No. 33.
9
Ongelukkig Frankrijk.
BINNENLAND.
Uit Stad en Omgeving,
Ie Jaargang.
Bureau OUDE SINGEL 54, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN.
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt voor Leiden 9 cent per week, f 1.10 per
kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, t 1.30 per kwartaal.
Franco per post 1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/. cent.
Dinsdag
November
1909.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent;
ingezonden mededeelingen van 15 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Kleine Advertentiëngevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop
(geen handels-advertentiën) 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden
betrekkingen 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Dit nummer bestaat uit
TWEE bladen.
EERSTE BLAD.
Van de meest verschillende zijden -
jaldus de „Köln. Volkszeitung" r—ko
men er berichten uit Parijs, die er op
.wijzen, dat de Franschen zoo langza
merhand van de republiek genoeg be
ginnen te krijgen.
Bij het melding maken van deze tij
dingen, denken de verschillende bericht
gevers niet in 't minst aan het herstel der
monarchie, maar zij vinden alleen, dat
'de openbare meening een afkeer begint
Je krijgen van de republiek.
De toorn van het land schijnt zich
hoofdzakelijk tegen het huidige parle
mentarisme te richten.
De afgevaardigden hebben zich hooge
traktementen verschaft; 's winters wer
ken zij een weinig en 's zomers voeren
zij weinig uit. En toch zijn de député's
feitelijk de regeerders van Frankrijk, dat
in plaats van een enkelen monarch er
jiu verschillende honderden bezit.
Niemand kan in Frankrijk wat worden
zonder de protectie van een regeerings-
gezinde député.
Op hun voorspraak worden de meest
gewichtige ambten weggegeven en de
bekwaamheid van den candidaat is bij
zaak.
De regeerende radicale partij vormt,
Om zoo te zeggen, een groote maat
schappij van „verdiensten", die het land
Uitzuigt.
Radicalen en vrijmetselaars hangen
als een klis aan elkaar, en zien de re
publiek met dezelfde oogen aan als een
koopman een onderneming, bij welke
Wat te ^verdienen" is.
In* het veelgelezen Parijsche blad „la
Revue" heeft kortgeleden een artikel
gestaan, waarin het heette, dat van de
„idealen" der derde republiek er nog
geen eiikel was verwezenlijkt.
Om het bedrog te belichten, voert het
blad dan aan met wat groote plannen
en mooie voorstellingen de Republiek
pptrad.
Zij zou rechtvaardig, billijk, mensche-
lijk, broederlijk, zelfverloochenend zijn
en zich door hooge ideeën laten leiden.
Dit alles is natuurlijk humbug.
Het finantieele beheer onder Napo
leon III was zeker „kleinburgerlijk"
spaarzaam in vergelijking bij de groote
geldverspillingen der radicale repu
bliek en van gerechtigheid, broeder
lijkheid, zelfverloochening, enz. vindt
'men onder de tegenw.oordige bewind
voerders geen spoor.
De staatslieden van het keizerrijk had
den ook hun menschelijke gebreken,
maar zij waren bijna nog volmaakte we
zens bij de zooals de „Köln. Volksz."
het uitdrukt hyena's dezer republiek.
Dit onderscheid erkent ook de schrij
ver in de „Revue", die geenszins 'mo-
Inarchist, maar republikein is.
Hij schrijft, dat de jongere geslach
ten, die den val van het keizerrijk met
ljubel hebben begroet, wel door de re
publiek moeten zijn ontgoocheld.
Maar al te veel politikers bedienden
Zich van hun positie in het parlement om
tot een of anderen post als bijver
dienste" te geraken, of om zich door den
(Staat in bestuurslichamen of in de di
plomatie te doen verzorgen.
Milliarden zijn nutteloos voor de land-
verdediging uitgegeven.
Alles wat over het gunstelingen-stel
sel deze schande der derde repu
bliek geschreven is, blijft nog ver
bij de werkelijkheid ten achter.
Wat op sociaal gebied is verkregen,
Is zoo gering, dat men er gerust over
kan zwijgen.
En nu staat zooals „La Revue"
schrijft de republiek voor de oplos
sing van het lastigste raadselde zui
vering n.l. van het politieke leven. En
het blad zegt, dat deze oplossing ko-i
(men ifiöèt, wil niet de republiek ten
gronde gaan.
Zoo,als men bemerkt, Vermijdt het ar
tikel ten slotte uit te drukken de ab
solute hopeloosheid van den toestand,
Waartoe men volcens den ceheelen opzet
logisch zou moeten komen.
