172 De marktgelden brengen geleidelijk meer op, zodat de raming met 4.400.kon worden verhoogd. Ook op dit hoofdstuk werden de ramingen, welke in 1948 nog geschiedden op volgno. 282, „Overige inkomsten ter zake van Openbare Werken" overgebracht naar verschillende andere nieuw ingestelde volgnummers. HOOFDSTUK VII (Eigendommen niet voor de openbare dienst bestemd). De ontvangsten zijn hoger dan in 1948 5.669.50 en de uitgaven hoger1.164. zodat het voordelig verschil bedraagt 4.505.50 Naast het vervallen, ook op dit hoofdstuk, van de raming wegens omslag „molest-risico" (1948 13.148.staan de Verhoogde ramingen wegens onderhoud van de bezittingen 65.354.tegen 53.675.in 1948) en wegens bijdrage aan de kapitaaldienst 7.806.tegen in 1948 4.590. Voor gewoon onderhoud wordt ruim 8.000.meer uit getrokken, w.o. 4.000.voor brandwacht en toezicht in de Stadsgehoorzaal bij uitvoeringen, welke diensten niet door gemeentewerklieden, maar door particulieren onder toezicht van de Commandant van de Brandweer worden verricht, terwijl voor extra-onderhoud bijna 3.000.meer wordt geraamd. Wegens huur van huizen en andere gebouwen wordt geraamd 82.678.tegen 78.328.in 1948, waarmede in hoofdzaak de hogere raming der ontvangsten wordt verklaard. Ook op dit hoofdstuk werd de raming van verschillende inkomsten, welke in 1948 op volgno. 337 geschiedde, naar andere volgnummers van dit hoofdstuk overgebracht. HOOFDSTUK VIII (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen). De uitgaven van dit hoofdstuk zijn meer dan in 1948252.148.50 terwijl de inkomsten hoger zijn209.710.50 zodat het nadelig verschil bedraagt 42.438. Zoals gewoonlijk, volgt hieronder een vergelijkend over zicht van de saldi van de verschillende paragrafen van dit hoofdstuk naar de raming voor de jaren 1948 en 1949. Omschrijving Begroting 1948 1949 2 Openbaar gewoon lager - onderwijs 119.833.— 118.376.— 2a. Openbaar voortgezet gewoon lager onder wijs 11.672.— 6.909.— 3. Openbaar vervolg onder wijs 3.133.— 3.425.— 4. Openbaar uitgebreid la ger onderwijs. 25.604.— 25.691.— 5. Openbaar buitengewoon lager onderwijs 15.003.— 13.647.— 6. Openbaar voorbereidend lager onderwijs 40.429.— 46.632.— 7. Bijzonder gewoon lager - onderwijs 228.259. 210.987.— la. Bijzonder voortgezet ge- woon lager onderwijs 16.428.— 11.546.— 8. Bijzonder vervolgonder wijs 2.850.— bat'g 75.— 9. Bijzonder uitgebreid lager onderwijs 36.940.— 26.580.— 10. Bijzonder buitengewoon lager onderwijs 6.459.— 5.476.— 11. Bijzonder voorbereidend - lager onderwijs 72.500.— 115.800.— 12. Lager onderwijs niet vallende onder .1 t/m 11 21.951.— 29.481.— 13. Middelbaar onderwijs 192.709.— 184.633.— 14. Hoger onderwijs 89.294.— 93.955.— 15. Nijverheidsonderwijs. 164.659.— 210.287.— 16. Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen niet vallende onder 1 t/m 15. 143.971.— 130.782.— Totaal 1.191.694.— 1.234.132.— De betrekkelijk geringe verhoging van de raming van de kosten van dit hoofdstuk wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de stijging van de kosten van het openbaar- en het bijzonder voorbereidend lager onderwijs en het nij verheidsonderwij s Door het verminderen van de achterstand bij de Rijks belastingadministratie wordt het geleidelijk aan mogelijk de raming der schoolgelden, welke tot voor kort slechts zeer ruw kon geschieden, te verbeteren. Deze omstandigheid verklaart ook het feit, dat de verhoging van de raming der schoolgelden in de verschillende paragrafen niet steeds evenredig is. Hoewel verschillende ramingen soms vrij aanzienlijk af wijken van die voor 1948, menen wij met een toelichting op de voornaamste afwijkingen te mogen volstaan en U overigens te kunnen verwijzen naar de bij de verschillende volgnummers gegeven toelichting. Het is