224 MAANDAG 20 DECEMBER 1948. Financiële regeling van de bouw van Woningwet- (van Weizen e.a.) woningen nabij de Julianakade. De heer van Weizen kan zich indenken dat de Wethouder enigszins teleurgesteld is over het feit, dat de Raadsleden, die een functie bij woningbouwverenigingen vervullen, zich niet gunstiger over de voorgestelde financiële regeling van de woningbouw hebben uitgelaten; dit vloeit echter voort uit de omstandigheid, dat de Wethouder aan de ene zijde van de groene tafel zit en de bedoelde raadsleden aan de andere; dezen staan als bestuurders van de woningbouw verenigingen voor de practische moeilijkheden, die ook aan deze regeling onvermijdelijk zijn verbonden. Deze 103 woningen aan de verlengde van der Duynstraat en de verlengde Julianastraat komen er inderdaad behoorlijk uit te zien, maar dat behoeft niet blind te doen zijn voor de gebreken, die aan deze woningen kleven. Niet alleen de in het oorspronkelijk bouwplan opgenomen doucheinstallatie, maar ook de daarbij behorende leidingen zijn bij wijze van bezuinigingsmaatregel vervallen; bovendien moesten nog meer bezuinigingen toegepast worden. De heer A. van Dijk Hadden wij er nog maar 1.000 zo! De heer van Weizen is dat met de heer A. van Dijk eens, maar dit brengt ook voor de toekomstige bewoners van deze huizen bepaalde moeilijkheden en bepaalde verplichtingen mede. Inderdaad getroosten de bewoners van dergelijke woningen zich dat is spreker geheel met de Wethouder eens vaak grote offers in het belang van een zo goed mogelijk onderhoud van hun woningen. Wanneer nu bij deze huizen bepaalde gebreken, die op de duur aan de dag zullen treden, Verholpen zullen moeten worden, dan bestaat de kans dat daartoe niet alleen het voor dit doel te vormen reserve fonds wordt aangesproken, maar dat daarvoor bovendien een beroep zal worden gedaan op de bewoners zelf, hetgeen voor dezen een aanzienlijke -verzwaring van lasten zal betekenen. Deze medaille heeft dus wel degelijk twee zijden. Nu mag in verband met de huidige loon- en prijspolitiek enerzijds de huur niet verhoogd worden, maar anderzijds komt langs een achterdeurtje toch inderdaad een verhoging van deze huren tot stand. Dit zijn sprekers bezwaren tegen de huidige regeling, hoe gunstig deze overigens ook moge schijnen. De Wethouder wijst op de hogere kosten, die aanvaarding van sprekers motie èn van een andëre financiële regeling zou medebrengen, maar maakt zich in dit opzicht aan enige overdrijving schuldig, vooral wanneer hij in dit verband noemt de 7.000 woningen die in Leiden nog gebouwd zullen moeten worden. Inderdaad zullen ter voorziening in de behoefte aan woningen in Leiden nog 7.000 huizen gebouwd moeten worden, maar dit wil nog niet zeggen dat deze 7.000 woningen alle door woningbouwverenigingen gebouwd zullen moeten worden; er bestaat ook een Financieringsregeling 1947 voor particuliere woningbouw; het liooggeroemd particulier initiatief, dat van deze Financieringsregeling gebruik zou kunnen maken om mede te helpen voorzien in het tekort aan woningen, blijft echter volkomen in gebreke, omdat met de woningbouw op het ogenblik, ondanks deze regeling, niet voldoende winst te behalen is. Het vooruitzicht is dus, dat vooreerst de 7.000 woningen, waaraan Leiden behoefte hefeft, niet tot stand zullen komen, aangezien het particulier initiatief de uitgestoken hand niet aanvaardt en als gevolg daarvan de sociaal noodzakelijke woningbouw niet in vol doende mate kan plaats hebben. Hoe gunstig deze regeling ook schijnt, in wezen en in principe komt ze neer op een loslating van de tot nu toe gevolgde prijs- en loonpolitiek; langs een achterdeurtje wordt deze last op de toekomstige bewoners van deze huizen gelegd. Dit geeft voor spreker de doorslag en dat vormt volgens hem het zwaartepunt van deze regeling. De heer Sehiiller wijst er op dat het onjuist is, dat hij zulke ernstige bezwaren tegen deze 103 nieuwe woningen zou hebben. Een feit is echter, dat afgeweken is van het bestek en zelfs van de Bouwverordening; immers, bij deze woningen ontbreekt een wasemkanaal in de keuken, zoals bij deze verordening voorgeschreven is. Ook heeft spreker er bezwaar tegen dat bij deze woningen wel een douchecel gemaakt wordt, doch niet tevens de nodige leidingen en een ontluch- tingskanaal worden aanlegd; het gevolg daarvan is, dat men deze ruimte als kolenhok in gebruik neemt. De heer Knuttel zegt, dat de nieuw voorgestelde financiële regeling van de woningbouw inderdaad voor de gemeente de door de Wethouder genoemde voordelen medebrengt, doch dat deze tevens een gevaar vormt voor een voldoende omvang van de woningbouw in verband met de verschuiving Financiële regeling van de houw van Woningwet- knuttel e.a.) woningen