171 Tijdens de parlementaire behandeling van het ontwerp van wet tot het treffen van een noodvoorziening voor de gemeentefinanciën, werd het maximum bedrag van de uit kering wegens jaarwedde van de burgemeester en secretaris verhoogd van 3.000.tot 4.500.Met deze verhoging is thans bij de raming van volgno. 11 rekening gehouden. Het leek ons aanbevelenswaardig om het dividend van het aandelenbezit in de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeen ten niet meer te ramen op de post „Overige inkomsten ter zake van het algemeen beheer", doch daarvoor een afzon derlijke post te ramen, (volgno. 16). Een overeenkomstige gedragslijn is gevolgd ten aanzien van volgno. 20, „Bijdrage van het rijk in de kosten van her stelling van de oude rechterlijke archieven," volgno. 34, „Vergoeding door bedrijven en instellingen wegens ten behoeve van deze verricht cyclostylewerk enz." en volgno. 35, „Uit kering van ziekengeld ingevolge de ziektewet en vergoeding van rentezegels." Aangezien het thans nog niet mogelijk is gebleken het aandeel van de bedrijven en diensten in de kosten van de gemeentelijke accountantsdienst nauwkeurig te bepalen, is de post „Terugontvangst van de kosten van verificatie van kas en boeken" (volgno. 31) voorlopig voor memorie geraamd. In verband hiermede was het noodzakelijk in de begrotingen van de bedrijven en diensten deze kosten even eens voorlopig voor memorie uit te trekken. Zodra deze raming mogelijk is, zal U een desbetreffend voorstel tot wijzi ging van de begroting worden gedaan. De verlaging van de raming voor pensioenen (volgno. 78) en het vervallen van de raming wegens omslag ter zake van de molestverzekering is hiervoor reeds uitvoerig toegelicht. Wegens kosten, verband houdende met het verstrekken van een telefoonaansluiting aan de raadsleden, is thans een bedrag van 3.000.geraamd. De bijdragen voor eigen- en weduwen- en wezenpensioen zijn op volgno. 79 aanmerkelijk hoger geraamd, enerzijds doordat rekening diende te worden gehouden met het normale accres, dat deze uitgaaf vertoont, anderzijds door aanstelling in vaste dienst van een aantal werklieden die reeds geruime tijd in los dienstverband waren geweest, en voor een minder belangrijk deel als gevolg van het reeds vermelde feit, dat de gemeente voor de in dienst zijnde ambtenaren, welke ook reeds op 1 Mei .1913 in dienst der gemeente waren, thans de pensioensbijdragen aan het Algemeen Burgerlijk pensioenfonds verschuldigd is op de voet als dit voor de overige ambtenaren het geval is. Overigens wijzen wij er in dit verband op, dat het verhaal van pensioensbijdragen op volgno. 25 dienovereen komstig hoger kon worden geraamd, terwijl in plaats van het normale accres de kosten van de ziektewet (volgno. 68), het ziekenfondsenbesluit (volgno. 69) en de vereveningsheffing (volgno. 70) lager zijn geraamd. HOOFDSTUK III (Openbare veiligheid). De uitgaven zijn minder dan in 1948 18.162. en de inkomsten minder16.802. zodat het voordelig verschil bedraagt 1.360. Dat dit verschil niet groot is vindt zijn verklaring in het feit, dat de kosten der politie op het budget der gemeente hoegenaamd niet meer van invloed zijn. Hoewel het Konink lijk Besluit, dat de bijdrage uit 's rijks kas ter tegemoet koming in of tot goedmaking van de gemeentelijke kosten ter zake van de politie regelt, nog niet is verschenen, is er naar onze mening geen bezwaar tegen de bijdrage van het rijk in de kosten van de eigen politie te ramen volgens de gedragslijn, welke voor 1948 werd gevolgd, zodat voorlopig gerekend is op een integrale vergoeding van de bedoelde kosten. Ook hier hebben wij enkele nieuwe posten ingesteld voor ramingen, welke tot heden in de raming van de „Overige uitgaven der politie" waren opgenomen. Aangezien de kosten van de politie thans in de memorie van toelichting duidelijk tot uitdrukking zijn gebracht, de kosten van de straatverlichting en die van de Eerste hulpdienst elk op één volgnummer zijn geraamd en de overige kosten derhalve op de brandweer betrekking hebben, komt ons overlegging van het gebruikelijke overzicht thans niet meer noodzakelijk voor. HOOFDSTUK IV (Volksgezondheid). De inkomsten zijn hoger dan voor 1948. 