftelijk aanstellen, der be ambten 2o. het regelen dér dienstvoorWaardeii bij reglement; 3o. het instellen van ra'den van beroep, ten einde bij wijze van 'hooger beroep uitspraak te doen over sommige opge iegde disciplinaire straffen. De commissie meent op grond van hetgeen bij de verhooren is gebleken, den wensch te mogen uitspreken, dat de voorziening bij ziekte pok van toepas sing zal zijn op de werklieden zonder vaste aanstelling, zoodra deze geduren de een termijn, die we! niet langer mag zijn dan zes maanden in dienst zijn. De commissie spreekt den wensch uit, dat eene voor alle werklieden geldende regeling zal omvatten eene voorziening tegen geldelijke gevolgen zoowel van invaliditeit als van ouderdom. Wat de maatregelen betreft in het be lang van de gezondheid en veiligheid van het personeel bij de uitvoering van den dienst, meent de commissie dat er aanleiding bestaat te overwegen op wel ke wijze het toezicht op die maatregelen meer afdoende kan wórden geregeld. De commissie spreekt den wensch uit, dat moge worden beproefd met betrek king tot het personeel van in het buiten- kind gevestigde tram ondernemingen bij internationaal verdrag eene regeling te treffen, waarbij door de regeeringen!, die daarbij betrokken zijn, ten aanzien van bedoeld personeel, gelijke bepalin gen worden vastgesteld en de controle op de naleving dier bepalingen in onder ling overleg worde geregeld. Botervervalsching. Den len Januari is een nieuwe wets bepaling in zake boter in werking ge treden, en wel die waarbij bepaald wordt, dat boter niet minder dan 80 pCt. botervct mag bevatten. De overige 20 pCt. kunnen derhalve uit water, kaasstof, zout en een weinig boterklcur- sel bestaan. Om nu te onderzoeken of de boter aan de gestelde vereischten voldoet, geeft het „Maandblad tegen d,e Verval- schingen" het volgende middel aan „Reeds een reageerbus van 2i/2 cen- tim. diameter is daartoe voldoende. In dien deze gevuld wordt met b.v. 20 gram boter en deze daarna boven water damp langzaam gesmolten wordt, moet 4/5 van het geheele volume (boter kaasstof water), na volkomen bezin- king uit helder botervet bestaan. „Een te hoog gehalte aan water- of kaasstof blijkt uit deze eenvoudige proef onmiddellijk, en de huisvrouw die bij ontvangst der boter zrch de moeite van dit onderzoek getroost, zal daardoor be langrijk mede kunnen werken tot hand having der nieuwe en zoo hoogst nood- zakelijke wijziging der boterwet." Kunst en Wetenschappen. Onze vaderlandsche historie. In „De Gids", reconstrueert dr. J. H. Hotwerda jr,. met behulp van het „reus achtig archief der vaderlandsche geschie denis dat de bodem van ons vaderland zelf ons heeft bewaard", het eerste hoofd stuk onzer vaderlandsche geschiedenis. Veel waar geen pen van rept, vindt men in dat archief meegedeeld. Onze berich ten zwijgen bijv. van het bloeiende Ro meinsche leven in wis land. W ijontleenen aan het opstel dit stuk „Als ware een verzengende adem over het land gegaan, zien we in den aanvang van de derde eeuw al dat Romeinsche le ven, die welvarende landhuizen, die echt- Romeinsche weelde, ook in het nabu rige Belgische land plotseling vernietigd. Vele dezer villae vertoonen de sporen van brand en ruw geweld, andere zijn eenvoodig verlaten, maar het gevonden aardewerk houdt overal plotseling met de eerste jaren van de 3e eeuw op, en ook munten spreken van een verlating om streeks dezen tijd. Geen twijfel of een Germaneninval heeft hier omstreeks dien tijd het Romeinsche leven, nadat het zich steeds gedurende ruim honderd jaren had kunnen voltooien, plotseling vernietigd, de landhuizen in puin geworpen en de bevolking zelve verjaagd. Geen tweede maal heeft die bevolking zich hier aan een dergelijk gevaar blootgesteld. Latere sporen van bewoning der landhuizen zijn ons onbekend. Slechts de stadjes als Maas tricht en Tongeren of Heerlen soms ook al niet vernield was, lijkt me nog niet te zeggen boden een iets veiliger