Uoor onze Jongens en meisjes. 10 E reiziger in den spoortrein, die behaaglijk in zijn coupé gezeten, steden en dorpen, bosschen en weiden als_in een kaleidoscoop ziet voorbijvliegen, denkt er wel zelden over, hoeveel menschen soms in het zweet huns aan- Sg/ schijns moeten samenwerken om hem de spoorreis zoo aangenaam mogelijk en voor alles veilig te maken. Van de goed gesalarieerde ambtenaren op het hoofdbureau tot den armen baan wachter toe zijn allen voortdurend bezig te leiden, te besturen, te bewaken. Menigmaal zal een reiziger, uit het venster zijner coupé ziende, een man of vrouw buiten voor een eenzaam huisje bemerken en in een flauwe opwelling van medelijden denken: „Wat een treurig leven moet zoo'n baanwachter leiden!" Het baanwachtershuisje is echter even spoedig verdwenen als die vluchtige gedachte. En toch is er leven in dat baanwachtershuisje en bevat het vroolijke en treurige, lijdende en strijdende menschenharten zoo goed als het grootste paleis in de stad. Wat een belangrijke, gewichtige betrekking zulk een baanwachter vervult, dat begrijpt de groote menigte gewoonlijk eerst dan, als een spoorwegongeluk bewijst, dat leven en gezondheid van hon derden in de hand liggen van dien gewoonlijk karig bezoldigden, man, die in weer en wind, in hitte en koude zijn dienst doet. In welke verhouding staat de positie en de bezoldiging van deze beambten tot hunne verantwoordelijkheid De vraag is belachelijk. In geheel geen verhouding. De wissel wachter vooral, is dat niet een der gewichtigste personen in het spoorwegverkeer? Op een meer of minder sterken druk zijner hand berust de veiligheid van den reiziger, van de scherpte van zijn oog, van zijn conscientieuse plichtsvervulling hangt het' af of wij ongehinderd het doel onzer reis bereiken of met gebroken of ver pletterde ledematen onder de brokstukken van een waggon liggen. Op eenigen afstand van een station bevond zich het baanwach tershuis nummer twee, waar de wisselwachter Nicodemus den wissel moest bedienen. Een degelijker en nauwgezetter beambte was er wel niet te vin den. Hij deed zijn dienst met een nauwkeurigheid, die hem reeds meermalen een loffelijke vermelding van zijn overheid had bezorgd. Zeker zou een klinkende belooning hem liever geweest zijn dan deze magere loftuitingenhij troostte zich echter met de overwe ging dat deze toch beter waren dan het tegenovergestelde. De man verstond de kunst met weinig tevreden te zijn. Een klein stukje grond achter zijn woning had hij op de voor- deeligste wijze bebouwd, zoodat hij daar aardappelen en groenten genoeg teelde voor zijn gebruik en nog eenige ruimte overhield om eenige rozenboomen te kweeken, die in den zomer een over vloed van bloemen droegen. Met verdubbelde vreugde en verbor gen trots beschouwde hij zijn rozen echter dan, als een levende roos, zijn lieftallig dochtertje Magdalena, er bij stond en, zooals de dichters het zeggen, met de rozen in bloei wedijverde. Het was zijn eenig kind. Magdalena zorgde voor de kleine huishouding en verpleegde tevens hare moeder, die sinds jaar en dag ziek en bedlegerig was. Dit vermeerderde natuurlijk in niet geringe mate de zorgen haars vaders, die dat echter te zamen met zijn dochter geduldig droeg. Zij vroolijkte het kleine huis geheel op en wist als de liefelijke voorjaarszon zelfs op het bleeke en uitgeteerde gelaat der moeder dikwijls een lachje te tooveren, Magdalena was niet slechts een bevallig, in haar onschuldige vroolijkheid een bekoorlijk meisje, zij was ook een goed kind, dat hare ouders gaarne gehoorzaamde en ernstige vermaningen haars vaders onnoodig maakte of althans tot nog toe gemaakt had maar helaas, sedert korten tijd scheen dit niet meer zoo te zijn als vroeger. Het verwonderde den vader zelf, dat zulk een braaf kind hem kommer veroorzaakte. Zij deed dit natuurlijk niet met opzet, ja