Want, indien de derde Republiek een
volkomen moeras is, dan kan zij na
tuurlijk op het politieke leven geen z u i-
verenden invloed oefenen.
De schrijver heeft deze consequentie
blijkbaar niet willen trekken.
De ontwikkeling van geheel Frankrijk
heeft onder de derde Republiek een on
gezonden weg ingeslagen en het al meer
in de achterhoede gebracht.
De Franschen zijn de bankiers der we
reld.
Zij hebben aan Rusland tusschen de
12 en 14 milliarden geleend, en ook
de Turken, de Serviërs, de Grieken, de
Bulgaren, en nog veel meer andere vol
ken staan bij Frankrijk in 't krijt.
Maar hoe nu, als Frankrijk door welk
staatsbankroet ook zijn geleend geld ver
liest?
Duitschland, Engeland en Amerika be
leggen hun overtollig geld in groote in-
dustrieele ondernemingen. Daar verdie
nen ze aan en daardoor kunnen weer
een massa menschen geholpen worden,
Duitschland onderhoudt nu 63 mil-
lioen menschen, Frankrijk maar 39 mil-
Iioen.
En raede door den achteruitgang van
zijn bevolking, heeft Frankrijk voor im
mer de kans verkeken zijn erfvijand in
den oorlog te overwinnen.
.Bismarck en Moltke hebben vast ge
loofd in een revanche-oorlog om Elzas-
Lotharingen.
Bismarck heeft bij de ^annexatie dezer
Fransche provincies deze woorden ge
sproken we zouden er nog afstand van
kunnen doen, als we wisten dat dan de
Franschen den vrede zouden bewaren.
Ook hier is het woord bewaarheid,
dat de oorlogen, waarvan het meest ge
sproken wordt, niet uitbreken.
Veertig jaar lang hebben de Fran
schen zich volkomen stil gehouden, en
die stilte, kan er niet een zijn, die den
storm voorafgaat, omdat deze stilte ver
oorzaakt' wordt door zooals de „Köln.
Volksz." het noemt „marasmus seni
lis", d. w. z. ouderdomszwakte.
Wanneer de Franschen van heden ten
strijde gaan, dan trekken zij liever het
zwaard tegen weerlooze kloosterzus
ters, die zich belangeloos voor de Fran
sche menschheid opofferen.
Zoo'n strijd is minder gevaarlijk.
En in het oog van minister Briand niet
minder roemvol.
Deze Briand,, een man, die vroeger
wegens zedenmisdrijf uit de balie werd
gestooten, heeft het nu gebracht tot mi
nister-president.
Nu ja, in Frankrijk is tegenwoordig
alles mogelijk.
Maar welk vertrouwen kan het Fran
sche volk koesteren in de oprechtheid
van dezen regeeringsman, die, nu hij
tot de hooge waardigheid van minister
president gekozen werd, zijn vroegere
ideeën en beginselen met voeten trad
Briand is de man van de *Hubbele
tong.
En zoo neemt hij ook nu o, zoo vreed
zame woorden in den mond, en weet te
spreken van een „geëindigden" strijd
tegen de Kerk, maar meester Briand is
weinig te vertrouwen.
Hij treedt zoo „vreedzaam" op, omdat
het in zijn bedoeling ligt, overal de
godsdienstige Staatschool in te voeren,
en de bijzondere scholen uit den weg
te ruimen.
Briand is voor de Kerk nog gevaar
lijker dan Clemen-ceau, want ofschoon
deze laatste godloochenaar was, bleef
hij voor alles wat bet kerkelijke betrof,
vrij onverschillig, terwijl J3riand de rol
van hervormer wil gaan spelen.
In deze rol moet de beginsel-verloo
chenaar Briand evenals zooveel anderen
fiasco lijden.
Want zijn politiek' is niet opbouj
wend, zijn politiek is louter negatief,
wijl zij is „anti-clericaal".
En met dit soort politiek wordt een
volk niet geholpen.
Briand zal zijn land niet uit het moe
ras helpen.
Wat Frankrijk ontbreekt dat is een
man, die in staat is en bekwaam om
als leider der natie op te treden.
En of dat een keizer of een koning
is, of dat deze een anderen .titel yoert,
dat doet niets ter zake.
Nu gaat Frankrijk gebukt onder de re
geering van honderden afgevaardigden,
die daar zitten als een vliegenzwerm op
een suikertaart.