woon plaats, vooral wanneer ze thans misschien van muren zullen zijn voorzien geweest. Zoo heeft dus reeds in den aanvang van de derde eeuw een biermanen zwerm de Rijngrens doorbroken en het daarachter Eggende land verwoest; en van toen af is hier reeds de stroom van Germaansche barbarai, gedurende enkele eeuwen door de Romeinsche macht aan den Rijn tegen gehouden, wee» opnieuw gaan vloeien, om ten slotte de Belgische landen met Farnkiscbe charen en Frankische kui tuur te oversiJpen. Tevergeefs zoekt men eenig litterair be richt over den geweldigen vernietigenden barbarer.inval in dat begin van de derde eeuw. Wel heeft men getracht een kort bericht omtrent een beweging der Chau- ci er mee in verband te brengen, maar noch de plaats, noch de tijd waarop deze valt, (177 n. Chr.) komt er mede over een. Als we dus slechts op onze geschre ven bronnen afgingen, zou ons niets, uoch van deze bloeiende Romeinsche bescha ving, noch van haar vernietiging bekend zijn. Dat de vernietiging van onze Ro- mcjiisclie Limbiugsche kuituur, jrjiet on,- waarschijnlijk in verband staat met de Germanenbewegiiig, die in 213 aanlei ding gaf tot het doorbreken van den Li- mes in Zuid-Duitsehfand ten gevolge van het zwakke optreden van keizer CaracaMa, kunnen we slechts in het algejneen ver moeden. Hoe het zij, van toen af is het welva rende Limburg van vroeger een bijna ver laten landstreek, telkens weer blootge steld aan de invallen der barbaren, al naarmate het wisselend lot van het ver zwakte Romeinsche rijk, een verslapping of een oogenblik van krachtiger optre den ten gevolge li^d. De romaniseering van deze landen was echter voorgoed ge stuit, lang voordat zij het geheele land binnen de Rijngrens had bereikt In Bra bant, ja zoo gauw als men zich maar iets noorddijker even van de wegen langs de Maas verwijderde, vond men ook in den Romeinschen bloeitijd van Limburg die volksstammen, wier grafvelden ons hun ouden barbaarschen beschavingstoe stand toonen, slechts even onder den in vloed van een zwak Romeinsch import; en alleen maar op een enkele plaats in dat binnenland, als bijv. bij Alphen in Bra bant of bij Rijsbcrgen, waar waarschijnlijk de overblijfselen van een ook door Ro meinen vereerd heiligdom eener godin Samlraudiga gevonden zijn, kan men mis schien spreken van een eenigszins meer intensen invloed. Waar we dezen barbaarschen toestand nog binnen de Rijngrens aantreffen, daar spreekt het bijna wel vanzelf dat de Ger- manenoverblijfselen in het Noorden van ons land uit die tijden, voor zoover ze niet aan de half geromaniseerde Bataven of Friezen en hun verwanten behooren, een kuituurtoestand vertoonen op een nog minder hoogen trap. De brandgraven op de Veluwe, de urnenvelden in Twente en Drenthe, toonen ons evenzeer een ouden primitieven beschavingstoestand, slechts een enkele maal als 't ware gedateerd door een stukje Romeinsche import". De druivenkuur. De druivenkuur wordt nog niet ge noegzaam toegepast in vergelijking met de groote diensten die zij bewijzen kan en de gemakkelijkheid van haar ge bruik. Zij is vooeerst een der zekerste ge neesmiddelen die men kent tegen de chronische verstopping (drooge darm ontsteking). Men heeft meermaals zelfs uitslagen bekomen, die waarlijk merk waardig zijn in gevallen waarin deze ver stopping een gevolg is van jichtaandoe- ningen. De zwaarlijvigheid, de jicht en het steen (een andere vorm van jicht) worden insgelijks daardoor behandeld. Eindelijk werkt deze kuur onregelma tiger, maar toch menigmaal bij zenuw maagaandoeningen, op voorwaarde dat deze niet veroorzaakt worden door eene uitzetting der maag. In elk geval is de wijze van toepas sing niet onverschillig. Ziehier hoe men te werk moet gaan De druiven worden versch (door versch verstaan wij, zooveel mogelijk versch geplukt) des morgends nuchter gegeten in de wandeling, of indien de maag ze niet goed verdraagt^ in drie maal: een derde na het eerste ontbijt, een