7.694. en de uitgaven lager 4.971.— sionnering en het vervallen van de raming ter zake van de molestverzekering, staat het voordelig verschil onder invloed van een verhoging van de raming van de uitkering van de N.V. Leidse Duinwatermaatschappij. Voor de overige wijzi gingen menen wij te mogen verwijzen naar de memorie van toelichting op de begroting. HOOFDSTUK V (Volkshuisvesting). De uitgaven bedragen minder dan voor 1948 en de inkomsten minder 26.227.— 31.359.— zodat het voordelig verschil bedraagt 12.665. Behalve door de vermindering van de kosten van pen- zodat het nadelig verschil bedraagt 5.132. Aangezien Uw Vergadering op 26 April j.l. besloot mede werking te verlenen aan de uitvoering van de premieregeling woningverbetering en/of -splitsing overeenkomstig de circu laire van de minister van wederopbouw en volkshuisvesting van 15 Maart 1948, no. 26433 P.R.A. reg. no. 272, is voor deze regeling op volgno. 252 een bedrag van 41.400. geraamd, waartegenover op volgno. 230 een rijksaandeel in de kosten tot een bedrag van 31.050.is geraamd, zodat het ten laste van de gemeente komende aandeel in de kosten bedraagt 10.350.zijnde het vierde gedeelte van de totale kosten. De raming van volgno. 233 was voor 1948 begrepen onder die van volgno. 232. Verder werd rekening gehouden met de gevolgen van het besluit van Uw Vergadering van 31 Mei. j.l., betreffende de opschorting van de aflossingen op de bouwvoorschotten, verleend aan de verschillende woningwetcorporaties. Aan gezien de daaruit voortvloeiende voordelen worden gestort in een fonds voor achterstallig onderhoud, heeft deze regeling geen invloed op de uitkomsten van de gewone dienst. De hogere raming van volgno. 236 der inkomsten en de lagere raming van volgno. 241 der uitgaven wordt dan ook gecom penseerd door de ramingen van de nieuw ingestelde volgno's 242 en 243 der uitgaven. Ten slotte zijn de inkomsten en uitgaven, voortvloeiende uit de Woonruimtewet, ter bevordering van de overzichte lijkheid thans op afzonderlijke posten geraamd. De raming van verschillende fondsen, welke tot nu toe op hoofdstuk V van de gewone dienst plaats vond, is thans naar hetzelfde hoofdstuk van de kapitaaldienst overgebracht. HOOFDSTUK VI (Openbare Werken). De uitgaven zijn minder dan in 1948 10.710. en de ontvangsten meer9.868.50 zodat het voordelig verschil bedraagt 20.578.50 In vergelijking met 1948 geeft de begroting van de werk zaamheden, welke door of onder toezicht van de dienst van Gemeentewerken worden verricht, en niet alleen jop dit hoofdstuk, maar ook op vele andere onderdelen van de begroting betrekking hebben, het volgende resultaat: 1949 normaal-onderhoud 1.127.056. extra-onderhoud 139.450. 1.266.506.— 1948 normaal-onderhoud 1.086.606.- extra-onderhoud 137.210.- Nadeliger 1.223.816.— 42.690.— De raming voor het normale onderhoud Vertoont derhalve een stijging van 40.450.die voor het extra-onderhoud een stijging van 2.240. De voornaamste wijzigingen op dit hoofdstuk betreffen de volgende posten: Hoger geraamde uitgaven „Jaarwedden van het personeel enz." „Kosten van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken" „Rente van geldleningen" „Bijdrage aan hoofdstuk VI van de kapi taaldienst" 42.193.— 4.200 4.900.— 4.647.— Lager geraamde uitgaven „Onderhoud van straten en pleinen" Onderhoud van kolken en riolen" „Kosten ter zake van verzekering enz." „Overige kosten van Openbare Werken 55.940.— 6.900.— 6.850.— 30.724.— 20.415.— 64.889.—

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 3