De Erfgenamen van Judas.
Ie Jaargang.
No. II.
Bureau OUDE SINGEL 34, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN.
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt voor Leiden 9 cent per week, 1.10 per
kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal.
Franco per post 1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/, cent
Woensdag
October
1909.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent;
ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Kleine Advertentiëngevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop
(geen handels-advertentiën) 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden
betrekkingen 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Dit nummer bestaat uit
TWEE bladen.
Rede van prof. rnr. Nolens.
Wie hebben reeds melding gemaakt
van de inaugureele rede van prof. No-
lens.
We ontleenen nog eenige belangrijke
stukken aan deze redevoering.
Na geschetst te hebben hoe 's men-
schen heerschappij over de hem1 omge
vende natuur zich met den dag uitbreidt,
hoe het kennen der natuur vooral sinds
de 18e eeuw zijn toepassing in een
voortdurend tot hoogere volmaaktheid
•gebrachte techniek gevonden heeft,
wordt daardoor steeds meer benaderd
het ideaal door den H. Thomas van
Aquino in de 13e eeuw reeds in korte
Avoorden samengevat, waar hij den fina
len samenhang tusschen de verschillende
groepen van wezenselementen, delf
stoffen, planten, dieren, aangeeft en ten
slotte zegt: de mensch echter maakt van
al deze soorten gebruik tot zijn nut, en
daarenboven dient hem al het zinnelijke
.Waarneembare ter volmaking zijner in
tellectueel e kennis en waar hij elders
deze macht over stoffelijke goederen on
derscheidt, eenerzijds in het bezit er
van, dat persoonlijk kan zijn, en ander
zijds in het gebruik ervan, dat gemeen
schappelijk behoort te wezen, in dezen
zin dat ieder bereidwillig ervan aïstaat
voor de behoeften van anderen.
Daarna zet hij uiteen de groote be-
teekenis van den bedrijfsarbeid, waar
van de H. Thomas van Aquino zeide in
navolging van Aristoteles: Wetenschap
pelijke arbeid staat hooger dan be
drijfsarbeid, maar voor wie behoefte
heeft aan stoffelijke goederen, gaat deze
laatste voor.
De afscheiding van den factor arbeid
is in de nieuwe ontwikkelingsphase. van
het economisch leven, in de grootindus
trie, steeds scherper geworden.
Steeds talrijker werd de groep van
hen, die arbeid slechts in diensi van
anderen kunnen verrichten, omdat ze
piet beschikken over de overige voor de
voortbrenging noodige factoren.
Spr. zet uiteen, hoezeer de arbeids
voorwaarden voor een groot deel bui
ten den invloed van den arbeider in
de macht van den werkgever zijn geko-
pien en dat nu de vraag zich opdringt
of de wijze, waarop die overeenkomst
tot stand komt, de inhoud, die er uit
drukkelijk of stilzwijgend aan gegeven
Wordt, aan geen hoogere regels gebon
den zijn.
Met name de vraag of de overheid
hare taak ten volle volbracht heeft, als
zij maar zorg draagt, dat het arbeids
contract wordt nageleefd, als en zóóals
het gesloten is.
Onderzoekingen hebben aan het licht
gebracht dat er in alle landen een mas
sale aanklacht gehoord wordt tegen de
FEUILLETON.
11)
IX.. HET EERSTE OPTREDEN
VAN MALOEUVRE.
Het leven scheen zijn gewoon beloop
fe nemen in de rue Moncey; de Iersche
en Lucien gaven hunne lessen met dezelf
de stiptheid; de'weezen legden zich even
eens met ijver toe op hunne studiënin
hunne behoefte naar genegenheid, hecht
ten zij zich nog meer aan Coelio. Marie-
Angelina bracht een deel van de recrea
ties bij hem door om hem inooie boeken
en prachtige albums te zien inbinden. Hij
sprak haar over zijn moeder, die hij zich
herinnerde; zij bracht hem in 't geheu
gen terug haar vader en herhaalde de klei
ne bijzonderheden van den ramp van „De
Hoop", bewonderend den heidhaftigen
moed van hem, die niet meer was en vond
,er een groote troost in hare droefheid uit
.te storten in het hart van haar jonge ge
zel. Een andere meer intieme, meer ge
heimzinnige band kwam tusschen hen.