der vóór de tweede maaltijd en het laatste deel vóór het laatste maal. Men beginne met twee of drie tros sen, wat ongeveer drie honderd gram uitmaakt, en men vermeerdert eiken dag met een tros tot men aan vier pond is geraakt. Alsdan is het gewoonlijk on mogelijk de gansche dosis in eenmaal te nemen. Dan verdeelt men ze zoo als hooger werd aangeduid. De velletjes moeten weggeworpen worden, zoo niet wordt gansch hunne afdrijvende kracht vernietigd. Wanneer men er toe geraakt is, de vier pond druiven te eten, beginne men weer stilaan te verminderen tot men terug aan het vertrekpunt gekomen is. De gansche kuur duurt van 4 tot 6 weken. Wij bevelen als een niet te veron achtzamen hulpmiddel aan: dagelijks 's morgens drooge wrijvingen te doen op den buik, en den mond ten minste vier maal per dag te spoelen met gekoekt water waarin een weinig soda bikarr.o- naat opgelost werd. Zonder dezen laat- sten voorzorgsmaatregel, zou het zuur der druiven pijnlijke tandvleeschontste- kingen kunnen veroorzaken. Bijna altijd zal eene vermagering vol gen, maar men moet zich daardoor niet- verontrusten. Deze vermagering is een gevolg van den afgang dien men heeft doen ontstaan. Zij houdt te gelijk met de behandeling op en eindigt te samen met den terugkeer tusschen de bijten de verschijnselen die verzorgd moesten worden. Dr." J.... Het nut van vasten. Dat het onderhoud van het vastenge- bod der Kerk inderdaad naast een bizon der verdienstelijk werk van boetvaardig heid en versterving, ook tevens een bij uitstek geschikt hulpmiddel is om onze gezondheid te bevorderen ,is meer dan eens aangetoond en proefondervindelijk bewezen. Aan den vooravond van de veertig- daagsêhe vasten vinden we in de „Phy sical Culture" medegedeeld een interes sante proefneming van den Amerikaan Macfadden, die verbazend veel waarde toekent aan het vasten niet alleen als ziektebehandeling, maar ook ter con serveering der gezondheid. Hii zegt o.m. Gedurende de laatste vijftien jaren heb ik dik\vijls mijn toevlucht genomen tot het vasten ter genezing van allerhan de gevaarlijke ziekten, welke, zelfs in onzen zoo gevorderden beschaafden tijd, de meest zorgzame en op hun gezond heid passende menschen treffen. Persoonlijk ben ik erg bedrijgd door pneunomie en andere minder ernstige zieken. Alle zijn verdwenen voor dit radicale middel om het organisme te zui veren van 'de onreinheden, welke het bezat. Dan deelt hij de bijzonderheden mede over een vast-periode van zeven dagen, waarin hij volstrekt niet at, doch dronk a discrétion, doch eiken 'dag circa 10 mijl liep en zijn gewone werk deed met groote regelmatigheid. Hij had wel eens last van lichte duizelingen en een on aangenaam honger gevoel, maar ver dreef dit laatste met drinken van een groote hoeveelheid water. In het geheel verloor hij in die zeven dagen aan lichaamsgewicht 15 Engelsche ponden. Hij besluit zijn mededeeling als volgt: Uit deze proefneming is 'n conclu sie te trekken. Driekwart van de men schen eten veel te veel. Ze proppen hun magen vol zonder eenige reden en verkorten hun aardsch bestaan. Ze eten niet om hun lichaam te voeden, maar alleen uit het plezier van te eten. De re sultaten van een dergelijke vraatzucht zijn, dat er door liet darmkanaal vier- tot vijfmaal meer voedsel gaat dan noodig is om de kracht en het gewicht op peil te houden. Geest en lichaam verzwak ken als gevolg van de verschrikkelijke pogingen, welke het organisme aan wendt om zich van de overdaad van voedsel te ontdoen. 