begrijpelijk, dat verschillende uitgaven dienen te worden gedaan, welke, indien de oorlogsomstandigheden niet zouden zijn opge treden, reeds eerder zouden hebben plaats gevonden. Hieruit volgt, dat de verhoogde ramingen niet steeds ten gevolge zullen hebben, dat ook in de toekomst over deze bedragen zal dienen te worden beschikt. Aan de andere kant zijn de moeilijkheden van het onderwijs nog zo groot, dat voor lopig nog aanzienlijke offers zullen moeten worden gebracht. De verhoging van de jaarwedden van het personeel van het voorbereidend lager onderwijs legt een aanzienlijke last op de schouders der gemeente. Hoewel het lijkt, alsof de toepassing van artikel 128ter der lager onderwijswet 1920 (dat de bijdragen van buiten gemeenten regelt voor leerlingen, die in die gemeenten woonplaats hebben en in Leiden een school voor gewoon-, voortgezet gewoon-, vervolg-, uitgebreid- of buitengewoon lager onderwijs bezoeken) voor de gemeente een aanzienlijke bate zal opleveren, dient men te bedenken, dat deze bijdrage in de plaats treedt Van de uitkeringen, bedoeld in de artikelen 86, 104, 205 en 205ter van genoemde wet. Dat ter zake van deze uitkeringen voor het bijzonder gewoon-, voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs voor 1949 nog ramingen hebben plaats gevonden, vindt zijn oorzaak in de omstandig heid, dat de oude regeling nog geldt tot en met 1948 en de voor 1949 geraamde bedragen nog betrekking hebben op de aan dit jaar voorafgaande jaren. Als gevolg hiervan zijn de uitkomsten van de desbetreffende paragrafen enigszins geflatteerd. In verband met nog bij Uw Vergadering in te dienen voorstellen tot herziening van de bestaande subsidieregeling voor het bijzonder voorbereidend lager onderwijs zijn de kosten van dit onderwijs 43.4Q0.hoger geraamd. Wegens subsidie aan de vereniging „Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleding" is een bedrag van 7.200.uit getrokken. Mede doordat de middelbare school voor meisjes thans ook in aanmerking komt voor Rijkssubsidie en de buiten gemeenten thans ook in de kosten van dit onderwijs bijdragen, zijn de ramingen wegens „Subsidie van het Rijk" op volgno. 633 en „Bijdragen van andere gemeenten" op volgno. 634 der inkomsten respectievelijk 17.100.en 32.000. hoger geraamd. Dat de kosten van het middelbaar onderwijs toch nog slechts ruim 8.000.lager zijn, wordt voor namelijk veroorzaakt door de hogere kosten van de jaar wedden van het personeel der scholen. Op de grote stijging, n.l. met 47.652.van de subsidies aan scholen voor het lager nijverheidsonderwijs hebben wij reeds de aandacht gevestigd. Ook hier speelt de ver hoging van de jaarwedden een belangrijke rol. De vermindering van het nadelig saldo van hoofdstuk VIII 16 wordt voornamelijk veroorzaakt door het vervallen van het voor 1948 geraamde bedrag groot 25.000.wegens garantieverlening aan het Jubileumcomité. De overige wijzigingen zijn in de memorie van toelichting uitvoerig vermeld. HOOFDSTUK IX (Maatschappelijke steun en voorzorg). De uitgaven bedragen meer dan in 1948. 312.979. terwijl de inkomsten meer bedragen. 146.629. zodat het nadelig verschil bedraagt 166.350. Omtrent de voornaamste verschillen wordt het volgende medegedeeld. 1. Hoewel de kosten van krankzinnigenverpleging 26.228. hoger zijn geraamd, zijn de ten laste van de gemeente blijvende kosten niet noemenswaard hoger, aangezien ook de raming van het subsidie van de provincie met 22.358.kon worden verhoogd. 2. Het leeuwenaandeel van het nadelig verschil wordt veroorzaakt door de verhoging van de uitgaven van de gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken. Deze ver hoging bedraagt namelijk 178.484.Van dit bedrag V V 7? 7? 7? 7? 77

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 4