214
MAANDAG 22 NOVEMBER 1948.
Verlenen Van subsidies aan diverse instellingen.
(A. van Dijk e.a.)
De heer A. van Dijk zegt, dat het hem enigszins verbaasd
heeft dat het College, na de door spreker in de vergadering
van 1 December 1947 op de Stichting tot Bevordering van
Kunst, Ontwikkeling en Ontspanning uitgeoefende critiek,
thans in het Ingekomen Stuk verklaart, dat het het overbodig
acht thans opnieuw een lans te breken voor subsidiëring
van deze Stichting. Sprekers critiek indertijd betrof in
hoofdzaak de vorm van het bestuur, dat te groot en te log
was, de te geringe aandacht van de Stichting voor de andere
culturele verenigingen en de financiële gestie van de Stichting.
Zowel in als buiten de Raad heeft spreker slechts weinig
waarderende, maar des te meer afkeurende opmerkingen
over zijn optreden in dit opzicht moeten horen; daarbij
maakt spreker een uitzondering voor het College, dat bij
monde van de heer van Schaik voorzover mogelijk op open
hartige wijze van antwoord gediend heeft. In genoemde
Raadsvergadering heeft de heer van Schaik uitvoerig ge
antwoord op de critiek, door spreker op deze drie punten
uitgeoefend Handelingen1947, blz. 206 en 207).
Nu de stichting een jaar heeft gewerkt, is het mogelijk de
beweringen van verleden jaar aan de practijk te toetsen.
Bij de beoordeling van de door spreker geuite financiële
bezwaren tegen de Stichting kan thans gebruik worden ge
maakt van het rapport van het hoofd van de Gemeentelijke
Accountantsdienst. Het komt spreker echter voor, dat dit
rapport vertrouwelijk moet worden behandeld; ieder Raadslid
heeft er kennis van kunnen nemen en naar sprekers oordeel
behoeft het geen aanvulling. Wel heeft spreker zich afge
vraagd, welke opdracht het College verleden jaar bij de
controle heeft gegeven aan de ambtenaar van de Afdeling
Financiën.
Sprekers bewering, dat het bestuur te groot is en daardoor
geen of onvoldoende invloed op de gang van zaken heeft,
behoeft naar sprekers mening thans geen aanvulling. Intussen
behoeft dit geen blaam op het bestuur te werpen, waarvan
de leden door spreker als volkomen integer worden beschouwd.
Doordat het bestuur geen invloed op de gang van zaken
uitoefent, ontstaan toestanden als thans in het rapport van
het hoofd van de Gemeentelijke Accountantsdienst zijn
vermeld.
Spreker heeft ook beweerd, dat de Stichting te weinig
aandacht aan de bestaande culturele verenigingen wijdt.
Hoewel hij er van overtuigd is, dat zij voortreffelijk werk
verricht, acht spreker de wijze, waarop zij haar doel tracht
te bereiken, niet juist, vooral omdat zij door haar dikwijls
overladen programma's de massa van de bestaande culturele
verenigingen wegzuigt, maar ook omdat men zich bij zijn
pogingen om het culturele peil van Leiden te verhogen veel
meer tot de bestaande culturele verenigingen zal hebben te
richten.
Door middel van de jeugd en de zelfwerkzaamheid van de
culturele verenigingen moet dit culturele peil omhoog, wil
men blijvend succes hebben. Spreker heeft daarom reeds
verleden jaar gepleit voor het verlenen van meer steun aan
de Maatschappij voor Toonkunst en diverse toneel- en zang
verenigingen.
Onder de bestaande culturele verenigingen zijn er ver
schillende, die zoals blijkt uit de werken, welke zij uit
voeren op een zeer hoog peil staan, maar juist door de
concurrentie van de Stichting K. en O. in moeilijkheden
geraken. Het zal voor al deze verenigingen zo niet onmogelijk
dan toch in elk geval zeer moeilijk zijn hun werk ondanks
de vaak zeer grote persoonlijke offers voort te zetten. Dit
kan niet de bedoeling zijn, noch van deze Stichting noch van
het College. Maar daarom zal ook een andere methode moeten
worden toegepast bij de verdeling van de subsidies voor
culturele doeleinden, een methode waarbij rekening wordt
gehouden met de financiële toestand van de gemeente.
De heer Wilmcr herinnert er aan, dat thans voor de eerste
keer de Raad een rapport heeft bereikt van de Gemeentelijke
Accountantsdienst; spreker heeft indertijd bepleit deze
rapporten ook ter kennis van de Raad te brengen en spreker
is er dus mede verantwoordelijk voor, wanneer de Raad van
deze rapporten een verkeerd gebruik zou maken. Spreker is
verheugd, dat de heren Knol en A. van Dijk dit hebben ge
daan op de juiste wijze, nl. door verwijzing naar dit rapport
zonder in détails te treden. Deze rapporten, aan de Raad
uitgebracht, moeten toch altijd een zeker vertrouwelijk
karakter hebben, wil men de Accountantsdienst niet dwingen,
zijn rapporten, min of meer te camoufleren. Details in de
rapporten zullen vaak niet bestemd zijn voor publieke
bespreking. Een verwijzing naar de rapporten, slechts in
grote lijnen, acht spreker zeer juist.
