MAANDAG 20 DECEMBER 1948.
221
Financiële regeling van de bouw van Woningwet-
(van Iterson c.a.) woningen nabij de Julianakade.
constructie niet nodig. Door allerlei wijzigingen, die de architect
aanbrengt, worden de kosten hoger, terwijl het voor spreker
de vraag is, of daarmede ook een verbetering van de woningen
wordt bereikt. Het bestek is zodanig gewijzigd, dat één
bredere schuifdeur is gemaakt; de rest is dichtgetimmerd
met een dichte deur en een schot. De woningen worden
volgens spreker daardoor minder in qualiteit, terwijl de
kosten per woning met ongeveer 100.stijgen. Spreker
acht dit niet gewenst, nu men zuinig met de materialen en
de woningen moet zijn.
De heer van Welzcn zegt, dat de Commissie van Openbare
Werken verleden week Zaterdag opnieuw het genoegen heeft
gehad de stand van de bouw der 10.3 woningen in ogenschouw
te nemen; de leden der Commissie hebben zich daarbij een vrij
goed beeld kunnen vormen van de woningen, zoals zij zullen
worden opgeleverd. In een voorafgaande bespreking heeft de
architect, de heer Buurman, met behulp van de ontwerpen
de constructie en de indeling van de woningen laten zien.
Spreker is geen deskundige op het gebied van de woning
bouw, maar van de Bouwcommissie, gevormd uit de woning
bouwverenigingen, die met de bouw van deze woningen
rechtstreeks te maken hebben, zijn enkele personen lid, die
wel deskundig genoeg zijn om te kunnen beoordelen, of deze
constructie beantwoordt aan de te stellen eisen. Wel is over
deze constructie verschil van mening mogelijk, maar dat
geldt ten aanzien van elke woning en elk complex woningen.
De thans gekozen constructie en de aanwending van het
beschikbare materiaal zijn voor de soliditeit van deze woningen
van grote betekenis.
Ook over de vraag, of de schuifdeuren, die de twee woon
vertrekken van elkaar scheiden en in de plaats van de glas
wand komen, op doelmatige wijze zijn aangebracht, is verschil
van mening mogelijk. Intussen waagt spreker het te be
twijfelen, of de verwezenlijking van de denkbeelden, die de
heer van Iterson hieromtrent heeft geuit, aan het interieur
en de verdeling van de woonruimte ten goede zou komen.
Naar sprekers oordeel is de zienswijze van de architect juist.
De nieuwe bijdrage-regeling is van grote betekenis. De
storting in het reservefonds, waaromtrent het College in het
Ingekomen Stuk uitvoerige mededelingen doet, betekent voor
de woningbouwverenigingen een vergroting van de moeilijk
heden en v oor de toekomstige bewoners een verzwaring van
de lasten, want in werkelijkheid komt het er op neer, dat de
bewoners op verkapte wijze een huurverhoging moeten betalen.
Het principiële verschil met de bestaande toestand is, dat
dit fonds eventueel kan worden aangesproken, indien het
College dit goedkeurt, voor dekking van de tekorten bij de
exploitatie der woningen.
Aan de bestaande regeling zijn grote bezwaren verbonden,
ook voor de gemeente, maar het zoeken naar een weg, waar-
limgs men uit deze moeilijkheden kan geraken, behoeft er
niet toe te leiden, dat de opheffing van deze bezwaren wordt
verschoven naar de toekomstige bewoners.
Volgens het Ingekomen Stuk „kan" de gemeente- op haar
beurt de exploiterende vereniging de verplichting opleggen,
in de jaarlijkse storting in het reservefonds deel te nemen;
de gemeente is daartoe dus niet verplicht; spreker acht het
gewenst, dat de gemeente dan ook niet deze maatregel neemt.
Doet de gemeente het wel, dan zullen de bewoners van de
nieuwe woningen, die krachtens de bepalingen van de
Woningwet worden gebouwd, in het exploitatie-tekort hebben
bij te dragen, waardoor een principieel verschil tussen hen
en de bewoners van de huizen, die door particulieren zijn
gebouwd, zal verdwijnen en een van de essentiële waarden
van de toepassing der Woningwet verloren zal gaan.
Op deze grond zal spreker zich met die eventueel door de
gemeeute te nemen maatregel niet kunnen verenigen.
Over de toepassing van de nieuwe bijslagregeling is overleg
gepleegd met de besturen der woningbouwverenigingen, maar
spreker heeft, toen hem deze regeling werd voorgelegd korte
tijd nadat zij ter kennis van het gemeentebestuur was ge
bracht, de wezenlijke strekking van de regeling niet voldoende
begrepen. Bij een nadere beschouwing van de inhoud der
regeling is het spreker gebleken, dat bij de toepassing daarvan
een van de wezenlijke kenmerken van de Woningwet zijn
betekenis verliest. Op grond hiervan stelt spreker een motie
voor, waarin zijn bezwaren zijn belichaamd.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen de navolgende
motie van orde van de heer van Weizen:
„De Gemeenteraad van Leiden, in vergadering bijeen op
Maandag 20 December 1948;
gehoord de discussie over het voorstel van Burgemeester
en Wethouders om over te gaan tot een lening van
1.400.000.ter verstrekking van een voorschot aan de
Financiële regeling van de bouw van Woningwet-
voorzitter e.a.) woningen nabij de Julianakade.