En die vliegen zullen onder elkaar uit
maken, wat de Fransche „vrijheid" eigen
lijk beteekent
Arbeidsinspectie.
Verschenen is het centraal verslag der
arbeidsinspectie over de jaren 1907 en
1908, bewerkt door den directeur-gene
raal van den arbeid, den heer H. A. van
Ysselsteyn naar de door de inspecteurs
uitgebrachte verslagen. Vielen de laatste
maal 1830 bladzijden te doorworstelen,
ditmaal telt het verslag er 240, benevens
een aantal tabellen.
Het eerste hoofdstuk geeft de geschie
denis van de ontwikkeling der arbeids
inspectie. Het tweede noemt de samen
stelling van het personeel. In een derde
is een overzicht der werkzaamheden van
het-personeel samengevat. Het vierde is
gewijd aan de naleving der Arbeidswet,
terwijl de naleving der Veiligheidswet in
een vijfde hoofdstuk is ondergebracht.
Het dan volgende hoofdstuk behandelt
de ongevallen. Hierna komen, in aparte
hoofdstukken, de werktijden, de huis-in
dustrie, de arbeidstoestanden bij het eik-
schillen, bij de lompensorteerderijen en bij
de visscherij. In een drietal hoofdstuk
ken zijn ten slotte mededeelingen ver
strekt over le. de steenhouwersarbeid bij
het nieuwe universiteitsgebouw te Gro
ningen; 2e. de kleermakers in Overijsel,
3e. het onderzoek naar de mogelijkheid
om de loodhoudende glazuren, gebezigd
in de aardewerkfabrieken, door loodvrije
te vervangen.
Zeven staten en vijf kaarten besluiten
het verslag.
De R. K. Middenstander.
In eene onder leiding van dr. J. Nou-
wens gehouden vergadering der Dioc.
Bondsbesturen is besloten de aangesloten
vereenigingen het volgende voor te stel
len omtrent het op te richten R. K. Mid
denstandsblad; waarbij verzocht werd 5
daar deze besluiten na rijp beraad wer
den genomen, enkel voor of tegen te stem
men en niet te pogen wijzigingen er in
aan te brengen. Op 1 Januari 1910 zal
de bestaande Hanzebode worden veran
derd in een blad voor de vijf Diocesane
Bonden, genaamd „De R. K. Middenstan
der." Als onbezoldigd hoofdredacteur
daarvan zal optreden dr. J. No uw ens
en als bezoldigd redacteur de heer A.
Kellenaers, eerder te MeerlooTien-
raay, nu te Leiden. Deze laatste heer
werd als redacteur benoemd, nadat de
aanvankelijk benoemde heer Albert van
der Kallen te Breda,- medegedeeld had
om redenen van zijn wil onafhankelijk, de
benoeming niet te kunnen aanvaarden.
De abonnementsprijs zal f 1 bedragen.
Het eventueel tekort op de exploitatie zal
worden omgeslagen over de aangesloten
vereenigingen pondspondsgewijs naar ge
lang het getal leden, die de vereenigingen
sterk zijn.
Tegen oneerlijke concurrentie.
Op 1 October j.l. is in Duitschland de
nieuwe wet op de oneerlijke concurren
tie, ter vervanging van die van 27 Mei
1896, in werking getreden.
Tegen het door onjuiste opgaven op
wekken van den schijn, alsof een bijzon
der voordeelig aanbod wordt gedaan, is
gevangenisstraf tot een jaar en (of) geld
boete tot 5000 Mark bedreigd. Afbeel
dingen die deze opgaven voor hetzelfde
doel vervangen zijn evenzeer strafbaar.
Verder behandelt de wet faillissements-
uitverkoopen, uitverkoopingen en oprui
mingen, seizoen- en inventaris-uitverkoo-
pen, cadeaux, onware opgaven, zakenge
heimen,' alsmede handels- en fabrieksmer
ken.
Daar op het in 1910 te Arnhem te hou
den 7e congres van den Middenstands
bond de wettelijke bestrijding van oneer
lijke praktijken in handel en bedrijf,- als
eenig agendapunt ter tafel zal komen,- is
in het officieel orgaan van dien Bond van
5 Nov. j.l. de tekst dezer wet in vertaling
opgenomen. Het ligt in het voornemen,-
in volgende nummers van het orgaan ook
andere buitenlandsche wetgevingen op dit
gebied af £e drukken,
„Voor de laatste maal Ferrer".
In „De Telegraaf" vinden we eep
artikeltje onder den titel„Voor de laat
ste maal Ferrer", waarin tot aller na
richt een stuk van Ferrer's levensge
schiedenis wordt vermeld.