Peze twee engelachtige zielen verstonden
.elkander ropj vypnderlijke manier over de
gevolgde bedrijfspolitielc. Spreker wijst
op de veroordeeling tegen deze politiek
uitgesproken in de Encycliek „Rerum
Novarum", scherp en logisch, met al
het gezag, dat ook door buitenstaan
ders toegekend moet worden aan eene
instelling, waarin traditie en critiek
hand aan hand zijn gegaan gedurende
eene continuïteit van negentien eeuwen
eene instelling die, hoezeer hare le
den en dienaren van het ideaal kunnen
afwijken, mede tot hare roeping heeft,
en die oproeping trots het afkeurend
oordeel van den waan van den dag, die
spoedig weer door een anderen vervan
gen' wordt, vervult, de roeping van de
menschelijke handelingen, verhoudingen,
het menschelijk streven en willen, sub
specie aeternitatis te toetsen aan de
christelijke beginselen.
Dat was de groote beteekenis dezer
Encycliek, die geen program van soci
ale politiek! of sociale wetgeving wilde
opstellen, dat de zedelijke nonnen van
het economisch leven, die dreigden ge
heel buiten werking te komen, weer op
gezaghebbende wijze in korten, logi-
schen samenhang werden voorgehouden.
De buiten den mensch liggende na
tuur, de stoffelijke goederen, vormen
den grondslag van het bestaan. Zij leve
ren de stof voor zijn behoeftebevredi
ging en maken met zijn arbeid de oor
spronkelijke factoren der voortbrenging
van maatschappelijken rijkdom uit.
Zij staan hem ter beschikking en ver
schaffen hem de middelen om, in over
eenstemming met zijn redelijk-zinnelijke,
individueel-maatschappelijke natuur, zijn
levenstaak te vervullen.
De aarde is voor hem de werkplaats,
het aangewezen en feitelijk gebruikte
arbeidsveld, waarop hij redelijk arbei
den mag en moet, eerbiedigend de rech
ten en aanspraken van anderen. Zij is
niet het jachtveld, dat door ieder, voor
zoover het in zijn physieke en intellec-
tueele overmacht ligt, zonder rekening
te houden met anderen, zou mogen ge
ëxploiteerd worden.
De mensch is geen arbeidsmachine,
maar een redelijk, zedelijk wezen, even
beeld Gods.
De industrie, het bedrijfswezen is er
voor den mensch en niet de mensch voor
de industrie.
En de mensch leeft niet van brood
alleen.
„Niet: „zooveel mogelijk producee-
ren" is het hoogste doel noch voor het
individu, noch voor een volk, noch voor
de maatschappij.
Ook bij de indirecte voortbrenging is
niet de consument maar de producent
de meest belangrijke, de hoofdpersoon.
Als redelijk wezen heeft ook de loon
arbeider behoefte aan ontwikkeling, ken
nis, kunst, beschaving.
Als familielid rusten op hem plichten.
Als lid van den Staat en van andere
gemeenschapskringen, en als godsdien
stig wezen heeft hij plichten te vervul
len en rechten uit te oefenen.
Voorkomen dient te worden, dat door
zaken van den hemel. Zij spraken die taal
met een verheffing zeer zeldzaam bij kin
deren van hun leeftijd.
De overweging bij Marie-Angelina, de
physieke smart bij Coelio deden deze twee
wezens het altaar naderen. Hunne zui
vere zielen, vertrouwend en krachtig ste
gen op naar den Eeuwigen Vriend, als
of de andere genoegens van deze wereld
hun niet hadden kunnen voldoen.
De gedachte aan den dood troostte het
jonge meisje, haar het uur toonend, waar
zij haar vader zou terug zien, zij troostte
den arme zieke door de gedachte,
dat eens zijn lijdend lichaam van gedaan
te zou veranderd worden in het eeuwig
leven.
Beide vertrouwden elkander toe hunne
verlangens naar heldhaftigheid en hun be
hoefte aan toewijding. Het scheen hun
toe, dat geen enkel offer hun moed zou
te boven gaan. Men moet niet gelooVen
dat deze groote aandoeningen van goed
heid en ijver zeldzaam waren bij de kin
deren, indien men zich er op toe zou
leggen deze verzuchtingen naar het schoo-
ne, naar het goede, waarvan de overdrij
ving met den leeftijd minder zou worden,
te ontwikkelen in plaats van te bedwin
gen, dan zou men in de opvoeding prachti
ge en ernstige resultaten verkrijgen. Maar
men doet alsoi men een gevaar ziet in
dezg naieve ontboezemingen, die .zonder
de verbïjsterenden, den mensch bedwel
menden vooruitgang op economisch-
technisch terrein en door dc voor allen
waarneembare stoffelijkheid en door al
len voelbare noodzakelijkheid van het
bedrijfsleven, het verband met andere
hoogere levensrichtingen en behoeften
verloren, verbroken worde.