ze had er zelfs geen vermoeden van en evenwel was het toch zoo. Het kon niet uitblijven, dat Magdalena de oogen van menigen jongen man trok. Zulk een roosje bloeit zelfs in een baanwach tershuisje niet onopgemerkt. Als zij 's Zondags naar de kerk ging, trok zij de aandacht van velen en niet zelden hoorde zij in haar nabijheid de opmerking: »wat een beeldschoon meisje!" Dan bloosde zij en verhaastte hare schreden, maar verder nam zij er geen notitie van. In het station was een hulpwachter aangesteld, een bescheiden jongmensch, Rein- hard genaamd. Dézen beviel de aandacht, die de schoone dochter van den 'baanwachter trok, volstrekt niet. Wel waagde hij het niet zich hierover uit te laten, maar in stilte leed hij er onder. Eens slechts had hij den moed gevonden haar een zelfvervaardigde bouquet van fraaie veldbloemen te schenken. Zonder een woord daarbij te kunnen uitbrengen, maar met een blik, die zijn gevoelen duidelijk verried, reikte hij haar deze over. Magdalena nam den ruiker aan en zei koel: „Dank u!" Daarop keerde zij zich om en ging het huis binnen. De arme jongen stond geruimen tijd als verslagen, tot de stationsklok hem uit zijn droefgeestige overden kingen deed opschrikken. Meer geluk scheen daarentegen een ander bij Magdalena t& hebben, die echter den vader van het meisje volstrekt niet beviel. Het was een zekere Leonard Finke, die vroeger, vóór Nicodemus den post van baanwachter had verkregen, deze betrekking had vervuld. Hij woonde in bij zijn moeder die een kleine boerderij in een nabijgelegen dorp bezat, kwam echter dagelijks in de stad en dikwijls op bezoek in het baanwachtershuisje, waar hij door Magdalena en haar zieke moeder steeds vriendelijk ontvangen werd. Wijl haar moeder geboortig was uit het dorp waar Leonard woonde, kon men deze vertrouwelijkheid begrijpen, maar ze was heel niet naar den zin des vaders, die een onoverwinnelijk wantrouwen jegens dezen indringenden jongen man koesterde. Leonard was van zijn post van baanwachter ontslagen, in verband met een spoorwegongeluk, dat eenige jaren vroeger gebéurd was en waarover veel gesproken was. Een vonnis ontging hij toen, wij het bewijs zijner schuld niet te leveren was. Op een mistigen Novemberavond wae een sneltrein, doordat het signaal op veilig stond, op een anderen trein gereden, die wegens een ongeval aan een machine niet tijdig genoeg op ander spoor had kunnen worden gebracht. In het tumult, dat op den donkeren weg hierdoor ontstond, had Leonard naar men beweerde het sein op onveilig gezet, zonder dat iemand dit in de ver warring had opgemerkt. Bij het later verhoor werd dit echter door hem ontkend en beweerde hij dat het sein te voren op on- veilig gestaan had, maar de machinist die ook zijn onschuld vol hield, had dit door den zwaren mist waarschijnlijk niet kunnen zien. Daar de getuigen ontbraken kon Leonards schuld niet be wezen worden, maar wijl hij toch reeds als nalatig in den dienst bekend stond, ja niet vrij was van het gebruik van sterken drank en met de baanwerkers soms in den diensttijd kaart speelde, werd hij uit den dienst ontslagen. Twist en ongenoegen waren iets zeldzaams in het baanwachters huisje. Wel was de zieke moeder nu en dan slecht geluimd en tot tegenspraak geneigd, maar dat werd haar wegens haar toestand ten goede gehouden. Nicodemus gaf bijna altijd toe, zelf als hij meende in zijn recht te zijn. Alleen ten opzichte van Leonard bleef hij op zijn stuk staan. „Ge moogt hem niet lijden", zei zijn vrouw, „daarom verbeeldt ge u, dat hij voor het meisje niet past." „Hij past ook niet voor haar", antwoordde Nicodemus, die bezig was zijn pijp te stoppen, die hij daarna met een zwavelstok aanstak. „Die afschuwelijke zwavelstokken", riep zijn vrouw tusschen een hoestbui door. „De walm slaat mij op de borst". t Spijt me vrouw, ik dacht er zoo gauw niet