De bron, waaruit wij putten, zegt het
blad, zij hier genoemd. Maximiliaan
Harden in de „Zukunft" derhalve on
verdacht niet-clericaal, evenmin door dik
en dun monarchaal, een man, die gerust
durft zeggen, waar het op staat en niet
gewoon is iemand te sparen.
Dan volgt een alles behalve verkwik
kelijk beeld van Ferrer's particulier le
ven en van zijn werk als propagandist
zijner denkbeelden, welke résumé van
Harden's opstel aldus eindigt:
vWe hebben ons met ons pro-Ferreris-
me een weinig geblameerd zijn een wei
nig sentimenteel geworden, omdat het
woord vrijheid, de naam van het dierste
goed, wat dikwijls klonk en er gespro
ken werd van inquisitie, een woord dat
in het vaderland altijd spreekt tot het
bloed en het in beroering brengt.
Na den storm; alles rustig: tijd om
een paar verstandige woorden te spre
ken en aan te hooren.
In zijn artikel over Ferrer wijst Har
den er nog terecht op, zegt „De Tele
graaf," dat de vrijheid in Spanje niet
zoo geknecht wordt als in den laatsten
tijd wel werd beweerd. En hij vraagt en
antwoordt:
In welke monarchie kunnen belijders
van republikeinsche en onvermomde re
volutionaire beginselen door den staat
bezoldigde professoren en zelfs sena
toren zijn? In Spanje. Welk Katholiek
rijk duldt atheïstische scholen en een
door roode republikeinen bestuurde vrije
universiteit? Spanje. Waar kan een an-
architische agitator straffeloos tegen ko
ning en Kerk, ministers en legerhoofden
dreigende toespraken houden In Span
je. Waar laat de gevangenisdirectie brie
ven doorgaan, als die van Ferrer, waarin
hij aan zijn beminde schrijft over de
schandelijke infame daden der re
geering? In Spanje. De vrijheid in Span
is heel wat grooter, dan o.a. in Duitsch
land.
Op meetings zijn andere dingen ver
teld: men wist er weinig van, en wat
wij wenschen gelooven wij gaarne. Nu is
een kleine afrekening noodig en het
erkennen van het feit, dat velen ?ich
geweldig geblameerd hebben. Hierna
silentium maar „voor de laatste maal
Ferrer" was even noodig.
Wat een blamage, wat een stortbad
voor de Ferrer-huldigers!
Staatscommissie-Werkloosheid.
Naar „De Rotterdammer" meldt, zijn
door de Staatscommisse over de Werk
loosheid zeven subcommissies gevormd,
die de volgende bedrijven omvatten:
1°. Bouwvakken; 2°. Handel en Verkeer;
3°. Kantoor- en Winkelbedienden; 4°.
Landbouw5°. Seizoenbedrijven 6°. een
deel der Groot-industrie met name voor
glas- en aardewerk, papier, chemische
producten, textiel, ijzer en scheepsbouw
en 7°. de verdere industriën (niet onder
de commissies 1—6 begrepen) in het
bijzonder diamantindustrie, drukkerij-be
drijven, meelfabrieken, brouwerijen, bran
derijen, tabaksindustrie en olie-fabricage.
De Middenstandsbond.
Vanwege den Middenstandsbond is uit
gegeven het bekroond antwoord op de
door dien bond uitgeschreven prijsvraag:
„Wat moet een winkelier of kleinindustrieel
doen ter verzekering der belangen van
zijn vrouw en (of) kinderen, na zijn over
lijden". Dit antwoord is van de hand van
den heer A. H. Uden te 's Gravenhage.
De commissie van beoordeeling der in
gekomen antwoorden, bestond uit de
heeren: D. Josephus Jitta, A. Anema, P.
J. M. Aalberse, J. S. Meuwsen en W.
Nieuwenhuizen.
Het werkje zal verkrijgbaar zijn aan
het bondsbestuur-secretariaat te Nijmegen.
LEIDEN, 9 November.
Geloof en Wetenschap.
Gisteravond vergaderde in het gebouw
Van den Ned. R. K. Volksbond de ver-
eeniging ^Geloof en Wetenschap".
^Êgn talrijk Jec^ntal,- waaronder ver
scheidene eerw. heeren geestelijken, wa
ren opgekomen.