De Katholieke fractie in haar geheel acht de Stichting
K. en O. een zeer sympathieke vereniging en zij zou het
Verlenen van subsidies aan diverse instellingen.
(Wilmcr e.a.)
betreuren indien deze haar activiteit zou moeten staken of
inkrimpen. Hiermede is niet in strijd, dat de heer A. van
Dijk wensen en verlangens ten aanzien van de werkwijze
van K. en O. kenbaar heeft gemaakt. Het bevreemdt spreker
dat het College niet alleen voorstelt voor de Stichting K. en O.
overliet tijdvak September 1948December 1948 een subsi die
van 2.000.beschikbaar te stellen, welk subsidie aldus op
15.000.wordt gebracht, maar tevens reeds een subsidie
voor 1949 van 10.000.voorstelt. Spreker acht deze handel
wijze van het College niet goeddie wordt ook ten aanzien
van andere organisaties niet gevolgd. De subsidies voor al
de 20 andere verenigingen, die in dit voorstel genoemd worden,
zijn getrokken uit de begroting voor 1948; de begroting voor
1949 is nog niet vastgesteldal deze verenigingen en in
stellingen moeten wachten op de begroting voor 1949, alleen
deze organisatie niet. De Stichting Kleuterdagverblijf
„Margriet" b.v. geniet over 1948 een subsidie van 24.000.
maar moet met de vaststelling van het subsidie voor 1949
wachten totdat de begroting voor 1949 is vastgesteld. Spreker
acht dit zeer juist; men kan geen subsidies uittrekken op
een begroting, die er nog niet is. Maar waarom wijkt men
ten aanzien van de Stichting voor K. en O. daarvan af?
Spreker geeft daarom de Raad en het College in overweging
hier de zuivere lijn te volgen, thans alleen vast te stellen
het nog resterende subsidie over 1948 en met het subsidie
voor 1949 te wachten totdat daarvoor op de begroting een
post is uitgetrokken.
Spreker stelt in een amendement voor, aan de Stichting
K. en O. over de maanden September tot en met December 1948
een subsidie van 2.000.toe te kennen en de subsidie
voor 1949 vast te stellen, nadat op de begroting voor dat
jaar een verzamelpost voor subsidies aan instellingen van
culturele aard zal zijn geplaatst.
De strekking van deze wijziging is niet, de subsidie te
verminderen, maar wel de Stichting K. en O. met betrekking
tot de toekenning van subsidie op dezelfde wijze te be
handelen als de andere stichtingen en verenigingen. Uit
begrotingstechnisch oogpunt is het een veel meer acceptabele
wijze van doen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van de heer Wilmer, luidende:
„Ondergetekende heeft de eer de gemeenteraad voor te
stellen in Ingekomen Stuk No. 209, blz. 141, punt 16°,
aldus te lezen:
Aan de Stichting tot Bevordering van Kunst, Ontwikkeling
en Ontspanning voor het tijdvak September 1948 t/m
December 1948 een subsidie toe te kennen van 2.000.
te brengen ten laste van de gemeentebegroting voor 1948
en de subsidie voor 1949 vast te stellen nadat op de begroting
voor 1949 een verzamelpost voor subsidies aan instellingen
van culturele aard zal zijn geplaatst."
De heer I). J. van Dijk sluit zich volkomen aan bij de
bezwaren, door de heer Key aangevoerd tegen de wijze,
waarop dit voorstel aan de Raad is voorgelegd. De grote
waarde van de gemeentelijke accountantsdienst is nu wel
gebleken. Het is alleen jammer, dat deze dienst door gebrek
aan tijd niet werkzaam kon zijn voor al de te subsidiëren
verenigingen.
Spreker handhaaft hetgeen hij in 1947 over de Stichting
K. en O. in de Raad heeft gezegd. Terwijl spreker het rapport
van de gemeentelijke accountantsdienst volledig waardeert,
trekt hij daaruit iets andere conclusies dan de heer A. van Dijk.
Men dient het grote belang te zien, dat een stichting als
K. en O. heeft voor de Leidse bevolking t.a.v. de opvoeding
der jeugd tot zelfontwikkeling en het brengen van de mensen
tot de cultuur en de kunst, door het brengen van cultureel
verantwoorde films en van symphonie-concerten en dergelijke
voor de totaliteit van de bevolking, d.w.z. voor alle gezindten;
dit gehele werk is van het allergrootste belang.
Ten aanzien van de wijze van exploitatie spreekt het rapport
een duidelijke taal, inderdaad, maar het voorstel van het
College geeft hierop een duidelijke antwoord, door de voor
gestelde voorwaarden voor subsidiëring.
Ten aanzien van het amendement van de heer Wilmer
zal spreker het antwoord van de Wethouder afwachten.
De heer Vos zegt, dat het rapport van de Gemeentelijke
Accountantsdienst inderdaad enige zwakke plekken in de
Stichting K. en O. heeft blootgelegdspreker vindt dat
echter niet zo erg: in de eerste plaats omdat overleg is ge
pleegd met de directeur van de Stichting, die terstond ver
betering heeft toegezegd, voorts omdat blijkens de toezegging
van Burgemeester en Wethouders in het Ingekomen Stuk de
gemeente aan haar subsidie verschillende voorwaarden zal