't Is buitengewoon van belang na een vastten, hoe lang of kort van duur ook, niet te veel te etenanders zal al het voordeel met de onthouding bereikt niet alleen teloor gaan, maar er zouden zeer ernstige inconveniënten uit kunnen voortvloeien." Wij schreven deze passages niet over om onze lezers tot navolging van zulk een algeheel vasten aan te sporen, maar wel om nog eens in het licht te stel len, dat vasten niet ongezond is. Men meent zoo spoedig, dat men niet vasten kan, vaak zonder het ooit ernstig be proefd te hebben. In elk geval was de proefneming van Macfadden niet zonder belang aan den vooravond van onze vas ten. (N.br.) Land- en Tuinbouw. Nationale Bloemententoonstelling te Haarlem. '„Jubilaums Blumen-Ausstellung" heet het op de reclamebiljetten, waarop men mede kan lezen, dat Prins Hendrik der Nederlanden beschermheer is van deze tentoonstelling, welke ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan der Algemeene Vereeniging van Bloembollencultuur (wel ke thans reeds 38 afdeelingen, over Noord Holland, Zuid-Holland en Zeeland ver deeld en 3200 leden telt) te Haarlem zal plaats hebben. Dat Haarlem en omstreken reeds een jaar lang vervuld zijn van de tentoonstel ling, welke de glorie zal vormen van de bloembollenstreek, spreekt vanzelf, even als het begrijpelijk is, dat er wel een jaar noodig. is geweest voor de voorbereiding van deze tentoonstelling voor welke in het geheele bloembollenland zooveel be langstelling bestaat. Dit mag dan ook wel want al heet de tentoonstelling „Nationale Tentoonstelling", al bepaalt men zich tot nationale inzendingen, bedoeling is toch bovenal tegenover het buitenland eer in te leggen met onze Nederlandsche kweek- kunst, en dat was alleen mogelijk bij een ruime opvatting van haar organisatie. Het verwondert dus niet, dat van offi- cieele zijde bijzondere steun is verleend, waar reeds de Kon. Familie voorging in bewijzen van Haar hooge belangstelling door het uitloven van eereprijzen. H. M. de Koningin stelde zoóals reeds vroe ger werd gemeld een gouden en drie zilveren medailles beschikbaar. H. M. de Koningin-Moeder een gouden en twee zil veren medailles en Z. K. H. de Prins twee zilveren medailles. Bovendien zal Prins Hendrik de opening van de tentoonstel ling met zijn tegenwoordigheid vereeren. De regeering zeidc f 2000 subsidie toe bij een eventueel tekort, de staten van Noord- en Zuid-Holland resp. f5000 en f 4000 voor een eventueel tekort als het waarborgfonds zal zijn verbruikt. De ge meente Haarlem liet zich evenmin onbe tuigd. Zij stond een subsidie van f 5000 toe op dezelfde voorwaarden als de Sta ten van Noord- en Zuid-Holland. Voorts stelde zij voor een jaar een terrein van 6 H.A. beschikbaar op een der fraaiste plekjes van den Haarlemmerhout; zij ligt op het terrein een fontein oprichten en belaste zich gratis met de verlichting van de gebouwen bij de werkzaamheden. Reeds hebben wij vermeld, dat de Mi nister van Landbouw de tentoonstelling op 32 Maart hoopt te openen en dat vele deputaties van buitenlandsche tuinbouw- vereenigingen, de tentoonstelling komen bezoeken. De permanente tentoonstelling duurt van 23 Maart tot 31 Meibovendien zijn er vier tijdelijke tentoonstellingen. De eerste duurt van 23 tot 31 Maart, de tweede heeft plaats in den bloeitijd der bollen op het open veld van 15 tot 24 April, de derde van 4 tot 12 Mei en de vierde is eigenlijk de voorjaarskeuring van de Maatschappij van Tuin- en Plant- ku^de^ welke dit ïaar ilaarlem wordt gehouden. Terwijl de inzendingen nationaal zijn, is de jury hoofdzakelijk internationaal. Hij zal bijeenkomen bij de opening der tentoonstellen op 23fj Maart en later in den bloeitijd der bollen! op het open veld. Het is een merkwaardig verschijnsel dat bij deze tentoonstelling zooveel eollee- tieve inzendingen zijn, teneinde gelegen- heid te geven de productie van de ver schillende deelen van de bloembollen- streek onderling te vergelijken. Reeds het; vorige jaar zijn een millioen bollen geplant; volgens de plannen van de tuinarchitecten;; Leonard A. Springer, tuinarchitect van de1' gemeente Haarlem en H. J. Goemans, die. bij de Nederlandsche tuinbouwtentoon stelling te Berlijn zijn sporen verdiende*' Eeii deel van het terrein der tentoon stelling vormt de Hertenkamp in den J Haarlemmerhout een ander deel is 7t open terrein gelegen voor het zoogenaamde Pa-j viljoen (het museum