De voorzitter, dr. lW. LTh. M. tWee-
bers, opende met den christelijken groet
en een kort .welkomstwoord de verga
dering,- waarna de secretaris, de Weleerw.
heer Jacobs, de notulen der vorige ver
gadering las, welke onveranderd werden
goedgekeurd.
Daarna deed de Voorzitter eenige me
dedeelingen, o. a. betreffende den winter-
cursus van de K. S. A., de statuten heb
ben de bisschoppelijke goedkeuring ver
kregen, terwijl de koninldijke binnenkort
tegemoet kan w.orden gezien.
In October is door onvoorziene om
standigheden geen vergadering gehouden,
Op het einde dezer maand zal nog eene
vergadering kunnen worden belegd, waar
de Weleerw. heer B. M. J. v. Rooy, kape
laan te Lisse als spreker zal optreden.
Daarna verkreeg de Weleerw. Pater H.
Ermann S. J., van Rotterdam, het woord,
die tot onderwerp van zijn lezing had
gekozenOver g e w e t e n s vr ij h e i d
Spr. zou eene rede houden, overeen
komstig de opvatting, die hij heeft van
eene vereeniging „Geloof en Weten
schap" geen lezing dus met vlammen
de woorden om geestdrift op te wek
ken maar eene om kennis adn te kwee
ken.
In onzen tijd is apologie noodig, want
de afval van ons geloof is zoo groot,-
omdat men het niet kent
Heel spontaan komt de mensch tot
de habitueele kennis van de zedelijke;
beginselenwat b.v. goed en kwaad is.
Dit vooropstellend vraagt spr.: wat,
is het geweten Als het verstand in een
bepaald geval oordeelt, of een daad;
overeenkomt dan wel in strijd is met de!
zedewet, wordt dat verstand geweten!
genoemd. Gewetensvrijheid is dus de|
vrijheid om dat onmiddellijk practisch1
oordeel te- vormen over het zedelijke.1
goed of kwaad van een daad. Uiterlijke
dwang op het geweten is physiek onmo
gelijk. Als wij dus spreken van gewetens
vrijheid bedoelen wij de vrijheid om het
persoonlijk oordeel van het geweten uit
te spreken en daar naar te handelen. In
engeren zin wordt daaronder verstaan de
vrijheid van belijdenis, van godsdienst.
Tegenover degenen, die het willen
doen voorkomen, dat de leer der katho
lieke Kerk die der gedwongen, de leer
van het vrije onderzoek evenwel die dei*
ware gewetensvrijheid is, stelt spr. de
geschiedenis.
Met de verkondiging van het Evange-,
lie is de geschiedenis der gewetens-»
vrijheid begonnen. De Kerk heeft tegen
den prijs van 't bloed van tien millioen
martelaren de overwinning behaald opa
de heidensche begrippen van Staats
macht en Staatsgezag en haar leer, dat
er een tweevoudige autoriteit bestaat,
die der Kerk en die van het Staatsgezag^
welke beide onbeperkt heerschen over,
dezelfde personen, gevestigd en door
strijd de overwinning, bevestigd in den
tijd van de Christen-Keizers, die onder
den invloed van den oud-Romeinschen;
geest het geestelijk gezag afhankelijk;
poogden te maken van den Staat, in de
middeleeuwen en ook thans. Niet door
den dwang van het zwaard heeft de,
Kerk de uitbreiding van het Christen-i
dom gewild, evenzeer als de Paus en';
nagenoeg alle Fransche bisschoppen la-;
ter geprotesteerd hebben tegen de her
roeping van het edict van Nantes.
Door nog vele andere voorbeelden uit
de historie toont spr. aan, hoe de KerkJ
geijverd heeft voor het grondbeginsel
de Staat is onbevoegd zich te men'gerf
in godsdienst en gewetenszaken als"zoo-j
danig. Als de Staat dit hoofdprincipe}
huldigt, is de volkomen gewetensvrij-i
heid verzekerd, zoo niet dan is dezej
vernietigd.
Bij de van de Katholieke Kerk gen
scheiden godsdienstige gezindten zijn in
naam der gewetensvrijheid allerlei dwa->
lingen en secten ontstaan. Evenmin als
de Grieksche en Russische kerk, heeft
het Protestantisme haar hunnen hand-!
haven. Van den beginne af heeft hel!
niet alléén vorsten als hoofd van deü
godsdienst erkend, maar hun de macht
toegeschreven den godsdienst van hef
land naar believen te veranderen, van-»
daar de onlogische regel: Cujus regioj
ejus religio.
Tot welke resultaten de moderne!1
denkyrijheid practisch leidt, vatte spr.