Woningbouwvereniging „Ons Belang" voor de uitvoering van
een plan tot de bouw van 75 eengezinswoningen, 14 beneden- en
14 bovenwoningen, zulks tegen een rente van 3J%'s-jaars;
gelet op de wijziging van het Woningbesluit bij Koninklijk
Besluit van 30 December 1947 (Staatsblad nr. II 468) en
de nadere uitwerking hiervan in de „Beschikking bijdragen
woningwetbouw 1948";
van oordeel, dat laatstgenoemde beschikking, meer in het
bijzonder voor wat de vorming van een reservefonds betreft,
waarin de betrokken verenigingen door de gemeente kunnen
worden verplicht bij te dragen in de jaarlijkse storting tot
ten hoogste de helft van 7 der jaarhuren, totdat het fonds
een viervoud van dé jaarhuur heeft bereikt, een belangrijke
verzwaring betekent voor de toekomstige bewoners der nieuw
te bouwen woningen;
verzoekt Burgemeester en Wethouders maatregelen in
overweging te willen nemen, welke tot opheffing of aanzien
lijke vermindering van de voor de woningbouwverenigingen
te heffen percentages kunnen leiden."
De heer Schiiller, die verklaart het met het standpunt
van de heer van Iterson geheel eens te zijn, neemt het deze
niet kwalijk, dat hij bij de behandeling van dit voorstel heeft
gesproken over datgene, waarvan hij verleden week Zaterdag
heeft kennis genomen; het is begrijpelijk, omdat de heer
van Iterson thans mede te beslissen heeft over de vraag, of
een groter crediet dan het oorspronkelijk geraamde zal worden
verleend. Spreker meent echter, dat dergelijke vraagstukken
niet in de raadsvergadering thuisbehoren. Hadden de heer
van Iterson en spreker het een en ander eerder kunnen
constateren, dan zouden zij het stellig in de Commissie van
Openbare Werken ter sprake hebben gebracht.
De Raad keurt het bouwplan goed, maar de eigenlijke
uitwerking geschiedt binnenskamers en wordt niet door de
Commissie van Openbare Werken gezien. Nu de Bouw
commissie uit de woningbouwverenigingen zo welwillend is,
de Commissie van Openbare Werken op gezette tijden uit te
nodigen tot het in ogenschouw nemen van de bouw, kan de
Commissie van Openbare Werken de gemaakte vorderingen
zien.
Verleden week Zaterdag is geconstateerd, dat zowel in de
keuken als in de douchecel het wasemkanaal ontbreekt. Op
deze technische kwestie en op die, welke door de heer van
Iterson besproken is, zal spreker niet ingaan, omdat ze zijns
inziens in de Commissie van Openbare Werken behandeld
dienen te worden.
Spreker acht het gewenst, dat moties van een zo verre
strekking als die van de heer van Weizen vóór de raads
vergadering ter kennis van de leden worden gebracht. On
danks het antwoord van de Wethouder zullen de consequenties
voor de Raadsleden niet voldoende duidelijk zijn, waarom
spreker het het best acht, dat de motie in handen van Burge
meester en Wethouders om praeadvies wordt gesteld.
De heer Lombert heeft zich bij de kennisneming van dit
voorstel zeer verheugd over de instelling van een reservefonds.
Tot nu toe beeft van de vorming van een reserve geen sprake
kunnen zijn; men maakte in Den Haag een exploitatierekening
op en stelde op grond daarvan de huurprijs vast, hetgeen nood
zakelijk tot gevolg had, dat de woningbouwverenigingen bij
enige tegenslag voor aanzienlijke tekorten kwamen te staan.
Het doet spreker zeer veel genoegen, dat men nu dit systeem
gaat verlaten en komt tot de vorming van een reservefonds,
waarin ook door de betrokken woningbouwverenigingen moet
worden bijgedragen In de toekomst zal men aan een dergelijk
fonds grote behoefte hebben. Dit zal o.a. blijken, zodra de
103 woningen in exploitatie worden genomen. Wie Zaterdag
j.l. aan de excursie van de Commissie van Openbare Werken
heeft deelgenomen, zal hebben bemerkt, dat de platen, met
behulp waarvan de daken zijn gemaakt, niet geheel
sluiten; zij zijn gevoelig voor temperatuursverschillen en
bovendien poreus. Er zal dan ook gemakkelijk lekkage
kunnen ontstaan. De daken zullen ontzettend doorstuiven.
De bewoners dezer huizen zullen daardoor last van tocht en
vliegas hebben. Spreker durft dan ook voorspellen, dab men
binnen korte tijd voor grote moeilijkheden zal komen te
staan. Men heeft reeds gesproken over de mogelijkheid om
de daken met asphalt te bedekken, ten einde daardoor de
bezwaren weg te nemen.
Juicht spreker de vorming van een reservefonds toe, een
bezwaar acht hij het echter, dat het buiten de exploitatie om
tot stand zal komen, aangezien dit neerkomt op een huur
verhoging van 0,25 per week.
Theoretisch is het mogelijk, dat een woningbouwvereniging,
die wat ruimer in haar geldmiddelen zit, de storting voor
haar rekening neemt. Andere verenigingen, die dit niet