van kunstnijverheid en het Koloniaal Museum). In verband, met het gebouw, waarvoor zich dat deel, der tentoonstelling uitstrekt, is deze aan-' leg hier in den Franschen rechtlijnigen stijl terwijl de aanleg in de Hertenkamp onder de oude boom en in landschap-' stijl wordt uitgevoerd. Voor de tijdelijke tentoonstellingen zijn twee zeer ruime gebouwen opgetrokken,' onderling met elkaar verbonden, ieder ongeveer 40 M. lang en 20 M. breed* Bovendien is er een afzonderlijk gebouw voor de inzendingen welke op tafels ge plaatst moeten worden. Op het terrein ko men verder kiosken voor de inzendingen van tuinbouwwerktuigen en gereedschap pen. Voorts zal daar een post- en tele graafkantoor met intercommunaal tele foonverkeer en een persbureau zijn te vinden. Een bijzonder tentoonstellings-restau- rant in de nabijheid van de muziektenf binnen het terrein zal een gezellig punt van samenkomst van de bezoekers uitma ken. Aan het einde van het tentoonsteHings- terrein denkt men ,een paviljoen in te richten tot kunstzaal, welke ook dienst kan doen als ontvangstsalon bij het be zoek van autoriteiten. Men heeft bij den aanleg van het ter rein het zoo ingericht, dat de twee volle maanden van de tentoonstelling altijd een paar gewassen in vollen bloei zijn te zien. In Maart bij de opening zijn cro- cussen en andere vroege gewassen in vol len bloei. Hierop volgen de hyacinthen, dan de vroegtulpen en laattulpen en ande re bolgewassen. Reeds zijn alle gebouwen voor de ten toonstelling klaar, maar de inrichting ont breekt nog. Een uitgebreid program van feestelijk heden is te wachten, o. a. worden twee groote diners gegeven en zijn plannen in voorbereiding voor een automobieltocht in den bloeitijd der bollen. Brandwonden. Te Steenbergen is een 6-jarig kindje van den heer van Loon in een pot met gesmolten vet geval len. Het werd vooral aan de beentjes en het onderlijf ernstig verbrand. Een achtjarig broertje had de tegenwoordig heid van geest den kleine er uit te halen en een emmer water over hem uit te storten. Argumenten, Men schrijft aan de „N. R. Ct.": Te Stadskanaal (Gr.) ïs een afdeeling der S. D. A. P. opgericht na een rede van den heer E. Rugge. Met dezen spre ker debatteerde de anarchist H. Bos van Stadskanaal, die door Rugge werd be antwoord. Met dat antwoord was Bos blijkbaar verre van ingenomen, want op eens stoof hij op en greep den spreker- bij de haren «en bij het hoofd, zoodat deze bevrijd moest worden. Tegen Bos is proces-verbaal opgemaakt. Waardig trio. Dinsdagmorgen werd te Stad Delden bij de politie aan gifte gedaan van een tweetal diefstallen* gepleegd bij den bakker Veehof aan den Goorschen straatweg te Ambt Delden en den winkelier Lentelink te Ambt Delden, Onmiddellijk toog de gemeenteveldwach ter van Ambt Delden, Th. Boerman, er op uit, en trof na lang zoeken, op aanwij zing van een ingezetene van Ambt Delden een man aan in een dennenbosch in de buurtschap Zeddam, bezig met het stoken van een vuurtje. Later vond Boerman daar ook nog twee andere personen. Het drietal werd naar den burgemeester gebracht. In het daar op gevolgde verhoor, waarbij eerst val- sche namen werden opgegeven, bekenden ze de diefstallen gepleegd te hebben, 2 er van te zijn gedeserteerd uit Veenhui- zen en de derde te zijn ontslagen uit die strafkolonie. Laatstgenoemde was hen bij die ont vluchting behulpzaam geweest, alsook bij de aanschaffing van kleeren te Gronin gen. De drie personen zijn ter beschikking gesteld van den officier van justitie te Almelo. Nieuwe sport Gisteravond kon men in de Jan van der Hulststraat te Haarlem iets nieuws op het gebied van sport waarnemen; een jongen ging lang uit met zijn rug op den grond liggen, uan kwam een andere jongen op een rijwiel en reed hem over het lijf. De held stond op, toonde aan de omstanders dat hij ongedeerd was en dan werd het spelletje, in een andere straat voortgezet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 6