aan." „Je let tegenwoordig heel niet meer op me,1' klaagde de zieke. „Dat is niet waar, Susanne. Waarover hebt ge dan te klagen?" „Over een heelen boel dingen, maar het meest over je onbil lijkheid jegens Leonard. Als het mij alleen betrof, ik ben gewoon niet geteld te woiden." „Susannel" „Maar LeentjeHet arme ding kwn'nt weg." rZoo, daar heb ik nog niets van bemerkt." »Ja» g'j niet! Omdat ge het niet wilt merken! Maar ik zie het maar al te goed, hoe haar wangen bleeker worden en dat zij iang zoo vroolijk niet meer is als vroeger.» „Als dat werkelijk zoo is, spijt het mij, maar ik kan er niets aan doen." „Kun je er niets aan doen?" „Neen, ik kan niet, ik mag niet!" „Wie verbiedt je dit dan?" „Mijn geweten." „Je praat net, of Leonard een moord heeft begaan." „Dat niet, maar hij is een losse klant en heel niet te vertrouwen." „Dat zeg je, maar. hoe zal je dat bewijzen? Dat hij zijn betrek king kwijt raakte was buitén zijn schuld en wat men verder van hem vertelt, is het overbrengen niet waard." „Niet? Nu, als men van iemand zegt, dat hij een speler, een drinker en een vechtersbaas is, dan is dat dunkt mij erg genoeg. Met de laatste kermis heeft hij nog ruzie gemaakt en een ander een bierkan naar het hoofd geworpen." „Omdat die hem beschimpte. Toen had Leonard gelijk. Hij is een resolute kerel en laat zich van een ander niets zeggen. En omdat hij sterk en netjes is, benijden de anderen hem. Die arme slokker van een Richard ook „Die arme slokker is mij honderdmaal meer waard dan je sterke en nette Leonard. Dat zeg ik je. 't Is me een mooie jongenEn kort en goed, met mijn toestemming trouwt hij Leentje niet. Nooit of nimmer." Op dat oogenblik trad Magdalena de kamer binnen. „Nu hoor je het zelf," zei moeder Susanna, terwijl ze begon te schreien. Het meisje sprak geen woord. Ze ging bij de kachel zitten, nam een breiwerk en breide met een haast, alsof het gezegde harer moeder haar niet betrof. Nicodemus ging naar buiten. Er was een trein op komst. „Ik begrijp je niet, Leentje," hervatte nu de moeder. „In plaats van mij in je eigen belang te helpen, ga je daar zitten en ben je zoo stom als een visch." „Wind je zoo niet op, moeder. Dat is niet goed voor je. En wat dat andere betreft, nu, als ik vader wou tegenspreken, zou ik dat wel kunnen. Maar ik doe het niet graag, omdat hij het goed meent en veel van mij houdt." „Dan zul je zeker wel willen toegeven en Leonard laten loopen „Dat niet; maar ik wil wachten tot vader er beter overdenkt.'4 15 Nu de rubriek voor de jongélui in het Geïllustreerde Zondags blad gaat verschijnen, zullen we van de gelegenheid gebruik maken om deze rubriek zoo nu en dan met wat plaatjes te ver rijken. Dat is natuurlijk veel aardiger dan zonder, en heel veel dingen kan men ook alleen met plaatjes goed uitleggen. Zoo hebben we op de eerste plaats de kunst van de schaduw beelden, waarmede men op de lange winteravonden een heel gezelschap jongens en meisjes heel aardig en gezellig bezig kan houden. Ik zou zelfs niet durven zeggen of uw oudere huisgenooten ze ook niet heel aardig zullen vinden. Ik zal u zeggen hoe ge het met die schaduwbeelden moet aan- leggen. Het moet gebeuren in een flink verlichte kamer, waar nabij een der wanden een groot wit stuk papier, nog beter een wit laken, is opgehangen. Op dit laken nu kan men met heel Aveinig hulpmiddeltjes de leukste schaduwbeelden doen ontstaan. Kijk maar eens hieronder Nu moet ge zelf eens probeeren een figuur als hierboven staat r maken, maar dan voor een bakwagentje. Goed succes, hoor Hier heb ik nog een derde kunstje. Ge moet een stevig rechthoekig stuk papier nemen. Aan^den eenen kant van het papier moet een dravend paard geteekend staan met den kop naar links gewendaan den anderen kant een man of jongen, die onderstboven staat en naar rechts kijkt. Nu moet ge aan ieder der twee zijkanten