nabij de Julianakade. van de financiering ervan van het Rijk naar de gemeente. Zo lang de Rijksfondsen de helpende hand verlenen, is dit heel mooi, maar dit geschiedt alleen voor de woningbouw plannen, waarvoor reeds een Rijksvoorschot in uitzicht was gesteld; daarna wordt echter de mogelijkheid van woning bouw, die toch al aan zovele moeilijkheden gekoppeld is, nog eens afhankelijk gesteld van de credietwaardigheid van de betrokken gemeente. Daarin ziet spreker een groot gevaar voor de woningbouw; de tegemoetkoming aan de gemeente, welke gelegen is in deze nieuw voorgestelde financiële regeling, beschouwt spreker enigszins als een compensatie voor de gemeente voor de moeilijkheden, die in de toekomst aan de woningbouw verbonden zullen zijn. De heer Jongeleen is, in tegenstelling tot de heer Lombert en de terzake deskundige leden van de Raad, die bezwaar hadden tegen de wijze, waarop de dakbedekking bij deze woningen is aangebracht, verheugd, dat bij deze woningen een dergelijke dakconstructie is toegepast. Het was ook mogelijk geweest dat men, men het oog op het grote gebrek aan bouwmaterialen, met een andere constructie genoegen had moeten nemen, de nu toegepaste dakbedekkingsplaten achterwege had moeten laten en had moeten volstaan met een plat dak. Deze door de heer Lombert verfoeide platen worden in Noord-Brabant en Limburg gebruikt als tussen muren, voorts bij de noodwoningen als tussenlaag tussen de verschillende verdiepingen; bij deze woningen dienen ze ter wering van tocht. Het is natuurlijk mogelijk, dat ze wel eens een stukje vliegas van de Lichtfabrieken doorlaten, maar bij andere soorten van dakbedekking gebeurt dat ook wel eens. De heren Schüller, Lombert en van Iterson hebben bezwaar gemaakt tegen de in het bestek aangebrachte wijzigingen. Men heeft toch echter geweten, dat op deze woningen be zuinigingen aangebracht moesten worden. Wanneer spreker zijn bezwaren tegen onderdelen van deze woningen moest opnoemen, zou hij er misschien nog meer hebben dan de genoemde raadsleden! Deze bezuinigingen moesten echter aangebracht worden. Zo moest ook om die reden de aanleg van de leidingen in de douchecel achterwege blijven. Men had daartegen bezwaar moeten maken toen deze bezuinigingen bij die 103 woningen aangebracht moesten worden; toen had men het voorstel daartoe moeten afstemmen. Dat was echter niet mogelijk; we hebben die woningen nodig. De heer Lombert antwoordt spreker dat er bezwaar tegen bestaat de bijdrage van de toekomstige bewoners van deze woningen in de storting in bet reservefonds ad 0.25 per week ten laste van de exploitatie te brengen. Wanneer de huurders weten, dat zij moeten betalen b.v. 6.50 plus 0.25, dan wordt er na een of twee weken niet meer over gesproken. Bovendien is het onpractisch dat bedrag van 0.25 in de huur op te nemen; het is voor het reservefonds, het is geen huur; het is zuiver voor fondsvorming. Tegenover de heer van Weizen handhaaft spreker zijn standpunt volkomen. Deze regeling heeft de volledige in stemming van de woningbouwvereniging in quaestie, van de Federatie van Woningbouwverenigingen en zelfs van de Nationale Woningraad. Spreker betwijfelt ten zeerste de juistheid van de mening van de heer van Welzen, dat de toekomstige bewoners van deze huizen, naast hun bijdrage in de storting in het reservefonds, uit eigen zak ook nog wel weer offers zullen moeten brengen voor een zo goed mogelijk onderhoud van deze huizen; immers, de post onderhoud wordt verhoogd van 31.tot 54.per huis en per jaar, een aanmerkelijk verschil. Bovendien zullen in de eerste jaren de onderhoudskosten niet zeer hoog zijn; daarop zal men de eerste jaren vermoedelijk geld overhouden. Men moet dus niet zeggen, dat de toekomstige bewoners voor het onderhoud nog een extra offer zullen moeten brengen. De heer van Welzen beschouwt deze nieuw voorgestelde financiële regeling in principe als een verhoging van de huur. Nogmaals: deze regeling betekent voor de gemeente een zeer belangrijk financieel voordeel dat is inderdaad zo, dat ontkent spreker niet maar spreker kan niet inzien dat men hier langs een achterdeurtje een huurverhoging probeert binnen te krijgen van 0.25 per week. Het bestuur van „Ons Belang" heeft principieel tot invoering van deze nieuwe financiële regeling besloten. Men had ook het bedrag over alle leden van deze woningbouwvereniging kunnen omslaan, daarom kan dit niet als een huurverhoging beschouwd worden; het doel is fondsvorming, niet in de allereerste plaats in het belang van de gemeente, maar vooral ter bevordering van de zelfstandigheid van de woningbouwvereniging. De motie van de heer van Welzen wordt verworpen met 31 tegen 4 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 6