Ten slotte gaat spr. na de plichten,
welke uit dezen etischen eisch voort
vloeien voor de werkgevers en den Staat
als werkgever, welke laatste regelend mag
en moet optreden, want evenals alle an
dere gemeenschapsvormen, is ook de
Staat niet zelfdoel, maar middel.
De menschen zijn er niet ter wille van
de maatschappelijke inrichtingen, maar
deze zijn er ter wille van den mensch.
En derhalve ligt er tusschen Staat en
individu eene verhouding van middel tot
doel.
Spreker zet uiteen,- dat de arbeidswet
geving kan omvatten maatregelen be
treffende arbeidsgelegenheid, arbeids
overeenkomst,- arbeidsvoorwaarden, ar
beidsinkomen en de organisaties, die met
deze bemoeiing in verband staan en be
sluit met te wijzen op de internationale
bemoeiingen op het gebied der arbeids
wetgeving.
Zijn woord tot de studenten gericht
en dat ook het einde van zijn schitterende
rede vormde, sprak den wensch uit dat
de colleges welke hij aanving te geven
en die in de eerste plaats bestemd zijn
voor de behandeling van de stellige ar
beidswetgeving, er ook iets toe bijdragen
om door het ontwikkelen en verfijnen van
het rechtsgevoel, van den zin voor ge
rechtigheid het fundament te bevesti
gen en te versterken, waarop, zooals
alle Staten, ook het Rijk der Nederlanden
steunt: de gerechtigheid.
BUITENLAND.
Marokko.
Bloedmijnen.
Zekere Pedro de Repide geeft in zijne
openbaar gemaakte brieven van het ge
vechtsterrein een beschrijving van het too-
neel, dat zich dezer dagen voordeed aan
de Spaansche soldaten, die het Wolfsdal
bezetten, waar den 27sten Juli zoo gru
welijk gevochten is.
Men zegt, dat er mijnen in het Riff-
gebied liggen. Het heet, dat die bergtop
pen in hun Gigantenschoot groote schat
ten verborgen houden.
Inderdaad, de bergruggen van de Afri-
kaansche kust houden kostbare edelstee-
nen omsloten. Men behoeft niet tot het
gebied der Beni Bifou door te dringen,
waar wij ter wille van de ontginning het
oorlogsbedrijf voeren.
Dicht bij Melilla reeds bevinden zich
andere mijnen, die thans ontdekt zijn, en
die wij thans mogen onderzoeken.
Wat in deze duivelsspelonken van den
Gourougou te vinden is, is geen goud, dat
de aardmannetjes te voorschijn brengen,
geen edel meiaal, waaruit men munten
slaat en waarvan koningen hun kronen
twijfel voor de kinderen herinneringen zijn
aan den hemel, waarvan zij afdalen.
Het is zoo kort geleden dat de adem
van den Heer hunne blanke zielen schiep,
dat deze zielen het goddelijk vuur schitte
rend en zuiver bewaren. Dikwijls dooft
de egoistische en tegensprekende mensch
het uit door bijtende scherts of door wat
men logica noemt, en de goddelijke volk,
flikkert niet altijd meer op. Niets beperkte
op dit punt de ontboezemingen, het ver
trouwen en vriendschap van Coelio.
Somtijds echter fronste Maloeuvre de
wenkbrauwen, wanneer hij Marie-Ange
lina vond bij de lange stoel van den klei
nen ziekedeze werd droevig gestemd,
indien hij de beweging van Maloeuvre be
merkte, en Jude verwijderde zich met ge
bogen hoofd.
Het uur van den maaltijd vereenigde de
kinderen, hunne meesters en hunnen be
schermer. In. plaats dat het een oogenblik
van een vrij gesprek was, scheen het
zwaar op iedereen te wegen. Maloeuvre
koos dien tijd uit om opmerkingen te ma
ken. Heel dikwijls waren deze kort en
scherp.
De Iersche onderging ze met een pijni
gend slecht onderdrukt verdriet. Bij het
liooren van de raadgevingen van den be
schermer van Cyrillus, raadgevingen, die
somtijds op verwijten geleken,, werd La-
smeden. Eerder schijnen het groeven te
zijn, welke diamanten van die soort, welke
als tranen schitteren,- of robijnen bevatten
wier kleurenpracht aan vuur en bloed
doet denken.