van het papier twee gaatjes maken en daar twee touwtjes doorsteken. Als ge nu die touwtjes in de handen neemt, zooals onderaan in onze figuur staat aangegeven, en ge beweegt dan de touwtjes zoo, dat het stuk 'papier snel in het rond draait, is het net alsof er op beide kanten van het papier, die ge natuurlijk beurtelings maar heel snel achter elkaar ziet, een ruiter te paard staat. Den professor in figuur I is het geen deftig mannengezicht kunt ge al maken door uw vingers bij elkaar te brengen op de manier als in de figuur staat aangegeven, terwijl ge dan een tol of een stuk bordpapier van denzelfden vorm in de hand houdt. Figuur 2 geeft een nóg aardiger resultaat. Wat zullen de toe schouwers lachen, als ge daar met zoo weinig moeite dien ouden heer met zijn hoogen hoed op en zijn pijpje je kunt er ook een sigaar voor nemen op het doek brengt In figuur 3 en 4 kunt ge zien, wat een mooie dierenkoppen ge op het laken kunt tooveren door eenvoudig de vingers van uw beide handen in een bepaalden stand er voor te houden. Eén ding moet ik u er echter bij zeggen. Als ge gaat beproeven zoo uw vrienden en kennissen eens te amuseeren, moet ge het van te voren heel wat keeren alleen geprobeerd hebben, want het is hiermee als met heel wat meer dingen moeilijk is het niet, maar ieder schaduwbeeld op zich zelf eischt nogal wat oefening eer men het nauwkeurig en met gemak kan doen ontstaan. We hebben nu vier voorbeelden gegeven, en de teekeningen wijzen aan wie goed kijkt, heel best den weg om het klaar te spelen. Naderhand geven we nog wel eens andere voorbeelden, en wie weet, krijgt bij dezen of genen wedstrijd nog niet eens een van onze jongens of meisjes een heel boek vol van die aardige schaduwbeelden als prijs. Dat zou nog eens de moeite waard zijn, nietwaar! Speelgoed krijgen is heel prettig,nog aardiger is het, zelf speelgoed te maken. Het plaatje hieronder leert u hoe ge voor uw klein broertje of zusje een heel mooien bordpapieren kruiwagen kunt maken. Ge moet een stevig, niet al te dik stuk bordpapier nemen en dat uitsnijden volgens de dikke lijnen van het groote stuk links op de figuur. Zooals ge zelf wel begrijpen zult moet op de stip pellijnen eenvoudig een sneetje in het bordpapier gemaakt worden en wel aan de buitenzijde. - Hel best doet ge met die stippellijnen en ook de andere, waarlangs ge het bordpapier afsnijden moet, eerst met potloodlijnen er op te zetten. Wanneer alle insnijdingen gebeurd zijn, moeten de vier zijstuk ken omgeslagen worden. En dan vooral oppassen met de smalle randjes en hoekjes. De wielen uitsnijden is nog al zoo moeilijk niet, maar pas op moeders tafel of tafelkleed, hoor Steekt ge nu door de wielen een mooi rond stokje, dat niet Dit is het moeilijkste van onze drie kunstjes. Den moed niet opgeven voor het lukt hoor. En als het niet goed gaat, moet ge maar eens zien of het niet aan de soort touw ligt, die ge ge bruikt hebt. Ik denk dat de week wel zoowat orïi zal wezen, der ge er in geslaagd zijt al deze aardigheden met succes na te doen. "Nu vindt ge onder aan deze bladzijde nog een mooien rebus, Jdien ge maar eens moet probeeren op te lossen. Opsturen behoeft ge de oplossingen nog niet als ge ze gevonden hebt. uiriril ----- In het volgend nummer zullen we het zinnetje van acht woorden, een paar spijkertjes"»!»"den bak van den kruiwagen vastgemaakt da( ge u-t de dert; letters „oet zie„ te vinden, afdrukken - kan worden dan behoeft de gomkwast er nog maar aan te pas Voof het oogenbllk wensch .k jelui allemaal een heel gezelligen i::i„ oordia wagentje. Oudejaarsavond! CS C DE RAADSELREDACTRICE. kan worden, aan oenucu uc te komen en ge hebt een wezenlijk aardig wagentje. Hoe grooter ge het stuk bordpapier genomen hebt, flinker stuk speelgoed wordt het natuurlijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1909 | | pagina 8