En toch bevatten deze mijnen geen dia
manten of robijnen of goud,- maar wan
neer 's menschen leven het kostbaarste
goed op aarde is, dan bezitten die mijnen
een grooter waarde dan de rijkste goud
aders.
Nu een raadselachtig tooverwoord de
Kabylen uit de bergpassen verdreven heeft
konden de Spanajarden voor het eerst in
het Wolfsdal doordringen, in dit tooneel,
een Shakespcare-tragedie waardig, in de-,
zen hollen weg, die de verblijfplaats van
Satan's kinderen lijkt. Overal liggen de
lijken verspreid, door de gloeiende zon
nestralen verschrompeld, de gelaatstrek
ken smartelijk vertrokken, velen zelfs af
schuwelijk verminkt, Hlen naakt uitge
schud. De hersenpan is door steenworpen
verbrijzeld? de lichamen zijn met dolk-
stooten doorpriemd: bloedmijnen ver
bergt de Gourougou in zijn ingewanden.
Wie later naar de ijzer- en loodmijnen
speurt om zich rijkdom te garen, zal
hier langs en voor zijn oog een geesten-
drom langs de hellingen zien trekken, die
luidjammerend om wraak roept,- voor zulk
een droevig sterven.
Zweden.
De onderofficierenstaking in Zweden.
Een onderofficierenstaking in Zwedeq
dringt voor het oogenblik de groote ar
beidersstaking, welke nog altijd voort
duurt, eenigszins op den achtergrond en
breidt zich .nog steeds uit en wel in zoo
sterke mate, dat de regeering zich ge
noodzaakt ziet de reservisten op te roe
pen, daar bijna alle jongere onderofficie
ren ontslag uit den dienst hebben ge
vraagd. Dit geldt vooral voor de vestin
gen.
Uit Stad en Omgeving.
LEIDEN, 13 October.
Electrische verlichting Raadhuis.
Nu hoe langer hoe meer blijkt dat de
kosten van electrisch licht die der gewone
gasverlichting slechts weinig overschrij
den, schijnt B. en W. het oogenblik ge
komen het raadhuis van een electrische
installatie te voorzien. Het eenig bezwaar
daartegen zouden de betrekkelijk hooge
aanlegkosten kunnen zijn,die geraamd wor
den voor den eigenlijken aanleg op f 4890
en voor de aanschaffing van verlichtings
toestellen op f 2910 of totaal f 7800.
Wordt tevens besloten tot den aanleg
eener permanente feestverlichting onge
veer overeenkomende met die, welke
ontstoken werd bij de ontvangst van het
Letterkundig Congres, dan zullen de
kosten nog met f 900 stijgen en alzoo
een afgeronde som van f 9000 bedragen.
Toch is dit kosten bezwaar zoo groot
niet als bij eersten oogopslag wel schijnt.
Reeds driemaal werd tot den aanleg eener
tijdelijke installatie overgegaan, waarvan
vergne zeer bleek en antwoordde zoo la-
conisch mogelijk.
Het was onmogelijk geweest te formu
leeren waarom en hoe de haat in dat
huis ontsproot, en toch miss Emily, Pam-
py en Lucien gevoelden het.
Om den armen zwarte te vernederen,
stond Maloeuvre hem een tnaandelijksch
traktement toe. De neger weigerde eerst,
maar toen Maloeuvre hem te kennen had
gegeven dat hij het moest aannemen of
het hotel verlaten, onderwierp zich Pam-
py, weenend van schaamte en woede.
Overigens was Pampy niet de eenige
dienaar die zich te beklagen had over
Jude Maloeuvre. In minder dan 3 maan
den verklaarde de huishoudster aan Ma
rie-Angelina cn Miss Emily, dat zij niet
kon blijven in een huis, dat op een zoo
trotsche en harde wijze bestuurd werd.
De koetsier, die een twistgesprek had ge
had met Maloeuvre naar aanleiding van
rekening van den rijtuigmaker, gaf te ken
nen, dat hij niet in zijn dienst zou blijven.
Eindelijk de majordomus, die ondervond
dat mijnheer Maloeuvre zijn boek met een
beschuldigende langzaamheid onderzocht,
en dat zijn zaken de argwaan van be
drog schenen te verbergen, ging heen ge
lijk zijne kameraden, na aan de weezen
zijn oprecht leedweezen te hebben be
tuigd hen te moeten verlaten.
Met yextrek yau ieder van deze .dieua-
de aanlegkosten de kosten van stroom
verbruik verre overtroffen (Julianafeest,
aanleg f 556,56; verbruik f 70,14 enz.)
Als men bedenkt, dat buitengewone feest
verlichtingen op gezette tijden terugkeeren,
zoo b.v. 't volgend jaar denkelijk bij de
lustrumfeesten, volgt daaruit, dat rente
en aflossing van het aanlegkapitaal voor
een groot deel door besparing dier buiten-
gewone uitgaven worden gecompenseerd.
Uit dit oogpunt kan tegen de betrekkelijk
hooge uitgave weinig bezwaar meer be-
staan. Waar evenwel een uitgave van
f 9000 op de begrooting van een jaar te
zwaar zou drukken en van den anderen
kant de aflossing over den tijd van een
gewonen leeningstermijn niet raadzaam
is, stellen B. en W. voor de uitgave
over vijf jaar teverdeelen. In dien geest
stellen zij den Raad voor te besluiten.
Sanatorium Rhijngeest.
Bij de oprichting van Rhijngeest is
men van de gedachte uitgegaan, dat de
spijzen voor de bevolking van het sana
torium op Endegeest zouden worden
bereid. Daarom werd alleen eenverdeel-
keuken gebouwd ter grootte van 18 M8.
De klachten over de minder smakelijke
spijzen maakten al spoedig, dat de ver-
d.eelkeuken tot keuken werd ingericht,
waar een tijd lang, hoewel met veel
ongerief wegens de beperkte ruimte, de
gerechten werden bereid. Nu door de
instelling van een klasse B in den laatsten
tijd voor ongeveer 100 personen eten
moet worden klaargemaakt, is de toestand
onhoudbaar geworden en daarom stellen
B. en W. voor in overleg met de com
missie van beheer, over te gaan tot den
bijbouw van een nieuw keukengebouwtje,
hetgeen nog dit voordeel zal hebben, dat
men van de hinderlijke etenslucht in het
gebouw zelf tijdens de bereiding van de
spijzen zal zijn bevrijd. De benoodigde
f 2600 zullen uit een geldleening kunnen
worden bestreden.
Een pensioensquaestie.
H. Botermans, timmerman alhier, heeft
vanaf 1887 voor het onderhoud der
gemeentescholen zorg gedragen. Eerst
geschiedde dit onder den aannemer S. van
Leeuwen en toen 1 Jan. 1897 de gemeente
het onderhoud in eigen beheer nam, werd
hij als vast gemeente-timmerman aange
steld. Adressant verzoekt thans, dat bij een
eventueele pensioneering, hem pensioen
zal worden toegekend te rekenen vanaf
1887.
B. en W. zeggen, dat het verzoek, zooals
het daar ligt, niet voor inwilliging vat
baar is, aangezien het lijnrecht in strijd
is met de bepalingen van de pensioens
verordening.
Toch is er uit een oogpunt van billijk
heid wel wat voor dé inwilliging van
het verzoek te zeggen. Een feit toch is
het, dat adressant gedurende de 9 jaren,
onmiddelijk aan zijn aanstelling tot stads
werkman voorafgaande, hoewel in dienst
van een particulieren aannemer, toch uit
sluitend met onderhoudswerk ten behoeve
van de gemeente belast was, en wat
meer zegt, dat hij, zonder toestemming
van den Directeur van Gemeentewerken,
ren,- die in de rue Moncey waren sedert
den aankomst van Pont-Joubert te Parijs
en aan wien de kinderen gehecht waren,-
bedroefde hen gevoelig. Zij beproefden
hen te verdedigen; Maloeuvre behandelde
hun verzoek als grillen en hij plaatste
in plaats van hen die vertrokken, diena
ren die hem slechts kenden, en nooit ge
hoorzaamden aan andere bevelen dan de
zijnen. Miss Emily en Lavergne begre
pen beter dan hunne leerlingen het doel
van deze opeenvolgende veranderingen.
Miss'Émily, zeide eens Lucien aan
de Iersche, terwijl zij, de blikken gericht
naar het spel van de kinderen, spraken, ge
zeten in den tuin, er blijft niets meer
over dan wij en Pampy? van al de goede
menschen, die om de familie gegroepeerd
waren; denkt gij niet dat wij weldra ook
het huis moeten verlaten?
Het leven wordt er moeilijk, ant
woordde Miss Emily, iederen dag is on?
toestand lastiger geworden. Maloeuvre
doet alsof hij ons met minachting behan
deld; hij mengt zich in ons systeem van
opvoeding op eene onderzoekende en
kwetsende manier, en toch moeten wij
blijven, is het niet uw gevoelen?
(Wordt vervolgd.)